Plan: | Fietspad Bunnik - USP |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0312.bpBNKfietspadusp-on01 |
Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om te voorzien in een efficiënte en aantrekkelijke fietsroute tussen Bunnik en het Utrecht Science Park. Als ontbrekende schakel wordt tussen de Van Zijldreef en het Vagantenpad in Bunnik een nieuwe fietsverbinding gerealiseerd.
Het college van B&W van de gemeente Bunnik heeft als doelstelling om het transport per fiets optimaal te faciliteren. De wens bestaat onder andere uit het realiseren van goede fietsparkeerplaatsen en goede fietsverbindingen naar Bunnik, Odijk, Houten, het Utrecht Science Park (USP) en de stad Utrecht. Eén van de wensen betreft het creëren van een snelle en comfortabele fietsverbinding tussen het station van Bunnik en het Utrecht Science Park. Vanuit het samenwerkingsverband 'U Ned' (Ministeries van IenW, BZK en EZK, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en de U10-gemeenten) bestaat bovendien de wens om alle fietsverbindingen tussen het USP en de omgeving aanzienlijk te verbeteren.
In de regio Utrecht is sprake van een grote uitdaging rondom het thema mobiliteit. De groei van het inwoneraantal en het aantal arbeidsplaatsen zorgt voor extra druk op de bestaande infrastructuur. Om het mobiliteitssysteem in de regio beter te laten functioneren, is het bevorderen van fietsgebruik in het regionaal mobiliteitsbeleid een belangrijke pijler. Bunnik ligt op tien minuten fietsen van één van de economische kerngebieden binnen de regio, het Utrecht Science Park. Het USP heeft geen spoorwegstation en de druk van het autoverkeer op de bestaande infrastructuur is bijzonder hoog. Overheden en partijen in het gebied zoeken naar mogelijkheden om het autogebruik te beperken en de aanwezige openbaar vervoer- en fietsvoorzieningen zo goed mogelijk te benutten.
De realisatie van een snelle en comfortabele fietsroute tussen Bunnik en het USP is één van de onderdelen van het uitvoeringsprogramma van U Ned en de gemeente Bunnik, om de fietsmobiliteit van en naar de campus te stimuleren. Om deze comfortabele fietsroute te kunnen creëren, wordt voor de ontbrekende schakel tussen de Van Zijldreef en het Vagantenpad een tracé voorzien door het Eikenplantsoen en ten noorden van de Gildenring buiten de wijk om naar het Vagantenpad.
Het fietspad wordt zorgvuldig ingepast in de bestaande groenstructuur met behoud van de bomen langs het Eikenpad. Voetpaden en de speelgelegenheid worden veilig ingepast en langs het fietspad aan de noordzijde van de wijk worden nieuwe groenvoorzieningen ingericht. Het voorliggend bestemmingsplan betreft de planologische verankering van een gedeelte van het tracé.
Het plangebied, waarvoor in dit bestemmingsplan wordt voorzien in een nieuwe planologische regeling, bestaat uit het gedeelte van het tracé, waarvoor een bestemmingsplanherziening noodzakelijk is. Het betreft het tracégedeelte door de open akker aan de noordzijde van de Gildenring. Daarnaast omvat het plan de omliggende gronden die worden ingezet voor de realisatie van groenvoorzieningen. Het plangebied bestaat uit de percelen Bunnik, sectie A, nummer 6784, 6786, 6787, 6788, 6789 (gedeeltelijk).
Luchtfoto met de ligging van het plangebied
De fietsverbinding tussen Bunnik en Utrecht Science Park ligt voor een gedeelte op het grondgebied van de gemeente Utrecht en voor een gedeelte op het grondgebied van de gemeente Bunnik. Het voorliggend bestemmingsplan richt zich op het tracé voor de ontbrekende schakel van het fietspad in de gemeente Bunnik, tussen de Van Zijldreef en het Vagantenpad. Voor een gedeelte van het tracé is de geldende bestemming toereikend voor het realiseren van een fietspad (zie ook paragraaf 3.4). Voor een gedeelte van het tracé is het geldende bestemmingsplan niet toereikend voor de aanleg van een fietspad.
Voor het tracégedeelte waar op basis van de geldende bestemming geen fietspad kan worden aangelegd, wordt door middel van het voorliggend bestemmingsplan voorzien in een passende regeling voor de aanleg van een fietspad. Deze toelichting vormt de onderbouwing van het initiatief voor de aanleg van de ontbrekende schakel tussen de Van Zijldreef en het Vagantenpad.
De planologische situatie is ter plekke van het plangebied vastgelegd in het bestemmingsplan 'Buitengebied Bunnik 2011' (vastgesteld, 24 november 2011).
In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschap'. Er is geen sprake van bouwmogelijkheden.
Ter bescherming van archeologische waarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' opgenomen. Daarnaast zijn ter bescherming van landschaps- en natuurwaarden de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - bodemreliëf' en de gebiedsaanduidingen 'ecologische hoofdstructuur' en 'landschapstype kromme rijn en oeverwallen' opgenomen.
Daarnaast is het bestemmingsplan 'Parapluherziening Buitengebied Bunnik' van kracht (vastgesteld, 1 november 2018). Met dit bestemmingsplan is de regeling voor een aantal beleidsonderwerpen geactualiseerd. Het betreft beleidsonderwerpen die niet van toepassing zijn op het voorliggend plan (onder andere nevenactiviteiten en vrijkomende agrarische bebouwing).
Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Bunnik 2011' met ligging plangebied
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing van het initiatief en is als volgt opgebouwd:
De ontwikkeling van een fietspad in de gemeente Bunnik is niet te beoordelen als individuele ontwikkeling, maar vormt als kleine schakel een onderdeel van een groter uitvoeringsprogramma om te komen tot een duurzame oplossing voor het regionale mobiliteitsvraagstuk. Het verkeerssysteem in de provincie Utrecht bestaat uit samenhangende netwerken van meerdere vervoerswijzen en beheerders. De intensiteit van het mobiliteitssysteem leidt tot een zekere druk op ruimte en kwaliteit van de leefomgeving. In tegenstelling tot een aantal andere regio’s, waar sprake is van krimp of stabilisering van de economische en demografische ontwikkeling, zal de groei in de provincie Utrecht na 2020 naar verwachting verder doorzetten, zowel in een laag als hoog groeiscenario.
De groei van de stedelijke regio Utrecht zorgt voor een toenemende ruimtedruk en mobiliteitsdruk rondom de stad. Reisafstanden zullen langer worden en er zal vaker worden gereisd. Utrecht is een kennisintensief gebied door het relatief hoge aantal kenniswerkers en de centrale ligging. Nieuwe maatregelen op het gebied van mobiliteit en verstedelijking zijn nodig voor de bereikbaarheid en een duurzame leefomgevingskwaliteit in de provincie Utrecht en voor de economische ontwikkeling van de provincie.
Als onderdeel van de maatregelen om het regionaal mobiliteitswerk te laten blijven functioneren, heeft de gemeente Utrecht in de Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040 de tien-minutenstad geïntroduceerd, waarbij alle dagelijkse voorzieningen en het openbaar vervoer op tien minuten fietsen of lopen te vinden zijn. Om de gewenste nabijheid te bereiken kiest de gemeente ervoor om de stedelijke groei te verdelen over de stad. Eén van de nieuwe stedelijke knooppunten die de gemeente Utrecht heeft geïntroduceerd is het Utrecht Science Park op korte afstand van de kern Bunnik.
Alhoewel het Utrecht Science Park door de ligging langs de A28 goed bereikbaar is, zorgt het in- en uitgaande autoverkeer in spitstijden voor flinke vertraging. Een verbreding van de A27/A28 in het kader van het project Ring Utrecht en de ingebruikname van de tram tussen Utrecht Centraal en het USP dragen bij aan het verbeteren van de bereikbaarheid van het USP. Tegelijkertijd laat het USP een sterke ruimtelijke en economische groei zien, die bovendien wordt gestimuleerd door de ruimtelijke beleidskeuze van de gemeente Utrecht om het USP in te zetten als één van de nieuwe stedelijke knooppunten.
De bereikbaarheid van Utrecht Science Park als economische topsector loopt momenteel al tegen zijn grenzen aan. Om het USP bereikbaar te houden en te voorkomen dat de beperkende infrastructuur een remmende factor is voor de vestiging van nieuwe bedrijven en instellingen, zijn concrete maatregelen nodig. Bovendien zijn de bereikbaarheid en toegankelijkheid van het UMC Utrecht voor patiënten en bezoekers van belang. Het samenwerkingsverband U Ned, waar ook de gemeente Bunnik onderdeel van uitmaakt, heeft daarom de ambitie om het USP niet alleen voor autoverkeer bereikbaar te houden, maar om daarnaast het reizen met het openbaar vervoer en de fiets te stimuleren en te faciliteren.
