direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Haarbrug Zuid
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.HaarbrugZuid1200-0201

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

Structuurplan 2005-2005 (provincie Utrecht)

Met ingang van de nieuwe Wro per in juli 2008, is het voormalige streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht beleidsneutraal omgezet in het structuurplan 2005-2015. De provincie Utrecht heeft het Streekplan 2005-2015 op 13 december 2004 vastgesteld. In deze nota wordt aangegeven, dat zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt is. Daarbij gaat het om efficiënt, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte.

Een belangrijk onderdeel in het streekplan is het gebruik van water en bodem als uitgangspunt bij de ruimtelijke inrichting. Als gevolg van de klimaatveranderingen is een goed waterbeheer noodzakelijk. Naast het bieden van ruimte aan dienstverlenende bedrijven (momenteel sterk vertegenwoordigd in de provincie) zal ook ruimte geboden worden aan andere economische sectoren, zoals relatief schone en niet al te grootschalige bedrijven in de industrie, handel en productiesfeer. Gevaarlijke en milieuhinderlijke bedrijven in woongebieden zullen zoveel mogelijk verplaatst dienen te worden naar meer geschiktere locaties. Het streven naar zorgvuldig ruimtegebruik is er uiteraard op gericht de leefbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden en waar mogelijk een impuls te geven. Dit kan worden bereikt door aandacht te schenken aan duurzaam bouwen en duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De impuls kan tot uitdrukking komen in de combinatie van functies (functiemenging), de inrichting van de (openbare) ruimte en de architectuur. Inbreiding, transformatie en intensivering moeten op een zorgvuldige wijze plaatsvinden. De uitdaging is stedenbouwkundig en cultuurhistorische waarden en waardevol groen in stand te houden. Veiligheid, gezondheid, milieu en waterhuishoudkundige situaties dienen zo mogelijk te worden verbeterd.

In april 2001 heeft de gemeente Bunschoten haar Toekomstvisie vastgesteld. In deze visie is de locatie aan de zuidzijde van de kern van Bunschoten aangewezen als ontwikkelingslocatie voor een bedrijventerrein.

Qua ruimtelijk beleid wordt het Streekplan als uitgangspunt gehanteerd. Het Streekplan faciliteert de ontwikkeling van het bedrijventerrein.

"De bestaande restcapaciteit aan bedrijventerreinen bedraagt 5,9 ha. Aan de zuidzijde van de kern en de bestaande bedrijfsbestemmingen is een nieuwe uitbreiding aanvaardbaar van in totaal bruto 30 ha. Dit aantal hectaren is opgebouwd uit een terreinbehoefte van 20 ha. ten behoeve van het verplaatsen van de bedrijven op het huidige bedrijventerrein Zuidwenk en daarnaast een uitbreiding van 10 ha ten behoeve van onder andere een uitbreidingsmogelijkheid voor bedrijf Polynorm-Voestalpine op grond van toezeggingen, gedaan in het streekplan 1994.

Het bestaande bedrijventerrein Zuidwenk zal worden getransformeerd in een woonbestemming en komt, na transformatie, als bedrijvenlocatie te vervallen. Bij de ontwikkeling van het gehele bedrijventerrein wordt uitgegaan van een efficiënt ruimtegebruik. Vanwege de zichtbare ligging aan de rand van het open Eemland is een zorgvuldige landschappelijke inpassing noodzakelijk.

De ontsluiting is nog wel een punt van aandacht bij de uitbreiding van het bedrijventerrein.

Bunschoten mag dus in totaal 30 ha bedrijventerrein aan de zuidzijde ontwikkelen, uitsluitend voor eigen behoefte. Hierin is 20 ha gereserveerd voor de verplaatsing van het bedrijventerrein Zuidwenk. De overige 10 ha is de autonome uitbreidingsbehoefte die Bunschoten krijgt toebedeeld, exclusief de restcapaciteit op Haarbrug-Noord. Deze restcapaciteit is inmiddels volledig uitgegeven.

De rode contour is aan de zuidzijde van Bunschoten onderbroken, het Streekplan biedt hier derhalve de ruimte voor uitbreiding van het bedrijventerrein.

Het bedrijf Polynorm-Voestalpine heeft inmiddels gebruik gemaakt van de hierboven beschreven uitbreidingsmogelijkheid door middel van de ontwikkeling van een strook agrarische grond ten zuiden van het terrein. Dit betekent dat concreet van de 10 ha autonome groei, reeds 4,6 ha door Polynorm-Voestalpine is gebruikt, waardoor een restcapaciteit van 5,4 ha voor autonome groei overblijft.

