direct naar inhoud van 4.2 Luchtkwaliteit
Plan: Groenekanseweg 119 De Bilt
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0016BP11008-OH01

4.2 Luchtkwaliteit

In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening.

Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:

  • scholen;
  • kinderdagverblijven;
  • verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.

Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.

Planspecifiek

De Milieudienst Zuidoost Utrecht heeft in haar quickscan (zie bijlage) de concentraties stikstofdioxide en fijn stof berekenend met het rekenmodel Geostacks van KEMA en DGMR. De hieruit voortgekomen concentraties voor 2010 zijn grafisch weergegeven in de figuren 2 en 3. De jaren 2015 en 2020 zijn niet in beeld gebracht, omdat de luchtkwaliteit in 2015 en 2020 beter is door het schoner worden van het verkeer en generiek bronbeleid van de nationale en Europese overheid.

Navolgend figuur toont de concentraties stikstofdioxide in 2010 in en nabij het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0016BP11008-OH01_0010.png"

Navolgend figuur toont de concentraties fijnstof in 2010 in en nabij het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0016BP11008-OH01_0011.png"Uit de bovenstaande figuren is af te leiden dat de concentraties stikstofdioxide en fijnstof ruim beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m3 zijn.

Naast een jaargemiddelde grenswaarde voor fijnstof is er ook een daggemiddelde grenswaarde van 50 microgram per m3 van kracht, die per jaar 35 keer mag worden overschreden. Uit statistische vergelijkingen van TNO en het RIVM blijkt dat deze grenswaarde bij een concentratie van 31,3 microgram per m3 vaker dan 35 keer wordt overschreden. Aangezien de concentraties fijnstof in het plangebied circa 25 tot 27 microgram per m3 bedragen, wordt ook aan deze daggemiddelde grenswaarde voldaan.

De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide wordt vanaf concentraties boven de 60 microgram per m3 overschreden. De concentraties in het gebied zijn tussen de 24 en 28 microgram per m3, wat betekent dat ook aan de uurgemiddelde grenswaarde wordt voldaan.

In het kader van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit inzichtelijk gemaakt. Uit de opgestelde luchtkwaliteitskaarten blijkt dat in het gebied de wettelijke grenswaarden niet worden overschreden. Dit betekent dat er wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.

Bijdrage

Voor luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit van toepassing. Deze wet is onder meer verder uitgewerkt in het Besluit "Niet in betekenende mate" en de Regeling "Niet in betekenende mate". In het Besluit "Niet in betekenende mate" is vastgelegd dat wanneer een ontwikkeling niet meer bijdraagt dan 3% aan de grenswaarde, deze niet hoeft getoetst te worden aan de wettelijke grenswaarden. Doorvertaald betekent dat een planbijdrage van meer dan 1,2 microgram per m3 wordt aangemerkt als in betekenende mate. In de Regeling "Niet in betekenende mate" is dit doorvertaald naar 1.500 woningen, ofwel 7.500 verkeersbewegingen (uitgaande van 5 verkeersbewegingen per woning conform de ASVV 2004).

Planspecifiek

De ontwikkeling van één woning resulteert, conform de Regeling "Niet in betekenende mate", niet in een significante verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft daarom niet te worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit. De ontwikkeling voldoet daarmee aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.