De omliggende gemeenten - vooral Bunnik, De Bilt en Zeist - vormen een belangrijke schakel in het succesvol functioneren van het mobiliteitssysteem rondom het USP. Snelle en comfortabele fietsverbindingen tussen omliggende kernen en het USP zorgen voor een goede bereikbaarheid van de campus vanuit de omliggende woonplaatsen en maken korte verbindingen mogelijk met omliggende OV-knooppunten (waaronder NS-station Bunnik). De Programmaraad U Ned heeft in 2019 zes concrete maatregelen voorgesteld, die moblitietsproblemen in de regio Utrecht kunnen oplossen in elk van de verstedelijkings- en openbaar vervoerscenario's. Eén van deze maatregelen, die zijn vastgesteld in de programmaraad van 14 juli 2020, betreft het aanleggen van regionale fietsverbindingen en voorzieningen op stations in de omgeving van het USP (Bunnik, Bilthoven en Lunetten). In het mobiliteitsvraagstuk rondom het USP kan de gemeente Bunnik daarom worden gezien als een van de schakels in het grotere geheel.
De bestaande fietsroute tussen het USP en NS-station Bunnik bedraagt ongeveer 2,7 kilometer en wordt momenteel al veel gebruikt door forenzen. Aan de noordzijde, vanaf het Utrecht Science Park, loopt de bestaande route over de Zandlaan (gemeente Utrecht) en het Vagantenpad (gemeente Bunnik), die beide geschikt zijn voor intensief gebruik door fietsers. Aan de zuidkant, vanaf NS-station Bunnik, loopt de route over de Runnenburg en de Van Zijldreef, waar aan beide zijden van de weg een (vrijliggend) fietspad ligt.
Tussen het Vagantenpad en de Van Zijldreef is de openbare ruimte echter niet ingericht voor het gebruik als doorgaande fietsroute. Er is sprake van een ontbrekende schakel op de route waardoor fietsers gebruik moeten maken van een gebied dat is ingericht als verblijfsruimte. Het gebied tussen het Vagantenpad en de Van Zijldrijf is ingericht als verblijfsgebied, maar wordt door fietsers van en naar het USP wel gebruikt als doorgaande route. Fietsers tussen Bunnik en het USP kiezen momenteel elk hun eigen weg door het verblijfsgebied en maken daarbij gebruik van drie verschillende opties:
Optie 1 en 2 worden het meeste gebruikt en voeren door de Gildenring, die is ingericht als smalle woonstraat zonder trottoir. Fietsverkeer dat met relatief hoge snelheid door de Gildenring voert, vormt een contrast met bewoners die hun auto parkeren en voetgangers, die zich van en naar woningen begeven. Uit de telcijfers blijkt dat de kortste route (optie 2) overwegend de natuurlijke route voor fietsers is. Optie 3 voert over het Eikenpad, dat is ingericht als pad voor voetgangers. Fietsverkeer dat met relatief hoge snelheid door het Eikenplantsoen voert, vormt een contrast met voetgangers en spelende kinderen, die het Eikenplantsoen gebruiken als openbare voorziening om gedurende de dag te verblijven en te wandelen. Het Eikenplantsoen is momenteel niet geschikt voor fietsers vanwege het smalle (voet)pad en de inrichting als verblijfsgebied.
Om een oplossing te bieden voor de uitdagingen die zijn beschreven in het voorgaande hoofdstuk, wenst de gemeente Bunnik uitvoering te geven aan het aanleggen van de ontbrekende schakel in een aantrekkelijke fietsverbinding tussen Bunnik en het Utrecht Science Park, conform de ambities die zijn vastgelegd in het samenwerkingsverband U Ned (zie paragraaf 2.2) en het door de provincie aangewezen regionaal fietsnetwerk (zie paragraaf 4.2.2). Eén van de doelstellingen is om met de realisatie van deze fietsverbinding een bijdrage te leveren aan de ambitie om bezoekers van het USP te stimuleren en te faciliteren om gebruik te maken van de fiets en zodoende een oplossing te bieden aan het mobiliteitsvraagstuk.
Voor de realisatie van een aantrekkelijke fietsverbinding tussen Bunnik en het USP zijn meerdere varianten denkbaar en afweegbaar. Met het oog op de doelstelling, zoals deze is geformuleerd in de voorgaande paragraaf, hebben de gemeente Bunnik en U Ned een studie verricht naar de verschillende mogelijkheden voor een tracé van het NS-station naar het Utrecht Science Park. Voor de realisatie van een snelle en comfortabele fietsverbinding zijn door de gemeente Bunnik en U Ned zeven varianten beoordeeld en is een zorgvuldige afweging gemaakt. Voor- en nadelen van deze varianten zijn tegen elkaar afgewogen. De volgende zeven varianten zijn bij de afweging betrokken:
Kaart met de globale ligging van de verschillende afgewogen varianten
Variant 1 - Niets doen (autonome ontwikkeling): Gelet op de verwachte toename van (fiets)verkeer van Bunnik naar het Utrecht Science Park, zullen de bestaande problemen zonder maatregelen toenemen. Er zullen meer conflictsituaties ontstaan tussen doorgaand fietsverkeer en bewoners van de Gildenring. Bovendien ontstaat er geen aantrekkelijke fietsverbinding tussen Bunnik en het USP, waardoor geen bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van het mobiliteitsvraagstuk van het USP. Niets doen is vanuit het algemeen belang en vanuit het perspectief van de bewoners van de Gildenring geen reële optie. Een autonome ontwikkeling biedt geen structurele oplossing voor de bestaande problemen en uitdagingen, die zijn besproken in Hoofdstuk 2.
Variant 2 - Spreiden over Gildenring-oost en -west: Fietsers van en naar het Utrecht Science Park zijn dagelijkse gebruikers en zoeken daarin de gemakkelijkste en meest comfortabele route. Het spreiden van de fietsers over beide takken van de Gildenring is eerder nooit gebleken succesvol te zijn. De bewegwijzering alleen werkt niet. Uit de telcijfers blijkt dat de kortste route via de Gildenring-oost overwegend de natuurlijke route voor fietsers is. Bovendien ontstaat er geen aantrekkelijke fietsverbinding tussen Bunnik en het USP, waardoor geen bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van het mobiliteitsvraagstuk van het USP.
Variant 3 - Fietsstraat Gildenring-oost: Een fietsstraat op de Gildenring is ongewenst, vanwege de verkeersveiligheid en de beperkte kwaliteit als fietsroute (menging van auto en fietsverkeer, bochtige karakter, veel uitritten, het ontbreken van trottoirs). Daarom leidt de fietsverbinding niet tot de gewenste kwaliteit om te komen tot een aantrekkelijke fietsverbinding tussen Bunnik en het USP, waardoor geen bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van het mobiliteitsvraagstuk van het USP. De bestaande problemen in de Gildenring, zoals omschreven in paragraaf 2.3, worden daarmee eveneens niet opgelost. Het plan om de Gildenring-oost in te richten als fietsstraat leidde bovendien in 2013 tot felle protesten.
Variant 4 - Fietsstraat Gildenring-west: Voor de Gildenring-west gelden dezelfde bezwaren als voor de Gildenring-oost. Daarnaast is deze route voor fietsers niet de meest natuurlijke route. Uit verkeerstellingen is gebleken dat de Gildenring-oost als natuurlijke route wordt gebruikt, met name omdat deze iets korter is.
Variant 5 - Vrijliggend fietspad Eikenpad, binnendoor via Gildenring-noord: Bij de variant via het Eikenpad en de Gildenring-noord worden de woonstraten Gildenring-oost en Gildenring-west vermeden, maar de route gaat wel over de Gildenring-noord, waarbij nog steeds sprake is van menging van verkeer, bochten en uitwegen en een route zonder trottoirs. Deze optie heeft de voorkeur boven variant 3 en variant 4, maar omdat door Gildenring-noord geen vrijliggend fietspad kan worden gerealiseerd, wordt hiermee niet de wezenlijke verbetering gerealiseerd. De fietsverbinding leidt daarmee niet tot de gewenste kwaliteit om te komen tot een aantrekkelijke fietsverbinding tussen Bunnik en het USP, waardoor slechts een beperkte bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van het mobiliteitsvraagstuk van het USP. Bij deze variant moet aandacht zijn voor het behoud van de bomen en afscheiding of aangepaste inrichting van de speelgelegenheid in het Eikenplantsoen. Hiervoor kunnen oplossingen worden ontworpen.
Variant 6 - Vrijliggend fietspad Eikenpad, buitenom over de akker naar het Vagantenpad: Bij de variant via het Eikenpad en de akker buitenom ontstaat een vrijliggende aantrekkelijke fietsverbinding, buiten de woonstraat, waarbij geen onoverzichtelijke bochten ontstaan. Deze variant is daardoor veiliger voor bewoners en fietsers en vormt een meer comfortabele fietsverbinding. De variant kan een bijdrage leveren aan het oplossen van het mobiliteitsvraagstuk van het USP. De variant loopt parallel aan de in de huidige situatie meest logische en meest gebruikte route door de Gildenring-oost en sluit rechtstreeks aan op de Van Zijldreef. Daarmee is het ook aannemelijk dat fietsers het fietspad daadwerkelijk zullen gaan gebruiken en de Gildenring-oost ontlasten. Er zijn bovendien kansen voor het groen inrichten van de ruimte langs het fietspad in de akker. Bij deze variant moet, net als bij variant 5, aandacht zijn voor het behoud van de bomen en afscheiding of aangepaste inrichting van de speelgelegenheid in het Eikenplantsoen. Hiervoor kunnen oplossingen worden ontworpen. De gemeente Bunnik moet voor deze variant grond verwerven om het fietspad buitenom over de akker aan te leggen.
