Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dorpsweg 32-34, Maartensdijk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0310.18020BP0005-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Dorpsweg 32-34, Maartensdijk' met identificatienummer NL.IMRO.0310.18020BP0005-VG01 van de gemeente 'De Bilt’;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.4 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aanwezig bouwwerk dat al dan niet rechtstreeks vanuit dat hoofdgebouw toegankelijk is;
 
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.7 antenne
een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;
 
1.8 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
 
1.9 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
 
1.10 ambachtelijk bedrijvigheid
bedrijvigheid waarin bedrijfsmatig, geheel of overwegend doormiddel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen plaatsvindt, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;
 
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.12 bedrijf
het bedrijfsmatig vervaardigen of repareren van goederen, dan wel het verrichten van ambachtelijke diensten;
 
1.13 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
 
1.14 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;
 
1.15 beschermingszone
aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens deze keur van toepassing zijn;
 
1.16 bestaand bouwwerk
een bouwwerk, dat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaat, dat/die of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;
 
1.17 bestaande aantal woningen
het aantal woningen, zoals dat op het moment van de inwerkingtreding van dit plan bestaat, of in uitvoering is of na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;
 
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 
1.21 bijgebouw
  1. aangebouwd bijgebouw: een op hetzelfde bouwperceel aan de woning/gebouw vaststaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is, waarbij de functionele ongeschiktheid niet geldt voor huisvesting in verband met mantelzorg;
  2. vrijstaand bijgebouw: een op hetzelfde bouwperceel los van de woning/gebouw staand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is, waarbij de functionele ongeschiktheid niet geldt voor huisvesting in verband met mantelzorg .
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.24 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder voor zover gelegen onder gebouwen, dakopbouw en/of zolder, die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn voor de woonfunctie;
 
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
 
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.29 dakterras
een plat dak dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon (uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;
 
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;
 
1.31 dienstverlenend beroep
een beroep als bedoeld in artikel 1.32;
 
1.32 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;
 
1.33 dove gevel
  1. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede b.;
  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.34 erftoegangsweg
een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;
 
1.35 gebiedsontsluitingsweg
een weg waarop zowel de stromen als de uitwisseling kan plaatsvinden; het is de verbindende schakel tussen erftoegangswegen en stroomwegen;
 
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.37 geluidwerende voorziening
een voorziening die geluid vanwege een geluidbron in het kader van de Wet geluidhinder reduceert;
 
1.38 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
 
1.39 gemiddeld niveau
de gemiddelde hoogte van het aansluitend niveau;
 
1.40 hoofdgebouw
  1. hoofdgebouw: gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  2. vrijstaand hoofdgebouw: een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand(en) met een ander hoofdgebouw;
1.41 hoofdmassa
het totale bouwvolume van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
 
1.42 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond. Huisvesting in verband met mantelzorg wordt aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw;
 
1.43 oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel - indien het gebouw/de woning nog gerealiseerd dient te worden - de achtergevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;
 
1.44 oorspronkelijke woning
de woning ten tijde van de oplevering van de woning dan wel - indien de woning nog gerealiseerd dient te worden - de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;
 
1.45 oorspronkelijke zijgevel
de zijgevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel - indien het gebouw/de woning nog gerealiseerd dient te worden - de zijgevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;
 
1.46 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.47 overkapping
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
 
1.48 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
1.49 peil
  1. voor gebouwen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.50 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, erotische massagesalon of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.51 voorgevel
de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;
 
1.52 voorgevelrooilijn
de lijn zoals aangegeven ter plaatse van de figuur 'gevellijn';
 
1.53 Wmo-indicatie
een van gemeentewege afgegeven indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
 
1.54 woning of wooneenheid
een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding; een woonwagen wordt gezien als woning / wooneenheid;
 
1.55 woningvergroting
elk bouwkundig ondergeschikte vergroting van de oorspronkelijke woning;
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 basisregels
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;
 
2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.1.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);
 
2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.1.7 het bebouwingspercentage
het deel van het aanduidingsvlak, bouwvlak of bestemmingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
 
2.1.8 het bruto vloeroppervlak
de totale en buitenwerkse gemeten oppervlakte van alle bouwlagen die een gebouw telt, met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen en bij dat gebouw behorende magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten;
 
2.2 Aanvullende regels
 
2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen
De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.
 
