direct naar inhoud van Regels
Plan: De Leyen - Jan Steenlaan 2015
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0010BV12017-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

de beheersverordening De Leyen - Jan Steenlaan 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0310.0010BV12017-VG01 van de gemeente De Bilt;

1.2 beheersverordening

het gebied waarop de deze verordening van toepassing is met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 antenne

een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;

1.5 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.6 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 besluit(sub)vlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.9 besluit(sub)grens

de grens van een besluit(sub)vlak;

1.10 bestaand

een functie of bebouwing, die ten tijde van vaststelling van deze verordening bestaat, dat of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met deze verordening, niet mag worden geweigerd;

1.11 bijgebouw
  • a. aangebouwd bijgebouw:
    een op hetzelfde bouwperceel aan de woning/hoofdgebouw vaststaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is;
  • b. vrijstaand bijgebouw:
    een op hetzelfde bouwperceel los van de woning/hoofdgebouw staand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is;
1.12 bijzondere woonvorm

woonruimte, waarin al dan niet zelfstandige woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen zoals een bejaardenhuis, woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder voor zover gelegen onder gebouwen en zolder, die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn voor de woonfunctie;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 dakterras

een plat dak dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon (uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

1.23 erftoegangsweg

een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;

1.24 gebiedsontsluitingsweg

een weg waarop zowel de stromen als de uitwisseling kan plaatsvinden; het is de verbindende schakel tussen erftoegangswegen en stroomwegen;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw
  • a. hoofdgebouw:
    een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de besluitvlakomschrijving het belangrijkst is.

  • b. vrijstaand hoofdgebouw:
    een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand(en) met een ander hoofdgebouw.
1.27 maatschappelijke voorzieningen

activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, medische, educatieve en openbare dienstverlening;

1.28 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw dan wel - indien het hoofdgebouw nog gerealiseerd dient te worden - de achtergevel van het hoofdgebouw, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.29 oorspronkelijke woning

de woning ten tijde van de oplevering van de woning dan wel - indien de woning nog gerealiseerd dient te worden - de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.30 oorspronkelijke zijgevel

de zijgevel ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw dan wel - indien het hoofdgebouw nog gerealiseerd dient te worden - de zijgevel van het hoofdgebouw, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.31 overkapping

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.32 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.33 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.34 seksinrichting

hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 voorgevel

de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;

1.36 Voorgevelrooilijn

1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder 1 bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:

  • a. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
  • b. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

1.37 wijkontsluitingsweg

tussencategorie tussen gebiedsontsluitingsweg en erftoegangsweg, in verband met de verzamelfunctie, maar ook de sterke verblijfsfunctie en het ontbreken van mogelijkheden om de weg op te waarderen naar gebiedsontsluitingsweg;

1.38 woning

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.39 woningvergroting

elk bouwkundig ondergeschikte vergroting van de oorspronkelijke woning;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Basisregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens:

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is.

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren).

2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.7 het bebouwingspercentage:

het deel van het besluitvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

2.2 Aanvullende regels
2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen:

De in lid 2.1 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 m overschrijden.

2.2.2 de grootte van dakoverstekken

Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een lengte van 70 cm of meer gemeten vanaf de gevel, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Besluitvlakregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;

inclusief bijbehorende:

  • d. erftoegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. erven en tuinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de besluitvlakomschrijving passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

3.2.1 Gebouwen
  • a. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer 7,5 m;
  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 4 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan:

  • a. 7 m voor palen en masten;
  • b. 2 m voor erfafscheidingen;
  • c. 3 m voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Groen

4.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. parken, plantsoenen, bosschages en overige groenvoorzieningen;
  • b. bestaande ontsluitingen, ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bos': tevens voor bossen;

inclusief bijbehorende:

  • d. voet- en fietspaden;
  • e. waterpartijen;
  • f. waterberging;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. objecten van beeldende kunst;
  • i. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de besluitvlakomschrijving passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor objecten voor de beeldende kunst;
  • b. 7 m voor palen en masten;
  • c. 5 m voor speelvoorzieningen;
  • d. 2 m voor erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen;
  • e. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden ter plaatse van het besluitsubvlak 'bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de in lid 4.1 onder c bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond.
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop deze verordening rechtskracht verkrijgt;
  • d. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. wonen in bijzondere woonvormen;

inclusief bijbehorende:

  • c. erftoegangswegen, -paden en verblijfsgebied;
  • d. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • e. speel-, groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de besluitvlakomschrijving passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. het oppervlak aan bebouwing mag per besluitvlak niet meer bedragen dan 40%;
  • b. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag ter plaatse van de aanduiding 'Besluitvlak - 2' niet meer bedragen dan 15 m en ter plaatse van de aanduiding 'Besluitvlak - 3' niet meer bedragen dan 12 m;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 4 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