Variant 7 - Vrijliggend fietspad ten westen van Bunnik: Deze variant heeft als voordeel dat doorgaand fietsverkeer buiten de woonwijk blijft. Het fietspad kan geheel als vrijliggend fietspad buiten de woonwijk worden aangelegd en conflicteert nergens met gemotoriseerd verkeer. De route van deze variant is echter voor doorgaand verkeer circa 450 m langer, terwijl de bestaande, kortere route aanwezig blijft voor het bestemmingsverkeer in Bunnik. Er bestaat een reëel risico dat forenzen gebruik maken van de oude route, waardoor het vrijliggend fietspad buitenom niet gebruikt wordt voor het doel. Voor woon-werkverkeer is het niet aannemelijk dat fietsers overwegend de langere route kiezen. Daarbij komt dat door de ligging van het station, fietsers komend vanaf het station, vanaf de kruising met de Provincialeweg, een stuk naar het westen moeten rijden. De rijrichting staat haaks op de hemelsbrede lijn tussen NS-station Bunnik en het USP, waardoor de fietsers het omrijden ook ervaren. Zowel door de lengte als door de richting van delen van dit tracé, is het op voorhand niet aannemelijk dat forenzen deze route zullen kiezen. Daarnaast moet de gemeente Bunnik voor deze route een lange strook grond verwerven en een nieuw fietspad aanleggen over een lengte van ruim 850 m, waarmee deze variant financieel het kostbaarste is. De beperkte effecten van het fietspad voor woon-werkverkeer in combinatie met hogere kosten, maakt deze variant ongewenst.
Conclusie: De verbinding tussen de Van Zijldreef en het Vagantenpad (USP) is een knelpunt op de fietsverbinding tussen Veenendaal/Station Bunnik en Utrecht Science Park (USP) . Door de gemeente Bunnik is er een variantenstudie gedaan naar verbetering van dit knelpunt. Varianten 1 t/m 5 en variant 7 dragen in mindere mate of niet bij aan de doelstelling om een aantrekkelijke, comfortabele vrijliggende fietsverbinding te realiseren tussen NS-station Bunnik en het Utrecht Science Park. De varianten over de Gildenring zijn vanwege meerdere redenen niet wenselijk. Allereerst betreft de Gildenring een onoverzichtelijke, bochtige woonstraat ingericht als woonerf, zonder aparte voetpaden en fietspaden. Daarnaast is de Gildenring onveiliger voor fietsers vanwege het delen van de rijbaan met auto's en zijn er tevens gevaarlijke situaties bij uitritten door (achteruit) in-/uitparkeren auto's. Ook is er geen ruimte voor een vrijliggend fietspad op de Gildenring.
Variant 6 vormt een realistische optie om te komen tot een vrijliggende fietsverbinding omdat deze variant als enige de meest realistische en logische route vormt, waarbij de (verkeers)veiligheid gecontroleerd kan worden. Daarbij wordt een bijdrage geleverd aan enerzijds het oplossen van het mobiliteitsvraagstuk van het USP en anderzijds het bestaande probleem omtrent doorgaand fietsverkeer door de Gildenring, terwijl dat gebied is ingericht als verblijfsgebied. Negatieve effecten van variant 6 kunnen worden beperkt door het Eikenplantsoen anders in te richten. Het Eikenpad kan geschikt worden gemaakt voor doorgaand fietsverkeer, terwijl speel- en groenvoorzieningen zo veel mogelijk kunnen worden behouden. Daarnaast is ruimte voor het realiseren van extra groenvoorzieningen rondom het fietspad op de akker.
Uit de afweging tussen zeven verschillende varianten is variant 6 beoordeeld tot voorkeursvariant. Bij de realisatie van variant 6 door het Eikenplantsoen is wel speciale aandacht nodig voor de kwaliteit en kwantiteit van de groen- en speelvoorzieningen in de directe omgeving van het fietspad.
Het tracé van de voorkeursvariant voert door twee deelgebieden. Vanuit de Van Zijldreef wordt het fietspad aangelegd door het Eikenplantsoen. Aan de noordzijde komt het fietspad uit op de akker, waar het fietspad buiten de wijk om naar het Vagantenpad zal lopen.
Deelgebied 1 - Eikenplantsoen: Het Eikenplantsoen betreft een groenstrook tussen de Gildenring, de Vletweide en het Steven de Witplein. Het plantsoen wordt gebruikt door voetgangers en er zijn speelvoorzieningen. Aan de zijde van de Lokhorstlaan bevindt zich, nabij de woningen Lokhorstlaan 20 t/m 28 een kleine parkeerplaats voor vijf personenauto's. Aan de zijde van de Vletweide bestaat vanuit het Eikenplantsoen vrij zicht richting het buitengebied van Bunnik. Door het Eikenplantsoen lopen twee wandelroutes van west naar oost, tussen de Gildenring en het Steven de Witplein en tussen de Gildenring en de Vletweide.
De eiken zijn ouder dan de woonwijk en vormen een beeldbepalend lijnvormig landschapselement uit de periode dat het buitengebied van Bunnik tussen de huidige provinciale weg en de Kromme Rijn nog onbebouwd was.
Deelgebied 2 - Akker: Het noordelijk gedeelte maakt deel uit van een groter perceel dat landbouwkundig wordt gebruikt en zich uitstrekt van de tuinen aan de achterzijde van de Gildenring tot aan het Jaagpad langs de Kromme Rijn. De zuidkant van de akker wordt begrensd door een ontsluiting voor landbouwvoertuigen om het perceel ten oosten te kunnen bereiken. Verder wordt het perceel begrensd door een aantal watergangen. De watergang langs het Vagantenpad is een primaire watergang, die wordt onderhouden door het waterschap.
Het perceel maakt onderdeel uit van het waardevolle Kromme Rijnlandschap, waar sprake is van natuurwaarden, landschapswaarden en aardkundige waarden. In het Kromme Rijnlandschap gaat het om de volgende waarden: bodemreliëf (afwisseling hoge en lage delen), kavelstructuur, landschapselementen, natuurlijke oevers en plaatselijk een kwetsbare waterhuishouding. Op dit deel van de akker zijn, behalve de kavelstructuur en de openheid, geen waardevolle elementen uit het Kromme Rijnlandschap aanwezig.
Luchtfoto van de huidige situatie van het projectgebied tussen het Vagantenpad en de Van Zijldreef, met omlijnd de ligging van het plangebied (bestemmingsplan)
Het tracé van de voorkeursvariant (variant 6) loopt van de Van Zijldreef via het Eikenplantsoen buitenom naar het Vagantenpad en bestaat uit twee gedeelten (deelgebied 1 en 2). Langs de gehele route wordt openbare verlichting aangelegd. Het voorliggend bestemmingsplan maakt de aanleg van een vrijliggend fietspad over het voorkeurstracé mogelijk tussen (de noordelijke grens van) het Eikenplantsoen en het Vagantenpad (deelgebied 2).
Deelgebied 1- Eikenplantsoen: Het gedeelte door het Eikenplantsoen wordt uitgevoerd in een breedte van 3,50 m. In het Eikenplantsoen wordt rekening gehouden met de bestaande Eikenbomen. Deze bomen blijven gehandhaafd. Het fietspad houdt voldoende afstand. Er komt een afscheiding tussen de speelvoorzieningen en het fietspad. De veiligheid ter plekke van de speelvoorzieningen wordt daarmee geborgd. Daarnaast blijft de mogelijkheid bestaan om het Eikenplantsoen te gebruiken als doorgaande wandelroute. Er wordt een nieuw vrijliggend voetpad gerealiseerd. De kruisingen met de Vletweide en de kruising tussen de Gildenring en het Steven de Witplein worden verkeersveilig ingericht. De kruising met de Lokhorstlaan wordt zo ingericht dat het fietspad aan beide zijden van de Van Zijldreef aansluit op de bestaande fietspaden.
Deelgebied 2 - Akker: Het voorkeurstracé voert tussen het Vagantenpad en het Eikenplantsoen over de akker buitenom. Het gedeelte over de akker wordt uitgevoerd in een breedte van 4,00 m. Om de aanleg van het fietspad mogelijk te maken worden twee duikers aangelegd over de bestaande watergangen. Naast de inrichting als fietspad worden hier ook extra gronden ingezet voor de aanleg van natuur. Ten noorden van het fietspad wordt een nieuwe watergang aangelegd als waterbergende voorziening ter compensatie van de toename van verhard oppervlak en de aanleg van nieuwe duikers. De bestaande onverharde ontsluiting voor landbouwvoertuigen wordt verplaatst in noordelijke richting en wordt aangelegd ten noorden van de nieuwe watergang. Hiervoor worden eveneens twee nieuwe duikers aangelegd. Het perceel wat benodigd is voor de realisatie van het fietspad wordt aangekocht door de gemeente Bunnik.
Na de realisatie van het fietspad kunnen de mogelijkheden worden geïnventariseerd om het meest zuidelijke gedeelte van het Vagantenpad, dat in de toekomstige situatie niet meer wordt gebruikt door doorgaand fietsverkeer, af te waarderen en te versmallen.
Het tracé van de voorkeursvariant tussen de Van Zijldreef en het Vagantenpad
Deelgebied 1 - Eikenplantsoen: In het Eikenplantsoen bevindt zich een rij waardevolle eikenbomen. Deze eiken worden met de aanleg van het fietspad behouden en vormen als grote groene elementen de basis van het plantsoen. Met de tracékeuze door het plantsoen wordt rekening gehouden met de afstanden tot de bomen en het effect van de aanleg van een fietspad op de bestaande bomen. In het kader van de aanleg van het fietspad is een boomeffectanalyse uitgevoerd. Deze analyse is toegevoegd als Bijlage 1 bij de toelichting. In de boomeffectanalyse zijn maatregelen voorgesteld. Wanneer de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd conform de voorgeschreven maatregelen, worden effecten op de bestaande bomen tot een minimum beperkt.
Deelgebied 2 - Akker: De akker is op dit moment landbouwkundig in gebruik, waarbinnen geen landschapselementen aanwezig zijn. Langs het Vagantenpad staat een grote bomenrij. Bij de aansluiting van het nieuwe fietspad op het Vagantenpad dienen graafwerkzaamheden plaats te vinden. Met de planrealisatie wordt nieuwe natuur gerealiseerd op de akker. Hiervoor wordt in het voorliggend bestemmingsplan de bestemming 'Natuur' toegewezen. Op de navolgende afbeelding is een impressie gegeven van de toekomstige situatie van het fietspad en natuurontwikkeling.
De akker maakt deel uit van een waardevol landschap met diverse natuur- en landschapswaarden. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Bunnik 2011' is de locatie daarom voorzien van de gebiedsaanduiding 'landschapstype kromme rijn en oeverwallen' en de funtieaanduidiing 'specifieke vorm van waarde - bodemreliëf'. Daarnaast is het perceel onderdeel van het inundatiegebied van de voormalige Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ter plekke van het landschapstype 'Kromme Rijn en oeverwallen' is het gemeentelijk beleid gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van het landschap, waarbij de kernkwaliteiten worden gevormd door het bodemreliëf (afwisseling hoge en lage delen), de kavelstructuur, landschapselementen, natuurlijke oevers en plaatselijk een kwetsbare waterhuishouding.
Het fietspad zelf leidt niet tot een verstoring van de openheid van het landschap. Nieuwe elementen in het landschap blijven beperkt tot de openbare verlichting langs het fietspad. De omliggende gronden worden ingericht als natuur, maar behouden een open karakter, waarmee het plan slechts beperkt effect heeft op het bodemreliëf, de kavelstructuur en de identiteit van het Kromme Rijn-landschap. De beleving van het open landschap wordt vergroot door een openbare wandelroute te creëren. In paragraaf 5.9 Cultuurhistorie is omschreven op welke wijze wordt omgegaan met de ligging in het inundatiegebied van de voormalige Nieuwe Hollandse Waterlinie, dat is aangewezen als UNESCO Werelderfgoed.
Impressie van de nieuwe situatie in deelgebied 2
Het fietspad past gedeeltelijk binnen het geldend bestemmingsplan. Voor een gedeelte van het projectgebied is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Onderstaand wordt per deelgebied beschreven op welke wijze het fietspad planologisch wordt verankerd.
Het tracé van het fietspad door deelgebied 1 kent op basis van de geldende bestemmingsplannen twee bestemmingen. In het bestemmingsplan 'Partiële herziening Dorp Bunnik 2012, snippergroen' is voor het grootste gedeelte van het tracé de bestemming 'Groen' opgenomen. Voor het overige gedeelte van het tracé is in het bestemmingsplan 'Dorp Bunnik 2012' de bestemming 'Verkeer' opgenomen.
Binnen de bestemming 'Verkeer' is het aanleggen van fietspaden rechtstreeks mogelijk en is een bestemmingsplanherziening niet noodzakelijk. Fiets- en voetpaden passen op basis van artikel 10.1 van het bestemmingsplan 'Partiële herziening Dorp Bunnik 2012, snippergroen' binnen de huidige bestemmingsomschrijving van de geldende bestemming 'Groen'. Voor het aanleggen en verharden van wegen en paden geldt wel een omgevingsvergunningplicht. Voorwaarde voor deze omgevingsvergunning is het behoud van openbaar groen in verband met de leefbaarheid en in verband met het behoud van doorzichten naar het openbaar gebied.
De gemeente Bunnik heeft in 2016 voorgesteld om een gedeelte van groenpercelen in de woonwijken van Bunnik te verkopen aan bewoners van naastgelegen woningen. Met het bestemmingsplan 'Partiële herziening Dorp Bunnik 2012, snippergroen' heeft de gemeente Bunnik een regeling vastgesteld, waarmee zogeheten 'snippergroen' eenvoudig wordt omgezet naar de bestemming 'Wonen' of 'Tuin'. Daarmee heeft de gemeente de verkoop van restpercelen in de gemeente aan particulieren gemakkelijker gemaakt. Rondom het Eikenplantsoen en aan de westzijde van de kern van Bunnik is destijds een maatschappelijke discussie ontstaan over de wenselijkheid van deze nieuwe mogelijkheden. Naar aanleiding van deze discussie heeft de gemeente Bunnik in het bestemmingsplan de specifieke functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - te behouden openbaar groen' opgenomen. De gemeente beoogt de gronden met deze aanduiding als openbaar gebied te behouden, waarmee de leefbaarheid van de wijken is geborgd. Door de aanduiding op te nemen geldt geen wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen naar 'Wonen' of 'Tuin' en is in artikel 10.1 van het bestemmingsplan 'Partiële herziening Dorp Bunnik 2012, snippergroen' bepaald dat de gronden mede zijn bestemd voor het behoud van openbaar groen in verband met de leefbaarheid en het behoud van de doorzichten naar het open buitengebied.
De gemeente Bunnik vraagt ten behoeve van het aanleggen van het fietspad door het Eikenplantsoen een omgevingsvergunning aan voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden ter plekke van de gronden met de bestemming 'Groen', waarbij wordt gemotiveerd dat de waarden, zoals bepaald in artikel 10.1 onder m worden gerespecteerd.
Het Eikenplantsoen blijft met de aanleg van het fietspad behouden als openbaar gebied, zoals beoogd met de regeling. De leefbaarheid van de omliggende woonstraten wordt met de aanleg van het fietspad door het Eikenplantsoen vergroot. Doorgaand fietsverkeer maakt in de nieuwe situatie geen gebruik meer van de Gildenring, die is ingericht als verblijfsgebied en daarmee ongeschikt is voor doorgaand fietsverkeer. De aanleg van een fietspad door het Eikenplantsoen leidt niet tot een verdichting van het plantsoen, waarmee het bestaande doorzicht naar het open buitengebied gehandhaafd blijft. In deelgebied 2 worden gronden bestemd als 'Natuur'; deze gronden worden tevens openbaar toegankelijk. Daarmee neemt het oppervlak aan openbaar gebied in de directe woonomgeving toe. De huidige bestemming van het Eikenplantsoen wordt niet gewijzigd, waarmee richting de toekomst eveneens wordt geborgd dat het Eikenplantsoen behouden blijft als openbaar gebied.
Het deelgebied 2 is op basis van het geldende bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Binnen de geldende bestemming is het aanleggen van een fietspad niet mogelijk. Voor deelgebied 2 is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.
Wanneer voor deelgebied 1 een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden wordt verkregen en voor deelgebied 2 wordt voorzien in een herziening van het bestemmingsplan, kan het voorkeursalternatief worden gerealiseerd en kan worden voorzien in een aantrekkelijke fietsverbinding tussen Bunnik en het Utrecht Science Park. Het voorliggend bestemmingsplan vormt de planologische regeling voor deelgebied 2. Gelet op het feit dat op basis van de voorgaande motivatie (zie paragraaf 3.4.1) naar alle waarschijnlijkheid een omgevingsvergunning voor deelgebied 1 kan worden verleend, kan de aanleg van de voorkeursvariant worden uitgevoerd na vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:
Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren. De gemeente Bunnik vormt als onderdeel van de stedelijke regio Utrecht een onderdeel van het Stedelijk Netwerk Nederland. De ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie zijn: zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief bouwen. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd. De opgave is daarbij om de veiligheid en gezondheid van onze leefomgeving zodanig te verbeteren dat in 2050 negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid naar een verwaarloosbaar laag niveau zijn gebracht.
De aanleg van een fietsverbinding tussen Bunnik en het Utrecht Science Park draagt bij aan de nationale doelstellingen om te komen tot een gezonde stedelijke omgeving met een goede bereikbaarheid van het stedelijk netwerk. Het stimuleren van fietsverkeer draagt bij aan een gezonde leefomgeving en leidt tot een goede bereikbaarheid van het Utrecht Science Park als onderdeel van het stedelijk netwerk. Het initiatief past daarmee goed binnen de Nationale Omgevingsvisie.
Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de Nota Ruimte en voormalige PKB’s in regelgeving geborgd. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) te verwezenlijken, danwel te beschermen. Het betreft onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen, hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (o.a. bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustgebied).
Het gebied is gelegen binnen het voormalige inundatiegebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Romeinse Limes. Beiden zijn in 2021 aangewezen als UNESCO Werelderfgoed. In paragraaf 5.8 Archeologie en 5.9 Cultuurhistorie is omschreven op welke wijze met deze waarden wordt omgegaan. In het voorliggend plan wordt rekening gehouden met de waarden, zoals vastgelegd in het Barro. Het Barro vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Utrecht. De herijking van de PRS is op 12 december 2016 vastgesteld. In de PRS beschrijft de provincie Utrecht haar ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. De provincie Utrecht geeft aan welke doelstellingen zij van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid. Deels wordt uitvoering gegeven aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening, die tegelijk met de PRS is opgesteld.
In de Provinciale ruimtelijke structuurvisie zijn de volgende provinciale belangen vastgelegd.
Duurzame leefomgeving
Vitale dorpen en steden
Landelijk gebied met kwaliteit
In de mobiliteitsketen is aandacht voor de fiets en de voetganger essentieel. Voor recreatieve doeleinden, woon-werkverkeer, stad-landverbindingen en het voor- en natransport van en naar OV-haltes spelen deze langzame verkeersverbindingen een belangrijke rol. De opkomst van de elektrische fiets kan deze rol nog vergroten. Het regionale fietsnetwerk verbindt belangrijke woonlocaties met werklocaties, scholen en stations. Het gaat om de routes buiten de bebouwde kom. De routes binnen de bebouwde kom worden aangewezen door gemeenten, maar maken wel integraal onderdeel uit van de routes van interlokaal belang. Het gaat immers om de verbinding tussen woonlocatie en bestemming. Stad, kernen en voorzieningen zijn niet altijd optimaal met elkaar verbonden. De provincie Utrecht streeft ernaar om infrastructurele verbeteringen voor langzaamverkeer te realiseren. Nieuwe fietsverbindingen behoeven een zorgvuldige integrale afweging.
De nieuwe fietsverbinding tussen Bunnik en het USP vormt een schakel in de mobiliteitsketen en kan een rol spelen voor woon-werkverkeer en het voor- en natransport van en naar OV-haltes. Het fietspad is met name geschikt voor fietsers van en naar het NS-station Bunnik. Het betreft een fietspad waarbij, zoals ook in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie wordt benadrukt, sprake is van een interlokaal belang. Het voornemen tot de aanleg van een aantrekkelijke fietsverbinding past binnen de provinciale ambitie om de routes door de bebouwde kom integraal onderdeel uit te laten maken van het bestaande fietsnetwerk.
Op 10 maart 2021 hebben Provinciale Staten van de provincie Utrecht de Interim omgevingsverordening Utrecht vastgesteld. De Interim Omgevingsverordening is op 1 april 2021 in werking getreden. In deze planologische verordening zijn regels opgenomen voor verschillende ruimtelijke en planologische onderwerpen, waar de gemeenten rekening mee moeten houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. In deze paragraaf zijn de relevante onderwerpen voor het planvoornemen artikelgewijs behandeld.
De volgende artikelen uit de Interim omgevingsverordening zijn van belang voor voorliggend plan:
Regionaal fietsnetwerk
Artikel 4.4 Instructieregel behoud regionaal fietsnetwerk
Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de realisatie van een gedeelte van het regionaal fietsnetwerk. Het plan maakt een aantrekkelijke fietsverbinding mogelijk tussen Bunnik en het Utrecht Science Park. Het Eikenplantsoen is aangewezen als regionaal fietsnetwerk, maar momenteel niet als zodanig ingericht. Met de vaststelling van het voorliggend plan wordt dit gedeelte van het regionaal fietsnetwerk voltooid. Het tracé van het fietspad wijkt iets af van de kaart uit de Interim omgevingsverordening. De tracékeuze is onderbouwd in paragraaf 3.2. De provinciale ambitie om een regionale fietsroute te realiseren tussen station Bunnik en het Utrecht Science Park wordt met het voorliggend plan ingevuld.
Groene contour
Het plangebied ligt binnen de groene contour. De Groene Contour is een gebied van ongeveer 3.000 hectare dat tegen het NNN aan ligt. In het ‘Akkoord van Utrecht’ is afgesproken om in deze zone stap voor stap steeds meer natuur toe te voegen. Als een terrein eenmaal is omgevormd tot natuur, wordt dit toegevoegd aan het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De provincie heeft in het coalitieakkoord van 2019 onder andere 12 miljoen euro gereserveerd voor nieuwe natuur in de Groene Contour.
Artikel 6.8 Instructieregel ontwikkelingen binnen de Groene contour
Uitsnede van de themakaart 'Natuur kaart 1' van de Interim omgevingsverordening Utrecht
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt binnen de groene contour, waarbinnen gronden zijn voorzien voor de realisatie van nieuwe natuur ter versterking van het Natuurnetwerk Nederland. Met het omzetten van de bestemming van een agrarisch perceel naar een natuurbestemming en de bestemming voor de aanleg van een fietspad is geen sprake van verstedelijking. De nieuwe groenvoorzieningen dragen bij aan de landschappelijke kwaliteit van het gebied.
Artikel 7.2 Instandhouding en versterking (Voorlopige Lijst) UNESCO Werelderfgoed Hollandse Waterlinies
Uitsnede van de themakaart 'Cultuurhistorie en landschap kaart 1' van de Interim omgevingsverordening Utrecht
Inmiddels is de Nieuwe Hollandse Waterlinie opgenomen op de UNESCO Werelderfgoedlijst. De waarde van de Hollandse Waterlinie wordt gewaarborgd door het behoud van het open karakter van het landschap. Met de aanleg van een fietspad door de akker blijft het open karakter van het landschap in stand. Er zullen lage lantaarnpalen worden gerealiseerd en de natuur in het gebied zal lage beplanting betreffen. Zie ook paragraaf 5.9 Cultuurhistorie. Met de in het bestemmingsplan opgenomen regels is de universele waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie voldoende geborgd.
Artikel 7.9 Instructieregel landschap
Uitsnede van de themakaart 'Cultuurhistorie en landschap kaart 2' van de Interim omgevingsverordening Utrecht
Vanwege de ligging in het landschap 'Rivierengebied', aangeduid met landschappelijke waarden, is artikel 7.9 van belang. In het landschap Rivierengebied wil de provincie Utrecht de volgende kernkwaliteiten behouden:
Er is een duidelijk contrast tussen de besloten dorpskern en het open karakter van het buitengebied. Het contrast tussen de kern van Bunnik en het waardevol open landschap blijft met de aanleg van het fietspad ongewijzigd. De kenmerkende kromming in de Kromme Rijn blijft intact en is vanaf het Vagantenpad goed waarneembaar.
Conclusie: Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het planvoornemen past binnen de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht.
De gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen en Zeist hebben gezamenlijk de Mobiliteitsvisie Grootstedelijk Utrecht vastgesteld. Bouwstenen voor deze regionale bereikbaarheidsambitie bestaan uit eerder vastgesteld beleid waaronder de OV-visie, het OV-Streefbeeld 2020 en de Fietsvisie.
De ruimte die nodig is voor mobiliteit en bereikbaarheid in het stedelijk gebied neemt steeds verder toe. Reizigers hebben tegenwoordig een ander verplaatsingsgedrag dan vroeger. De vraag naar mobiliteit neemt toe en verandert. Tegelijk stellen mensen hoge eisen aan hun omgeving. Dit vraagt om actueel verkeers- en vervoerbeleid waarin de regio keuzes maakt.
De regionale bereikbaarheidsambitie vormt ook een uitwerking van één van de tien belangrijkste opgaven die zijn geagendeerd in de strategisch ruimtelijke agenda van de U10-gemeenten. Hierbij bestaat samenhang met andere ontwikkelingsopgaven zoals de ontwikkeling van Utrecht Science Park, de herstructurering van werklocaties en verbindingen tussen stad en landelijk gebied.
De regio Utrecht maakt de volgende keuzes in haar mobiliteitsvisie:
De groei van Utrecht Science Park blijft doorgaan. De regio heeft de ambitie om de economische positie van het Utrecht Science Park verder te versterken. Gevolg van de doorgaande economische ontwikkeling is dat vervoerstromen blijven toenemen. Dat wordt nog eens versterkt door het toenemende aantal thuiswonende studenten die dagelijks naar het Utrecht Science Park reizen. Tegelijkertijd hebben de bestaande fiets- en OV-verbindingen nu al te maken met overbelasting. Utrecht Science Park is één van de grotere economische kerngebieden van Nederland, maar beschikt niet over een eigen treinstation. Er is in dit gebied ook geen ruimte om de groeiende automobiliteit te faciliteren. De regio zet daarom in op het verder faciliteren van de groei van de topsectoren in dit gebied door te investeren in OV- en fietsbereikbaarheid.