Met de provincie Utrecht is afgesproken dat door eerdere verplaatsing van het bedrijf Heinen & Hopman (in totaal 2 ha) vanaf Zuidwenk naar Haarbrug-Noord bruto 7,4 ha (5,4 +2) beschikbaar is voor autonome groei op Haarbrug-Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.HaarbrugZuid1200-0201_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0313.HaarbrugZuid1200-0201_0012.png"

Uitsnede streekplankaart Rode contour

Uit onderzoek naar de uitbreiding van de bedrijventerreinen aan de zuidzijde van Bunschoten is voortgevloeid dat de raad op 27 oktober 2005 een begrenzing heeft bepaald voor de 1e fase van de uitbreiding met bruto ca 15 ha aan de oostzijde van de Amersfoortseweg (exclusief groene inpassingszone en uitbreiding Polynorm-Voestalpine).

Haarbrug-Zuid dient dus enerzijds als uitbreidingslocatie voor de restcapaciteit van de autonome groei (7,4 ha) voor lokale behoefte en anderzijds als verplaatsingslocatie voor bedrijven van het bestaande bedrijventerrein Zuidwenk (voorlopig 8 ha van in totaal 20 ha) ten behoeve van toekomstige woningbouw. Dit betekent dat de voorgenomen uitbreiding aan de oostzijde van de Amersfoortseweg bruto 15,4 ha bedraagt (exclusief groene inpassingszone en uitbreiding Polynorm-Voestalpine).

Op termijn (fase 2) is voorzien in een verdere uitbreiding met circa 10 ha ten westen van de Amersfoortseweg als verplaatsingslocatie voor de bedrijven van het bedrijventerrein Zuidwenk.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De Provincie Utrecht besteedt veel aandacht aan het intensiveren van het ruimtegebruik op de bedrijventerreinen. Om dit te stimuleren geeft men een aantal handreikingen om dit ook daadwerkelijk te kunnen realiseren.

Bij toepassing van zorgvuldig ruimtegebruik mag in geen geval de ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein in het geding komen. Bij een juiste aanpak en goede afstemming zal intensief bouwen de ruimtelijke kwaliteit altijd versterken en van positieve waarde zijn voor het bedrijventerrein.

Provinciaal waterplan 2010-2015

Het beleid voor waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water in de provincie Utrecht is vastgelegd in het Waterplan 2010-2015. Op 23 november 2009 is het plan vastgesteld.

In het Waterplan wordt de essentie van het provinciaal waterbeleid uiteengezet. Gestreefd wordt, vanuit de kernwaarden duurzaamheid, kwaliteit en samenwerking, naar de ontwikkeling van duurzame, robuuste watersystemen en het borgen van bestaande kwaliteiten. Van belang is een gebiedsgerichte aanpak, gericht op de lange termijn. De inzet van de provincie daarin bestaat uit initiëren, coproduceren of volgen.

Voor het plangebied geldt dat de provincie een initiërende rol op zich neemt in het kader van het veenweidegebied, zoals dat ook aan nabij het plangebied voorkomt.

In het veenweidegebied stellen landbouw, bebouwing en natuur tegenstrijdige eisen aan het waterbeheer. Het waterbeheer is daardoor versnipperd, ingewikkeld en duur. Het voortgaande proces van bodemdaling leidt tot toenemende hoogteverschillen in het gebied en tot schade aan gebouwen en infrastructuur. Kwetsbaarheid voor wateroverlast en droogte neemt toe. Waterafvoer wordt geleidelijk moeilijker door zeespiegelstijging, waardoor de beschikbare capaciteit van het boezemstelsel een steeds groter probleem wordt. Daarnaast zullen droge zomers steeds vaker voorkomen, waardoor meer water moet worden ingelaten. Dit heeft vergaande consequenties voor de waterkwaliteit en ecologie.

De provincie vindt de ontwikkeling van duurzame, robuuste watersystemen van belang om uit deze voor het waterbeheer neergaande spiraal te komen. Dit kan worden bereikt via het creëren van grotere peilvakken, zuinig omgaan met zoet water en het lokaal oplossen van wateroverlast via het principe 'vasthouden - bergen - afvoeren'.

Voor het plangebied geldt dat de provincie een volgende rol op zich neemt in het kader van de veiligheid van het Eemgebied en de regio Amersfoort.

