direct naar inhoud van 4.4 Bodem
Plan: Groenekanseweg 119 De Bilt
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0016BP11008-OH01

4.4 Bodem

Het is wettelijk geregeld (bouwverordening) dat bouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere eventuele nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. Dit bestemmingsplan ziet niet toe op nieuwe grootschalige bouwactiviteiten. Daarom wordt in deze paragraaf de algemene bodemkwaliteit van het plangebied in kaart gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de bouwaanvraag te worden geweigerd.

Planspecifiek

Binnen het plangebied is het volgende bodemonderzoeken bekend:

Verkennend bodemonderzoek Waterweg 212-214 te De Bilt, Hopman en Peters Holding BV, rapportnummer 08-P-074-I, d.d. 16 juli 2008 (zie bijlage).

Bovengenoemd bodemonderzoek heeft zich gericht op het volledige plangebied (circa 700 m2) dat tijdens het bodemonderzoek in 2008 bestaat uit (moes)tuin behorende bij de woningen aan de Waterweg 212-214.

Uit het historisch vooronderzoek (NVN5725) blijkt dat op de onderzoekslocatie een gedempte sloot aanwezig is. Voor het overige deel van het plangebied zijn geen aanwijzingen aangetroffen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging. Het onverdachte deel van het plangebied is onderzocht volgens de strategie voor onverdachte terreinen uit de NEN5740. De gedempte sloot is apart onderzocht volgens een eigen strategie waarbij 2 raaien van 5 boringen tot 2 m-mv zijn geplaatst. Het grondwater ter plaatse van de gedempte sloot is niet onderzocht. Omdat het plaatsen van raaien boringen beter inzicht geeft in de kwaliteit van de bodem dan de onderzoeksstrategie uit voor verdachte deellocaties uit de NEN5740, en omdat zowel tijdens het veldonderzoek als tijdens het laboratoriumonderzoek geen afwijkingen aan het opgeboorde bodemmateriaal zijn aangetroffen, gaan wij akkoord met de afwijking op de NEN5740.

Tijdens het veldonderzoek zijn op en in de bodem geen afwijkingen aangetroffen die mogelijk duiden op bodemverontreiniging.

Uit de analyseresultaten blijkt de volgende milieuhygiënische bodemkwaliteit:

  • Gedempte sloot: geen verontreiniging in de grond aangetoond;
  • Overige deel plangebied:
    • 1. Bovengrond (0-0,5 m-mv): lichte verontreiniging met lood aangetoond;
    • 2. Ondergrond (0,5-2,0 m-mv): lichte verontreinigingen met enkele zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) aangetoond;
    • 3. Grondwater (1,5 m-mv): lichte verontreiniging met chroom en koper aangetoond.

Het bodemonderzoek ter plaatse van het plangebied (momenteel (moes)tuin) toont aan dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging ten behoeve van woningbouw.