1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer is voornemens invulling te geven aan de wijzigingsbevoegdheid die voor het perceel Ambachtstraat 24 is opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Dorp Werkhoven 2012'. Het betreft het daadwerkelijk realiseren van één extra woning en het herbestemmen van de huidige bedrijfswoning tot reguliere woning. Voor deze invulling van de wijzigingsbevoegdheid is het opstellen van een wijzigingsplan noodzakelijk.
1.2 Ligging plangebied
Het plangebied van voorliggend wijzigingsplan is gelegen aan de Ambachtstraat 24 te Werkhoven, gemeente Bunnik. Het plangebied betreft een bedrijfsperceel thans in gebruik door een aannemersbedrijf.
Ligging plangebied
1.3 Vigerend bestemmingsplan
Voorliggend wijzigingsplan moet de realisatie van één vrijstaande woning en de herbestemming van de huidige bedrijfswoning mogelijk maken op het bedrijfsperceel aan de Ambachtstraat 24 te Werkhoven. Dit is mogelijk op basis van artikel 27.3 van de planregels van het geldende bestemmingsplan 'Dorp Werkhoven 2012'. Dit bestemmingsplan is op 3 oktober 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Bunnik. In artikel 27.3 is aangegeven dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2'. Daartoe zijn enkele voorwaarden gegeven. Deze voorwaarden zijn in paragraaf 4.1 van de voorliggende toelichting opgenomen.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan (plangebied in zwart kader)
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk zal in hoofdstuk 2 het initiatief worden toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante beleid. Hoofdstuk 4 licht de haalbaarheid van het wijzigingsplan toe aan de hand van de wijzigingsbevoegdheid conform de geldende bestemmingsplanregels. In hoofdstuk 5 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en milieuwetgeving. Tot slot bevatten hoofdstuk 6 en 7 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheden van het plan.
Voorliggend wijzigingsplan voorziet naast de toelichting, tevens in planregels en een verbeelding.
2.1 Huidige situatie
In de huidige situatie wordt het plangebied gebruikt ten behoeve van een aannemersbedrijf. Aan de westzijde van het plangebied, grenzend aan de Ambachtstraat, is een bedrijfswoning gesitueerd. Ten oosten van deze woning, aan de Achter Rijn, is een bedrijfsgebouw aanwezig. Hiernavolgende foto's geven een impressie van de huidige invulling van het plangebied.
Impressie plangebied
2.2 Toekomstige situatie
Zoals in hoofdstuk 1 reeds is gesteld bestaat de beoogde invulling in totaal uit twee vrijstaande woningen. De bestaande bedrijfswoning blijft bij de ontwikkeling gehandhaafd. De tweede vrijstaande woning wordt gerealiseerd in de bestaande bedrijfsbebouwing op het oostelijk deel van het terrein. Hiertoe zal een deel van de bedrijfsbebouwing worden gesloopt (circa 85 m²). De goot- en nokhoogte blijven gelijk. Hiernavolgende afbeelding geeft een eerste impressie van deze woning.
Impressie plattegrond en doorsnede tweede woning
3 Beleidskader
In hoofdstuk 2 van het bestemmingsplan 'Dorp Werkhoven 2012' is reeds een beschrijving gegeven van het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid dat op het gebied van toepassing is. De wijzigingsbevoegdheden uit bestemmingsplan 'Dorp Werkhoven 2012' zijn reeds getoetst aan dit beleid. Wanneer aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan kan gesteld worden dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met het beleid zoals beschreven in het bestemmingsplan 'Dorp Werkhoven 2012'. Gezien de recente vaststellingsdatum van dit bestemmingsplan is er ook geen recenter beleid waaraan het wijzigingsplan nog getoetst dient te worden.
