De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu.
Regelgeving
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen. Daarnaast is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing in verband met de aan- en afvoer van mogelijk verontreinigde grond.
Quick scan bodem
In april 2012 is een quick scan uitgevoerd naar de bodemkwaliteit van het plangebied, zie bijlage. Gebleken is dat onvoldoende bodeminformatie over de spoorgronden beschikbaar was om iets te kunnen zeggen over de bodemkwaliteit en eventuele bodemverontreinigingen die een belemmering kunnen vormen voor de uitvoering van dit project. Voor de gebieden die buiten de spoorgronden gesitueerd zijn, wordt door de Omgevingsdienst Regio Utrecht de bodeminformatie geïnventariseerd. Deze inventarisatie wordt door de procesleider bodem van GJZ beoordeeld en in samenhang met de bodeminformatie van de spoorgronden getoetst op volledigheid en actualiteit. Op basis van deze beoordeling zal een advies gegeven worden over aanvullend onderzoek en eventuele saneringsmaatregelen.
Specifieke aandacht gaat uit naar de eventuele aanwezigheid van mobiele grondwaterverontreinigingen die vanaf het nabijgelegen bedrijventerrein kunnen worden verplaatst naar de bouwkuip (indien grondwaterbemaling plaatsvindt). Tevens zal rekening moeten worden gehouden met ballastonderzoek indien er ballast vrijkomt en wordt afgevoerd.
Verkennend bodemonderzoek
In september en november 2012 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Leijenseweg te Bilthoven
[voetnoot]. Dit onderzoek is in bijlage 3 van de toelichting opgenomen. De conclusies uit dit onderzoek waren de volgende.
Deellocatie onderdoorgang
Voor de deellocatie onderdoorgang Leijenseweg is een sterke verontreiniging met PAK‐totaal aangetroffen en lichte verontreinigingen met kobalt, kwik, lood en minerale olie. Op basis van het sterk verhoogde gehalte aan PAK is het mengmonster uitgesplitst. Hieruit is gebleken dat de ondergrond (sterk puinhoudend en zwak kolenhoudend) ter plaatse van boring 006 sterk verontreinigd is met PAK‐totaal. In de grond met bijmengingen aan kolen, puin en stenen zijn maximaal lichte verontreinigingen met kwik, lood en PAK‐totaal aangetroffen.
In de mengmonsters ten behoeve van de tunnelbak (vanaf circa 1,0 t/m 7,0 m ‐mv) zijn geen van de onderzochte parameters boven de achtergrondwaarden aangetroffen.
Het grondwater is licht verontreinigd met barium en xylenen. De overige onderzochte parameters zijn niet boven de streefwaarden aangetoond. In het grondwater uit de peilbuizen ten behoeve van de VOCl verontreiniging op het Inventum terrein, is geen verontreiniging met VOCl aangetroffen.
Deellocatie aansluiting t.b.v. brandweer en politie
In het zintuiglijk schone mengmonster van de bovengrond is een lichte verontreiniging met lood en PAK-totaal aangetroffen. In het zintuiglijk schone mengmonster van de ondergrond zijn geen van de onderzochte parameters boven de achtergrondwaarden aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met koper, molybdeen, naftaleen en xylenen.
Deellocatie rotonde:
In het zwak puinhoudende mengmonster van de bovengrond is een matige verontreiniging met koper aangetroffen. De parameters kwik, lood, zink en PAK‐totaal zijn licht verhoogd aangetroffen. Vanwege het matig verhoogd gehalte aan koper is het mengmonster uitgesplitst. Hieruit is gebleken dat in boring 022 (sporen puin) koper matig verhoogd is aangetroffen. De ondergrond is licht verontreinigd met PAK-totaal. Het grondwater is licht verontreinigd met xylenen.
Conclusie
De onderzoeksresultaten geven aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat het gehalte aan koper en PAK‐totaal in grond de interventiewaarde ter plaatse van de onderdoorgang Leijenseweg overschrijdt. Daarnaast overschrijdt koper de tussenwaarde ter plaatse van de rotonde. Het vervolgonderzoek dient uitsluitsel te geven over de mate en omvang van het geval en de aanwezigheid van risico’s.
Daarnaast dient aanvullend onderzoek plaats te vinden ten behoeve van de VOCl verontreiniging in het grondwater en het deel ter plaatse van de onderdoorgang Leijenseweg waar nog geen toestemming was verleend voor onderzoek.
Aanvullend bodemonderzoek
In de periode januari - februari 2013 is een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd
[voetnoot]. Dit onderzoek is in bijlage 4 van de toelichting opgenomen. In dit onderzoek is het volgende aangetoond.
PAK-verontreiniging
De tijdens het verkennend bodemonderzoek aangetoonde sterke verontreiniging met PAK in de sterk puinhoudende, zwak kolenhoudende ondergrond (1,15 - 1,55 m -mv.) is met onderhavig onderzoek zowel horizontaal als verticaal analytisch afgebakend.
De verontreiniging met PAK wordt horizontale afgebakend door boringen 102 (traject 1,0-1,5) en 103 (0,8-1,4) waarbij analytisch geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden voor PAK worden aangetoond.
De verontreiniging met PAK wordt verticaal analytisch afgebakend door boringen 101 (traject 1,1-1,6 m -mv) en 104 (traject 1,1-1,5 m -mv). Voor boring 101 wordt in genoemd traject geen overschrijding van de achtergrondwaarde van PAK aangetoond en voor boring 104 wordt voor genoemd traject slechts een overschrijding van de achtergrondwaarde voor PAK aangetoond.
Met een oppervlakte van circa 76 m2 en een laagdikte van 0,5 m (traject 0,6-1,1 m -mv) wordt de verontreiniging met PAK boven interventiewaarde geschat op 38 m3. Uit de standaard risicobeoordeling uitgevoerd met Sanscrit, blijkt dat er geen sprake is van een onaanvaardbaar humaan, ecologisch en verspreidingsrisico. De locatie hoeft niet met spoed gesaneerd te worden.
Koper-verontreiniging (rotonde)
Tijdens het verkennend bodemonderzoek is in de sporen met puin bevattende bovengrond een matige
verontreiniging met koper aangetoond. In de ondergrond (boring 115) wordt een sterk verhoogd gehalte met koper aangetoond. Tijdens onderhavig onderzoek zijn de verontreinigingen horizontaal afgebakend middels boringen 116, 117 en 118. In het monster van elk van deze drie boringen wordt slechts een lichte verontreiniging met koper aangetoond. De sterke verontreiniging met koper beperkt zich tot boring 115.
VOCl-verontreiniging
In het grondwater van de monitoringspeilbuizen 106 (filter 12,0-13,0 m -mv), 107 (filter 6,0-7,0 m-mv) en 108 (12,0 - 13,0) welke zijn geplaatst in de pluim van de aanwezige VOCl-verontreiniging worden lichte verontreinigingen aangetoond met Tri en 1,2-dichloorethenen. Voor overige parameters worden geen overschrijdingen van de streefwaarden aangetoond. De peilbuizen zijn zo geplaatst dat deze tijdens de aanleg van de tunnelbak gehandhaafd kunnen blijven om voor monitoring te kunnen worden gebruikt.
Aanleg Wadi
De milieuhygiënische kwaliteit van de grond ter plaatse van de aan te leggen Wadi is middels onderhavig
onderzoek alsnog bepaald. Uit de analyseresultaten blijkt dat alleen in mengmonster 101 (boringen 109, 111 en 112; traject 0,0 - 0,5 m -mv) lichte verontreinigingen worden aangetoond voor de parameters kwik en lood. Voor overige geanalyseerde parameters worden geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden aangetoond.
Aanbevelingen
Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met PAK in de ondergrond ter plaatse van de toekomstige onderdoorgang Leijenseweg. De sanering (isoleren of afgraven) kan, afhankelijk van de eigendomssituatie, onder het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) worden uitgevoerd. Opgemerkt wordt dat onder het BUS geen locatie specifieke oplossingen (maatwerk) mogelijk zijn. Eventueel maatwerk dient in een saneringsplan beschreven te worden dat door het bevoegd gezag beschikt dient te worden.
Graafwerkzaamheden en slootdempingen
Op enkele locaties binnen het plangebied waar graafwerkzaamheden zullen plaatsvinden ten behoeve van de aanleg van de tunnel, zijn mogelijk slootdempingen aanwezig. Deze zijn in de uitgevoerde bodemonderzoeken niet als verdachte deellocaties onderzocht. Tijdens de graafwerkzaamheden dient rekening gehouden te worden met mogelijk aanwezige slootdempingen. Geadviseerd wordt de ligging van de slootdempingen tijdens de graafwerkzaamheden in het veld te markeren. Bij aantreffen van bodemvreemd materiaal moet het werk direct worden gestaakt en contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst. Het aangetroffen bodemvreemde materiaal is mogelijk te relateren aan de gedempte sloot. In overleg met de Omgevingsdienst zal dan moeten worden bepaald hoe met het aangetroffen materiaal zal worden omgegaan.
Inventum-terrein
Op de naastgelegen locatie van het voormalig Inventum terrein is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In 2010 heeft een deelsanering plaatsgevonden van verontreiniging in de grond (eerste fase sanering). Op de locatie is nog sprake van een restverontreiniging (sterk verhoogde gehalten zware metalen). De restverontreiniging is geïsoleerd door het aanbrengen van een signalering- en leeflaag. De tweede fase van de sanering (grondwater) is eind 2012 gestart en loopt door tot uiterlijk begin 2018. De werkzaamheden voor de ondertunneling kunnen uitgevoerd worden, mits rekening gehouden wordt met deze sanering. Voorkomen moet worden dat verontreinigd grondwater of vervuiling wordt verplaatst, de werkzaamheden mogen de grondwatersanering niet belemmeren.
Ballastonderzoek
Met de realisatie van de spoortunnel komt er een verandering in de bestaande situatie en komt er spoorballast 'vrij'. Vanuit diverse wettelijke kaders dient de milieuhygiënische kwaliteit vastgesteld te worden van de vrijkomende steenachtige materialen. Het transport van ballast valt onder het Besluit Melden Bedrijfsafvalstoffen en Gevaarlijke afvalstoffen. Daartoe dient de EURAL-codering van het vrijkomende ballast vastgesteld te worden. Door Oranjewoud is een onderzoek naar het aanwezige ballast uitgevoerd, onderzoek is als bijlage opgenomen. Het doel van het ballastonderzoek is drieledig:
Uit het onderzoek blijkt dat de resultaten in principe geen milieuhygiënische belemmering vormen voor de voorgenomen aanleg
van de toekomstige tunnel inverband met de maximaal matig verhoogde gehalten in grond.