direct naar inhoud van Regels
Plan: Weltevreden - Heemstrakwartier 2013
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.BV13005-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

het beheersverordening 'Weltevreden - Heemstrakwartier 2013' met identificatienummer NL.IMRO.0310.BV13005-VG01 van de gemeente De Bilt;

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 antenne

een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;

1.7 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijf

het bedrijfsmatig vervaardigen of repareren van goederen, dan wel het verrichten van ambachtelijke diensten;

1.11 besluitvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 besluitvlakgrens

de grens van een besluitvlak;

1.13 bestaande situatie
  • a. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;
1.14 bijgebouw

a. aangebouwd bijgebouw:

een op hetzelfde bouwperceel aan de woning/hoofdgebouw vaststaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is;

b. vrijstaand bijgebouw:

een op hetzelfde bouwperceel los van de woning/hoofdgebouw staand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is;

1.15 bijzondere woonvorm

woonruimte, waarin al dan niet zelfstandige woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen zoals een bejaardenhuis, woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder voor zover gelegen onder gebouwen, dakopbouw en/of zolder, die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn voor de woonfunctie;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 dakterras

een plat dak dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon (uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van het geldende of toekomstige besluitvlak van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op dat besluitvlak het belangrijkst is;

1.27 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.28 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten zoals administratieve, financiële, architectonische, juridische diensten of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.29 maatschappelijke voorzieningen

activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, medische, educatieve en openbare dienstverlening;

1.30 onzelfstandige horeca

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie;

1.31 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.32 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw dan wel - indien het hoofdgebouw nog gerealiseerd dient te worden - de achtergevel van het hoofdgebouw, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.33 oorspronkelijke woning

de woning ten tijde van de oplevering van de woning dan wel - indien de woning nog gerealiseerd dient te worden - de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.34 oorspronkelijke zijgevel

de zijgevel ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw dan wel - indien het hoofdgebouw nog gerealiseerd dient te worden - de zijgevel van het hoofdgebouw, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.35 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 overkapping

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.37 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstanddige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.38 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.39 seksinrichting

hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 voorgevel

de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;

1.41 voorgevelrooilijn
  • 1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder 1 bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    • a. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    • b. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.42 Wmo-indicatie

een van gemeentewege afgegeven indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

1.43 woning of wooneenheid

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.44 woningvergroting

elk bouwkundig ondergeschikte vergroting van de oorspronkelijke woning;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Basisregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens:

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 het bebouwingspercentage:

het deel van het aanduidingsvlak uitgedrukt in procenten dat gebouwd mag worden;

2.2 Aanvullende regels
2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen:

De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

2.2.2 de grootte van dakoverstekken:

Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een lengte van 70 cm of meer gemeten vanaf de gevel, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Besluitvlakregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de van deze planregels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, op de begane grond;
  • b. wonen op de verdiepingen;
  • c. een opleidingsinstituut, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opleidingsinstituut";

inclusief bijbehorende:

  • d. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • e. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. erven en terreinen.
3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in het besluitvlak passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bebouwingspercentage' mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte’ mag de goothoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2 sub a voor een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 15% meer dan het bebouwingspercentage dat is aangeduid, mits:
    • 1. het op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kan worden;
    • 2. op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer:
      • de verkeersveiligheid;
      • de doorstroming van het verkeer;
      • de bereikbaarheid van naastgelegen percelen;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. het bepaalde in lid 3.2 onder d sub 2 voor een grotere bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding tot maximaal 2,5 meter mits de veiligheid van het bedrijf en de omliggende panden en terreinen dit vereist.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn geen bedrijfsactiviteiten toegestaan, betreffende

  • a. risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • c. een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning het volgende toe te laten:

  • a. het toelaten van een bedrijf in een hogere milieucategorie dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. het toelaten van een bedrijf dat niet is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 3.1 genoemd.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en bergingen op de begane grond;
  • b. wonen op de verdiepingen;

inclusief bijbehorende:

  • c. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • d. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. erven en terreinen.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in het besluitvlak passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’, mag de goothoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • c. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bebouwingspercentage’, mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2 sub d voor een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 100%, mits:
    • 1. het op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kan worden;
    • 2. op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer:
      • de verkeersveiligheid;
      • de doorstroming van het verkeer;
      • de bereikbaarheid van naastgelegen percelen;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
    • 4. de bedrijfseconomische noodzaak voor de vergroting is aangetoond.
  • b. het bepaalde in lid 4.2 onder e sub 2 voor een grotere bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding tot maximaal 2,5 meter mits de veiligheid van het bedrijf en de omliggende panden en terreinen dit vereist.