4 Haalbaarheid van het wijzigingsplan
4.1 Wijzigingsbevoegdheid
Het plangebied heeft de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2'. Met betrekking tot deze wijzigingsbevoegdheid is in artikel 27.3 van de geldende bestemmingsplanregels opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' conform het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen naar de bestemming 'Wonen', na de beëindiging van alle bedrijfsactiviteiten ter plaatse, mits:
- er op het voormalige bedrijfsperceel niet meer dan twee vrijstaande woningen worden opgericht;
- daartoe de bestaande gebouwen worden aangewend, danwel geheel of gedeeltelijke sloop/nieuwbouw plaats vindt;
- bij geheel of gedeeltelijke sloop/nieuwbouw het bestaande aantal vierkante meters gebouwen niet wordt vergroot;
- bij geheel of gedeeltelijke sloop/nieuwbouw de 'footprint' van de bestaande gebouwen wordt aangehouden, of als buiten de 'footprint' van de bestaande gebouwen wordt gebouwd tenminste 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens wordt aangehouden;
- bij geheel of gedeeltelijke sloop/nieuwbouw binnen de 'footprint' van de bestaande gebouwen mogen de bestaande bouwhoogtes worden voortgezet;
- bij nieuwbouw van een woning achter op het perceel of nieuwbouw van een woning buiten de 'footprint' van het bestaande gebouw, gelden de bouwregels behorend bij de bestemming 'Wonen' als bedoeld in lid 14.2, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van de te realiseren woning achterop het perceel maximaal 6,5 meter mag bedragen;
- er voldaan wordt aan de eisen van de Wet geluidhinder;
- een beschrijving is gegeven van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding en de waterbeheerder hierover heeft geadviseerd;
- uit bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik, danwel dat middels een saneringsplan is aangetoond dat de bodem geschikt gemaakt kan worden voor het beoogde gebruik;
- is aangetoond dat de Flora- en faunawet niet de uitvoering van het wijzigingsplan in de weg staat;
- de archeologische bescherming zoals bedoeld in artikel 17,18 en 19 in acht wordt genomen;
- er rekening is gehouden met de realisering van voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de 'Nota parkeernormen, gemeente Bunnik'.
een en ander met dien verstande dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening in het wijzigingsplan een nadere detaillering kan worden aangebracht middels het opnemen van bouwaanduidingen op de verbeelding en in de regels.
4.2 Toetsing aan de wijzigingsbevoegdheid
Om de twee woningen toe te staan dient te worden voldaan aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in artikel 27.3 van de planregels van het geldende bestemmingsplan 'Dorp Werkhoven 2012'. Deze voorwaarden zijn verwoord in paragraaf 4.1 van deze toelichting. In onderstaande wordt per voorwaarde toegelicht op welke wijze wordt voldaan aan de betreffende voorwaarde.
Voorwaarde a
Met dit wijzigingsplan wordt de realisatie van maximaal twee woningen mogelijk gemaakt. Er wordt daarmee voldaan aan de gestelde voorwaarde.
Voorwaarde b
Zoals gemotiveerd in paragraaf 2.2 wordt de bestaande bedrijfsbebouwing gebruikt. Eén van de twee woningen is reeds gerealiseerd als bedrijfswoning. Dit wijzigingsplan behelst voor de woning enkel een herbestemming naar de bestemming 'Wonen'. De tweede woning wordt gerealiseerd in het bestaande bedrijfsgebouw op het oostelijk deel van de bedrijfskavel. Het gedeelte grenzend aan de Achter Rijn zal daarbij worden afgebroken. Dit gedeelte is circa 85 m² groot.
Voorwaarde c
Het beoogde bouwplan gaat niet uit van een vergroting van het totaal aan bebouwing. Zoals gesteld onder voorwaarde b wordt juist een verkleining voorzien.
Voorwaarde d
Alleen voor de tweede woning op het oostelijk gedeelte van het perceel worden ruimtelijke ingrepen voorzien. Een gedeelte van het huidige bedrijfsgebouw zal worden gesloopt. Het overige gedeelte, in de bestaande footprint, wordt aangewend ten behoeve van de te realiseren woning.
Voorwaarde e
Het plan gaat uit van de bestaande goot- en bouwhoogten.
Voorwaarde f
Voorwaarde f gaat uit van nieuwbouw. Omdat de beoogde ontwikkeling uitgaat van herontwikkeling van de bestaande bebouwing is deze voorwaarde niet van toepassing.
Voorwaarde g
Op de Wet geluidhinder (Wgh) wordt in paragraaf 5.1 van de voorliggende toelichting ingegaan. Geconcludeerd wordt dat de beoogde invulling voldoet aan de eisen opgenomen in de Wgh.
Voorwaarde h
De beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding is opgenomen in paragraaf 5.2 is opgenomen in paragraaf 5.2. De waterbeheerder is tijdens de voorbereiding van het wijzigingsplan in de gelegenheid gesteld te reageren.
Voorwaarde i
In paragraaf 5.1 zijn de resultaten van het bodemonderzoek opgenomen. Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit zich niet verzet tegen de beoogde functie.
Voorwaarde j
Het aspect ecologie wordt in paragraaf 5.3 van de voorliggende ruimtelijke onderbouwing nader behandeld. Hieruit volgt dat geen belemmeringen worden voorzien.
Voorwaarde k
Het aspect archeologie wordt in paragraaf 5.4 nader behandeld. Hieruit volgt dat dit aspect zich niet tegen de ontwikkeling verzet.
Voorwaarde l
De hoeveelheid te realiseren parkeerplaatsen is conform de 'Nota parkeernormen, gemeente Bunnik' bepaald. Binnen de Nota is de planlocatie aangewezen als zone 1. Uitgaande van twee vrijstaande woningen (met prijspeil boven € 236.000,- peildatum 2008) dienen 4 parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd. Het eigen terrein biedt voldoende ruimte om deze parkeervoorziening te realiseren.
