direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Spengen 26 en 28
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0311.BPSpengen26en28-VG01

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroepen;
  • c. daarbij behorende bouwwerken, tuinen en erven, water en watergangen.
4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag maximaal één woning worden gebouwd;
  • c. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale goothoogte in meters   Maximale bouwhoogte in meters   Maximale gezamenl. inhoud in m³   Maximale gezamenlijke oppervlakte in m²   Dakhellling  
Woning (hoofdgebouw)   6   9   600     Minimaal 30º en maximaal 60º  
Aan- en uitbouwen bij de woning   0,25 meter boven de eerste bouwlaag van de woning   5        
Bijgebouwen bij de woning   3   5     50   Minimaal 15° en maximaal 50º  
Overkappingen   3   3,5        

  • d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van niet minder dan 4 meter achter de voorgevel van de woning (hoofdgebouw) te worden gebouwd;

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van overkappingen gelden de onder 4.2.1opgenomen bouwregels;
  • b. paardenbakken en zwembaden zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en de stedenbouwkundige eenheid van de gebouwde omgeving nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de visuele en functionele kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte;
  • b. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de gebruikswaarde van belendende panden en percelen, met betrekking tot bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy.
4.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de bouwregels ten behoeve van het bepaalde in:

  • a. 4.2.1 onder c voor het vergroten van de maximale inhoud van woningen, mits voor iedere 50 m³ uitbreiding 100 m² aan bijgebouwen wordt gesloopt waarbij minimaal 50 m² aan bijgebouwen wordt behouden, met dien verstande dat de inhoud van woningen niet meer dan 750 m³ mag bedragen.
4.5 Specifieke gebruiksregels

De uitoefening van aan huis gebonden beroepen is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;
  • c. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huid gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
  • d. het parkeren ten behoeve van het aan huis gebonden beroep op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. geen vanaf het openbaar gebied zichtbare reclame-uitingen worden aangebracht, tenzij het een reclame-uiting betreft die voldoet aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening en die niet is aan te merken als een bouwwerk.
4.6 Aanlegvergunning

4.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van (verhardingen ten behoeve van) in- en uitritten.

4.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Geen aanlegvergunning als bedoeld in 4.6.1 is vereist voor:

  • a. het aanleggen van (verhardingen ten behoeve van) 1 in- en uitrit per bouwvlak;
  • b. werken of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • d. werken of werkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

4.6.3 Voorwaarden voor aanlegvergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als bedoeld in 4.6.1 alleen indien:

  • a. door de in 4.6.1 onder a genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden tot herstel van de waarden niet worden of niet kunnen worden verkleind, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied;
  • b. voldoende afstand tot de eerste inrit wordt aangehouden, indien het de aanleg van een tweede inrit op een perceel betreft.