De realisatie van een aantrekkelijke fietsverbinding tussen het NS-station van Bunnik en het Utrecht Science Park draagt bij aan de fietsbereikbaarheid van de regio (en met name het USP) en past daarmee binnen de mobiliteitsvisie 'grootstedelijk Utrecht'
In de Fietsvisie Regio Utrecht legt het Bestuur Regio Utrecht (BRU) zijn visie vast op het gebruik van de fiets in de periode tot 2030. In de regio Utrecht is fietsverkeer een belangrijke pijler als onderdeel van de mobiliteit. Technische ontwikkelingen, zoals de doorbraak van de elektrische fiets en bakfietsen zorgen voor een verdere groei van het fietsgebruik. Fietsen is een duurzame, milieuvriendelijke, gezonde en goedkope manier van verplaatsen.
Echter, vooral in en rondom het stedelijk gebied zorgt de populariteit van de fiets voor een ruimtelijke opgave. Wachttijden voor verkeerslichten, te smalle fietspaden en overvolle stallingen zijn het gevolg. De regio zet in op investeringen in het regionale fietsbeleid. Doelstelling van het BRU is daarbij om in 2030 een verdubbeling te realiseren van het fietsgebruik in het woon-werkverkeer ten opzichte van 2011.
Om als stedelijke regio aantrekkelijk en bereikbaar te blijven is een verschuiving van autoverkeer naar minder belastende vervoersvormen noodzakelijk. De korte afstanden binnen de regio maken het mogelijk om binnen korte tijd veel verschillende adressen te bereiken en veel verschillende activiteiten te ontplooien. Het streven is dat de fiets het meest gebruikte vervoermiddel wordt in verplaatsingen tot 15 kilometer. Het BRU wil in 2030 iedereen die daar fysiek toe in staat is de mogelijkheid geven om alle verplaatsingen op de fiets te maken. Het aandeel van de fiets in het woon-werkverkeer gaat hiermee naar tenminste 60% in 2030.
De realisatie van het aantrekkelijke fietsverbinding tussen Bunnik en het Utrecht Science Park draagt bij aan de doelstellingen van de Fietsvisie Regio Utrecht.
Op 23 juni 2016 heeft de Gemeenteraad van Bunnik de strategische agenda van Bunnik vastgesteld. Dat is een agenda voor de lange termijn, waarin de strategische keuzes van de gemeente op weg naar een goede toekomst voor inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en bezoekers zijn weergegeven.
De gemeente Bunnik streeft onder andere naar vitaliteit van haar bewoners door een gezonde leefstijl en preventie. De gezonde leefstijl wordt onder andere gestimuleerd door de inrichting van de openbare ruimte op een wijze die uitdaagt tot een gezonde leefstijl en ontmoeting en het investeren in een fiets- en wandelvriendelijke omgeving. De gemeente Bunnik wil dat haar inwoners en bezoekers verleid worden om vaker de fiets te pakken.
De realisatie van een aantrekkelijke fietsverbinding tussen Bunnik en het Utrecht Science Park draagt bij aan bovenstaande ambities en past daarmee binnen de Strategische Agenda van de gemeente Bunnik.
De gemeente Bunnik hanteert voor de periode van 2015 tot 2024 het Verkeersbeleidsplan Bunnik. De essentie van het verkeersbeleid is dat het verkeer in de gemeente Bunnik duurzaam en veilig wordt. Het maakt duidelijk hoe de gemeente de van 2015-2024 wil omgaan met onder andere verkeersveiligheid, autoverkeer, parkeren en fietsen.
In het Verkeersbeleidsplan wordt niet in directe vorm ingegaan op de verkeerssituatie in het buitengebied van Bunnik. Wel heeft de gemeente de ambitie uitgesproken om te investeren in maatregelen voor langzaam verkeer voor verplaatsingen op korte afstand (tot 7,5 km), overwegend binnen de kernen en de relatie met het Utrecht Science Park.
Voorliggend plan draagt bij aan het stimuleren van langzaam verkeer tussen Bunnik en Utrecht Science Park en draagt daarmee bij aan de gemeentelijke ambities uit het verkeersbeleidplan.
Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.
Met voorliggend planvoornemen wordt een fietspad gerealiseerd. Dit betreft geen hindergevoelige of -veroorzakende functie. Het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidsgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.
Het plan voorziet niet in het toevoegen van een geluidsgevoelig object. Verder geldt de Wet geluidhinder niet voor 30-km wegen en woonerven. Voor de aanleg van een fietsverbinding kan een akoestische beoordeling eveneens achterwege blijven.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Indirect heeft de Wgv consequenties voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de omgekeerde werking genoemd. Voor het beoordelen van ruimtelijke plannen moet een toets op de 'omgekeerde werking' van de Wgv worden uitgevoerd.
Met het planvoornemen worden geen geurgevoelige of -veroorzakende functies toegevoegd. Het aspect geur vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig voornemen.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Met voorgenomen ontwikkeling wordt voorzien in de aanleg van een fietsvoorziening en een groenvoorziening. Gezien het voormalig gebruik van de voor de ontwikkelingen beoogde gronden en het feit dat mensen niet lang op de beoogde plekken zullen verblijven, is een bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekenende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm. In het besluit NIBM wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht
Met het voorliggend plan wordt een fietsvoorziening gerealiseerd. Hiermee is geen sprake van een toename in auto- of vrachtverkeer en er vindt geen overschrijding van een grenswaarde van de luchtkwaliteit plaats. Het planvoornemen draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit en het aspect 'Luchtkwaliteit' vormt daarmee geen belemmering voor het voorliggend plan.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Een fietspad wordt niet aangemerkt als (beperkt) kwetsbaar obejct. De kans dat bij een fietspad een dodelijk ongeval plaatsvindt door de opslag of transport van gevaarlijke stoffen, overige risicobronnen of risicovolle inrichtingen is verwaarloosbaar klein. Het aspect 'Externe veiligheid' vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving. De Wet natuurbescherming maakt onderscheid tussen beschermde gebieden en beschermde soorten. Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, zijn hieronder de beschermde gebieden en beschermde soorten beschouwd. Hiertoe is een quickscan uitgevoerd, die als Bijlage 2 is toegevoegd aan de toelichting (rapportnummer A0803-03/SKA/rap2, d.d. 29 juni 2021). Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
Gebiedsbescherming: Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De ingreep leidt niet tot een fysieke afname van oppervlakte aangewezen habitattypen in Natura 2000-gebieden of het NNN en heeft geen significant verstorend effect op soorten. Het plangebied ligt op circa 9,8 km afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied.
Soortbescherming: Uit de bureaustudie en biotooptoets komt naar voren dat in de aanwezige bomenrijen vleermuizen en grote marterachtigen kunnen verblijven. Deze bomen blijven met het planvoornemen in stand. Binnen het plangebied kunnen vogels zonder jaarrond beschermd nest broeden. Algemene vogelsoorten die broeden zijn gedurende deze tijd beschermd (15 maart – 30 augustus). Het advies luidt om de werkzaamheden buiten dit broedseizoen te laten plaatsvinden of voor het broedseizoen te beginnen en continu door te werken tijdens het broedseizoen zodat vogels niet tot broeden komen in het plangebied. Indien het niet mogelijk is om de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten, dient er een broedvogelinventarisatie gedaan te worden door een deskundig ecoloog.
Conclusie: Het plan zal niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming, mits rekening wordt gehouden met de aanbevelingen uit de quickscan flora en fauna. Er is sprake van een uitvoerbaar planvoornemen. Het aspect natuur vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan.
In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin worden meegewogen in de besluitvorming. In de Erfgoedwet is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
Als instrument om een goed onderbouwde belangenafweging te kunnen maken heeft de gemeente Bunnik een archeologische beleidskaart laten ontwikkelen. Deze kaart is op 13 oktober 2011 vastgesteld door de raad van de gemeente Bunnik. Op de archeologische beleidskaart staan archeologische monumenten en verwachtingszones aangegeven die de basis vormen voor de bescherming van de archeologische waarden.
Op de archeologische maatregelenkaart met verwachtingswaarden van de gemeente Bunnik zijn een deel van het plangebied aangewezen als 'archeologisch waardevol gebied 4'. De gemeente heeft deze archeologische verwachting doorvertaald in het bestemmingsplan 'Buitengebied Bunnik 2011' door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' op te nemen. Deze dubbelbestemming geldt eveneens voor het meest noordelijke gedeelte van het Eikenplantsoen.
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' mogen werken worden uitgevoerd of werkzaamheden worden verricht, met dien verstande dat het verstoringsoppervlak ten hoogste 5.000 m² bedraagt. Het fietspad heeft een lengte van circa 350 m en een breedte van maximaal 4,0 m. Daarmee bedraagt het maximale oppervlak van de fietsstrook circa 1400 m2. Daarnaast wordt een nieuwe watergang aangelegd ten noorden van het fietspad. Bij de aanleg van deze watergang wordt een oppervlakteverstoring verwacht van maximaal 5 m breed over een lengte van 115 m, waarmee de oppervlakteverstoring maximaal 575 m2 bedraagt. In totaal wordt bij het verrichten van grondwerkzaamheden een oppervlakte van maximaal 2.000 m2 verstoord. De geldende drempelwaarde van 5.000 m2 wordt daarmee niet overschreden.
