Plan: | Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0310.17001BP0006-VG02 |
Op 19 december 2013 is het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt vastgesteld.
Het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht heeft op 28 januari 2014 met een reactieve aanwijzing de inwerkingtreding van het bestemmingsplan op enkele onderdelen voorkomen. Tevens is tegen dit vastgestelde plan beroep aangetekend. Op 15 april 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna Raad van State) uitspraak gedaan over de ingestelde beroepen en is het bestemmingsplan deels vernietigd. Voorts is in de dagelijkse praktijk geconstateerd dat in het plan nog enkele omissies voorkomen. Naar aanleiding hiervan is besloten het bestemmingsplan op voornoemde onderdelen te herzien.
De aanpassingen die in dit reparatieplan worden doorgevoerd zijn van ondergeschikte aard ten opzichte van het op 19 december 2013 vastgestelde bestemmingsplan. Het betreft geringe correcties en aanpassingen die de juridische regeling in overeenstemming brengt met de feitelijke en/of vergunde situatie. Daarnaast zijn er een aantal ontwikkelingen opgenomen die een ruimtelijke onderbouwing behoeven. Voor deze ontwikkelingen zijn ruimtelijke onderbouwingen opgesteld. Deze ruimtelijke onderbouwingen zijn opgenomen als bijlage bij deze toelichting. Voor nadere informatie en onderzoeken over de gegeven bestemmingen, wordt overigens verwezen naar de toelichting behorende bij het op 19 december 2013 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost.
De doelstelling van dit reparatieplan is het repareren van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost om zo te komen tot een compleet, actueel bestemmingsplan voor het gehele plangebied behorende tot het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost.
De gronden waar dit reparatieplan betrekking op heeft, liggen verspreid in het noordoostelijke buitengebied van de gemeente De Bilt. Tevens heeft een deel van de regels betrekking op meerdere locaties c.q. bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost. De plangrens betreft derhalve de plangrens van voornoemd bestemmingsplan, uitgezonderd de gronden van de kruising Soestdijkseweg-Zuid/Dorpsstraat De Bilt en de Soestdijkseweg-Zuid ter hoogte van het gemeentehuis.
(Gedeeltelijk) binnen het plangebied van het reparatieplan geldt het bestemmingsplan “Kruising Soestdijkseweg-Zuid/Dorpsstraat” dat op 20 april 2017 is vastgesteld. De kruising maakt deel uit van de Corridor de Soestdijkseweg-Zuid. Dit plan beoogt de kruising te herconstrueren met als doel binnen de bestaande hoofdstructuur een betere doorstroming van auto- en fietsverkeer en het OV te realiseren.
Ook geldt gedeeltelijk binnen het plangebied het bestemmingsplan "Soestdijkseweg-Zuid thv gemeentehuis" dat op 20 april 2017 is vastgesteld. Dit plan beoogt de Soestdijkseweg-Zuid ter hoogte van het gemeentehuis her in te richten met als doel binnen de bestaande hoofdstructuur een betere doorstroming van auto- en fietsverkeer en het OV te realiseren.
De begrenzing van het plangebied voor dit reparatieplan is weergegeven in bijgaand kaartje 'Plangrens Bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord Oost, 1e herziening'.
Figuur 1: Begrenzing plangebied
Dit bestemmingsplan betreft een reparatie van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013 van de gemeente De Bilt. Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013 blijft van kracht. Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening is een aanvulling op het bestemmingsplan uit 2013.
Dit bestemmingsplan bestaat uit:
De verbeelding bevat de plancontour van het plangebied. Ook bevat de verbeelding een aantal bestemmingen en aanduidingen. De dubbelbestemmingen en een aantal functie-, bouw- en gebieds- aanduidingen zijn een aanvulling op de geldende verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013. Voor de volledigheid en overzichtelijkheid zijn ter plaatse de onderliggende enkelbestemmingen overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013. Voorgenoemde geldt niet voor alle percelen waar de dubbelbestemmingen 'Waarde Archeogie 1', 'Waarde-Archeologie 2', 'Waarde-Archeologie 3' of 'Waarde-Archeologie 4' is toegevoegd. Ter plaatse van het recreatiepark De Ridderhof is niet slechts de aanvulling, maar de gehele geldende regeling opgenomen, zie paragraaf 2.3.1. De verbeelding was ter plaatse immers vernietigd.
De regels zijn integraal overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost uit 2013. De aanvullingen en aanpassingen op dit bestemmingsplan zijn gemarkeerd of met doorhalingen aangegeven. De regels dienen in samenhang te worden gelezen met de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost en de verbeelding van dit reparatieplan. In de regels van dit bestemmingsplan is artikel 31 Van toepassing verklaring toegevoegd, waarin het voorgaande juridisch is verwoord en vastgelegd. In hoofdstuk 4.1 Algemeen van deze toelichting is de regeling nader uitgelegd.
Hoofdstuk 2 bevat een toelichting op alle correcties ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is ingegaan op het beleidskader en de omgevingsaspecten die voortkomen uit het bestemmingsplan en de invloed die dit gehad heeft op de planregels. Een toelichting op de wijze waarop de regels zijn vormgegeven en de keuzes die zijn gemaakt komt aan de orde in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 behandelt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
In dit hoofdstuk zijn de tot het reparatieplan behorende onderwerpen beschreven en gemotiveerd. Hierbij is onderscheid gemaakt naar drie soorten wijzigingen:
Bij brief van 28 januari 2014 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht verklaard een reactieve aanwijzing te geven voor enkele onderdelen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijzigingen naar aanleiding van die aanwijzing.
Omzetting bestemming 'Agrarisch I' (plan 1985, herziening 1994) in de bestemming
'Natuur'.
In figuur 2 is de locatie rood omlijnd.
Figuur 2: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost (vastgesteld), overplaats Den Eijck
Figuur 3: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost (ontwerp), weergave bestemming 'Natuur',
In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord Oost zijn de gronden ter plaatse van overplaats Den Eijck, onderdeel van Landgoed Vollenhoven, omgezet van de bestemming 'Agrarisch I' (plan 1985, herziening 1994) in de bestemming 'Natuur' (zie figuur 3). Bij vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost in 2013 is de bestemming 'Natuur' ruwweg ter plaatse van de aanduiding 'open ruimte' omgezet naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' (zie figuur 2). De argumentatie voor deze wijziging is opgenomen in de Nota van Zienswijzen nr. 16 (landgoed Vollenhoven). Zie voor de Nota van Zienswijzen het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost'.
Gemotiveerd is dat de feitelijke situatie van de gronden agrarisch is en dat daardoor de bestemming 'Natuur' is gewijzigd naar 'Agrarisch met waarden- Natuur en landschapswaarden'. Deze redenering kan de provincie Utrecht niet volgen.
Ten eerste is ter plekke geen agrarisch bedrijf meer aanwezig. Het college van B&W heeft op 2 september 2003, het agrarische bouwperceel gewijzigd in een woonperceel. Bij de overwegingen in het wijzigingsbesluit is onder andere aangegeven "dat het, vanwege een te gering aantal hectares grond, niet mogelijk wordt geacht om in de huidige tijd ter plaatse een agrarisch bedrijf uit te oefenen". Ten tweede ontvangt de beheerder van landgoed Vollenhoven vanaf 2003 subsidie in het kader van de provinciale Subsidieregeling kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL). Op 10 september 2003 is door landgoed Vollenhoven een kwalitatieve verplichting (notarieel) getekend.
De kwalitatieve verplichting vloeit voort uit de subsidie voor waardedaling uit de SKNL. De grondeigenaar krijgt van de overheid een vergoeding voor de waardedaling van landbouw naar natuur. Het agrarisch gebruik is alleen nog ten behoeve van het realiseren van de natuurdoelen. De gronden van de overplaats zijn daarom als 'gerealiseerde natuur' opgenomen in het Natuurbeheersplan 2013. Met de in het vigerende bestemmingsplan opgenomen bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden' wordt ter plaatse afbreuk gedaan aan de beoogde kwaliteiten van het Natuurnetwerk Nederland, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur. Deze bestemming is immers nadeliger voor het behoud en de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland en de cultuurhistorische waarden dan bij de bestemming 'Natuur'. Zo is binnen de agrarische bestemming bijvoorbeeld ondersteunende teelt en de verbouw van vollegrondsgroente toegestaan, hetgeen binnen de bestemming 'Natuur' niet is toegestaan, waardoor de natuurdoelen teniet gaan. Daarentegen zijn bij de natuurbestemming het behoud van het bos- en parklandschap en het behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden subdoelstellingen. Bij de agrarische bestemming is dit niet het geval.
