direct naar inhoud van Artikel 8 Water
Plan: Fort bij Vechten
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0312.bpBNKfortvechten-oh01

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, waterpartijen;
  • b. waterhuishouding;
  • c. groenvoorzieningen, waaronder begrepen oevers, taluds en voetpaden;
  • d. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • e. extensief recreatief medegebruik, waaronder belevingsroutes;
  • f. daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen, duikers, aanlegsteigers en onderhoudspaden;
8.2 Bouwregels

Op de voor Water aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken,

geen gebouwen zijnde toegestaan, zoals duikers, bruggen en steigers, met een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.3.1 Verbod

Het is verboden om op de voor Water aangewezen gronden zonder of

in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' van het bevoegde gezag, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het dempen, verleggen of vergraven van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • b. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
  • c. het aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.

8.3.2 Uitzonderingen

Het in 8.3.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. uitgevoerd worden voor het herstel van de gracht rondom het reduit.

8.3.3 Toetsingscriteria

De in 8.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door deze werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel aan deze gronden eigen landschaps- en natuurwaarden, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.