  • a. 7 m voor palen en masten;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • c. 5 m voor speelvoorzieningen;
  • d. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.2 sub a. voor een hoger bebouwingspercentage tot maximaal 15%, mits:

  • a. er een aantoonbare maatschappelijke noodzaak bestaat;
  • b. het op basis van verkeerskundig onderzoek benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kan worden;
  • c. op basis van verkeerskundig onderzoek is aangetoond dat de ontwikkeling geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor onder meer:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de doorstroming van het verkeer;
    • 3. de bereikbaarheid van naastgelegen percelen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • e. de bedrijfseconomisch noodzaak voor de vergroting is aangetoond.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsontsluitingswegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. fietsenstallingen;

inclusief bijbehorende:

  • d. civieltechnische- en waterhuishoudkundige werken;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen, bermen en waterlopen;
  • g. objecten voor de beeldende kunst;
  • h. onder- en bovengrondse afvalvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de besluitvlakomschrijving passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, onder de volgende voowaarden:

  • a. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van lichtmasten en de geleiding van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van objecten voor de beeldende kunst bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van fietsenstallingen en speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen;
  • b. wijkontsluitingswegen;
  • c. ter plaatse van aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;

inclusief bijbehorende:

  • d. voet- en fietspaden;
  • e. civieltechnische- en waterhuishoudkundige werken;
  • f. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen, bermen en waterlopen;
  • h. objecten voor de beeldende kunst;
  • i. onder- en bovengrondse afvalvoorzieningen.
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de besluitvlakomschrijving passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, onder de volgende voowaarden:

  • a. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van lichtmasten en de geleiding van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van objecten voor de beeldende kunst bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  • d. de bouwhoogte van fietsenstallingen en speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 8 Wonen

8.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengebouwde en gestapelde woningen met bijbehorende bijgebouwen;
  • b. de uitoefening van aan huis verbonden beroepen;

inclusief bijbehorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. erftoegangswegen;
  • e. paden en verblijfsgebied;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de besluitvlakomschrijving passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

8.2.1 Woningen
  • a. per besluit(sub)vlak mogen niet meer woningen worden gerealiseerd dan ten tijde van de terinzagelegging van de ontwerpbeheersverordening bestaan;
  • b. het bestaande bouwtype van woningen: vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en gestapelde woningen, dient te blijven gehandhaafd;
  • c. in afwijking van het onder a en b bepaalde mogen ter plaatse van de aanduiding 'Besluitvlak - 1' niet meer dan 5 (vrijstaande of twee-aan-een gebouwde) woningen worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogste goothoogte, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven; de goothoogte van de in sub c bedoelde nieuwe hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van de woningen mag maximaal 4 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;
  • f. de voorgevels van de woningen dienen aan en in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • g. de diepte en breedte van een woning mogen niet meer bedragen dan de bestaande diepte en breedte; de diepte van de in sub c bedoelde nieuwe woningen mag niet meer bedragen dan 15 m bij vrijstaande woningen en 13 m bij overige type woningen.
8.2.2 Woningvergroting
  • a. de goothoogte van een woningvergroting mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, plus 20 centimeter;
  • b. ondergeschikte vergroting aan de voorgevel van een woning is toegestaan met inachtneming van de volgende regels;
    • 1. de voorgevel mag met maximaal 1 meter diepte worden vergroot;
    • 2. de afstand van de vergroting aan de voorgevel tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning –in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft– eveneens een woningvergroting aanwezig is, dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte is gelijk aan de toegestane goothoogte;
  • c. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke zijgevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van de vergroting tot de (verlengde) voorgevel mag niet minder dan 4 meter bedragen;
    • 2. de afstand van de vergroting tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij aaneengesloten en halfvrijstaande woningen niet minder dan 1 meter bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 meter;
    • 3. de breedte van een vergroting mag maximaal 3 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
  • d. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke achtergevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de diepte van een vergroting mag niet meer bedragen dan 4 meter, mits de afstand van de achterzijde van de vergroting tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 8 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van de vergroting tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij aaneengesloten en halfvrijstaande woningen niet minder dan 1 meter bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 meter;
    • 3. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
8.2.3 Bijgebouwen