Gelet op het voorgaande acht de provincie de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' in strijd met art. 5.2 (Groene Contour) uit de PRV 2009.
Dat het, vanwege een te gering aantal hectares grond, niet mogelijk wordt geacht om in de huidige tijd ter plaatse een agrarisch bedrijf uit te oefenen, is gemotiveerd vanuit het (voormalig) agrarische bedrijf gezien. Voor omliggende bedrijven is het wel mogelijk om de gronden, als onderdeel van een groter areaal voor agrarische bedrijfsactiviteiten in te zetten. Echter gezien de subsidieaanvraag en de bijbehorende verplichtingen is een agrarische bestemming voor dit gedeelte van de gronden niet meer passend. De gronden waarvoor daadwerkelijk subsidie is aangevraagd en uitgekeerd worden daarom voorzien van de bestemming 'Natuur'. De overige gronden krijgen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'.
Locatie Konijnenburg
In het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost geldt ten noordoosten van overplaats Den Eijck een woonbestemming (locatie Konijnenburg). Ook hier heeft de provincie een reactieve aanwijzing op gegeven waardoor de locatie uit het bestemmingsplan is geknipt. Op deze locatie is thans geen bestaande woning aanwezig. De bestemming Wonen wordt niet meer gerepareerd en de gronden worden conform de bovenstaande beschrijving bestemd als 'Natuur'.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de reactieve aanwijzing van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht van 28 januari 2014 wordt de verbeelding als volgt gewijzigd:
Figuur 4 brengt in beeld welke gronden zijn omgezet in de bestemming 'Natuur' (donkergroen). De regels behoeven geen aanpassing.
Figuur 4: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost. 1e herziening, perceel Den Eijck
In het wijzigingsplan van 2 september 2003 is op het adres Utrechtseweg 18 de wijziging van de agrarische functie naar een woonfunctie mogelijk gemaakt. In dit wijzigingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen voor andere functies dan wonen. In de regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost is opgenomen dat ter plaatse van de Utrechtseweg 18 congresfaciliteiten in de bestaande bebouwing mogelijk zijn. Het bestemmingsplan stond hiermee congresfaciliteiten in de gehele bestaande bebouwing op het adres Utrechtseweg 18 (Landgoed Vollenhoven) bij recht toe. Uit de begripsbepaling van het bestemmingsplan of anderszins bleek niet wat in dit plan onder congresfaciliteiten wordt verstaan en een analyse van de effecten van de congresfaciliteiten op de omgeving ontbrak in het bestemmingsplan en in de onderliggende stukken. De provincie Utrecht heeft in haar reactieve aanwijzing de mogelijkheid tot congresfaciliteiten daarom buiten werking gesteld.
In voorliggend reparatieplan wordt het begrip congresfaciliteiten geconcretiseerd naar zalenverhuur. De functie wordt bij recht toegestaan, maar uitsluitend ter plaatse van de bestaande oude loopschuur. De loopschuur betreft een gerestaureerd rijksmonument en dateert uit de periode dat het perceel als agrarisch bouwperceel in gebruik was. De schuur is tijdens en na restauratie gereed gemaakt voor de ontvangst van groepen en heeft inmiddels geen agrarische functie meer. De aanwezige bebouwing op het perceel, niet zijnde de loopschuur, heeft een woonfunctie. Vanwege de ondergeschikte aard en omvang van de zalenverhuur met inbegrip van onzelfstandige horeca, krijgen deze activiteiten de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zalenverhuur'. De geldende bestemming 'Wonen' blijft behouden. Ter verduidelijking wordt in de regels van het reparatieplan het begrip 'zalenverhuur' opgenomen. De omschrijving luidt aldus: 'het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, met inbegrip van onzelfstandige horeca, en exclusief overnachtingen'. Binnen deze omschrijving vallen bijeenkomsten als vergaderingen, jubilea, diners, recepties en afscheidsceremonies. De bijeenkomsten vinden uitsluitend overdag tot uiterlijk 24:00 uur plaats.
Als onderbouwing geldt het volgende:
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), Provincie Utrecht 2013, zijn op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en herijkt in 2016. In de PRS beschrijft de provincie Utrecht het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2028 en geeft zij aan welke doelstellingen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zij van provinciaal belang acht, welk beleid daarbij hoort en hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid.
De provincie kiest er voor om het evenwicht tussen de kwaliteitstoename en de rode ontwikkelingen zo min mogelijk in kwantitatieve zin te reguleren. Dit leidt tot minder kwantitatieve normstelling en juist tot meer kwalitatieve randvoorwaarden voor ontwikkelingen. Ruimtelijke kwaliteit wordt gekenmerkt door toekomstwaarde, belevingswaarde en gebruikswaarde. De aspecten die hier een bijdrage aan leveren, sluiten vaak aan bij de cultuurhistorie van het landschap en zijn gericht op het verbeteren van het vitaal economisch functioneren van het landelijk gebied. Behoud en versterking van landelijke kwaliteiten met ruimte voor innovatie speelt hierbij een belangrijke rol.
Mobiliteitstoets
In artikel 1.6 PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit waarin ontwikkelingen zijn voorzien, een beschrijving bevat van het aantal verplaatsingen die de ruimtelijke ontwikkeling tot gevolg heeft en de wijze waarop het plangebied wordt ontsloten. Ook wordt een analyse opgenomen waarin wordt getoetst of er door het aantal verplaatsingen knelpunten op het omliggende verkeers- en vervoersnetwerk voor de diverse vervoerswijzen kunnen ontstaan.
Voor het planvoornemen is een berekening uitgevoerd naar het aantal autoritten per dag. Voor de functie zalenverhuur zijn geen concrete landelijke kencijfers beschikbaar. Om die reden is een berekening uitgevoerd met vergelijkbare functies, te weten een evenementenhal (zalenverhuur), een crematorium en een restaurant. Uitgangspunten bij de berekening zijn:
In onderstaande tabel is een samenvatting van de berekening weergegeven.
Toekomstig gebruik | Verkeersgeneratie | ||
Functie | Min. (mvt/etm) | Max. (mvt/etm) | Gem. (mvt/etm) |
Kleine evenementenhal | 33 | 61 | 48 |
Crematorium | 35 | 50 | 60 |
Restaurant | 77 | 88 | 84 |
Uit de berekening kan worden afgeleid:
Uitgaande van het beoogde aantal activiteiten per week, betekent dit dat 3 tot 4 keer per week sprake is van een verkeersstroom van gemiddeld 84 mvt/etm. De effecten op de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik. Voor een veilige afwikkeling van auto's naar de toegang verdient het evenwel aanbeveling de volgende aanpassingen te realiseren:
Deze aanpassingen worden opgenomen in een voorwaardelijke verplichting in de planregels om te verzekeren dat bij het zalenverhuur sprake is van een verkeersveilige situatie ter plaatse.
Op basis van de CROW p ublicatie 'Toekomstbestendig parkeren, Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' nr 381 bedraagt de parkeernorm in rest bebouwde kom/niet stedelijk minimaal 6 en maximaal 11 per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlakte (categorie evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw). Uitgaande van 275 m2 bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt het minimaal aantal benodigde parkeerplaatsen 17 en het maximaal aantal benodigde parkeerplaatsen 30. Het maximaal aantal mogelijke parkeerplaatsen wordt overigens bepaald door de combinatie landschappelijke en verkeerskundige mogelijkheden. Conform de beleidsregels van de gemeente De Bilt moet het aantal parkeerplaatsen in beginsel op eigen terrein gerealiseerd worden.
Voor de parkeerplaatsen is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld, zie onderstaande afbeelding. Op basis van het inrichtingsplan is beoordeeld hoeveel parkeerplaatsen landschappelijk gezien passend zijn. Volgens het inrichtingsplan kunnen op eigen terrein 60 parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast. Dit is meer dan de berekende parkeervraag zodat het plan de parkeerdruk van de gewenste ontwikkeling kan opvangen. De parkeerplaatsen worden op de verbeelding in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' en 'Wonen' aangeduid als 'parkeerterrein'. De parkeerplaatsen gelegen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn in voorliggend reparatieplan bij recht toegestaan.