Artikel 5 Groen

5.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken, plantsoenen, bosschages en overige groenvoorzieningen;
  • b. bestaande ontsluitingen, ten behoeve van aangrenzende bestemmingen.

inclusief bijbehorende:

  • c. voet- en fietspaden;
  • d. waterpartijen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. objecten voor de beeldende kunst.
5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in het besluitvlak passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 meter voor objecten voor de beeldende kunst;
  • b. 7 meter voor palen en masten;
  • c. 5 meter voor speelvoorzieningen;
  • d. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
  • e. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Kantoor

6.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren;

inclusief bijbehorende:

  • a. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • b. parkeer- en/of stallingsvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in het besluitvlak passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bebouwingspercentage’, mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.2 onder sub d, voor een grotere bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding tot maximaal 2,5 meter mits de veiligheid van het kantoor en de omliggende panden en terreinen dit vereist.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. wonen in bijzondere woonvormen;
  • c. bestaande onzelfstandige horeca, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - restaurant zonder zalenverhuur' uitsluitend een restaurant is toegestaan en geen zalenverhuur is toegestaan;

inclusief bijbehorende:

  • d. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • e. parkeer- en/of stallingsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in het besluitvlak passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage en maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid en mogen de gronden worden bebouwd tot ten hoogste het bebouwingspercentage dat is aangeduid;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 3. 5 meter voor speelvoorzieningen;
    • 4. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.2 sub a voor een hoger bebouwingspercentage dan is aangeduid tot maximaal 75%, mits:

  • a. het op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kan worden;
  • b. op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de doorstroming van het verkeer;
    • 3. de bereikbaarheid van naastgelegen percelen;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • d. de bedrijfseconomisch noodzaak voor de vergroting is aangetoond.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeerswegen;
  • b. ontsluitingswegen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeerplaatsen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. bermen en waterlopen.
8.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in het besluitvlak passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 10 meter voor objecten voor de beeldende kunst;
    • 2. 10 meter voor palen en masten;
    • 3. 5 meter voor speelvoorzieningen;
    • 4. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 5. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeerswegen;
  • b. bergingen en garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer verblijfsgebied - berging garagebox';
  • c. langzaam verkeersvoorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. parkeerplaatsen;
  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. onbebouwde tuinen;
  • h. bermen en waterlopen.
9.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in het besluitvlak passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 10 meter voor objecten voor de beeldende kunst;
    • 2. 7 meter voor palen en masten;
    • 3. 4 meter voor ballenvangers;
    • 4. 5 meter voor speelvoorzieningen;
    • 5. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 6. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer verblijfsgebied - berging garagebox' bergingen en/of garagaboxen ten behoeve van woningen worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 20 m2 per berging/garagebox, een goothoogte van niet meer dan 2,5 m en een bouwhoogte van niet meer dan 4 m.

Artikel 10 Wonen

10.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengebouwde en gestapelde woningen;
  • b. kantoren op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van wonen - kantoren op de begane grond';
  • c. kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • d. maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • e. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;

inclusief bijbehorende:

  • f. tuinen en erven;
  • g. groenvoorzieningen en verblijfsdoeleinden;
  • h. parkeergelegenheid (op eigen terrein);
  • i. waterpartijen.
10.2 Bouwregels

Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in het besluitvlak passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

10.2.1 Woningen
  • a. per besluitvlak mogen niet meer woningen worden gerealiseerd dan ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening bestaan;
  • b. de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogste goothoogte, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven;
  • c. de bouwhoogte van woningen mag maximaal 4 m meer bedragen dan de hoogst toegestane goothoogte;
  • d. de voorgevels van de woningen dienen in de voorgevelrooilijn, dan wel met de bestaande situatie, te worden gebouwd;
  • e. de diepte en breedte van een woning mogen niet meer bedragen dan de bestaande diepte en breedte;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub a tot en met e gelden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' de volgende regels:
    • 1. de woning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan één per bouwvlak;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van de woning mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
10.2.2 Woningvergroting
  • a. de goothoogte van een woningvergroting mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, plus 20 centimeter;
  • b. ondergeschikte vergroting aan de voorgevel van een woning is toegestaan met inachtneming van de volgende regels;
    • 1. de voorgevel mag met maximaal 1 meter diepte worden vergroot;
    • 2. de afstand van de vergroting aan de voorgevel tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning –in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft– eveneens een woningvergroting aanwezig is, dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte is gelijk aan de toegestane goothoogte;
    • 4. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten';
  • c. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke zijgevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van de vergroting tot de (verlengde) voorgevel mag niet minder dan 4 meter bedragen;
    • 2. de afstand van de vergroting tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij aaneengesloten en halfvrijstaande woningen niet minder dan 1 meter bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 meter;
    • 3. de breedte van een vergroting mag maximaal 3 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
    • 5. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten';
  • d. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke achtergevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de diepte van een vergroting mag niet meer bedragen dan 3 meter, mits de afstand van de achterzijde van de vergroting tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 8 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van de vergroting tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij aaneengesloten en halfvrijstaande woningen niet minder dan 1 meter bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 meter;
    • 3. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
10.2.3 Bijgebouwen

Het bebouwen van een bouwperceel met bijgebouwen bij woningen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer dan 50 m² bedragen met een maximum van 15 % van het bouwperceel;
  • b. de bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 4 meter achter de (verlengde) voorgevel te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen bijgebouwen toegestaan.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor de (verlengde) voorgevel zijn erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. voor de (verlengde) voorgevel is per woning 1 vlaggenmast toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 7 meter;
  • c. achter de (verlengde) voorgevel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erfafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en c2 wordt bij het bepalen van de maximale bouwhoogte voor erfafscheidingen bij hoekpercelen uitgegaan van de voorgevel, waarbij geldt dat de bouwhoogte van de erfafscheiding tot 1 meter achter de (verlengde) voorgevel maximaal 1 meter bedraagt en voor het overige 2 meter bedraagt.
10.2.5 Onderkeldering

Onderkeldering van bebouwing is toegestaan onder het grondoppervlak van de woning, woningvergrotingen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van onderkeldering mag niet meer bedragen dan de grondoppervlakte van de bebouwing die op grond van de beheersverordening bovengronds is toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 10.2.5 sub a zijn ondergeschikte bouwdelen, zoals koekoeken, wel toegestaan buiten de grondoppervlakte van de bovengrondse bebouwing;
  • c. onderkeldering mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;
  • d. onderkeldering mag niet leiden tot een extra (functionele) woonlaag, maar dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie.
10.2.6 Dakterrassen

Dakterrassen op woningvergrotingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning –in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft- eveneens een dakterras aanwezig is, dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
  • b. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
10.2.7 Bestaande afwijkingen

Bestaande woningvergrotingen, bijgebouwen en dakterrassen, waarvan de situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd en herbouwd, maar niet vergroot.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. in 10.2.1 sub d. voor een ander verloop van de voorgevel, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevel de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. in 10.2.2 sub c. onder 1. en in 10.2.3 sub b. voor de situering van woningvergrotingen en bijgebouwen op een kleinere afstand van de (verlengde) voorgevel, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
  • c. in 10.2.4 sub a. voor een grotere hoogte van erfafscheidingen voor de (verlengde) voorgevel tot maximaal 2 meter, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
10.4 Specifieke gebruiksregels

In een woning zijn aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • f. de bewoner mag maximaal 1 medewerker in dienst hebben.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde lid 10.2.1 ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een woningvergroting of bijgebouw;
  • b. de afstand tussen de woning en een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. het plaatsen van een portocabin ten behoeve van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner is enkel toegestaan indien deze als onzelfstandige woonruimte valt aan te merken;
  • d. de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal bedragen:
    • 1. 30 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor één persoon;
    • 2. 50 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor twee personen.
  • e. degene die mantelzorg ontvangt (of gaat ontvangen) of de bewoner die aangepast wil gaan wonen, dient te beschikken over een Wmo-indicatie en/of een AWBZ-indicatie;
  • f. er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd;
  • g. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in onevenredige mate worden beperkt;
  • h. aan de omgevingsvergunning kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt;
  • i. indien sprake is van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner in een bijgebouw, mag het bijgebouw bij beëindiging van de mantelzorgsituatie niet langer als woonruimte in gebruik blijven;
  • j. voor een woningvergroting ten behoeve van mantelzorg is het bepaalde in artikel 10.2.2 onder a, b.3, c.4 en d.2 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Als een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van de beheersverordening, indien het betreft:

  • a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • d. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  • e. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • f. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een vrijstaande antenne-installatie mag niet meer bedragen dan 40 meter;
    • 3. de hoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 4. de hoogte van een antenne-installatie op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 5. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;
    • 6. plaatsing van een antenne-installatie op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;
    • 7. plaatsing op woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is;
    • 8. binnen de bebouwde kom:
      • heeft de plaatsing van een antenne-installatie op bestaande verticaal opgaande elementen, zoals hoge (flat) gebouwen de voorkeur;
      • is een antenne-installatie toegestaan nabij sportparken, recreatieterreinen en parkeerplaatsen, mits situering van een antenne-installatie niet mogelijk is bij aanwezige hoogopgaande infrastructurele elementen, zoals wegen, spoorlijnen, viaducten en benzinestations;
      • is een antenne-installatie op monumenten en in woonwijken niet toegestaan;
      • is een antenne-installatie aan de rand van een woonwijk toegestaan, met dien verstande dat dit geschiedt op een grote afstand van woonbebouwing/-clusters en de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 40 meter;
      • is een antenne-installatie op een bedrijventerrein tot een maximale hoogte van 40 meter toegestaan;
    • 9. buiten de bebouwde kom is plaatsing van een antenne-installatie in landschappelijk waardevolle gebieden, waaronder natuurgebieden en waardevolle cultuurlandschappen, open landschappen en waardevolle (historische) bebouwing toegestaan, indien:
      • alternatieve locaties goed zijn onderzocht op ruimtelijke (on)aanvaardbaarheid, en;
      • inzicht bestaat in de functionele inpassing in het technisch netwerk, mits:
        - uit deze gegevens blijkt dat geen beter alternatief beschikbaar is, en;
        - de aantasting beperkt blijft tot een enkele mast van een hoogte, die in verhouding staat tot de hoogte van elementen in de omgeving, en;
        - ten aanzien van de hoogte tevens een relatie wordt gelegd met de hoogte en schaal van de aanwezige bebouwing en/of landschap, en;
        - de hoogte niet meer mag bedragen dan 40 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking middels een omgevingsvergunning verlenen van lid 14.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
  • c. Lid 14.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 14.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het beheersverordening Weltevreden - Heemstrakwartier 2013.