4.3 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het initiatief voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Het college kan dan ook door middel van dit wijzigingsplan de bestemming wijzigen.
5 Omgevingsaspecten
In het kader van een 'goede' ruimtelijke ordening moet het aantoonbaar zijn dat een nieuwe ontwikkeling uitvoerbaar is. Hiervoor moeten de milieutechnische gevolgen in beeld gebracht worden. Omdat gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid, zoals deze in het geldende bestemmingsplan is opgenomen, kan verwezen worden naar de toelichting behorende bij het bestemmingsplan. Hierin is gemotiveerd dat de wijzigingsbevoegdheid voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden per milieuaspect de gevolgen beschreven en de eventueel noodzakelijke onderliggende haalbaarheidsonderzoeken toegelicht.
5.1.1 Bodem
In het kader van een wijzigingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
PlanspecifiekMiddels bodemonderzoek (zie bijlage) is inzicht in de bodemkwaliteit verkregen. Op de planlocatie zijn enkele beperkte bodemverontreinigingen aangetroffen. Gelet op de inrichtingsplannen van het terrein (behoud verharding, geen grondwerkzaamheden) concludeert het onderzoeksbureau dat deze verontreinigingen geen belemmering voor het plan vormen.
5.1.2 Geluid
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
- woningen;
- geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medisch centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
De te realiseren woning wordt onder de Wgh beschermd tegen industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Industrielawaai is niet van toepassing. De planlocatie ligt niet binnen de onderzoekszone van een spoorweg. De N229 is op circa 360 meter van de planlocatie gelegen. Daarmee is de planlocatie tevens buiten de onderzoekszone van deze weg gelegen. De Ambachtstraat en de noordelijker gelegen Beverweertseweg zijn aangemerkt als 30 km/uur gebied. Gelet op de straatprofielen en de verkeersstructuur worden op beide wegen niet meer dan 1000 voertuigen per etmaal verwacht. Daarmee bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat als gevolg van verkeersbewegingen over deze straten geluidshinder ter hoogte van het plangebied optreedt. Derhalve is beoogde ontwikkeling niet strijdig aan de eisen vanuit de Wet geluidhinder.
5.2 Water
Waterbeheerplan de Stichtse Rijnlanden
Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft op 28 oktober 2009 het Waterbeheerplan 'Water Voorop' voor de periode 2010-2015 vastgesteld. Hierin staat in grote lijnen het waterbeheer beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe het waterschap deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in haar beheergebied kan uitvoeren, samen met diverse andere organisaties. Verder bevat het plan een overzicht van de ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015 en hoe het waterschap die wil bereiken.
In het beleids- en uitvoeringsplan zijn de ambities uit het strategisch deel vertaald naar de beleidsthema's en zeven vernieuwende projecten. Per thema en vernieuwend project zijn de belangrijkste doelen en maatregelen opgenomen. De beleidsthema's zijn:
- Veiligheid;
- Voldoende water;
- Schoon water;
- Recreatie, landschap en cultuurhistorie.
De vernieuwende projecten hebben als doel het toekomstige waterbeheer een impuls te geven. Hierbij gaat het om urgente vraagstukken, complexe samenwerking met andere maatschappelijke partijen en een groot waterschapsbelang met een grote impact op de lokale bevolking en het bedrijfsleven. De vernieuwende projecten zijn:
- Veenweidegebied;
- Europese Kaderrichtlijn Water;
- Samenwerken in de waterketen;
- (Her-) ontwikkeling rioolzuiveringsinstallatie Utrecht;
- Wateropgave Oude rijn;
- Inrichting Rijnenburg;
- Kromme Rijn Natuurlijk.
In het algemeen geldt dat met name de doelstelling 'scheiden van schoon en vuil water' (afkoppelen) een belangrijk thema is voor zowel waterkwantiteit als waterkwaliteit. Bovendien is in bestaand stedelijk gebied, zoals het
plangebied duurzaam waterbeheer met de trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' het uitgangspunt.
Waterplan Bunnik
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor het lokale en regionale waterbeheer in Midden-Nederland, waaronder ook de gemeente Bunnik. De gemeente Bunnik en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden hebben gezamenlijk een gemeentelijk waterplan opgesteld: 'Waterplan Bunnik, Visie voor 2025, beleidslijnen en maatregelen'. De provincie Utrecht en Vitens hebben hieraan bijgedragen. Het Waterplan Bunnik is op 15 mei 2008 vastgesteld door de gemeenteraad van Bunnik en op 29 april 2008 door het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap.