De zichtlijn naar, en het uitzicht uit, landgoed Vollenhoven blijft zo goed als mogelijk vrij, ervan uitgaande dat er geen bussen worden geparkeerd in de noordelijke parkeerstrook. Het uitzicht vanuit de boerderij wordt ook zoveel als mogelijk vrij gehouden door geen hagen en hoogstamfruitbomen in dit uitzicht te planten. Wel worden aan de oostzijde van de ligboxenstal enkele bomen gepland met wat struweel, teneinde het erf/parkeerplekken toch vanuit de omgeving gezien (opengestelde wandelroutes op Den Eik) landschappelijk in te passen. De hoogte van de hagen aan de noordzijde bedraagt circa 1.30 m. Het planten van de vier walnoten (Juglans regia) ten westen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen- zalenverhuur' is facultatief, oftewel ze mogen geplant worden maar het is niet verplicht. De strook parkeerplaatsen ten oosten van de ligboxenstal kan met 3 parkeerplaatsen worden ingekort, mits de aanleg van de geplande beplantingsstrook, weliswaar opgeschoven in zuidelijke richting, op de nieuwe locatie wordt gerealiseerd.
De parkeerplaatsen worden conform het inrichtingsplan landschappelijk ingepast. In de planregels is een bepaling opgenomen om te verzekeren dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast en in stand worden gehouden. Door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - touringcars' is geregeld dat bussen niet in de zichtlijn parkeren.
Cultuurhistorische hoofdstructuur
Het plangebied is in de PRV aangewezen als Cultuurhistorische Hoofdstructuur. In artikel 1.7, derde lid PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit geen nieuwe bestemmingen en regels bevat die leiden tot een onevenredige aantasting van de in het plangebied voorkomende waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur. In artikel 1.7, vierde lid PRV bepaalt dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als Cultuurhistorische hoofdstructuur bestemmingen en regels kan bevatten die binnen de historische buitenplaatszones verstedelijking toestaan, mits dit bijdraagt aan het behoud van de cultuurhistorische waarde van de buitenplaatszone en de individuele buitenplaats.
Het plangebied is gelegen binnen de historische buitenplaatszone Stichtse Lustwarande. De Stichtse Lustwarande is een brede buitenplaatszone op de zuidflank van de Heuvelrug, tussen Utrecht en Amerongen. De Stichtse Lustwarande kent een afwisseling van open (weiden, overplaatsen) en gesloten (parken, bossen) delen. Kenmerkend zijn de ontworpen zichtrelaties (zichtlijnen of panorama’s) vanaf de weg op de hoofdhuizen en vanuit de hoofdhuizen op het omliggende park, de overplaats en het landschap. Structurerende onderdelen van deze zichtrelaties zijn bosschages, uitzichtpunten en gewelfde gazons, evenals voor de landschapsparken kenmerkende slingerende lanen, waterpartijen en tuinelementen (bruggen, theekoepels, follies). Formele buitenplaatsen hebben hun toegang als centrale zichtlaan haaks op het huis. De buitenplaatsen zelf zijn meestal enigszins verhoogd gelegen, symmetrisch opgezette, blokvormige gebouwen, georiënteerd op de weg maar op enige afstand daarvan. De bijgebouwen zijn daaraan ondergeschikt, zowel qua maatvoering als qua ligging. De parkaanleg is meestal dwars op de zuidflank van de Heuvelrug georiënteerd, met een kenmerkende opeenvolging van park, parkbos en productiebos.
In voorliggend reparatieplan wordt zalenverhuur bij recht toegestaan in de oude bestaande loopschuur aan de Utrechtseweg 18 op landgoed Vollenhove. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling (250 tot 300 m2 vloeroppervlak in de bestaande bebouwing). Het toestaan van zalenverhuur is hier van belang, aangezien het substantiele inkomsten genereert ten behoeve van de instandhouding van de buitenplaats. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is er geen bezwaar tegen het faciliteren van zalenverhuur in de bestaande loopschuur aan de Utrechtseweg 18. De schuur is reeds zorgvuldig gerestaureerd voor zalenverhuur en de benodigde parkeerplaatsen worden landschappelijk goed ingepast.
Voor ontwikkelmogelijkheden binnen bestaande bebouwing op historische buitenplaatsen is in 'de Leidraad behoud door ontwikkeling op historische buitenplaatsen van de provincie Utrecht (juli 2014)' een aantal aandachtspunten opgenomen:
daarover het volgende: de loopschuur is aangewezen als Rijksmonument en is reeds gerestaureerd.
daarover het volgende: voor de herontwikkeling van zalenverhuur in de oude loopschuur zijn de kosten en baten afgewogen. Deze vorm van verstedelijking draagt bij aan het behoud van het landgoed en daarmee aan de cultuurhistorische waarde van de buitenplaatszone en de individuele buitenplaats. Voorliggend reparatieplan bevat regels die binnen de historische buitenplaatszone verstedelijking toestaan en voldoet aan artikel 1.7 PRV.
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd, zie Bijlage 6. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 28 november 2017 bezocht door een ecoloog van adviesbureau BügelHajema Adviseurs.
Geconcludeerd wordt dat aanvullend onderzoek in het kader van gebiedsgerichte natuurbescherming in voorliggende situatie niet noodzakelijk is. Er is dan ook geen vergunning van de Wnb voor gebieden nodig en de plannen zijn niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. Wel wordt geadviseerd om de drie lampen langs de toegangsweg aan de bovenzijde af te schermen om een negatief effect op een mogelijke vliegroute van vleermuizen te voorkomen. Wanneer aan deze voorwaarde wordt voldaan, vindt geen overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de soortenbescherming van de Wnb plaats en is een ontheffing niet nodig. Aanvullend onderzoek is in dat geval niet nodig.
Landschap
In artikel 1.8 PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als landschap geen nieuwe bestemmingen en regels bevat die leiden tot een onevenredige aantasting van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten. Het plangebied is gelegen binnen het landschap Utrechtse Heuvelrug. De ambities voor de Utrechtse Heuvelrug zijn het in stand houden van het reliëf en het samenhangend boscomplex. Dit betekent focus op:
Het provinciaal landschap vraagt om voor de functies wonen, werken en recreatie bij voorkeur gebruik te maken van de bestaande bebouwing. Door het bijzondere karakter van de Utrechtse Heuvelrug is er weinig ruimte voor nieuwe bebouwing. Doordat voorliggend reparatieplan uitsluitend voorziet in functieverandering in de bestaande loopstal en bijbehorende parkeerplaatsen, doet de ontwikkeling geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van het landschap. Voor de ligging van de parkeerplaatsen is gekeken naar de landschappelijk inpassing, met name de instandhouding van de zichtlijn vanaf de Utrechtseweg.
Bescherming drinkwaterwinning
In artikel 1.11 PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als beschermingszone drinkwaterwinning bestemmingen en regels bevat die het waterwinbelang beschermen indien nieuwe functies een verontreiniging vormen voor het grond- en oppervlaktewater. In de toelichting dient een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid te worden opgenomen en de wijze waarop met het waterwinbelang rekening is gehouden.
Het plangebied is gelegen binnen de beschermingszone drinkwaterwinning. Behoud van de kwaliteit van het drinkwater is essentieel. Op initiatief van gemeente De Bilt en het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is het Lokaal Waterplan De Bilt ontstaan, dat is vastgesteld in oktober 2002. Het waterplan geeft het toekomstige beleid aan voor de inrichting en het gebruik van water. Voorop staan de integrale benadering voor het creëren van een aangenaam leefklimaat voor mens en dier en daarnaast een optimale beleving en duurzame gebruikswaarde van het watersysteem. Voorliggend reparatieplan voorziet uitsluitend in functieverandering in de bestaande loopstal. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening is op 16 augustus 2017 voor dit ruimtelijke plan een watertoetsproces doorlopen, zie Bijlage 1. Uit de Watertoets volgt dat er geen sprake is van een waterschapsbelang. Het aspect drinkwaterwinning levert geen belemmering op voor onderhavige ontwikkeling.
Kernrandzone
De kernrandzone - het gebied grenzend aan stad of dorp – heeft vaak een multifunctioneel karakter. Naast landbouw en verspreid wonen bevinden zich hier stedelijk gelieerde functies, waaronder recreatieve voorzieningen. Met de aanwezigheid van stedelijk gelieerde functies en stedelijk uitloopgebied levert de kernrandzone als deel van het landelijk gebied een belangrijke bijdrage in de kwaliteit van het stedelijk leefmilieu van de kern. Voor het borgen en verbeteren van de kwaliteit van de kernrandzone en voor het ondersteunen van het functioneren ervan is het provinciaal beleid gericht op het – eventueel in aansluiting op bestaande voorzieningen – in de kernrandzone mogelijk maken van nieuwe stedelijk gelieerde functies. De gemeente geeft invulling aan de wijze waarop de huidige kwaliteit wordt geborgd of verbeterd. De provincie Utrecht streeft naar uitnodigende kernrandzones die stad en land verbinden en die een adequaat recreatieaanbod hebben. Bij kwaliteitsverbetering in het kader van recreatie, gelden als provinciaal belang:
In artikel 3.7 PRV is opgenomen dat in de kernrandzone stedelijke functies worden toegestaan, indien:
Het plangebied is gelegen binnen de kernrandzone. Voorliggend plan voorziet uitsluitend in functieverandering van wonen naar werken in de bestaande loopstal. In het wijzigingsplan van 2 september 2003 is op het adres Utrechtseweg 18 de wijziging van de agrarische functie naar een woonfunctie reeds mogelijk gemaakt. Bovendien zijn de (ruimtelijke) effecten van de nieuwe functie - en toebehorende activiteiten - zorgvuldig gewogen en beoordeeld. De ontwikkeling is dusdanig kleinschalig van aard dat kan worden geconcludeerd dat de effecten aanvaardbaar zijn en niet strijdig met een goede ruimtelijke ordening. De beoogde ontwikkeling past binnen de voorwaarden van artikel 3.7 PRV.
Groene contour
In artikel 3.15 PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'Groene contour' ten behoeve van de realisatie van nieuwe natuur bestemmingen en regels kan bevatten die verstedelijking toestaat, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het doel van de Groene contour is het realiseren van nieuwe natuur met voldoende kwaliteit. Een middel om tot natuurontwikkeling te komen, is het toestaan van verstedelijking als dat bijdraagt aan het realiseren van natuurdoelstellingen.
Een gedeelte van het parkeerterrein ligt binnen de Groene contour. Van het toestaan van verstedelijking is met de voorliggende herziening geen sprake. Het beleid van de Groene contour is derhalve niet aan de orde.
Voor de hele locatie is een landschappelijk inrichtingsplan gemaakt waar het parkeerterrein onderdeel van uit maakt. Dit inrichtingsplan is ook afgestemd met de provincie. Op basis van het inrichtingsplan wordt bijgedragen aan het behoud van de stal en daarmee aan het behoud van de cultuurhistorische waarden van de overplaats. Daarbij is rekening gehouden met de landschappelijke context, waaronder zichtlijnen. De parkeerplaatsen zijn noodzakelijk om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de bestaande zalenverhuur.
Gelet hierop is de ligging van de parkeerplaatsen aanvaardbaar en is er geen sprake van strijdigheid met de aanwijzing als Groene contour.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied ligt in het grondwaterbeschermingsgebied Beerschoten. Ter bescherming van de grondwaterkwaliteit voor de drinkwatervoorziening stelt de provincie Utrecht in haar PMV 2013 in artikel 14 t/m 18 dat een aantal activiteiten aan voorschriften is gebonden. Het betreft onder andere een verbod op boor-, grond- en funderingswerkzaamheden dieper dan 30 m. onder het maaiveld, het toepassen van bodemenergiesystemen, diepinfiltratie van grondwater en het op of in de bodem lozen van verontreinigd hemelwater. Ook is in dit verband relevant te vermelden dat parkeerplaatsen uit vloeistofkerende materialen dienen te bestaan. Onder voorwaarden zijn vrijstellingen op dit verbod mogelijk.
Daarnaast geldt voor iedereen de bijzondere zorgplicht (artikel 4 van de PMV 2013). Dit houdt in dat verontreiniging van het grondwater moet worden voorkomen of, voor zover het niet kan worden voorkomen, zoveel mogelijk moet worden beperkt of ongedaan gemaakt.
Conclusie
Voorliggend reparatieplan voorziet uitsluitend in functieverandering van de bestaande loopschuur. De parkeerplaatsen worden op basis van een inrichtingsvoorstel landschappelijk ingepast en op de Utrechtseweg worden maatregelen genomen voor een veilige verkeersafwikkeling. De cultuurhistorische waarden van de historische buitenplaats blijven daardoor feitelijk onaangetast. Een en ander wordt juridisch geborgd in de planregels. Onder die omstandigheden sluit de onderhavige ontwikkeling aan bij de uitgangspunten van het provinciaal beleid en past ze binnen regels van de PRV.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van het wijzigingsplan van 2 september 2003 worden de verbeelding en de regels als volgt gewijzigd:
Figuur 5: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost. 1e herziening, perceel Utrechtseweg 18 te De Bilt
In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijzigingen die voortvloeien uit de uitspraak van de Raad van State, zie Bijlage 2. In de uitspraak van 15 april 2015 zijn naar aanleiding van de tegen het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost ingestelde beroepen enkele onderdelen van dit bestemmingsplan vernietigd. Deze onderdelen worden in deze paragraaf weergegeven. Ook worden de consequenties van de uitspraak weergegeven.
Als gevolg van de uitspraak van 15 april 2015 van de Raad van State is het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" en onder meer de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sectie b' voor het recreatiepark De Ridderhof komen te vervallen. In figuur 6 zijn de betreffende gronden aangegeven door middel van een rode lijn.
Figuur 6: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost (vastgesteld)
Figuur 7: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost, 1e herziening
Opnieuw bestemmen van Ridderhof
Omdat als gevolg van de uitspraak van de Raad van State het bestemmingsplan ter plaatse van de Ridderhof is vernietigd dient het gehele terrein in deze herziening opnieuw bestemd te worden. Parallel aan deze 1e herziening loopt er een ontwikkeltraject op de locatie de Ridderhof. De procedure voor dit ontwikkeltraject is nog niet gestart. Initiatiefnemer heeft door middel van een zienswijze verzocht de samenvoeging van recreatiepark Ridderhof en recreatiepark Puur onderdeel uit te laten maken van de 1e herziening. Deze zienswijze is behandeld in de Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen zoals opgenomen in bijlage 10 bij de toelichting.
Aanpassing in 1e herziening
De verbeelding wordt als volgt opgenomen in dit reparatieplan:
Permanente bewoning
In artikel 11.3.1 van de planregels is opgenomen dat onder strijdig gebruik met de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' wordt beschouwd: 'het gebruik van verblijfsrecreatieve voorzieningen ten behoeve van permanente bewoning'. Daarnaast is ten aanzien van de onderscheidenlijke recreatieobjecten in de begripsbepaling zoals opgenomen in artikel 1, onder bb een beperking in de gebruiksduur opgenomen van 46 weken per jaar. De 46-weken eis werkt in de praktijk anders uit dan het verbod op permanente bewoning. Het verbod op permanente bewoning haakt aan bij de eisen van de Wet basisregistratie personen omtrent inschrijving in de gemeentelijke basisregistratie. Deze eisen hebben onder meer betrekking op een verblijf van meer dan twee derde van de tijd gedurende een half jaar op een bepaald adres. De regels conflicteren met elkaar.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de uitspraak van 15 april 2015 van de Raad van State worden de planregels als volgt gewijzigd:
Bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen en kampeermiddelen
De gronden van het recreatiepark De Ridderhof hebben de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' gekregen. In artikel 11.1, onder c van de planregels is bepaald dat uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatige exploitatie' niet bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen en kampeermiddelen is toegestaan. De gronden van het recreatiepark De Ridderhof zijn niet als zodanig aangeduid. Dit betekent dat de recreatiewoningen op De Ridderhof allemaal bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden.
In de begripsbepaling van 'bedrijfsmatige exploitatie' in artikel 1, onder h is de eis gesteld dat in recreatieobjecten wisselende verblijfsmogelijkheden worden aangeboden. Met de vaststelling van de eis in de definitie van bedrijfsmatige exploitatie van het bieden van - permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden in de logiesverblijven heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de eigenaren van de respectievelijke recreatieobjecten die deze in particulier eigendom hebben. Deze personen verhuren hun recreatieobjecten niet of nauwelijks aan derden en er bestond tot de vaststelling van dit bestemmingsplan ook geen verplichting hiertoe. De Raad van State is van oordeel dat de raad in redelijkheid niet de eis van bedrijfsmatige exploitatie in deze vorm in de planregels heeft kunnen opnemen.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de uitspraak van 15 april 2015 van de Raad van State zijn de verbeelding en de planregels als volgt gewijzigd:
Zie voor een nadere toelichting paragraaf 2.3.2.
In artikel 11.1, onder c van de planregels is bepaald dat uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatige exploitatie' niet bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen en kampeermiddelen is toegestaan. De gronden van het recreatiepark Lage Vuursche/ Ford hebben de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatige exploitatie'. Op deze gronden is naast bedrijfsmatige exploitatie, niet-bedrijfsmatige exploitatie toegestaan. De Raad van State stelt dat door de raad niet deugdelijk is gemotiveerd waarom voor dit park een uitzondering is gemaakt. Dit park is vergelijkbaar met De Ridderhof voor wie de uitzondering dat niet-bedrijfsmatige exploitatie is toegestaan niet geldt. Het creëren van de mogelijkheid van niet-bedrijfsmatige exploitatie door toekenning van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - geen bedrijfsmatige exploitatie' heeft niet tot gevolg dat bedrijfsmatige exploitatie niet langer mogelijk zal zijn.
Beleidsmatig is het doel van de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' om de aangewezen gronden te gebruiken voor recreatieve doeleinden. Dit sluit gebruik voor woondoeleinden uit. De Provinciale Verordening Ruimte brengt dat met zich mee. Zie artikel 4.18 PRV, derde lid: 'Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die permanente bewoning van recreatiewoningen uitsluit'. Over het karakter van het recreatieve gebruik is het beleidsstandpunt dat de eis van bedrijfsmatige exploitatie wordt gesteld noch geboden. Dit houdt in dat de gemeente zich niet in laat met de vraag of een park bedrijfsmatig in beheer en exploitatie is en evenmin met de vraag of in de logiesverblijven - permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden geboden worden.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de uitspraak van 15 april 2015 van de Raad van State worden de verbeelding en de planregels als volgt gewijzigd:
Delta Lloyd betoogt in haar beroep op 15 april 2015 voor de Raad van State dat artikel 9.1, aanhef en onder a, van de planregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost' beperkend is. Met name het woord "en" tussen (bio)medisch en zorg is beperkend, doordat dit impliceert dat bedrijven en instellingen aan beide vereisten moeten voldoen. De Raad van State stelt dat artikel 9.1, aanhef en onder a van de regels in het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost', te strikt wordt geformuleerd. Het woord 'en' in de zinsnede '(bio)medisch en zorg gerelateerd' moet worden veranderd in 'en/of'.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de uitspraak van 15 april 2015 van de Raad van State worden de planregels als volgt gewijzigd:
In de tweede helft van 2014 en begin 2015 heeft de gemeente De Bilt overleg gevoerd met de eigenaar van recreatiepark het Bospark. Aanleiding voor deze gesprekken waren de (on)mogelijkheden die in het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost voor het Bospark Bilthoven werden geboden. In het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost was abusievelijk een te klein aantal stacaravans opgenomen en waren de mogelijkheden voor bijgebouwen niet meegenomen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de wijzigingen die voortvloeien uit de bestuurlijke principe oplossingen.
Bouwregels voor stacaravans en/of chalets
Recreatiepark Bospark heeft aangegeven dat zij behoefte heeft aan grotere chalets/stacaravans om zo te kunnen voldoen aan de huidige vraag in de markt. Op basis van het oude bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 1985' en de Herziening uit 1994 en het nieuwe bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost' mag de oppervlakte van een chalet/stacaravan maximaal 35 m2 bedragen. Bospark heeft aangegeven dat bij een verruiming van de oppervlaktemaat het in het oude bestemmingsplan opgenomen maximale aantal stacaravans van 450 stuks (in het nieuwe bestemmingsplan is abusievelijk 306 stuks opgenomen) verlaagd mag worden.
De gemeente De Bilt heeft aangegeven dat enige flexibiliteit qua maatvoering begrijpelijk is om ook in de toekomst het park te kunnen exploiteren. De behoefte van de hedendaagse recreant gaat nu eenmaal uit van ruime stacaravans/chalets. Gelet hierop bedraagt de huidige standaardoppervlakte van een stacaravan doorgaans meer dan 35m2. Wel moet rekening worden gehouden met de ligging van Bospark Bilthoven. Dit park ligt in de Ecologische Hoofdstructuur en in het landschapsmonument 'De Biltse Duinen' waardoor er sprake is van een kwetsbaar en landschappelijk waardevol gebied. De instandhouding van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden is in de bestemmingsregeling in de planregels vastgelegd. In de realisatiefase geldt een zorgplicht voor Natuurwaarden. In de omgevingsvergunning wordt deze zorgplicht verankerd door voorwaarden op te nemen over het uitvoeren van nader onderzoek voorafgaand aan de uitvoering van werkzaamheden. Daarnaast ligt het park nabij een woonwijk. Bij een verruiming van de maximale oppervlaktemaat zal het risico op permanente bewoning in dit kwetsbare gebied toenemen.
Vanwege nabijheid/aansluiting op een 'gewone woonwijk' en het risico van permanente bewoning is de uitstraling van het park/camping van belang. Om die reden gaat de voorkeur uit naar een categorie indeling voor stacaravans/chalets. De verdeling ziet er als volgt uit:
categorie | aantal | oppervlakte per bouwwerk |
<= 35 m2 | 125 stacaravans en/of chalets | 35 m2 |
<= 45 m2 | 249 stacaravans en/of chalets | 45 m2 |
<= 55 m2 | 22 stacaravans en/of chalets | 55 m2 |
Totaal | 396 | 16.790 m2 |
Categorie indeling
De in het vigerende bestemmingsplan opgenomen maximale bouwhoogte voor een stacaravan/chalet blijft onverkort gehandhaafd. In Bijlage 3 is in de ruimtelijke onderbouwing toegelicht dat bovenstaande categorie indeling niet leidt tot een aantasting van de waarden in dit gebied. In 2020 is aanvullend nog een stikstofberekening uitgevoerd. Deze is te vinden in Bijlage 4.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de bestuurlijke principeoplossing worden de planregels als volgt gewijzigd:
Bouwregels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij stacaravans en chalets
In het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost is in artikel 11.2, onder d nagelaten om een bouwregeling op te nemen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij stacaravans/ chalets. Ook is geen maximale goot- en bouwhoogte opgenomen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een recreatiewoning. Deze regeling wordt toegevoegd, waarbij de maximale oppervlaktemaat, in overeenstemming met de recreatiewoningen, op 7 m2 wordt gesteld.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de ambtshalve wijziging naar aanleiding van de bestuurlijke principeoplossing worden de planregels als volgt gewijzigd:
Utrechtse Golfclub De Pan heeft het voornemen het aantal m2 ondergeschikte horeca. Om tot een meer efficiënte indeling van het clubgebouw te komen en om te kunnen voldoen aan de huidige standaarden voor (ondersteunende) horeca die passend is bij het ledenaantal van de golfclub, is het wenselijk om het clubgebouw intern te verbouwen. Door middel van het advies van Horeca Nederland is de behoefte en de noodzaak van de uitbreiding met betrekking tot horeca voldoende aangetoond. Door een herindeling van de functies in het clubgebouw is het grootste deel van de benodigde ruimte intern te realiseren. Met de (voornamelijk interne) verbouwing neemt de totale bebouwingsoppervlakte niet toe. Wel wordt er ter hoogte van de huidige horecaruimte een kleine uitbreiding op de eerste bouwlaag gerealiseerd. De uitbreiding past ruim binnen het geldende bouwvlak en de geldende maximale oppervlaktemaat van 2.685 m2 voor de bebouwing op het terrein volgens het geldende bestemmingsplan.
De omvang van de onzelfstandige horeca is momenteel 159 m2. De onzelfstandige horeca wordt vergroot met 51 m2, voornamelijk ten gevolge van de uitbreiding van het buitenterras, ter hoogte van de nieuwbouw. Na de herindeling op de eerste verdieping wordt er in totaal 210 m2 gebruikt ten behoeve van de onzelfstandige horeca. In het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost is onzelfstandige horeca ter ondersteuning van het sportcomplex toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte.
Oorspronkelijk waren er ook gedachten om de materialenloods te vergroten en de bedrijfswoning te verplaatsen. Die plannen zijn niet meer aan de orde. Voor alle ontwikkelingen is een landschappelijk ecologisch advies opgesteld. Het rapport is opgenomen als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing, zie Bijlage 5. Hoewel nu slechts de verbouwing van het clubgebouw nog aan de orde is, is het rapport toch als bijlage gehandhaafd.
Aandachtspunt bij de verbouwing van het clubgebouw vormt hierbij het noodzakelijke nader onderzoek (jaarrond) naar vleermuizen. Er is daartoe een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan opgenomen (zie artikel 12.4.1). Zolang niet aan de verplichtingen (onderzoek naar vleermuizen en eventuele noodzakelijke maatregelen) is voldaan, is de verbouwing van het clubgebouw niet toegestaan. Indien er vleermuizen worden aangetroffen moet het plan overigens altijd worden voorgelegd aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag neemt altijd een beslissing op een aanvraag.
De verzoeken zijn nader onderbouwd, zie Bijlage 5. In de ruimtelijke onderbouwing wordt concreet aangegeven waar de plannen strijdig zijn met het bestemmingsplan en op welke punten het bestemmingsplan aangepast dient te worden.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de instemming van de gemeente voor de uitbreiding van Utrechtse golfclub De Pan worden de verbeelding en planregels als volgt gewijzigd:
De huidige eigenaar van Berg en Bosch heeft eind november 2016 een verzoek om een principe-uitspraak ingediend. Verzocht wordt om ter plaatse van vijf van de zeven dienstwoningen, de bestemming te wijzigen zodat kantoren ten behoeve van "Culturele, sociale, medische, wetenschappelijke of educatieve doeleinden welke (bio)medisch en/of zorg gerelateerd zijn" mogelijk worden gemaakt. Deze functie is echter reeds toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan. Het is dus niet noodzakelijke om ten behoeve van de realisatie van kantoren in de (voormalige) dienstwoningen een bestemmingswijziging door te voeren. Op basis van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn binnen het Berg en Bosch terrein echter maximaal zeven bedrijfswoningen toegestaan. Om te voorkomen dat er nieuwe bedrijfswoningen op het terrein worden gerealiseerd, wordt deze aanduiding aangepast naar maximaal 2.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de afspraken in het kader van de zienswijze procedure wordt de verbeelding als volgt gewijzigd:
Ter plaatse van de Professor Bronkhorstlaan 10, te Bilthoven is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangepast naar '2'.
Figuur 10: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost, 1e herziening, perceel Prof. Bronkhorstlaan 10 te De Bilt
Op een open plek aan de Vissersteeg 20 tot en met 26 zijn vier woningen met bijbehorende bebouwing aanwezig. De woningen zijn voor 1823 gebouwd als arbeiderswoningen bij het landhuis Beerschoten en maken als zodanig onderdeel uit van het rijksmonument. In het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, dat in december 2013 is vastgesteld, blijken twee omissies te zitten.
Uit inventarisatie is gebleken dat er in strijd met het bestemmingsplan meer bebouwing is gerealiseerd dan de vier woningen en de vergunde schuur. Beoordeeld is of en op welke wijze de bestaande bebouwing in het bestemmingsplan opgenomen kan worden. Hierbij is onder andere gekeken naar de datering van de bebouwing, de situering in het monumentale landgoed, de reeds vergunde schuur en de regeling voor bijgebouwen bij woningen in zijn algemeenheid.
In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost is opgenomen dat per woning 40% van de oppervlakte van het onbebouwde erf per bouwperceel, tot een maximum van 70 m² aan bijgebouwen is toegestaan. De woningen aan de Vissersteeg zijn puntsymmetrisch vanuit het midden gegroepeerd op een vierkant plattegrond. De bestemming Wonen ligt strak om de woningen en gezien de situering is er geen sprake van een achtererf. De regeling van bijgebouwen is voor deze woningen derhalve niet van toepassing. Voor 1 schuur is in afwijking van het bestemmingsplan in 1976 een vergunning verleend. Om in het verlengde van de verleende vergunning voor alle woningen een bijgebouw mogelijk te maken is een maatwerkregeling noodzakelijk. Bij de maatwerkregeling is de omvang van het bijgebouw uit verleende vergunning en de relatie met het monument als uitgangspunt genomen. In de 1e herziening wordt per woning 1 bijgebouw mogelijk gemaakt. De oppervlakte van het bijgebouw bedraagt maximaal 50 m2 en de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m respectievelijk 6 m.
De woningen zijn puntsymmetrisch vanuit het midden gegroepeerd op een vierkant plattegrond met op de hoeken diagonaalsgewijs uitgebouwde dwarsgedeelten. In het verlengde van deze dwarsgedeelten liggen vier beukenlanen die fungeren als zichtassen. Voor de situering van de bijgebouwen zijn deze zichtassen het belangrijkste element. Momenteel zijn twee bijgebouwen conform bovengenoemde criteria gerealiseerd. Deze kunnen behouden blijven. Het bouwen van bijgebouwen per afzondelijk bouwperceel kan door middel van een wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt onder voorwaarde dat alle overige bestaande bebouwing voorafgaand aan het bouwen wordt gesloopt, met uitzondering van bestaande erf- en terreinafscheidingen.
Gezien de ligging in Natuur Netwerk Nederland (hierna: NNN) is een ecologische inventarisatie uitgevoerd om de effecten van de wijziging in beeld te brengen. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat als gevolg van de wijziging geen negatieve effecten in het kader van de Wnb beschermde gebieden optreden en het plan niet leidt tot significant negatieve effecten op het NNN. In het onderzoek wordt een voorbehoud gemaakt voor toekomstige grootschaligere ingrepen. Ondanks dat daar geen voornemens toe zijn wordt in het bestemmingsplan ter plaatse van de tuin een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In deze regeling wordt opgenomen dat bij het kappen van bomen en het dempen van wateren uitsluitend zijn toegestaan indien is aangetoond dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op omgeving.
Aanpassing in 1e herziening
De verbeelding en de regels worden als volgt gewijzigd:
Figuur 11: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, perceel Het Spinneweb
Figuur 12: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost, 1e herziening, perceel Het Spinneweb
Het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost' en de archeologische beleidskaart zijn in dezelfde raadsvergadering vastgesteld. Tot op de dag dat het bestemmingsplan werd vastgesteld, was niet duidelijk of de archeologische beleidskaart ongewijzigd zou worden vastgesteld. Derhalve is de archeologische beleidskaart destijds niet vertaald in het bestemmingsplan. Wel is de tot dan toe geldende regeling vertaald.
Bestemmingsplannen die na vaststelling van het archeologische beleid in procedure zijn gebracht zijn voorzien van het actuele archeologische beleid. Dit wordt nu ook gedaan voor het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost. De reparatie van het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost' vertaalt het meest actuele archeologische beleid (2013) in het bestemmingsplan. Na vaststelling van de beleidskaart is er op een aantal locaties nader archeologisch onderzoek uitgevoerd. Daar waar op basis van deze onderzoeken geconcludeerd wordt dat er geen archeologische waarde aanwezig is zal het archeologiebeleid niet worden vertaald in het bestemmingsplan.
In het huidige vigerende bestemmingsplan gold voor het gehele plangebied hetzelfde beschermingsregime met de volgende regels:
Artikel 18 Waarde - Archeologie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ''Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd. Voor zover het oprichten van een bouwwerk kan leiden tot een verstoring van de archeologische resten, worden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende voorwaarden verbonden:
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat:
Door het nieuwe beleid te vertalen worden er inhoudelijk wijzigingen doorgevoerd. De regeling zelf wordt geactualiseerd maar ook wordt er onderscheid gemaakt in 4 verschillende categorieën. Elke categorie kent een eigen beschermingsregiem die is afgestemd op de aanwezige verwachtingswaarde. De volgende grenswaarden qua diepte en oppervlak worden gehanteerd:
Een belangrijke inhoudelijke aanpassing is het verband tussen de oppervlakte en diepte bij de realisatie van een of meerdere bouwwerken. In de oude regeling waren de oppervlakte en diepte niet gekoppeld. Dit betekent dat je een rapport moet overleggen of omgevingsvergunning moet aanvragen als je dieper gaat dan 0,3 m en in sommige gevallen 0,5 m (ongeachte de oppervlakte). Dit geldt ook voor gebouwen met een oppervlakte van 100 m2 of meer (ongeacht de diepte).
In de herziening wordt dit aangepast. Voor alle ingrepen tot 0,5 m is het niet nodig om een rapport te overleggen of omgevingsvergunning aan te vragen. Dit geldt dus ongeacht de oppervlakte van de ingreep. Ga je dieper dan 0,5 m dan is het overleggen van een rapport of het aanvragen van een omgevingsvergunning alleen nodig als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 50, 100, 500 of 5.000 m2 (afhankelijk van de verwachtingswaarde ter plaatse).
Aanpassing in 1e herziening
Het plangebied van het oorspronkelijke bestemmingsplan wordt op de verbeelding voorzien van een dubbelbestemming voor archeologie, met uitzondering van de locaties waar op basis van nader archeologisch onderzoek geconcludeerd wordt dat er geen archeologische waarde aanwezig is.
