direct naar inhoud van Regels
Plan: Werkhovenseweg 16 Werkhoven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0312.bpWHVwhvweg16-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Werkhovenseweg 16 Werkhoven met identificatienummer NL.IMRO.0312.bpWHVwhvweg16-va01 van de gemeente Bunnik.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een gebouw dat aan het hoofdgebouw is aangebouwd, en daarmee in directe verbinding staat en welk gebouw door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat geheel of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen (waaronder begrepen sedumteelt) en/of het houden van dieren, met dien verstande dat onder een agrarisch bedrijf geen productiegerichte of gebruiksgerichte paardenhouderij wordt begrepen.

1.7 archeologisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.9 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening.

1.13 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken

bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zoals deze luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.15 begane grond

de bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld is gelegen, waarop in de meeste gevallen de hoofdtoegang van het gebouw is gesitueerd, en waaronder zich een kruipruimte, kelder of souterrain kunnen bevinden.

1.16 bestaande (bedrijfs)bebouwing, inhoud, hoogte, etc.

(bedrijfs)bebouwing, inhoud, hoogte, etc. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van (bedrijfs)bebouwing, inhoud, hoogte, etc. die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 buitenrijbaan

niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte of aangepaste bodem waar training en africhting van het paard, instructie aan derden en toetsing van prestaties van de paarden in diverse disciplines plaatsvinden. Een buitenrijbaan wordt ook wel paardenbak genoemd.

1.28 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren (danwel soortgelijke transacties) en/of leveren van goederen, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 extensieve openluchtrecreatie

vormen van dagrecreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen.

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.33 horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. Onder horeca worden niet begrepen: nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen.

1.34 huishouden

onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.35 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een constructie van hellende dakvlakken.

1.36 landschappelijke waarde

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin.

1.37 maatvoeringsvlak

geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid waar volgens de regels voor bepaalde bouwwerken een zelfde maatvoering geldt.

1.38 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.

1.39 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.40 peil
  • a. bij gebouwen: de bovenkant van de afgewerkte vloer op de begane grond;
  • b. bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
1.41 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.42 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.43 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 staat van bedrijfsactiviteiten

een lijst waarin bedrijven zijn gecategoriseerd op bedrijfstypen en milieubelasting, waarnaar in de regels wordt verwezen.

1.45 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.46 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, de tot de wegen of paden behorende vrijliggende fietspaden, alsmede de aan de wegen liggende parkeergelegenheden.

1.47 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.48 wooneenheid

een eenheid bestemd voor de huisvesting van één huishouden in een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de bouwdiepte