Uit zorgvuldigheid is voor de uitvoering van de werkzaamheden wel een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het archeologisch onderzoek heeft zich beperkt tot de gronden die in de huidige situatie tot het openbaar gebied behoren (Vagantenpad en Eikenplantsoen). Na het bureauonderzoek is vanwege de gespecificeerde verwachting een karterend booronderzoek uitgevoerd. De archeologische bevindingen zijn gerapporteerd en toegevoegd als Bijlage 3 aan de toelichting (rapportnummer 21051, d.d. 15 juni 2021). Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
De resultaten van het booronderzoek bevestigen dat het noordelijke deel van het plangebied ongeveer een meter is afgegraven. Dit blijkt zowel uit de lage ligging van de boorpunten op dit tracédeel als uit het ontbreken van een ongeveer een meter dik pakket klei. Hier is nog slechts een dun pakket sterk zandige klei op beddingzand aangetroffen. Hier hoeven derhalve geen behoudenswaardige archeologische resten meer te worden verwacht. Op het zuidelijke deel van het plangebied is onder een pakket opgebracht zand, een nog intacte bodem aangetroffen waarin archeologische resten bewaard zouden kunnen zijn gebleven.
Verwachte archeologische resten kunnen bestaan uit losse artefacten en grondsporen die onderdeel uitmaken van vondstlagen, die samenhangen met vegetatie-horizonten. Hoewel op één locatie een vegetatie-horizont is aangetroffen, komen hierin geen houtskoolspikkels voor. Gedurende de vorming van deze vegetatie-horizont zullen dan ook geen bewoningsactiviteiten hebben plaatsgevonden in de nabije omgeving van het plangebied. Op één van de boorpunten is onder het pakket opgebracht zand, een laagje verkoolde plantenresten aangetroffen. De hieronder gelegen klei is venig. Waarschijnlijk is hier vegetatie verbrand voorafgaande aan de herinrichting van het gebied in de twintigste eeuw. Naboren met een megaboor heeft ook op dit boorpunt geen relevante archeologische indicatoren opgeleverd.
De archeoloog adviseert om naar aanleiding van de resultaten geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische resten aangetroffen waarbij bij de voorgenomen planvorming rekening zou moeten worden gehouden. De gemeente Bunnik neemt het advies van de archeoloog over. Daarmee kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan.
In een bestemmingsplan dient op basis van artikel 3.6.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
De akker (deelgebied 2) waarover het fietspad aangelegd wordt, maakt deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die op 26 juli 2021 is aangewezen als UNESCO Werelderfgoed. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een 19e-eeuws en begin 20e-eeuws netwerk van inundatiegebieden, forten en verdedigingswerken. Samen moesten zij West-Nederland beschermen tegen aanvallen uit het oosten. Tot de dag van vandaag is deze structuur bepalend voor het landschap en zijn veel bouwwerken van de linie nog altijd te zien.
Vanwege de verplichting om het schootsveld vrij te houden mocht er niet gebouwd worden en bleef het landschap rond de linie lang open. Naast de grote forten bestaat de linie grotendeels uit kleine werken: kazematten, groepsschuilplaatsen, sluizen, stuwen, tankversperringen en drinkwaterreservoirs. De cultuurhistorische waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zit in de unieke combinatie van deze bouwwerken en het open landschap van inundatievelden en schootsvelden.
De Houtense Vlakte, tussen Utrecht, Houten en Bunnik, kon vanwege de relatief hogere ligging niet volledig onder water gezet worden. Ten westen van Utrecht zijn daarom veel forten gebouwd. De Kromme Rijn was als waterelement een belangrijk onderdeel van het landschap en doorsnijdt de linie hier. Vanuit de forten was goed zicht op de omgeving noodzakelijk. Nadat de linie buiten gebruik genomen is, is het landschap verdicht en verstedelijkt. Het Fort bij Rijnauwen, ten noordwesten van het plangebied is volledig omzoomd door hoge beplanting. Wel wordt getracht om het gebied rondom de forten relatie open te houden en belangrijke elementen in stand te houden. Door de aanleg van een fietspad door de akker wordt de beleving van het relatief open landschap niet aangetast. Er wordt geen nieuwe bebouwing opgericht en er worden slechts beperkt aanpassingen gedaan aan de kavelsructuur, waardoor de uitzonderlijke universele waarde van de Hollandse Waterlinie behouden blijft.
De provincie Utrecht heeft een gebiedsanalyse ontwikkeld, waarin de kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie worden omschreven. Op hoofdlijnen bevat de gebiedsanalyse, naast de uitwerking van de in de Hollandse Waterlinies aanwezige kernkwaliteiten en uitzonderlijke universele waarde van het UNESCO Werelderfgoed, inzicht in de uitgangspunten en ontwikkelingsrichting bij planvorming. Onderstaand is een uitsnede van één van de gebiedskaarten weergegeven.
Uitsnede gebiedskaart kernkwaliteiten Utrecht-Oost
De planlocatie maakt onderdeel uit van het schootsveld van Fort Rijnauwen. Fort Rijnauwen maakt onderdeel uit van de tweede verdedigingsring van de stad Utrecht. De tweede fortenring ligt nog grotendeels in een groene relatief open setting. Ten oosten en zuidoosten van Fort Rijnauwen wordt de waterlinie gekenmerkt door de openheid van het gebied.
Vanwege de ligging in het UNESCO Werelderfgoed is in de Interim omgevingsverordening van de provincie Utrecht opgenomen dat bestemmingsplannen een regeling te bevatten, waarmee deze uitzonderlijke universele waarde van de Hollandse Waterlinies wordt geborgd. De cultuurhistorische waarden voor de voorliggende locatie betreft specifiek de openheid van het landschap. Om de openheid te waarborgen wordt onder andere in het plan opgenomen dat de hoogte verlichting langs het fietspad maximaal 1,5 m mag bedragen (conform bestaande maatvoering voor erf- en perceelafscheidingen). Daarnaast wordt de natuur gerealiseerd in de vorm van lage beplanting (zie paragraaf 3.4.2) en is in de bestemming 'Tuin' het oprichten van bouwwerken en gebouwen uitgesloten. Daarmee blijven de kernkwaliteiten van het UNESCO Werelderfgoed ook in de toekomst geborgd in het bestemmingsplan.
Het planvoornemen waarborgt de kavelstructuur en het open karakter van het landschap. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het voornemen.
In de omgeving van Bunnik is in de Tweede Wereldoorlog veel gevochten. De oorlogshandelingen die in de periode 1940-1945 zijn uitgevoerd in de omgeving, kunnen momenteel nog een potentieel risico met zich meebrengen. De veiligheid ten opzichte van explosieven moet altijd verzekerd zijn voordat er bodemroerende werkzaamheden verricht worden. In het kader van de veiligheid heeft de gemeente Bunnik een risicokaart laten opstellen voor het grondgebied van de gehele gemeente. Onderstaand is een uitsnede van deze risicokaart met de ligging van het plangebied weergegeven (RO-200236 versie 1.0, d.d. 14 september 2021).
NGE-Risicokaart gemeente Bunnik met ligging planlocatie
Uit de risicokaart kan worden geconcludeerd dat het plangebied niet op een locatie ligt waar een potentieel risico wordt verwacht. Er is geen sprake van een groot risico op niet-gesprongen explosieven. In het kader van het voorgenomen plan is geen nader onderzoek noodzakelijk. Het aspect niet-gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen met een planologische bescherming. Er is op dat gebied geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden. Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de relevante nota's.
Europa
Nationaal
Provinciaal
Waterschap
Gemeentelijk
In de directe omgeving van het plangebied liggen meerdere watergangen. De watergang langs het Vagantenpad betreft een primaire watergang met een beschermingszone van 5 m (type A). Parallel aan de rand van de kern Bunnik ligt, op de grens tussen de kern en het buitengebied, een tertiaire watergang.
Het tracé van het fietspad ligt tussen 1,5 m en 2,4 m +N.A.P. De agrarische gronden buiten de kern liggen op ca. 1,5 tot 1,6 m + N.A.P. Het Vagantenpad ligt relatief iets hoger dan de omliggende gronden op ca. 1,7 m + N.A.P. De gronden langs het Eikenpad liggen op ca. 2,1 tot 2,4 m + N.A.P. (bron: ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer). Ten behoeve van aanwezige waterkeringen is langs de Kromme Rijn een beschermingszone opgenomen. Deze beschermingszone ligt ca. 130 m ten noorden van het plangebied en heeft in het geldend bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Het hemelwater kan in de bodem infiltreren of afwateren via de aanwezige oppervlaktewateren.
Uitsnede legger oppervlaktewateren HDSR met globale ligging van het tracé
In de huidige situatie is sprake van een agrarisch perceel zonder verhardingen en een groenstrook (Eikenpad) met beperkt aanwezige verhardingen en speelvoorzieningen. In de nieuwe situatie is sprake van een fietspad met een lengte van circa 350 m met een breedte die varieert van 3,5 tot 4,0 m.
Grondwater: Het plan heeft geen gevolgen voor het grondwater. Door het tracé van het fietspad op het perceel 6789 licht op te hogen ontstaat geen wateroverlast op het fietspad. Het fietspad ligt binnen de provinciale grondwaterbeschermingszone ten behoeve van drinkwaterwinning. Het plan brengt geen verontreiniging van het grondwater met zich mee, waardoor de ligging binnen deze zone geen belemmering vormt voor het plan.
Oppervlaktewater: In en om het plangebied bevinden zich meerdere oppervlaktewatergangen. Nabij de aansluiting met het Vagantenpad kruist het tracé van het fietspad een primaire watergang. Hiervoor wordt een nieuwe dam met duiker aangelegd. Het tracé kruist een tertiaire watergang op de grens van de kern en het buitengebied achter Gildenring 40. Ook daar wordt ter plekke een nieuwe dam met duiker aangelegd.
Achter de tuinen van Gildenring 40 t/m 46 loopt een onverharde ontsluiting van het agrarisch perceel 6330. Vanwege de aanleg van het fietspad, wordt deze onverharde ontsluiting verplaatst in noordelijke richting. Voor de verbinding tussen perceel 6330 met het Vagantenpad moeten twee watergangen worden gepasseerd. De bestaande dam met duiker over de tertiaire watergang tussen perceel 6789 en 6330 wordt verplaatst in noordelijke richting. De primaire watergang langs het Vagantenpad wordt gepasseerd door een nieuwe dam met duiker aan te leggen.
Ter compensatie van de toename aan verhard oppervlak in de vorm van een fietspad en de aanleg van drie nieuwe duikers wordt aan de noordzijde van het fietspad een nieuwe (tertiaire) watergang gegraven. De watergang krijgt een lengte van ca. 115 m en een breedte van ca. 2,0 m. De oppervlakte van het aan te leggen oppervlaktewater bedraagt daarmee in totaal ca. 230 m2.
Hemelwater: Bij de aanleg van verhard oppervlak dient een versnelde afvoer van het hemelwater te worden voorkomen. Met het voorliggend plan is sprake van de toename aan verhard oppervlak in de vorm van een fietspad. Het fietspad heeft een lengte van ca. 350 m en heeft een maximale breedte van 4,0 m. De toename aan oppervlakteverharding bedraagt daarmee ca. 350 m * 4,0 m = ca. 1.400 m2. Ongeveer 60% van deze verharding wordt aangelegd binnen de kern Bunnik, waar een compensatieplicht geldt voor initiatieven met een oppervlakte groter dan 500 m2. Voor het voorliggend plan is de volledige toename aan verharding gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater. Voor het stedelijk gebied geldt een compensatieplicht van 15%. Voor het buitengebied geldt een compensatieplicht van 10%. De totale compensatievereiste bedraagt daarmee:
(1.400 m2 * 60%) * 15% + (1.400 m2 * 40%) * 10% = 126 m2 + 56 m2 = 182 m2.
Er wordt een nieuwe watergang aangelegd ten noorden van het fietspad met een oppervlakte van 230 m2. Het betreft de compensatie van de toename van verhard oppervlak en de compensatie van de aan te leggen duikers. De nieuwe watergang heeft in het voorliggend plan de bestemming 'Water'. Het voornemen betreft daarmee een hydrologisch neutrale ontwikkeling.
Vuil water: Er is geen sprake van vuil water afkomstig van het plangebied. Er zijn geen rioleringen aanwezig die de aanleg van het fietspad belemmeren.
Voor het voorliggend plan is een digitale watertoets uitgevoerd. De digitale watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen. De watertoets heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl). De rapportage is als Bijlage 4 opgenomen bij deze ruimtelijke onderbouwing.
Uit de ingevoerde gegevens volgt dat sprake is van een ruimtelijk plan dat mogelijk invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. Dit ruimtelijk plan dient dan ook de normale watertoetsprocedure te volgen. Dit betekent dat er nader overleg plaats moet vinden met het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het plan is in het kader van het wettelijk vooroverleg toegezonden aan het waterschap (zie ook paragraaf 8.2 Vooroverleg).
Realisatie van het voorliggend plan leidt, met inachtneming van de voorwaarden van het waterschap, niet tot negatieve effecten op de aspecten met betrekking tot de waterhuishouding.
Vóór realisatie van het plan vraagt de gemeente Bunnik een watervergunning aan bij het Hoogheemraadschap voor de aanleg van de noodzakelijke duikers. Het is aannemelijk dat deze watervergunningen kunnen worden verleend. Daarmee is het bestemmingsplan uitvoerbaar. Het waterschapsbelang is geborgd in de Keur.
Het aspect water vormt derhalve geen belemmering voor het voorgenomen initiatief.
Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien.
De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid en kan bovendien dienst doen bij planinterpretatie.
Om inzicht te geven in de juridische opzet zijn hierna de systematiek en de opbouw van het bestemmingsplan toegelicht.
SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers - strikt juridisch gezien - geen deel uit van het bestemmingsplan.
De verbeelding van het bestemmingsplan bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels. Er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan.
Het centrale onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de in het plan begrepen grond bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daar bevindende bouwwerken.
Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.
De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het buitengebied. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken en aanduidingen opgenomen. Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter. Deze gegevens zijn een hulpmiddel voor het bepalen van bestemmingsvlakken en bouwvlakken.
De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:
Ontwikkelingen die niet in de regels mogelijk zijn gemaakt, zijn uitsluitend mogelijk via een buitenplanse procedure.
Natuur: Voor de gronden rondom het fietspad is een natuurbestemming opgenoemn. De bestemming 'Natuur' is gebaseerd op de natuurbestemming uit het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Bunnik 2011'. Voor een eventuele afwijking van het tracé voor het fietspad is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Voorwaarden voor aanleg van een fietspad binnen de natuurbestemming zijn het afwijken van het oorspronkelijke tracé met maximaal 5 meter en het behoud van voldoende natuur.
Tuin: De bestemming 'Tuin' is opgenomen om de bestaande tuinen van Gildenring 40 t/m 46 vast te leggen conform de bestaande situatie. Vanwege de ligging van de tuinen in het open landschap is het vergunningsvrij oprichten van bouwwerken uitgesloten. De bestemmingsregeling is gebaseerd op de bestemming 'Tuin' uit het bestemmingsplan 'Dorp Bunnik 2012'.
Verkeer - Fietspad: De bestemming 'Verkeer - Fietspad' is opgenomen ten behoeve van de aanleg van een fietspad. De als 'Verkeer - Fietspad' bestemde gronden zijn bestemd voor verharde wegen ter gebruik als fietspad, alsmede de bijbehorende bermen/ groenvoorzieningen, afwatering, verkeersgeleiders e.d. De verkeersbestemming maakt (voor wat betreft vormen van verkeer) uitsluitend voet- en fietspaden mogelijk, waardoor de gronden met deze verkeersbestemming niet kunnen worden gebruikt voor (doorgaand) autoverkeer.
Water: De bestemming 'Water' is opgenomen om een eventuele overkluizing van de bestaande watergangen met een dam of duiker mogelijk te maken en wordt opgenomen ter plekke van de nieuw te graven watergang. De bestemmingsregeling is overgenomen uit het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Bunnik'.
De ontwikkeling die met het voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt betreft een initiatief dat wordt bekostigd vanuit het budget dat beschikbaar wordt gesteld door het samenwerkingsverband U Ned. Het betreft onder andere de aanlegkosten, de voorbereidingskosten en de kosten voor de grondverwerving. Vanuit de provincie Utrecht wordt een subsidie verstrekt voor het project. De kosten voor het beheer en onderhoud van het fietspad komen vanaf 2023 voor rekening van de gemeente Bunnik.
Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen onevenredige consequenties voor de gemeentelijke kas.
In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie met de omgeving. In het kader van de haalbaarheid heeft de gemeente Bunnik de omwonenden geïnformeerd en betrokken bij de planvorming. Er zijn meerdere informatiebrieven verstuurd en een aantal (digitale en fysieke) bijeenkomsten georganiseerd. Hiervan is een verslag toegevoegd als Bijlage 5 bij de toelichting.
In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen, en met de besturen van de provincie en het Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
In het kader van het vooroverleg is het plan toegezonden aan de Provincie Utrecht en het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
Provincie Utrecht: De gemeente Bunnik heeft in de vooroverlegfase een aantal keer ambtelijk overleg gevoerd met de provincie Utrecht. Naar aanleiding van deze overleggen is het bestemmingsplan op een aantal punten aangepast. Het betreft onder andere het vastleggen van de bestemming 'Natuur' en de verankering van de openheid van het landschap in het kader van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden: De gemeente Bunnik heeft op 23 juni 2021 ambtelijk vooroverleg gevoerd met het waterschap. Het waterschap heeft aangegeven een positieve grondhouding in te nemen tegenover het plan, mede vanwege de aanleg van een nieuwe watergang, die aansluit op de bestaande A-watergang. Gelet op de geringe omvang van het plan is het toepassen van watercompensatie niet noodzakelijk.
Het ontwerpbestemmingsplan ligt op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage. Gedurende deze periode wordt eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen.