direct naar inhoud van REGELS
Plan: Tolakkerweg 254 te Maartensdijk
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.20005BP0005-ON01

REGELS

behorende bij het bestemmingsplan Tolakkerweg 254 te Maartensdijk

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Tolakkerweg 254 te Maartensdijk met identificatienummer NL.IMRO.0310.20005BP0005-ON01 van de gemeente De Bilt.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 agrarisch bedrijf

een reëel en volwaardig bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij houtteelt, een intensieve veehouderij en veredelingsactiviteiten zijn uitgesloten;

1.7 antenne

een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingskarakteristiek

de bouwhoogte van de hoofdgebouwen, de situering daarvan ten opzichte van de openbare weg, de mate van aaneenbouwen en/of de onderlinge afstanden tussen de hoofdgebouwen en de bouwmassa van de hoofdgebouwen ten opzichte van het bouwperceel;

1.10 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.11 bedrijf

het bedrijfsmatig vervaardigen of repareren van goederen, dan wel het verrichten van ambachtelijke diensten;

1.12 bestaand aantal woningen

het aantal woningen, zoals dat op het moment van de inwerkingtreding van dit plan bestaat, of in uitvoering is of na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;

1.13 bestaande afmetingen

de afmetingen (van gebouwen), zoals die op het moment van de inwerkingtreding van dit plan bestaan, of in uitvoering is of na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;

1.14 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, dat op het moment van de inwerkingtreding van dit plan bestaat, of in uitvoering is of na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 boomgaard

een met bomen beplant stuk grond waar vruchten of noten geteeld worden;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder voor zover gelegen onder gebouwen, dakopbouw en/of zolder, die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn voor de woonfunctie;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 dakterras

een plat dak dat door de wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon (uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

1.29 erf

een begrensd stuk grond waarop de  voormalige boerderij, de jongveestal,  de hooiberg, halfverharding en een moes- en/of siertuin kan liggen voor algemeen gebruik van de woningen in de voormalige boerderij en jongveestal;

1.30 erftoegangsweg

een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geluidluwe zijde

een (deel van een) gevel waar de geluidbelasting gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde of lager;

1.33 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 landschappelijke inpassing

een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten;

1.35 monument

zaken als bedoeld in artikel 1 sub b van de Monumentenwet 1988, als zodanig geplaatst in het register van beschermde monumenten evenals zaken die zijn geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst;

1.36 negatief effect op een Natura- 2000-gebied door stikstofdepositie

een toename van de stikstofdepositie groter dan 0 mol stikstof per hectare per jaar op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied ten opzichte van de stikstofdepositie op de genoemde referentiedatum voor het betreffende Natura 2000-gebied, blijkend uit de bijlage Referentiedatum Natura 2000-gebieden die deel uitmaakt van deze regels;

1.37 netto vloeroppervlakte

de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken, waaronder mede wordt verstaan verblijfsruimten; niet meegerekend worden verkeersruimten, toiletten, douche- en badruimten, alsmede ingebouwde bergingen;

1.38 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel – indien het gebouw/de woning nog gerealiseerd dient te worden – achtergevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.39 oorspronkelijke woning

de woning ten tijde van de oplevering van de woning dan wel – indien de woning nog gerealiseerd dient te worden – de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.40 oorspronkelijke zijgevel

de zijgevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel – indien het gebouw/de woning nog gerealiseerd dient te worden – de zijgevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.41 overkapping

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.42 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.43 peil

  • a. de hoogte van het afgewerkte maaiveld + 15 cm;
  • b. indien de kruin van de weg lager ligt dan de onder a genoemde hoogte, geldt de kruin van de weg als peil;
1.44 seksinrichting

hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 verbeelding

de verbeelding, met het nummer NL.IMRO.0310.20005BP0005-ON01, deel uitmakend van het bestemmingsplan;

1.46 voorgevel

de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;

1.47 (voor)gevel(rooi)lijn
  • 1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    • a. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    • b. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.48 woning

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.49 woningvergroting

elk bouwkundig ondergeschikte vergroting van de oorspronkelijke woning;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 basisregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 het bebouwingspercentage

het deel van het aanduidingsvlak, bouwvlak of bestemmingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

2.1.8 het bruto vloeroppervlak

de totale en buitenwerkse gemeten oppervlakte van alle bouwlagen die een gebouw telt, met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen en bij dat gebouw behorende magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten.

2.2 aanvullende regels

 

2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen

De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

2.2.2 de grootte van dakoverstekken

Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een lengte van 70 cm of meer, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf;
  • b. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', uitsluitend voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden;

inclusief bijbehorende:

  • d. gras- en weilanden;
  • e. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. bermen en waterlopen.

Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:

  • natuur- en landschapswaarden;
  • sloten;
  • de lange smalle percelen begrensd door sloten en de daarmee samenhangende verkavelingsrichting;
  • overwegend grasland als grondgebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', uitsluitend voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'erf', uitsluitend voor de ontwikkeling en instandhouding van het erf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'boomgaard', uitsluitend voor de ontwikkeling en instandhouding van een boomgaard;
  • e. toegangswegen, -paden;
  • f. waterpartijen en waterlopen, inclusief taluds en bermen;
  • g. waterberging.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen en/ of bouwwerken worden gebouwd.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Algemeen

Het is verboden om per perceel meer dan 25% van de gronden met de bestemming 'Tuin' te voorzien van oppervlakteverharding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

4.3.2 Uitzondering

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakteverharding van 50 m² of minder betreffen;
  • b. het normale onderhoud van reeds bestaande oppervlakteverhardingen betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.3.3 Voorwaarden

Een vergunning als bedoeld in lid 4.3.1 wordt slechts verleend als er zonder de oppervlakteverharding onevenredig nadelige gevolgen zijn voor de gebruiksmogelijkheden van het perceel of aangrenzende gronden.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande en aaneengesloten woningen;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;

inclusief bijbehorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. groenvoorziening;
  • e. toegangswegen en -paden;
  • f. parkeergelegenheid (op eigen terrein).
5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

5.2.1 Hoofdgebouwen/woningen
  • a. per bestemmingsvlak is maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan, met uitzondering van de bouwmogelijkheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mogen niet meer woningen worden gebouwd dan is aangeduid;
  • c. de woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. de voorgevels van de hoofdgebouwen dienen in de als zodanig aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
  • e. de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met kap;
  • f. de oppervlakte van de woning mag niet meer dan 120 m² per woning bedragen dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
  • g. de inhoud van de woningen bedraagt maximaal 800 m³, tenzij de bestaande inhoud groter is;
  • h. de goothoogte van de woningen bedraagt maximaal 3 meter, dan wel de bestaande goothoogte;
  • i. de bouwhoogte van de woningen bedraagt maximaal 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte.
5.2.2 Bijgebouwen / bijbehorende bouwwerken

Het bebouwen van een bouwperceel met bijgebouwen bij woningen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer dan 50 m² bedragen dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
  • b. de bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 4 meter achter de (verlengde) voorgevel te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • g. de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijbehorende bouwwerken' worden gehandhaafd en behouden hun bestaande oppervlakte en afmetingen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor de (verlengde) voorgevel zijn erf- en/of terreinafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dat 1 meter;
  • b. voor de (verlengde) voorgevel is per woning 1 vlaggenmast toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 7 meter;
  • c. achter de (verlengde) voorgevel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.4 Onderkeldering

Onderkeldering van bebouwing is toegestaan onder het grondoppervlak van de hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van onderkeldering mag niet meer bedragen dan de grondoppervlakte van de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan is toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde sub a van dit artikel zijn ondergeschikte bouwdelen, zoals koekoeken, wel toegestaan buiten het grondoppervlak van de bovengrondse bebouwing;
  • c. onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 meter mag bedragen, uitgezonderd voor de gronden die in gebruik zijn ten behoeve van mantelzorg;
  • d. onderkeldering mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;
  • e. onderkeldering mag niet leiden tot een extra (functionele) woonlaag, maar dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie.
5.2.5 Dakterras

Dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen;
  • b. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
5.2.6 Bestaande afwijkingen

Bestaande hoofdgebouwen/woningen, aaneengebouwde woningen, bijbehorende bouwwerken en dakterrassen, waarvan de situering, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd en herbouwd, maar niet vergroot.

5.2.7 Inrichtingsplan

De bouwwerken dienen te passen binnen het als bijlage bij deze Regels behorende Inrichtingsplan Tolakker 254 Maartensdijk (bijlage 2 en 3 ).

Gronden ter plaatse van de bestemming Wonen moeten worden ingericht en in stand gehouden conform het als bijlage bij deze Regels behorende Inrichtingsplan (bijlage 2 en 3).

5.2.8 Verbod bouwwerken

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

5.2.9 Voorwaardelijke verplichting akoestische maatregelen

Voor het bouwen van de woningen geldt dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning dient te worden aangetoond:

  • a. dat voldaan wordt aan het geldend gemeentelijk beleid ten aanzien van het toekennen van een hogere waarde (maximaal toegestane geluidsniveau);
  • b. dat afdoende dove gevels en/of andere maatregelen worden gerealiseerd en voor het overige aan de vastgestelde maximale ontheffingswaarden ten aanzien van geluid wordt voldaan;
  • c. dat sprake zal zijn van een geluidluwe buitenruimte.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. in lid 5.1 sub c voor een ander verloop van de voorgevel, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. in lid 5.2 sub a voor een grotere hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen voor de (verlengde) voorgevel tot maximaal 2 meter, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast en de verkeerveiligheid niet wordt aangetast.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Aan huis verbonden beroep

In een woning zijn aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel en geen prostitutie betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
5.5.2 Voorwaardelijke verplichting - sloop

Voordat de nieuw te realiseren woning in gebruik mag worden conform de bestemming Wonen moet de voormalige bedrijfsbebouwing zoals omschreven in hoofdstuk 2 van de toelichting gesloopt zijn.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

6.2.2 Uitzonderingen

In afwijking van het bepaalde in 6.2.1 mogen op of in deze gronden gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits het gaat om:

  • a. vervanging van bestaande gebouwen of bouwwerken waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
  • b. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 500 m2;
  • c. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.2.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een vergunning van Burgemeester en Wethouders kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Vergunning als bedoeld in 6.2.3 sub a wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden zijn.
  • c. Aan de vergunning als bedoeld in 6.2.3 sub a kunnen Burgemeester en Wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven, saneren, onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het ophogen van de bodem hoger dan 30 cm;
  • c. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • e. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • j. het verwijderen van ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.
6.3.2 Uitzonderingen

Het in 6.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 6.2.3 in acht is genomen;
  • b. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  • c. die worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • d. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m2;
  • e. die niet dieper reiken dan 50 cm beneden peil;
  • f. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie;
  • g. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
6.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. Vergunning als bedoeld in 6.3.1 wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden zijn.
  • b. Aan de vergunning als bedoeld in 6.3.1 sub a kunnen Burgemeester en Wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
6.4 Advies

Indien sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, wint de aanvrager vooraf archeologisch advies in bij de door Burgemeester en Wethouders aangewezen archeologisch deskundige.

6.5 Beoordeling

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in 6.2.3 sub a en 6.3.1 sub a te verlenen, vragen Burgemeester en Wethouders advies aan een archeologisch deskundige.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 3' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Afwijkende maten

In die gevallen dat op de dag van de inwerkingtreding van het plan de bestaande goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en inhoud groter zijn en de bestaande afstanden tot de bouwperceelsgrens of overige gebouwen kleiner zijn dan is bepaald in het plan, zijn deze bestaande goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten, inhoud en afstanden toegestaan, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze tot stand is gekomen.

8.2 Bestaande maatvoering

Bestaande bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan waarvan de situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald in 'Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels' zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd en herbouwd, maar niet vergroot.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Als een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  • c. het gebruik van gronden als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten buiten erven van (bedrijfs)gebouwen of (bedrijfs)woningen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van gronden;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken zolang de agrarische opstallen niet zijn gesloopt;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken zolang geen bodemsanering heeft plaatsgevonden conform eisen van bevoegd gezag in relatie tot de functie wonen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken zolang de landschappelijke inpassing niet is gerealiseerd en in stand gehouden conform de in artikel 5.2.7 bedoelde inrichtingsplan.
9.2 Zichtlijn slagenlandschap

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – zichtlijn slagenlandschap' mag ten behoeve van een zichtlijn op het slagenlandschap geen opgaande beplanting dan wel bomen worden opgericht of in stand gehouden.

9.3 Voorwaardelijke verplichting - inrchtingsplan

Gronden ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting - inrichtingsplan' moeten worden ingericht en in stand gehouden conform het als bijlage bij deze Regels behorende Inrichtingsplan (bijlage 2 en 3)

9.4 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
  • a. Bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering van de functie van een bouwwerk en/of bijbehorend bouwperceel, dient op eigen terrein te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2012, publicatie 317.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien.
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge het bepaalde onder a. voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist.
  • d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeer behoefte.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan, indien het betreft:

  • a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 25 m² en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • d. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  • e. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • f. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijbehorende bouwwerken, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 3. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;
    • 4. plaatsing op woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is;
  • h. de herbouw van cultuurhistorisch waardevolle bijbehorende bouwwerken, waarbij de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen na de herbouw de totale maximale toegestane oppervlakte overstijgt, mits kan worden aangetoond dat dit bijbehorend bouwwerk er daadwerkelijk heeft gestaan en met de plaats en vorm van het bijbehorend bouwwerk recht wordt gedaan aan de cultuurhistorische situatie.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingscriteria

In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen in acht genomen:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de verkeersveiligheid.

Met het oog daarop dienen de in elk geval de volgende criteria in acht te worden genomen:

  • een functiewijziging mag niet leiden tot een ondoelmatige versnippering van de agrarische gronden;
  • de functiewijziging mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
  • er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte.
11.2 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • 3. de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen;
  • 4. tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht;

Artikel 12 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 13 Overige regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Tolakkerweg 254 te Maartensdijk' van de gemeente De Bilt.