Water is voor de Bunnikse economie een belangrijke motor. Zonder voldoende (oppervlakte)-water is bijvoorbeeld bescherming van fruitbloesem tegen vorst niet mogelijk. Zonder goed water is er überhaupt geen fruitteelt mogelijk. Grondwater is een bron voor drinkwater (onttrekking Vitens) en industrie (Vrumona). Daarnaast trekken water en natuur in Bunnik recreatie aan. Het water in Bunnik heeft een binding met haar gebruikers. De kromme Rijn is zowel in ruimtelijk opzicht als vanuit watersysteemtechnisch perspectief de drager van water in Bunnik. Dit bondgenootschap met water in de breedste zin komt tot uitdrukking in het volgende motto: 'Bunnik, verbonden met water'.
Watertoets
De legger 'oppervlaktewater 2012' toont de ligging van een beschermingszone binnen het wijzigingsgebied.
Uitsnede legger 'oppervlaktewater 2012'
De beschermingszone van primair oppervlaktewater bedraagt 5 meter. Een gedeelte van het huidige bedrijfsgebouw is gesitueerd in deze beschermingzone. Dit gedeelte zal gesloopt worden. Vanwege de ligging in de beschermingszone is het slopen vergunningplichtig. Indien de gronden weer worden aangevuld tot het huidige maaiveldniveau worden de belangen van het oppervlaktewater niet aangetast en kan de vergunning worden afgegeven.
Watercompensatie
In de huidige situatie is nagenoeg het gehele plangebied verhard. In de beoogde situatie zal ook ruimte worden gevonden voor tuin. Voorts wordt een deel van de bebouwing (circa 85 m²) gesloopt. Hoewel het wijzigingsplan een totale verharding niet uitsluit voorziet het plan, naar verwachting, in een beperkte afname van verhard oppervlakte. Afname van verharding draagt bij aan een duurzaam waterbeheer. Aangezien niet sprake is van een toename van meer dan 500 m² verharding is verdere watercompensatie niet verplicht.
Waterafvoer
De vuilwaterafvoer van het plan zal de bestaande aansluiting op het openbaar riool gebruiken. Het hemelwater vanaf de gebouwen is in de huidige situatie reeds deels afgekoppeld. Bij de verbouwing voor de tweede woning zal zoveel als mogelijk afgekoppeld worden van het riool. Bij deze afkoppeling zullen geen uitlogende materialen gebruikt worden voor dak, dakgoot en regenpijpen. Het regenwater vanaf de bestrating zal 'gewoon' via de berm/tuin infiltreren in de bodem of worden afgevoerd via het bestaande systeem.
5.3 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
- Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
- beschermde Natuurmonumenten;
- wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
- vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
- verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
- verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Het plangebied is niet gelegen in EHS gebied of in de directe nabijheid van Natura 2000 gebied. Derhalve zijn effecten op beschermde natuurgebieden, als gevolg van de ontwikkeling, uitgesloten. Er vinden, in het kader van het wijzigingsplan, geen ruimtelijke ingrepen plaats aan de voormalige bedrijfswoning. Wel vinden ingrepen plaats aan het bedrijfsgebouw. Een deel van dit bedrijfsgebouw wordt gesloopt. Als gevolg van het huidige intensieve gebruik worden hier geen beschermde flora en fauna verwacht. De reguliere zorgplicht blijft onverminderd van kracht.
5.4 Archeologie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden.
Planspecifiek
Het gemeentelijk archeologiebeleid wijst voor de gehele planlocatie enkele verwachtingswaarde aan. Deze verwachtingswaarden zijn in het bestemmingsplan 'Dorp Werkhoven 2012' vertaald naar de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2, 3 en 4. Voorliggend initiatief gaat niet uit van nieuwe of aanvullende bodemverstoringen. Daarmee worden de mogelijke huidige archeologische waarden in situ bewaard.
6 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Het project wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie van het plan zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de procedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer worden doorberekend. Het project wordt op verzoek van en gefinancierd uit eigen middelen van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn er verder geen kosten aan de ontwikkeling verbonden. Hiermee kan afgezien worden van het vaststellen van een exploitatieplan. De economische uitvoerbaarheid van dit initiatief zal met het afsluiten van de anterieure overeenkomst worden aangetoond. In deze overeenkomst zal ook het verhaal van planschade geregeld worden.
7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
Het ontwerpwijzigingsplan zal conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid van zienswijzen voor een ieder, ook voor overlegpartners. Na vaststelling door het college van Burgemeester en Wethouders zal het vaststellingsbesluit bekend gemaakt worden. Het wijzigingsplan ligt na bekendmaking dan 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.
7.2 Verslag zienswijzen
Het ontwerp wijzigingsplan heeft met ingang van 6 maart 2014 gedurende zes weken (tot en met 17 april 2014) voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is door niemand gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijzen.