direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Kwekerij
Plan: Spengen 26 en 28
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0311.BPSpengen26en28-VG01

Artikel 3 Agrarisch - Kwekerij

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kwekerij;
  • b. een ontwerpstudio voor tuinarchitectuur ten dienste van de onder a genoemde functie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • c. het behoud en het herstel van de ter plaatse voorkomende, danwel de daaraan eigen cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  • d. water en watergangen;
  • e. behoud en/of herstel van oever- en slootvegetaties;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. daarbij behorende bouwwerken, erfbeplanting, nutsvoorzieningen, wegen en paden, parkeervoorzieningen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • e. de bedrijfsgebouwen dienen van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 15° en niet meer dan 50° mag bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen, zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van overkappingen gelden de onder 3.2.1opgenomen bouwregels;
  • b. windturbines/-molens zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • c. lichtmasten zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • e. landhekken zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 6 meter;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 2 meter.
3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de bouwregels ten behoeve van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder e, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een platte afdekking;
  • b. 3.2.1 onder c en d, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 meter en 10 meter indien dat noodzakelijk is voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor buitenopslag;
  • b. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning.
3.5 Aanlegvergunning

3.5.1 Aanlegverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het bebossen of anderzins beplanten met hoog opgaande houtopstanden, bomen, struiken of heesters (met een hoogte van 1,5 meter en meer);
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewater, oevers, kades en dijken;
  • e. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  • f. diepploegen, zijnde het extra diep - 0,4 meter of meer - omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of (grond)waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het aanleggen van paardenbakken.

3.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Geen aanlegvergunning als bedoeld in 3.5.1 is vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemming, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;
  • b. werken of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • d. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;

3.5.3 Voorwaarden voor aanlegvergunning

Een aanlegvergunning als bedoeld in 3.5.1 kan alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.