Het bebouwen van een bouwperceel met bijgebouwen bij woningen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer dan 50 m² bedragen met een maximum van 15 % van het bouwperceel;
  • b. de bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 4 meter achter de (verlengde) voorgevel te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor de (verlengde) voorgevel zijn erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. voor de (verlengde) voorgevel is per woning 1 vlaggenmast toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 7 meter;
  • c. achter de (verlengde) voorgevel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erfafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • d. in afwijking van het bepaalde in 8.2.4 onder a en c sub 2 wordt bij het bepalen van de maximale bouwhoogte voor erfafscheidingen bij hoekpercelen uitgegaan van de voorgevel, waarbij geldt dat de bouwhoogte van de erfafscheiding tot 1 meter achter de (verlengde) voorgevel maximaal 1 meter bedraagt en voor het overige 2 meter bedraagt.
8.2.5 Onderkeldering

Onderkeldering van bebouwing is toegestaan onder het grondoppervlak van de woning, woningvergrotingen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van onderkeldering mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bebouwing die op grond van de verordening bovengronds is toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 8.2.5 sub a zijn ondergeschikte bouwdelen, zoals koekoeken ten behoeve van daglichttoetreding en ventilatie, wel toegestaan buiten de grondoppervlakte van de bovengrondse bebouwing;
  • c. onderkeldering mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;
  • d. onderkeldering mag niet leiden tot een extra (functionele) woonlaag, maar dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie.
8.2.6 Dakterrassen

Dakterrassen op woningvergrotingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft - een dakterras tegelijkertijd wordt gebouwd;
  • b. de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
8.2.7 Bestaande afwijkingen

Bestaande woningvergrotingen, bijgebouwen en dakterrassen, waarvan de situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd en herbouwd, maar niet vergroot.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1 sub d. voor een ander verloop van de voorgevel, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. lid 8.2.2 sub c. onder 1 en in lid sub b. voor de situering van bijgebouwen en aan- en uitbouwen op een kleinere afstand van de voorgevelrooilijn, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
  • c. in 8.2.4 sub a. voor een grotere hoogte van erfafscheidingen voor de (verlengde) voorgevel tot maximaal 2 meter, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
8.5 Specifieke gebruiksregels

In een woning zijn aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • f. de bewoner mag maximaal 1 medewerker in dienst hebben.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Besluitvlakomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende toegestane functies, mede bedoeld voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze besluitvlakomschrijving bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende toegestane functies, mits de aanvrager van een omgevingsvergunning voor betreffende werkzaamheden:

  • a. ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 1' met een (gezamenlijke) oppervlakte van 50 m² of groter en een diepte van meer dan 50 cm;
  • b. ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2': met een diepte van meer dan 50 cm;
  • c. ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 3' met een (gezamenlijke) oppervlakte van 100 m² of groter en een diepte van meer dan 50 cm;
  • d. ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 4' met een (gezamenlijke) oppervlakte van 500 m² of groter en een diepte van meer dan 50 cm;

een rapport overlegt, waaruit blijkt dat de realisatie niet zal leiden tot een aantasting van de archeologische waarde van het terrein.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden over een oppervlakte zoals genoemd in lid 9.2 onder a, b, c en d of meer de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop de verordening rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.
9.4.3 Archeologisch rapport

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in 9.4.1 dient een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

9.4.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 9.1 genoemde doeleinden ontstaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Onder met de verordening strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor aan-huis-verbonden beroep.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan, indien het betreft:

  • a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • d. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  • e. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • f. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de (bouw)hoogte van een vrijstaande antenne-installatie mag niet meer bedragen dan 50 meter;
    • 2. de (bouw)hoogte van een antenne-installatie op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 3. plaatsing van een antenne-installatie op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;
    • 4. plaatsing op woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is.

Artikel 13 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen die nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Werking wettelijke regelingen

Waar in deze verordening wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van de verordening.

14.2 Energie besparende maatregelen

Voor energie besparende maatregelen mag de voorgevelrooilijn – in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 - met maximaal 30 cm worden overschreden.

14.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

Ten aanzien van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen geldt het volgende:

  • a. indien de omvang of de functiemogelijkheden van een gebouw daartoe aanleiding geven, moet ten behoeve van het parkeren of het stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
  • b. de in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeeruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen;
  • c. indien de functiemogelijkheden van een gebouw aanleiding geven tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • d. het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde onder a en b een omgevingsvergunning verlenen:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen naar het oordeel van het bevoegd gezag op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodigde parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van de verordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking middels een omgevingsvergunning verlenen van lid 15.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
  • c. Lid 15.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de verordening strijdige gebruik, bedoeld in lid sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 15.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze verordening wordt aangehaald als: beheersverordening De Leyen - Jan Steenlaan 2015.