Afhankelijk van de verwachtingswaarden ter plaatse wordt de bestemming Waarde – Archeologie 1, 2, 3 of 4 opgenomen. In de regels wordt het bestaande artikel 18 Waarde Archeologie verwijderd en vervangen door 4 nieuwe artikelen: 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4'. Tevens wordt artikel 25 lid 25.1 onder d aangepast op de nieuwe artikelen. De nummering van de bestaande artikelen wordt aangepast vanwege het toevoegen van de dubbelbestemmingen. Ook wordt de kruisverwijzing in artikel 29.1 onder d aangepast naar: 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4''. Artikel 29.1 onder e wordt geschrapt.
Op basis van de kencijfers van de nota 'Wat beweegt De Bilt, Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan' van de gemeente De Bilt kan berekend worden hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn. Om te borgen dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is wordt in het bestemmingsplan een aparte regeling voor parkeergelegenheid, laad- en losmogelijkheden opgenomen.
Aanpassing in 1e herziening
In de Algemene regels wordt het artikel 'Overige regels' toegevoegd. In dit artikel zijn regels ten aanzien van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden opgenomen. In de bijlagen bij de regels is de nota 'Wat beweegt De Bilt, Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan' toegevoegd, waar naar wordt verwezen in de Overige regels.
Op het perceel Holle Bilt 4 is in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Wonen opgenomen. De bestemmingsgrenzen komt niet overeen met kadastrale grenzen. Het betreft een ondergeschikt aanpassing waarbij de woonbestemming per saldo niet wordt vergroot.
Aanpassing in 1e herziening
De verbeelding wordt zodanig aangepast dat de bestemming Wonen overeenkomt met de kadastrale grenzen. Zie figuur 13 en 14.
Figuur 13: Uitsnede huidige situatie
Figuur 14: Uitsnede reparatieplan Buitengebied De Bilt Noord Oost, 1e herziening, perceel Holle Bilt 4, De Bilt
Op 30 november 2017 is het bestemmingsplan 'Correctieve herziening bestemmingsplannen De Bilt' vastgesteld. Dit bestemmingsplan heeft als doel om de bestaande vigerende bestemmingsplannen binnen de gemeente op onderdelen te verbeteren. Een onderdeel daarvan betreft het perceel Soestdijkseweg Noord 515, gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost'. In dit reparatieplan wordt deze aanpassing meegenomen.
Aan het perceel Soestdijkseweg Noord 515 is de bestemming Wonen toegekend. Tevens geldt de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - bestaande bebouwing'. Over het zuidelijke gedeelte van het perceel loopt een hoogspanningsverbinding. Deze hoogspanningsverbinding is voorzien van de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding. Het niet toegestaan om de bestaande bebouwing ter plaatse van de hoogspanningsverbinding in gebruik te nemen als woning. Dit is onvoldoende in het bestemmingsplan geborgd. Om deze reden wordt een functieaanduiding opgenomen die regelt dat wonen ter plaatse van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding niet is toegestaan.
Deze wijziging betreft het uitsluiten van de woonfunctie in gebouwen ter plaatse van de Dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding. Beleidsmatig worden geen wijzigingen aangebracht waardoor toetsing aan het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid achterwege kan blijven.
Ten aanzien van de omgevingsaspecten geldt hetzelfde. Omdat er ten opzichte van de feitelijke, vergunde situatie geen nieuwe (bouw)mogelijkheden worden geboden is de toetsing aan de verschillende omgevingsaspecten niet aan de orde.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van het bestemmingsplan 'Correctieve herziening bestemmingsplannen De Bilt' worden de verbeelding en de regels als volgt gewijzigd:
In Bilthoven is op het bedrijvenpark Berg en Bosch aan Prof. Bronkhorstlaan 10 de horecazaak 'De Kapel' gevestigd. De eigenaar wenst de bestemming te verruimen van onzelfstandige naar zelfstandige horeca. Onzelfstandige horeca is financieel niet rendabel. Het perceel is bestemd als 'Maatschappelijk - Berg en Bosch'. De gronden zijn onder andere bestemd voor culturele, sociale, medische, wetenschappelijke of educatieve doeleinden welke (bio)medisch en/of zorg gerelateerd zijn. Binnen deze bestemming is horeca, met uitzondering van onzelfstandige horeca, niet toegestaan.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 21 augustus 2018 een omgevingsvergunning verleend voor het verruimen van het gebruik van de 'Kapel'. In Bijlage 8 is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen, waarin wordt toegelicht op welke wijze de situatie wordt gewijzigd en waarom dit passend is binnen het geldend beleid en de omgeving. Het bij omgevingsvergunning toegestane gebruik wordt in dit bestemmingsplan verwerkt.
Aanpassing in 1e herziening
Als gevolg van de verleende omgevingsvergunning worden de regels en verbeelding als volgt gewijzigd:
In een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Onderdeel hiervan is dat het plan niet in strijd is met het (gemeentelijk) beleid en met omgevingsaspecten, zoals bodem en water.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een reparatie van het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost.
Het reparatieplan bevat een beperkt aantal ontwikkelingsmogelijkheden. In deze situaties is afzonderlijk onderzoek uitgevoerd en is de ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid. De uitkomsten zijn opgenomen in afzonderlijke ruimtelijke onderbouwingen, die als bijlagen bij dit reparatieplan zijn gevoegd. Uit de onderbouwingen is gebleken dat de ontwikkelingen niet tot belemmeringen leiden. Naar aanleiding van de ruimtelijke onderbouwing Golfclub de Pan is een voorwaardelijke verplichting aan de regels toegevoegd. De voorwaardelijke verplichting houdt in dat een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitbreiden van het gebouw voor onzelfstandige horeca op het perceel aan de Amersfoortseweg 1 niet wordt verleend, alvorens aanvullend onderzoek naar vleermuizen is uitgevoerd en de noodzakelijke maatregelen zijn getroffen.
Bijzondere aandacht vraagt het aspect van de stikstofdepositie op als zodanig aangewezen Natura 2000-gebieden. Op 29 mei 2019 deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangwekkende uitspraak met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Gelet op deze uitspraak is voor de nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan een aanvullende motivering over de gevolgen van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden vereist.
Het plangebied ligt op 4,3 km afstand van in het kader van de Wet natuubeheer (Wnb) beschermde gebieden (Natura 2000). In het project is geen sprake van geheel nieuwe activiteiten, maar uitsluitend van een aantal kleine uitbreidingen. Verhoging van stikstofuitstoot in de aanlegfase treedt alleen op bij het slopen en herbouwen van de bedrijfswoning, vergroting van de onzelfstandige horeca van de golfclub De Pan met 51 m2 (voornamelijk uitbreiding van het buitenterrasbouw), uitbreiding van de materialenloods met 150 m2 en de bouw van 4 kleine bijgebouwen bij de woningen Vissersteeg 20-26 (max. 50 m2 per bijgebouw). Dit betreft vier bouwactiviteiten van zeer geringe schaal en voor korte tijdsduur, waarbij gebruik van stikstofoxide uitstotende machines en extra verkeersbewegingen zeer beperkt is. Derhalve is op een afstand van 4,3 km geen effect te verwachten.
In de gebruiksfase is extra stikstofuitstoot mogelijk door iets intensiever gebruik van een aantal al aanwezige voorzieningen: de bestaande zaalruimte waarvan verhuur mogelijk wordt gemaakt, de niet-bedrijfsmatige exploitatie die mogelijk wordt voor de bestaande recreatiewoningen en iets intensiever gebruik van de onzelfstandige horeca en de materialenloods van de golfclub. Dit kan leiden tot meer stikstofuitstoot ten gevolge van verwarming en toename van verkeer van en naar deze locaties. Echter de toename zal zeer klein zijn, zodat op een afstand van 4,3 km geen effect is te verwachten.
Gezien derhalve de geringe omvang van de ontwikkeling in combinatie met de ruime afstand tot Natura 2000-gebieden is een Aeriusberekening van de effecten van stikstofdepositie niet aan de orde.
Gezien de aard van de wijzigingen bij Bospark Bilthoven is gemeend er verstandig aan te doen wel een Aeriusberekening uit te voeren (bijlage 4). Geconcludeerd wordt dat de realisatie van de herinrichting van het vakantiepark Bos Park Bilthoven geen toename van de stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar levert op de nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Het voorgenomen plan is daarom uitvoerbaar en een vergunning Wet natuurbescherming is niet benodigd. Voor wat betreft de uitgangspunten bij deze berekening is een uiterst scenario als uitgangspunt genomen. In dit uiterste scenario worden alle 388 bestaande chalets binnen 2 jaar vervangen en worden 11 nieuwe chalets gerealiseerd. Dit scenario zal zich in werkelijkheid niet voordoen maar om te voorkomen dat de werkelijkheid in negatieve zin afwijkt van het geen is berekend, is bij de berekening van dit uiterste scenario uitgegaan.
De overige zaken die door middel van dit plan gerepareerd worden zijn van beperkte omvang en van ondergeschikte aard. Een verwijzing naar de omgevingsaspecten en het beleidskader in de toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost volstaat dan ook. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013-2028 zijn op 12 december 2016 door de Provinciale Staten herijkt vastgesteld. De actualisatie heeft geen gevolgen voor de inhoud van dit reparatieplan.
Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening betreft een reparatie van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost. Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost blijft van kracht. Dit reparatieplan is een aanvulling op het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost. Dit reparatieplan bestaat uit een verbeelding en een set regels. De regels zijn integraal uit het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost overgenomen. De aanvullingen en aanpassingen op het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost zijn groen gemarkeerd of met doorhalingen aangegeven. De regels zijn van toepassing op het gehele gebied van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost. De regels vervangen dus de regels van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost en kunnen worden gelezen in samenhang met de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost en de verbeelding van dit reparatieplan.
In de regels van dit bestemmingsplan is artikel 30 aan de algemene planregels toegevoegd, waarin het voorgaande juridisch als volgt is verwoord en vastgelegd:
Het bestemmingsplan Buitengebied De Bilt Noord-Oost van de gemeente De Bilt, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013, blijft van toepassing, met dien verstande dat:
Artikel 31 geeft de juridische regeling weer van het feit dat:
In artikel 19 tot en met 22 zijn de regels opgenomen ten behoeve van de archeologische waarden en archeologische verwachtingswaarden die voorkomen in het plangebied. De regels zijn gebaseerd op de archeologische beleidskaart van de gemeente De Bilt, waarin een onderscheid wordt gemaakt in zeven categorieën. Het gaat daarbij om twee categorieën van archeologische waarde (AW) en vijf categorieën waar een verwachting bestaat op het aantreffen van archeologische waarden (VAW):
Bij toekomstige ontwikkelingen gelden de volgende bepalingen voor de verschillende zones:
Voor de zones die behoren tot categorie AW 1 geldt een onderzoeksplicht, conform de AMZ-cyclus bij bodemingrepen die plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper gaan dan 0,5 m beneden maaiveld.
Voor de zones die behoren tot categorie VAW 1 geldt een onderzoeksplicht conform de AMZ-cyclus, bij bodemingrepen die plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper gaan dan 0,5 m beneden maaiveld.
Voor de zones die behoren tot categorie VAW 2 geldt een onderzoeksplicht, conform de AMZ-cyclus bij bodemingrepen die plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper gaan dan 0,5 m. beneden maaiveld.
Voor de zones die behoren tot categorie VAW 3 geldt een onderzoeksplicht conform de AMZ-cyclus, bij bodemingrepen die plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 5.000 m2 en dieper gaan dan 0,5 m beneden maaiveld.
Voor nadere informatie en onderzoeken over de gegeven bestemmingen, wordt overigens verwezen naar de toelichting behorende bij:
Aan de hand van het beroep van De Ridderhof constateerde de Raad van State op 15 april 2015 dat de planregels voor de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' gebreken bevatten.
In artikel 11.3 van de planregels is opgenomen dat onder strijdig gebruik met de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' wordt beschouwd; het gebruik van verblijfsrecreatieve voorzieningen ten behoeve van permanente bewoning. Ter verduidelijking van het begrip 'permanente bewoning' worden in deze paragraaf de indicatoren beschreven aan de hand waarvan kan worden geconstateerd of sprake is van permanente bewoning. Indien die indicatoren zich voordoen, geldt de aanname dat er sprake is van permanente bewoning en is het aan de vermeende overtreder om aan te tonen dat hij niet permanent in de recreatiewoning woont.
Het woongebruik van recreatieobjecten wordt afgemeten aan de planregel die permanente bewoning verbiedt en niet aan de duur van het gebruik. Degenen die in een recreatiewoning verblijven, dienen daarom elders (buiten de recreatiewoning) over een hoofdverblijf te beschikken. Om het hoofdverblijf aan te kunnen nemen moet sprake zijn van een geheel van omstandigheden dat als wonen moet worden beschouwd (bijvoorbeeld nachtrust, maaltijden, ontvangen van post, ontvangen van bezoek etc.). Als iemand beschikt over meerdere adressen of geen adres heeft, is het aantal overnachtingen doorslaggevend. Het mag niet gaan om een zogenaamd postadres of "papieren" adres maar om een feitelijke thuishaven.
Indien sprake is van inschrijving op het adres van een recreatieobject krachtens de Wet Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens wordt onmiddellijk aangenomen dat ter plaatse permanent wordt gewoond. Indien er geen inschrijving heeft plaatsgevonden, maar wel sprake is van een of meerdere van de volgende indicatoren, ook dan is de aanname dat ter plaatse permanent gewoond wordt in het recreatieobject. Dat wil zeggen dat wanneer op basis van onderstaande indicatoren wordt vastgesteld dat er permanent gewoond wordt, het aan de vermeende overtreder is om aan te tonen dat hij niet permanent in de recreatiewoning woont.
Indicatoren:
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient te worden onderzocht of het plan financieel uitvoerbaar is. Artikel 3.1.6. lid 1 onder f Bro brengt dit met zich mee. In casu brengt dit bestemmingsplan geen kosten voor de gemeente met zich mee, anders dan ten behoeve van activiteiten die zijn toe te rekenen tot de opstelling van het plan en het doorlopen van de procedure.
Voor de locatie Ridderhof heeft de gemeente met de initiatiefnemer overeenstemming over de realisatie van de gewenste bouwplannen, op basis waarvan de initiatiefnemer bijdraagt in de plankosten. Verder maakt het plan enkele functionele ontwikkelingen mogelijk, echter deze hebben geen betrekking op bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wro. Zij zien slechts op verruimde gebruiksmogelijkheden. Van enige vorm van verplicht kostenverhaal is dan geen sprake. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet aan de orde.
Voor het overige hebben de aanpassingen in dit reparatieplan betrekking op het vastleggen van feitelijk bestaande situaties en toepassing van eerder gemaakte bestuurlijke afspraken. Ook deze raken niet aan de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voert het college van burgemeester en wethouders, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg met andere bestuursorganen van bijvoorbeeld buurgemeenten, het waterschappen en de provincie Utrecht.
In april 2020 is het voorontwerp voorgelegd aan diverse instanties. In Bijlage 9 Nota vooroverleg zijn de reacties samengevat en van een beantwoording voorzien.
Zienswijzen
Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening' met ingang van 8 oktober 2020 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Gedurende deze termijn is er 11 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn beantwoord door de gemeente en de nota hiervan is als bijlage bij dit plan opgenomen (Bijlage 10).
Beroep Raad van State
Bij besluit van 19 december 2013 stelde de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord Oost' vast. Voor recreatieterrein Bospark Bilthoven werden daarin per abuis 306 in plaats van het bestaande aantal van 450 stacaravans en chalets toegelaten. De toegelaten oppervlakte per object bedroeg maximaal 35 m2. Daarnaast waren de mogelijkheden voor kleine bijgebouwen bij stacaravans en chalets niet overgenomen.
Door het college van burgemeester en wethouders werd over deze onbedoelde effecten begin 2015 een bestuurlijke principeoplossing afgesproken met de exploitant van het recreatieterrein. Met het bestemmingsplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening' zouden onder andere deze omissies hersteld worden, overeenkomstig de bestuurlijke principeoplossing. Het college had daarbij aan Bospark Bilthoven toegezegd om grotere stacaravans en chalets toe te gaan staan, waarbij het aantal stacaravans en chalets wel omlaag zou gaan ten opzichte van de oorspronkelijke 450. Het maximaal toegelaten aantal werd 396.
Het reparatieplan 'Buitengebied De Bilt Noord-Oost, 1e herziening' werd bij besluit van 25 november 2021 vastgesteld. De gemeenteraad amendeerde het voorstel van het college op een tweetal punten:
Tegen dit geamendeerde besluit tekende Green Spirit (Bospark Bilthoven) beroep aan. Op 6 september 2023 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak. Het oordeel hield de vernietiging in van de planonderdelen waarin de amendementen waren verwerkt en de opdracht aan de gemeenteraad om binnen 26 weken een nieuw besluit te nemen over de vernietigde onderdelen van het plan.
In heroverweging heeft de gemeenteraad er bij besluit van 29 februari 2024 toe besloten om de vernietigde planonderdelen te laten vervallen.