vanaf het peil tot aan de onderkant van de laagst gelegen vloer, de fundering niet meegerekend.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 peil
  • a. voor een gebouw op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, mag het peil niet hoger worden gesitueerd dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, mag het peil niet hoger worden gesitueerd dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, liftschachten, hemelwaterafvoeren, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, lichtkappen/-koepels, balkons, bordessen, (brand)trappen, balkonhekken en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en/of aanduidings- en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die in onderstaande tabel zijn aangegeven:
    Ter plaatse van de aanduiding   Bedrijf   max. aantal bedrijfswoningen   bestaande oppervlakte gebouwen in m2 (1)   max. oppervlakte gebouwen in m2 (1)   max. goothoogte gebouwen in m (2)   max. bouwhoogte gebouwen in m (2)  
    specifieke vorm van bedrijf - 21   expeditiebedrijf   2   754   2.896   7   11  
    (1) inclusief bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;  
    (2) geldt voor bedrijfsgebouwen en inpandige bedrijfswoningen.  
  • b. bedrijfswoningen voor zover dat in de tabel in artikel 3.1, onder a is aangegeven;
  • c. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen afschermende en andere groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en tuinen.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, inclusief bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, mag niet meer bedragen dan voor de betreffende aanduiding in de tabel in artikel 3.1 is aangegeven;
  • b. de afstand van gebouwen tot de as van de weg dient minimaal 15 meter te bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 15 meter bedraagt;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend op de bestaande plaats worden gebouwd, met dien verstande dat nieuwe bedrijfsgebouwen tevens ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting' mogen worden gebouwd, onder de voorwaarden dat:
    • 1. minimaal 2.500 m2 aan voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing is gesloopt op de locatie Ossenwaard 15 0001 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, en;
    • 2. voor de locatie zoals genoemd onder 1 een bestemmingsplan of omgevingsvergunning is vastgesteld waarin is geborgd dat op deze locatie geen (agrarische) bedrijfsbebouwing is toegestaan.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan voor de betreffende aanduiding in de tabel in artikel 3.1 onder a is aangegeven;
  • b. de dakhelling van een kap op een bedrijfsgebouw mag niet minder dan 15 graden en niet meer dan 50 graden bedragen.
3.2.3 Bedrijfswoning
  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan voor de betreffende aanduiding in de tabel in artikel 3.1 onder a is aangegeven;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien vaststaat dat binnen hetzelfde bestemmingsvlak ten minste één ander gebouw ten behoeve van het betreffende bedrijf wordt of is gebouwd;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³, exclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, of indien de bestaande inhoud meer dan 600 m³ bedraagt, niet meer dan de bestaande inhoud, exclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van inpandige bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan voor de betreffende aanduiding in de tabel in artikel 3.1 onder a is aangegeven;
  • e. de goothoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • g. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 15 graden en niet meer dan 50 graden bedragen.
3.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 70 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de dakhelling van bijgebouwen mag niet minder dan 15 graden en niet meer dan 50 graden bedragen.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. een buitenrijbaan is uitsluitend met een afwijking toegestaan, zoals genoemd in artikel 10 onder g;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
      Bouwwerken, geen gebouwen   Bouwhoogte in meters  
      erf- of perceelafscheidingen   2  
      licht- en vlaggenmasten   12  
      overkappingen   4  
      overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   10  
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij nieuw- of verbouw nadere eisen te stellen ten aanzien van duurzaamheid, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • a. duurzaam materiaalgebruik;
  • b. verminderen energievraag;
  • c. opwekken energie.
3.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder c, voor het toestaan van een bedrijfswoning tot een inhoud van 750 m³, mits van de bij het betreffende bedrijf behorende, al of niet voormalige, bedrijfsgebouwen een oppervlakte van tenminste 300 m2 wordt gesloopt.
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c, voor het voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd onder 1 en 2 op een andere locatie dan Ossenwaard 15 0001 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. detailhandel, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
  • b. bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
  • c. opslag van goederen in de open lucht.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a voor het toestaan van een ander soort bedrijf, mits:

  • a. het een bedrijf betreft dat in de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' is aangeduid als milieucategorie 1 of 2, danwel naar zijn gevolgen voor de omgeving daarmee gelijk kan worden gesteld;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van gebouwen ten opzichte van de ten tijde van de afwijking bestaande situatie niet worden vergroot;
  • c. het ander soort bedrijf geen opslag van goederen in de open lucht inhoudt of met zich meebrengt;
  • d. het een bedrijfslocatie betreft waar in het verleden bij de wijziging van de oorspronkelijke niet-bedrijfsbestemming naar de bestemming 'Bedrijf' van de op dat tijdstip aanwezige gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten minste 50% is gesloopt, met dien verstande dat dit niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden;
  • e. indien niet voldaan wordt aan de voorwaarde onder d, alsnog ten minste 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de ten tijde van het afwijkingsbesluit aanwezige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, met dien verstande dat dit niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden;
  • f. het ander soort bedrijf geen seksinrichting, horeca of detailhandel betreft.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen', indien is komen vast te staan dat binnen een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf', geen bedrijf meer is gevestigd, mits:

  • a. ter plaatse van en aansluitend aan de bestaande woning of woningen de gronden worden aangewezen met de bestemming 'Wonen', als bedoeld in bijlage 3; de overige gronden binnen het voormalige bestemmingsvlak 'Bedrijf' krijgen de aangrenzende agrarische bestemming;
  • b. elke wijziging in elk geval de bedrijfswoning of -woningen omvat;
  • c. het aantal woningen binnen het voormalige bestemmingsvlak 'Bedrijf' niet wordt vergroot;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, is op gronden binnen een voormalig bestemmingsvlak 'Bedrijf' één extra vrijstaande woning toegestaan, mits:
    • 1. de extra woning past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
    • 2. vooraf vaststaat dat binnen het betreffende voormalige bestemmingsvlak de overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden worden gesloopt, met een minimum van 1.000 m2, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen, die als aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepaling ter zake in bijlage 3 ('Wonen'), als zodanig mogen worden aangemerkt;
    • 3. de extra woning de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing niet onevenredig aantast;
    • 4. de extra woning kan voldoen aan de eisen die worden gesteld vanuit de Wet geluidhinder.
  • e. het bepaalde in bijlage 3 ('Wonen') van overeenkomstige toepassing wordt verklaard;
  • f. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Bos - Multifunctioneel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Multifunctioneel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie;
  • b. extensieve openluchtrecreatie;
  • c. de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden;
  • d. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • e. tuinen ten behoeve van de naastgelegen bestemming ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
  • f. een perceelsontsluiting ten behoeve van de naastgelegen bestemming, conform pagina 5 van Bijlage 2;
  • g. daarbij behorende voorzieningen, waaronder onverharde wandelpaden.
4.2 Bouwregels

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

De voor 'Bos - Multifunctioneel' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. al dan niet verharde parkeerplaatsen;
  • b. wegen, uitgezonderd de ontsluitingsweg zoals aangegeven op pagina 5 van Bijlage 2, verharde paden en andere oppervlakteverhardingen;

met dien verstande dat dit verbod niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'tuin'.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Bos - Multifunctioneel' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals draineren, onderbemalen e.d.;
  • d. het dempen van waterlopen, watergangen, sloten, greppels en andere waterpartijen;
  • e. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden.
4.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in artikel 4.4.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  • c. die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de in Bijlage 2 opgenomen maatregelen ten behoeve van de landschappelijke inpassing.
4.4.3 Toetsingscriteria

De in artikel 4.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door deze werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de in artikel 4.1 genoemde waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van gronden met een middelhoge archeologische verwachting, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde - Archeologie - 4' mede bestemde gronden.

5.2.2 Uitzonderingen

Het onder artikel 5.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 1 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 5.000 m2 bedraagt en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen;
  • c. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    • 2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
  • d. het gronden betreft waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in artikel 5.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in artikel 5.3.2 aan de vergunning.
5.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
5.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag besluit om af te wijken met een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het aanleggen van drainage;
  • c. het scheuren van grasland;
  • d. het aanleggen, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • e. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • f. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen, zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • g. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • i. het rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd.
5.4.2 Uitzonderingen

Het onder artikel 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 1 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd;
  • b. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 5.000 m2, met dien verstande dat deze uitzonderingsbepaling niet geldt indien in de periode van 24 maanden voor de datum van de werken of werkzaamheden deze uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het terrein waar de werken of werkzaamheden zijn voorzien;
  • c. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • d. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • e. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • f. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen;
  • g. het gronden betreft waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.
5.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken of werkzaamheden niet worden verstoord, of;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in artikel 5.4.4 aan de vergunning.
5.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
5.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Verwijderen bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn, of als gronden ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd.

5.5.2 Wijziging naar Waarde - Archeologie - 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk veranderen in de als bijlage 4 opgenomen bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' voor gronden die op basis van nader archeologisch onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit).

5.5.3 Wijziging naar Waarde - Archeologie - 3

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk veranderen in de als bijlage 5 opgenomen bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' voor gronden die op basis van nader archeologisch onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. Het bepaalde in artikel 7.1 onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
7.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse gebouwen, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals voorzieningen voor ventilatie en daglichttoetreding, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • b. de bouwdiepte van het ondergrondse bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b voor het bouwen van een ondergronds bouwwerk met een bouwdiepte van maximaal 10 meter, mits uit een onderzoeksrapport is gebleken dat hydrologische belangen niet worden geschaad en de waterbeheerder hierover heeft geadviseerd.
7.3 Parkeervoorzieningen
  • a. Bij de realisering van nieuwe bebouwing of de uitbreiding van bestaande bebouwing binnen de in het plan opgenomen bestemmingen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de beoogde ontwikkeling, conform de geldende Nota Parkeernormen;
  • b. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, indien is aangetoond dat elders wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, ten behoeve van de beoogde ontwikkeling.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het (laten) gebruiken van een bijgebouw bij een woning als zelfstandige wooneenheid;
  • b. het (laten) gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik is toegestaan krachtens de gegeven bestemming;
  • c. het (laten) plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens, tenzij dit gebruik is toegestaan krachtens de gegeven bestemming;
  • d. het (laten) gebruiken van gronden en gebouwen voor een seksinrichting;
  • e. het (laten) gebruiken van gronden en gebouwen voor (raam)prostitutie.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Overige zone - landschapstype stroomgordel

