direct naar inhoud van Regels
Plan: Fietspad Bunnik - USP
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0312.bpBNKfietspadusp-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 plan

het bestemmingsplan Fietspad Bunnik - USP van de gemeente Bunnik;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0312.bpBNKfietspadusp-on01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.9 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.10 duiker

kokervormige constructie in een watergang met als doel percelen over een watergang bereikbaar te maken of wegen over een watergang aan te kunnen leggen.

1.11 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.12 landschapswaarde

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin.

1.13 peil
  • a. bij gebouwen: de bovenkant van de afgewerkte vloer op de begane grond;
  • b. bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • b. instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen sloten en andere waterpartijen;
  • d. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder a, b en c bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;

alsmede voor:

  • e. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen wandelpaden.
3.2 Bouwregels

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van de gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming:

  • a. voor opslag, stort, of bergplaats van andere, al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik.
  • b. voor verkeersdoeleinden en parkeren.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3 onder b voor het toestaan van de aanleg en instandhouding van een fietspad, mits:

  • a. dit noodzakelijk is voor het afwijken van het tracé van het fietspad dat is voorzien met de bestemming 'Verkeer - Fietspad';
  • b. daarmee geen sprake is van een vermindering van de oppervlakte van groenvoorziening, die met de bestemming 'Natuur' wordt voorzien.
3.5 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Natuur' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':

  • a. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • b. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur
  • d. werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals draineren, onderbemalen e.d.
  • e. het dempen van waterlopen, watergangen, sloten, greppels en andere waterpartijen
  • f. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • g. diepploegen, zijnde het extra diep – circa 0,5 m of meer – omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • h. bebossen.
3.5.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in 3.5.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
3.5.3 Toetsingscriteria

De in 3.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door deze werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de in 3.1 genoemde waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. perceelsontsluitingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn niet aan te merken als achtererfgebied, zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Bouwwerken zijn hier uitgesloten.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Terrein- en erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1, uitsluitend voor het toestaan van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,5 m, mits:

  • a. de erf- of terreinafscheiding is uitgevoerd in de vorm van een open draadconstructie;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het open karakter van het landschap.

Artikel 5 Verkeer - Fietspad

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fietspaden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water, watergangen, waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. bruggen en duikers, ter plaatse van de aanduiding 'water'

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend worden opgericht gebouwen van openbaar nut alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met inbegrip van lichtmasten en andere bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding, met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van de gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming voor opslag, stort, of bergplaats van andere, al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishouding;
  • d. groenvoorzieningen, onder andere in de vorm van oevers, taluds en onderhoudspaden;
  • e. waterstaatkundige kunstwerken, zoals duikers, bruggen, kaden en (aanleg)steigers;
  • f. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • g. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de waterhuishouding en de onder f bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
6.1.1 Bouwregels

Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming of ten dienste van aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 8.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 8.1.1 met maximaal 10%.

8.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 8.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4 Strijd met het voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Fietspad Bunnik - USP.