Het Rijk heeft besloten het Markermeer en dus het Eemmeer niet mee te laten stijgen met het IJsselmeer. Het Rijk onderzoekt welke wijziging van het peilregime op het IJsselmeer noodzakelijk is en neemt hierover in 2015 een besluit. In het Markermeer wordt het zomerpeil met maximaal 0,3 meter verhoogd. Mogelijk is hiervoor een nieuw peilbesluit nodig voor IJsselmeer en Markermeer-IJmeer. Gezien het belang van veiligheid in de regio Amersfoort volgt de provincie deze ontwikkeling.

In de overige gebieden zet de provincie zich vanuit haar waterbeleid niet actief gebiedsgericht in. Eventuele betrokkenheid is gekoppeld aan projecten onder regie van derden, waarbij een van de thema's veiligheid, kwaliteit en kwantiteit, en gebruik en beleving betrokken is.

Voor het borgen van bestaande kwaliteiten en het aanpakken van urgente problemen is het beleid onderverdeeld in:

  • Waterveiligheid: preventie, gevolgenbeperking en rampenbeheersing bij overstromingen zijn de pijlers;
  • Kwaliteit en kwantiteit: thema's zijn voldoende en schoon oppervlaktewater, water voor natuur en voldoende en schoon grondwater;
  • Gebruik en beleving: mooier, vaar- en zwemwater zijn de thema's.

Hierop aansluitend bevat het Waterplan een functiekaart met bijbehorende doelstellingen. Het plangebied ligt aan de rand van het 'veengebied', aansluitend aan het 'stedelijk gebied' van de gemeente Bunschoten.

In Stedelijk gebied is de Inrichting en het beheer primair gericht op bebouwing Stedelijk gebied en infrastructuur:

  • Een voor bebouwing en infrastructuur gewenste grondwaterstand om zakking te voorkomen en droge voeten te houden;
  • verbeteren van de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het watersysteem;
  • Streven naar het waar mogelijk afkoppelen bij nieuwbouw en stadsvernieuwing en naar maximaal afkoppelen bij rioolvervanging of herinrichting in bestaande wijken, tenzij grondslag of inrichting het niet toelaat;

In peilbesluiten voor het veengebied is extra aandacht nodig voor het beperken van bodemdaling en het tegengaan van versnippering.

Integrale gebiedsuitwerking ruimtelijke visie Eemland

De NV Utrecht is een samenwerkingsverband van regionale en lokale partners in de Noordvleugel Utrecht. De NV Utrecht-partijen hebben in 2009 gezamenlijk de 'Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015-2030 (Eindbalans)' uitgebracht. Een van de onderleggers van de ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015-2030 vormt de 'Intergrale gebiedsuitwerking Eemland' die dateert uit mei 2008. Deze gebiedsuitwerking is na een integrale voorbereiding tot stand gekomen en op 19 mei 2008 door het college van B&W van Bunschoten geaccordeerd. Op 25 juni 2008 heeft de commissie Ruimte hierover een positief advies uitgebracht.

Ten aanzien van de gemeente Bunschoten

De basis van de visie werd gevormd door de uitkomsten van een aantal ambtelijke werkateliers in het najaar van 2007. Het uitgangspunt voor de visie die een planperiode kent van 2015-2030 was dat de ontwikkelingen in het streekplan 2015 volledig gerealiseerd zouden zijn. De visie schept voor Bunschoten ruimte om zich in de periode na 2015 verder door te ontwikkelen met respect voor de omliggende waardevolle landschappen. De belangrijkste onderwerpen voor Bunschoten die zijn opgenomen zijn:

  • Inbreidingslocatie Zuidwenk (transformatie naar woningbouw, ca. 500 woningen)
  • Uitbreidingslocatie Zuidwenk-Oost, ca 300 woningen;
  • Uitbreiding bedrijventerrein, Kronkels-Zuid, ca. 10 Ha. in aansluiting op de toegekende 30 Ha. in het streekplan;
  • Ontwikkeling van recreatiemogelijkheden door middel van groen/recreatieve verbindingen ter hoogte van de Laak, Rengerswetering en ten zuiden van de bedrijventerreinen;
  • Ontwikkeling van recreatieve concentratiepunten, ter hoogte van de Kooi en de kuststrook (oost);
  • Een overloop van de gestelde woon- en werkopgave naar Almere en daarmee zo veel mogelijk behoud van de groene corridor tussen Haarbrug-Zuid en Vathorst-West.

De in de gebiedsvisie opgenomen ontwikkelingen passen in de toekomstvisie van de gemeente Bunschoten of vormen een vervolg hierop.

