Plan: | Groeneweg - Bunschoten |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0313.Buitengebied0602-0201 |
het bestemmingsplan Groeneweg - Bunschoten van de gemeente Bunschoten;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0313.Buitengebied0602-0201 met de bijbehorende regels en bijlage;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een aan een woning aangebouwd, al dan niet voor bewoning bestemd gebouw, dat als uitbreiding van die woning dient;
een gebruik van gronden geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen of het fokken of houden van dieren, met uitzondering van paardenhouderijen;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
één of meer gebouwen en/of andere-bouwwerken;
aantal, goothoogte, nokhoogte, situatie, zoals dat/die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of rechtens mag bestaan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
het snijpunt van twee hellende vlakken;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch / pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
de gezamenlijke oppervlakte van de vloeren binnen een gebouw;
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, een van de gevels;
denkbeeldige, rechte lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen, of voor de huisvesting van maximaal vier afzonderlijke personen wanneer er geen huishouden in het gebouw is ondergebracht en de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 80 m² bvo.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf peil tot de bovenkant van de goot of daarmede gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere-bouwwerken, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, silo's hoge boogkassen en windmolens, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
De hoogte van andere-bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
andere bouwwerken | max. goothoogte | max. hoogte |
erf- of perceelafscheidingen 1 m | - | 1 |
overige andere bouwwerken buiten bouwperceel | - | 2 |
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden buiten de aangegeven bouwpercelen voor:
Het is niet toegestaan op of in de gronden als bedoeld in lid 3.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Ter plaatse van de aanduiding | a | b | c | d | e | f | |
o | openheid van het landschap | + | + | + | + | + | |
v | karakteristiek verkavelingspatroon | + | + | + | + | ||
+ omgevingsvergunning vereist | |||||||
a | aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m2; | ||||||
b | verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden; | ||||||
c | aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen; | ||||||
d | vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben; | ||||||
e | bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters; | ||||||
f | definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai, met uitzondering van de teelt van ruwvoedergewassen tot een maximum van 20 % van de bij het bedrijf behorende gronden |
Het verbod, zoals in lid 3.4.1 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan;werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwpercelen zijn begrepen;in het kader van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden van de betreffende gronden die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 3.4.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de bijbehorende gronden gelegen woningen, alsmede in- en uitritten, nutsvoorzieningen, watergangen, groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen waaronder bruggen.
Ten behoeve van de in 5.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 5.2 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
Voor het bouwen van andere-bouwwerken gelden de volgende regels:
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met een vrij beroep, tuinen en erven.
Op de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend woningen, bijgebouwen, waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen, en andere bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
bouwwerk | maximale goothoogte | maximale hoogte | |
bijgebouwen en gebouwen | 3 meter | 6 meter | |
overkappingen en pergola's | 3 meter | ||
bijgebouw gelijkend op een hooiberg | 5 meter | 9 meter | |
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn | 2 meter | ||
overige erf- of perceelafscheidingen | 1 meter | ||
overige andere-bouwwerken, zoals antenne-, licht- en vlaggenmasten | 10 meter |
Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van genoemde hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in lid 5.2 mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, sub a om een overschrijding van de bouwgrens binnen het bestemmingsvlak toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van genoemde maten in lid 5.2, sub c om een overschrijding van de maximale inhoudsmaat van een woning binnen het bestemmingsvlak toe te staan mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Woningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 50% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 80 m² worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 1 lid 1.39 voor het gebruik van een woning in strijd met het begrip woning ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouden met meer dan vier personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van bed and breakfast waarbij de volgende bepalingen gelden:
De omgevingsvergunning wordt slecht verleend indien met de vestiging geen onevenredige overlast (niet meer dan 1 gezin kan veroorzaken) wordt veroorzaakt.
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Het bepaalde onder lid 6.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
Het college van burgemeester en wethouders verleent de onder 6.2.1 bedoelde vergunning indien naar zijn oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
De volgende genoemde voorwaarden kunnen het college van burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
De onder 6.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Het college van burgemeester en wethouders kan deze bestemming wijzigen door:
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de daarbij aangegeven hoogspanningsleiding en daarbij behorende voorzieningen,
Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 7.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
Behoudens het bepaalde in lid 7.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1:
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
De voor ´Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de daarbij aangegeven rioolpersleiding en daarbij behorende voorzieningen.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende rioolpersleiding.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 8.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
Behoudens het bepaalde in lid 8.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1:
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 1 m mogen bedragen.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale bouwhoogte en inhoud van respectievelijk 3,5 m en 50 m³.
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1, ten behoeve van het gebruiken van gronden als paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, mits:
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van deze regels is de procedure van artikel 3.9A van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Groeneweg - Bunschoten.