2.2.2 de grootte van dakoverstekken
Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een diepte van 70 cm of meer gemeten vanaf de gevel, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Maatschappelijk
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. religieuze voorzieningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van Maatschappelijk – parkeerterrein’, uitsluitend een parkeerterrein ten dienste van het Hervormd centrum aan de Dorpsweg 40a te Maartensdijk;
inclusief bijbehorende:
  1. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
  1. Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 7 meter voor palen en masten;
    • 2 meter voor erfafscheidingen;
    • 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Op het terrein dat is aangeduid als maatschappelijk-parkeerterrein gelden de volgende voorwaarden:
  1. het gebruik wordt beperkt tot activiteiten van het Hervormd centrum aan de Dorpsweg 40a te Maartensdijk;
  2. er mag geen openbaar gebruik plaatsvinden van het parkeerterrein; dit betekent dat het parkeerterrein, buiten de activiteiten van het Hervormd centrum om, wordt afgesloten
  3. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
3.5 Voorwaardelijke verplichting geluidsscherm
 
Het parkeerterrein mag uitsluitend in gebruik genomen worden nadat
  1. verharding van het terrein is uitgevoerd in grasbetonstenen
  2. het geluidsscherm aan de noordzijde van de bestemming ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – geluidsscherm' is gerealiseerd;
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde artikel 3.5 a ten aanzien van de aan te brengen verharding, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de waterdoorlaatbaarheid van de aan te brengen verharding dient gelijk te zijn, danwel dienen afdoende maatregelen getroffen te worden om water in de bodem te laten infiltreren;
  2. de aan te brengen verharding mag geen hogere geluidsbelasting op de omgeving veroorzaken.
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. aaneengebouwde woningen;
  2. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van Wonen-parkeren op eigen terrein’, uitsluitend parkeerplaatsen ten dienste van de aangrenzende aaneengebouwde woningen.
inclusief bijbehorende:
  1. tuinen en erven;
  2. groenvoorzieningen;
4.2 Bouwregels
 
Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
 
4.2.1 Algemeen
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
4.2.2 Hoofdgebouwen
  1. binnen het bouwvlak mogen niet meer dan 5 hoofdgebouwen/woningen worden gerealiseerd;
  2. de voorgevels van hoofdgebouwen/woningen dienen in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  3. de goothoogte van hoofdgebouwen/woningen mag niet meer bedragen dan 3 meter, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven;
  4. de bouwhoogte van hoofdgebouwen/woningen mag maximaal 10 meter bedragen;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – dove gevel 1’ moet de gehele gevel als een dove gevel worden gerealiseerd;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geluidsscherm’ dienen schermen geplaats te worden met een hoogte van 2 meter en een oppervlakte-gewicht van minimaal 10 kg/m2;
  7. iedere tuin dient aan oost en westzijde voorzien te worden van een erfafscheiding met een oppervlakte-gewicht van minimaal 10 kg/m2 en een hoogte van 2 meter. Deze schermen dienen aan beide zijden geluidsabsorberend uitgevoerd te zijn;
  8. bij het ontwerp van de woningen dienen voorzieningen getroffen te worden om op de verdieping ten minste twee slaapkamers met een geluidluwe gevel te realiseren.
4.2.3 Uitbreidingen aan de voorgevel
  1. aan- en uitbouwen voor de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw/woning zijn niet toegestaan.
4.2.4 Woningvergroting aan de achtergevel
  1. de goothoogte van aan- en uitbouwen aan de oorspronkelijke achtergevel mag 2 meter hoger zijn dan de toegestane goothoogte;
  2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen aan de oorspronkelijke achtergevel mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  3. de oppervlakte van de aan- en uitbouwen aan de oorspronkelijke achtergevel mag niet meer bedragen dan 50 m2.
4.2.5 Vergroting van de bouwmassa
  1. een uitbreiding aan de oorspronkelijke achtergevel mag niet breder zijn dan de oorspronkelijke achtergevel van de woning.
4.2.6 Bijgebouwen
Bijgebouwen zijn toegestaan mits er geen gebruik is gemaakt van het bepaalde onder 5.2.4, de volgende bouwregels zijn van toepassing:
  1. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag 2 meter hoger zijn dan de toegestane goothoogte;
  3. vrijstaande bijgebouwen voor de voorgevelrooilijn van het bestaande hoofdgebouw/woning zijn ongeacht het bepaalde in sublid 5.2.1 onder a niet toegestaan.
  4. de gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en bijgebouwen binnen en buiten het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 50 m2.
4.2.7 Onderkeldering
  1. onderkeldering van bebouwing is toegestaan onder het grondoppervlak van een hoofdgebouw/woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
    1. de oppervlakte van onderkeldering mag niet meer bedragen dan de grondoppervlakte van de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;
    2. in afwijking van het bepaalde in sublid 5.2.7 sub a onder 1 zijn ondergeschikte bouwdelen, zoals koekoeken, wel toegestaan buiten de grondoppervlakte van de bovengrondse bebouwing;
    3. onderkeldering mag niet leiden tot een toename van het aantal hoofdgebouwen/woningen;
    4. onderkeldering mag niet leiden tot een extra (functionele) woonlaag, maar dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie.
4.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. per woning is maximaal 1 vlaggenmast toegestaan;
  2. overkappingen mogen worden gebouwd, voor zover:
    1. de afstand van overkappingen tot de voorgevelrooilijn van een hoofdgebouw/woning niet minder bedraagt dan 10 meter;
    2. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 7 meter voor palen en masten;
    2. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de locatie van hoofdgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
 
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in geval van onvoldoende bouwmogelijkheden een omgevingsvergunning verlenen voor bouwen overeenkomstig de bouwregels in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a voor gebouwen op een andere positie op het bouwperceel, mits:
  1. door de gebouwen op een andere positie te bouwen de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel toeneemt met maximaal 15%;
  2. uit een stedenbouwkundige onderbouwing blijkt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  3. er geen onaanvaardbare gevolgen zijn voor gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, onder andere voor wat betreft de bouwmogelijkheden, de privacy en lichttoetreding;
  4. er voldoende mogelijkheden blijven voor parkeren op eigen terrein.
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
4.5.1 Voorwaarden aan huis verbonden beroep
In een woning is aan huis verbonden beroep toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeve van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  2. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' medewerking wordt verleend;
  3. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  4. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
  5. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
4.5.2 Voorwaardelijke verplichting dove gevel
De woningen mogen uitsluitend in gebruik genomen worden nadat
  1. de gevels vanaf de tweede bouwlaag en hoger ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – dove gevel 1' als dove gevel zijn uitgevoerd;
  2. tenzij uit onderzoek blijkt dat geen dove gevel noodzakelijk is, omdat aangetoond is dat:
    1. wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, dan wel;
    2. de geluidbelasting de maximale ontheffingswaarde niet overschrijdt
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde artikel 4.2.2 ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:
  1. mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een woningvergroting of bijgebouw;
  2. de afstand tussen de woning en een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
  3. het plaatsen van een portocabin ten behoeve van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner is enkel toegestaan indien deze als onzelfstandige woonruimte valt aan te merken;
  4. de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal bedragen:
    • 30 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor één persoon;
    • 50 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor twee personen.
  5. degene die mantelzorg ontvangt (of gaat ontvangen) of de bewoner die aangepast wil gaan wonen, dient te beschikken over een WMO-indicatie en/of een AWBZ-indicatie;
  6. er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd;
  7. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in onevenredige mate worden beperkt;
  8. aan de omgevingsvergunning kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt;
  9. indien sprake is van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner in een bijgebouw, mag het bijgebouw bij beëindiging van de mantelzorgsituatie niet langer als woonruimte in gebruik blijven;
  10. voor een woningvergroting ten behoeve van mantelzorg is het bepaalde in artikel 5.2 van overeenkomstige toepassing.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
 
4.7.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
  5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
  6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  8. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
4.7.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan in werking treedt;
  3. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.
4.7.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 5.1 genoemde doeleinden ontstaat.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. erftoegangswegen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeerterreinen;
  4. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
  5. groen- en speelvoorzieningen;
  6. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels
 
Op of in de in lid 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. 7 meter voor palen en masten;
  2. 5 meter voor speelvoorzieningen;
  3. 2 meter voor erfafscheidingen;
  4. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Afwijking van de bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde in lid 20.2 mogen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ bergingen en garageboxen ten behoeve van woningen worden gebouwd met een oppervlakte van 20 m2 per berging/garagebox, een goothoogte van niet meer dan 2,50 meter en een bouwhoogte van niet meer dan 4 meter.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden
voorkomende archeologische waarden (middelhoge archeologische verwachting).
 
6.2 Bouwregels
 
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de aanvrager van een omgevingsvergunning voor de bouw van één of meerdere bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van 500 m² of groter en dieper dan 0,3 m -mv of meer een rapport overlegt, waaruit blijkt dat de ingreep niet zal leiden tot aantasting van de archeologische waarde.
 
6.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden over een oppervlakte van 50 m² of meer en dieper dan 0,3 m - mv de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven en ophogen van de bodem;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan in werking treedt;
  3. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.
6.4.3 Archeologisch rapport
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in 9.4.1 dient een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
 
6.4.4 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 6.1 genoemde doeleinden ontstaat.
 
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, ter plaatse geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
3 Algemene regels
    
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Afwijkende maten
  1. In die gevallen dat goothoogten, bouwhoogten, afstanden, oppervlakten en inhoud op de dag van de inwerkingtreding van het plan afwijken van de regels van het plan mogen deze bestaande goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en inhoud in afwijking daarvan als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze tot stand is gekomen.
  2. In die gevallen dat afstanden op de dag van de inwerkingtreding van het plan minder, dan wel meer bedragen dan volgens de regels van het plan is voorgeschreven, mogen deze bestaande afstanden in afwijking daarvan als minimaal, dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende afstanden op legale wijze tot stand zijn gekomen.
  3. Ondergeschikte bouwonderdelen, waaronder goten en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, blijven bij het bepalen van de maatvoering buiten beschouwing.
8.2 Ondergronds bouwen
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen, uitgezonderd voor de gronden die in gebruik zijn ten behoeve van mantelzorg.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
Als een strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte.
 
9.1 Ruimtelijke randvoorwaarden - voorwaardelijke verplichting
  1. Tot een met het bestemmingsplan strijdige activiteit wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen en houden van omringende gronden en bouwwerken, indien en voor zover niet is voorzien in de aanleg en instandhouding van een terreininrichting die voldoet aan de randvoorwaarden van hoofdstuk 3 'Uitgangspunten voor ontwikkeling' van het document 'Ruimtelijke randvoorwaarden voor herontwikkeling', zoals dit als bijlage deel uitmaakt van deze regels;
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van het bepaalde onder a, gronden en bouwwerken overeenkomstig de toepasselijke bestemmingsomschrijving te laten gebruiken onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van een terreininrichting die voldoet aan de randvoorwaarden van hoofdstuk 3 'Uitgangspunten voor ontwikkeling' van het document 'Ruimtelijke randvoorwaarden voor herontwikkeling', zoals dit als bijlage deel uitmaakt van deze regels;
  3. Uiterlijk twee jaar na onherroepelijke inwerkingtreding van het bestemmingsplan dienen de gronden te zijn ingericht en ingericht te blijven conform de randvoorwaarden van hoofdstuk 3 'Uitgangspunten voor ontwikkeling ' van het document 'Ruimtelijke randvoorwaarden voor herontwikkeling', zoals dit als bijlage deel uitmaakt van deze regels.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan, indien het betreft:
  1. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  2. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  3. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  4. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  5. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
  6. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  7. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. de de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter;
    2. bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    3. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;
    4. plaatsing op woongebouwen is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is;
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
  1. de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen;
  2. tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht;
Artikel 12 Algemene procedureregels
 
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen de nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 13 Overige regels
 
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking middels een omgevingsvergunning verlenen van lid 14.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
  3. Lid 14.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 14.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Dorpsweg 32-34, Maartensdijk’.
 
De volledige naam is de aanhaaltitel.