Landschapsontwikkelingsplan Eemland

In de zomer van 2004 heeft het Gewest Eemland, namens de gemeenten Baarn, Bunschoten, Soest en Eemnes, opdracht verstrekt voor het opstellen van het Landschapsontwikkelingsplan (LOP). Het LOP stemt het beleid van vier gemeenten op elkaar af en dit biedt vele voordelen, waaronder kennis- en expertise-uitwisseling, behoud en ontwikkeling van de streekeigen identiteit en verscheidenheid. Het plan bestaat uit een hoofdrapport met de analyse, scenario's en de visie, aangevuld met vier uitvoeringsprogramma's.

Het LOP dient ervoor om alle ontwikkelingen in het buitengebied te (be)geleiden die te maken hebben met landschap. De andere doelstellingen van het landschapsontwikkelingsplan zijn:

  • een bijdrage leveren aan de dynamiek en daarmee de kwaliteit van het landschap;
  • het stimuleren van lokale en regionale initiatieven zodat de identiteit en verscheidenheid van het landschap wordt versterkt;
  • de zorg voor de ontwikkeling van het landschap dichter bij de burger en het lokale bestuur brengen;
  • daadwerkelijk de uitvoering van projecten in gang zetten;
  • zorgen voor een helder kader op lokaal niveau voor de beoordeling van ingrepen uit een oogpunt van landschapskwaliteit.

Het plan biedt een afgestemd kader voor een integraal landschapsbeleid. Naast gerichte behoud-, herstel- en ontwikkelingsopgaven voor de gemeenten, zorgt het plan tevens voor een goede begeleiding, stimulering en start van (particuliere) initiatieven voor landschapsontwikkeling op diverse schaalniveaus.

Om tot een afgewogen visie te komen en de kwaliteiten en potenties in kaart te brengen is onderzoek verricht naar de kwaliteiten van landschapsstructuur, bodem, water, landbouw, recreatie en cultuurhistorie. Ook is het bestaande beleid en de ontwikkelingen in het gebied uiteengezet

Samenwerkingsagenda werklocaties regio Amersfoort 2030

De Regio Amersfoort werkt samen bij de (her)ontwikkeling van werklocaties. In het najaar van 2009 hebben Rijk, IPO en VNG een akkoord bereikt over de nieuwe aanpak van bedrijventerreinen en dit in het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 vastgelegd. Een van de belangrijkste afspraken in dit convenant is het realiseren van regionale planning en regie op nieuwe en (herstructurering van) bestaande bedrijventerreinen.

De gemeente Bunschoten heeft de plannen afgestemd met de regio Amersfoort. De regionale afstemming vindt plaats in het kader van de samenwerkingsagenda Werklocaties Regio Amersfoort 2030. Bij dit overleg is de provincie Utrecht betrokken. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Samen Sterk', Stec Groep, januari 2011. In dit rapport is de ontwikkeling van Haarbrug-Zuid opgenomen. Het rapport is op 15 maart 2011 ter vaststelling aangeboden aan de colleges van B&W van de regiogemeenten. Hiermee is voldaan aan de afspraak om de beoogde ontwikkeling regionaal af te stemmen. Hieronder wordt kort ingegaan op de resultaten van de regionale afstemming ten aanzien van de bedrijventerreinen in de gemeente Bunschoten.

In de samenwerkingsagenda is voor Bunschoten een drieslag aan de orde van transformatie (Zuidwenk), revitalisering (de Kronkels) en uitbreiding (Haarbrug-Zuid).

Transformatie

In de agenda is de Zuidwenk opgenomen als transformatiegebied. Dit sluit aan op het provinciale en gemeentelijke ruimtelijk beleid. Concreet gaat het om een (gefaseerde) omzetting van bedrijventerrein naar woongebied. Het bruto oppervlak van Zuidwenk bedraagt 24,6 hectare, netto 20 hectare.

revitalisering

Onderdeel van de herstructureringsopgave in de regio is de revitalisering van bedrijventerreinen. In Bunschoten is de revitalisering van bedrijventerrein de Kronkels aan de orde. De Utrechtse gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg nemen de herstructureringsopgave van bedrijventerreinen zoals vastgesteld in het Provinciaal Herstructureringsplan (circa 490 hectare) zo spoedig mogelijk ter hand. Hiertoe is een regionale prioritering gemaakt. Voor de middellange termijn (tot 2020) gaat het om 263 hectare bruto terrein, exclusief De Kronkels dat al in uitvoering is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.HaarbrugZuid1200-0201_0013.png"

Het bruto oppervlak van de Kronkels bedraagt 52 hectare, netto 36,9 hectare.