Voor het aangeduide landschapstype geldt de volgende regel:

9.1.1 Beleid en kernkwaliteiten

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype stroomgordel' is het beleid gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van het oeverwallenlandschap met de volgende kernkwaliteiten: bodemreliëf (afwisseling hoge en lage delen), landschapselementen, (half) open landschapsbeeld en plaatselijk weidevogelgebied.

9.2 Specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van gemeentelijke monumenten en de aanwezige cultuurhistorische waarden en dient bij het bouwen, voor zover van toepassing, de gemeentelijke monumentenverordening in acht genomen te worden.

9.3 Wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting' zonder de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 2 opgenomen landschappelijk inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na de ingebruikname van de gebouwen ten behoeve van de bestemming uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 2 opgenomen landschappelijk inpassingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding voor:

  • a. een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een onnauwkeurigheid of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden een geringe overschrijding vergt, mits de grens of grenzen met niet meer dan 5 meter worden overschreden;
  • b. een geringe overschrijding van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, mits deze voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met niet meer dan 10% worden overschreden;
  • c. het bouwen van gebouwen op een kleinere afstand dan 15 meter tot aan de as van de weg, mits:
    • 1. dit aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
    • 2. dit aanvaardbaar is vanuit stedenbouwkundig en ruimtelijk oogpunt;
  • d. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • e. het inrichten en gebruik van de woning of bedrijfswoning voor inwoning/mantelzorg, mits;
    • 1. de woning daarvoor niet wordt vergroot boven de maximaal toelaatbare omvang van deze woning volgens de geldende bestemming;
    • 2. de woning niet wordt opgesplitst in twee zelfstandige woningen of zodanig wordt ingericht dat opsplitsing mogelijk is met een simpele ingreep;
    • 3. de woning niet meer dan één hoofdingang heeft;
    • 4. de bovenverdieping met hooguit 1 vaste trapopgang bereikbaar is en in zijn geheel bestemd is voor één huishouden;
  • f. het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 40 meter, met dien verstande dat:
    • 1. per geval dient vast te staan dat binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of van andere bestaande hoge objecten, zoals reclamezuilen of hoogspanningsmasten;
    • 2. de locatie dient te zijn gelegen nabij wegen en bij voorkeur bij knooppunten van wegen of parkeerplaatsen en aansluitend bij bestaande bebouwing;
    • 3. de mast door situering en uitvoering ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig mag aantasten;
  • g. het realiseren van een buitenrijbaan bij agrarische bedrijven en woningen, waaronder begrepen bedrijfswoningen bij niet-agrarische bedrijven, mits:
    • 1. het oppervlak van het betreffende bouwperceel minimaal 2.000 m2 bedraagt;
    • 2. het ten hoogste één buitenrijbaan betreft bij eenzelfde woning of agrarisch bedrijf met een oppervlakte van ten hoogste 1.200 m2;
    • 3. de buitenrijbaan binnen het bestemmingsvlak van een niet-agrarisch bedrijf wordt gesitueerd, of direct aansluitend aan de achterzijde van de bebouwing (vanaf de weg gezien);
    • 4. de buitenrijbaan landschappelijk wordt ingepast;
    • 5. de afstand tussen de buitenrijbaan en de woning van derden dient minimaal 50 meter te bedragen;
    • 6. de afstand van een mestopslag tot een woning van derden mag in geval van een hobbymatige buitenrijbaan niet minder dan 25 meter bedragen;
    • 7. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 8. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 meter bedraagt;
    • 9. de bouwhoogte van de buitenrijbaan en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde die samenhangen met de buitenrijbaan, niet meer dan 2 meter bedraagt.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmingsvlakken en aanduidingen wijzigen zodanig dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 meter wordt verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Werkhovenseweg 16 Werkhoven'.