Uitbreiding

In het rapport is in regionaal verband de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen geraamd. Verder is geïnventariseerd welke concrete en zachte plannen er in de regio zijn voor nieuw bedrijfsgebied.

Op basis van een vergelijking van behoefte en aanbod is bepaald welke terreinen op kortere termijn (tot 2015), midellange termijn (tot 2020) en op lange termijn (tot 2030) gerealiseerd worden.

Voor het bepalen van de fasering zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Lokale bedrijvigheid wordt zoveel mogelijk lokaal opgevangen, om daarmee de huidige en gewenste lokale economische dynamiek zo goed mogelijk te kunnen faciliteren. Maar niet te allen tijde. Als er lokaal geen ruimte is, dan wordt er eerst in de Regio Amersfoort gekeken waar wel ruimte is, voordat sprake kan zijn van de aanleg van nieuw terrein. Indien een bedrijf niet passend wordt geacht in de aard en schaal van de lokale economie en als zodanig niet geaccommodeerd kan worden, zal de gemeente met het bedrijf en nabijgelegen gemeenten in gesprek gaan om het bedrijf op een geschikte locatie in de regio te huisvesten.
  • Er moet ruimte zijn en blijven voor de opvang van bovenregionale instroom van bedrijven.
  • Er is niet alleen gekeken naar kwantiteit (hectaren), maar ook naar kwaliteit. Hiertoe is onderscheid gemaakt in eerste klas bedrijvenparken, modern gemengde en werkterreinen.

Op basis van deze uitgangspunten is de fasering afgesproken zoals opgenomen in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.HaarbrugZuid1200-0201_0014.png"

De ontwikkeling van Haarbrug-Zuid is opgenomen voor de periode 2010-2015.

In het rapport is aangegeven dat Haarbrug-Zuid een lokale oriëntatie heeft. Dat betekent dat het terrein overwegend plaats biedt aan bedrijven met een lokale oriëntatie vanwege de sociale binding aan de kern. Haarbrug-Zuid is (grotendeels) bedoeld voor de ondernemers vanuit Zuidwenk.

Kadernota Ruimte

De Kadernota Ruimte is door Provinciale Staten van Utrecht vastgesteld op 13 december 2010. In de Kadernota is de keuze ten aanzien van 'ruimte voor werken' is als volgt geformuleerd:

Wij zetten primair in op intensivering en herstructurering van bestaande werklocaties en zijn terughoudend bij de planning van nieuwe bedrijven- en kantorenlocaties.

Ten aanzien van uitbreiding van bedrijventerrein stelt de kadernota het volgende:

Op nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein willen wij enerzijds ruimte bieden voor hervestiging van bedrijven in verband met de transformatieopgave in het bestaand stedelijke gebied (verouderde en/of hinderlijke bedrijvenlocaties naar woningen). Anderzijds willen wij hoogwaardige locaties ontwikkelen voor economisch kansrijke sectoren die een impuls geven aan de versterking en vernieuwing van de economische structuur. Voor de verdere concretisering van dit beleid ontwikkelen wij op korte termijn een visie op de economische structuur.

Het terrein Haarbrug-Zuid is onderdeel van een traject waarbij een transformatie van het terrein Zuidwenk aan de orde is. De bedrijvigheid op Zuidwenk wordt daarbij getransformeerd naar wonen gecombineerd met lichte bedrijvigheid. De bedrijven zullen zich verplaatsen naar de locatie Haarbrug-Zuid waardoor voor het dorp als geheel een betere leef- en milieusituatie ontstaat. Eén en ander zoals gesteld in de provinciale Structuurvisie. Verder is Haarbrug-Zuid als terrein voor lokale bedrijvigheid van wezenlijk belang voor de economische structuur van Bunschoten, aangezien uitsluitend voor lokale behoefte wordt ontwikkeld.

De ontwikkeling van Haarbrug-Zuid past het binnen de kadernota Ruimte.

Conclusie

Bovenstaande nota's vormen het beleidskader vanuit de provincie. Het bestemmingsplan is binnen dit kader opgesteld. Het bestemmingsplan is dus in overeenstemming met het provinciale beleid. Waar nodig zijn aspecten, die raken aan het provinciale beleid, verder onderzocht en uitgewerkt in hoofdstuk 5.