1.1 plan:
het bestemmingsplan Onderdoorgang Leijenseweg Bilthoven van de gemeente De Bilt;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0310.0010BP13002-VG01 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.6 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaat, dat/die of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;
1.7 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.10 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.11 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.12 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.13 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.14 civiel technische werken
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden waaronder begrepen viaducten, bruggen, onderdoorgangen, keermuren, dan wel daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
1.15 erftoegangsweg:
een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;
1.16 gebiedsontsluitingsweg
een weg waarop zowel de stromen als de uitwisseling kan plaatsvinden; het is de verbindende schakel tussen erftoegangswegen en stroomwegen;
1.17 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.18 peil:
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- bouwwerken gelegen binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer': de bovenkant van de spoorstaaf;
1.19 standplaats:
een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.20 stroomweg
een weg gericht op continue doorstroming met hoge snelheid; dit betreft autosnelwegen en autowegen;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Basisregels:
- de afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;
- de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 Aanvullende regels:
- ondergeschikte bouwonderdelen:
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte niet met meer dan 3 meter overschrijden;
- dakoverstekken:
indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een breedte van 70 cm of meer, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk de buitenste goot als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen, bermen en waterlopen;
- ondergeschikte verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van aanliggende bouwpercelen en van parkeervoorzieningen;
- waterbergende voorzieningen;
inclusief bijbehorende:
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- fiets- en voetpaden;
- objecten voor beeldende kunst.
3.2 Bouwregels
Op of in de in
artikel 3 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
- 7 meter voor palen en masten;
- 5 meter voor speelvoorzieningen;
- 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
- 10 meter voor objecten van beeldende kunst;
- 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- stroomwegen;
- gebiedsontsluitingswegen;
- fiets- en voetpaden;
- civieltechnische werken;
- een brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- parkeer- en stallingsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen, bermen en waterlopen;
- objecten voor de beeldende kunst.
4.2 Bouwregels
Op of in de in
artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
- 10 meter voor objecten voor de beeldende kunst;
- 7 meter voor palen en masten;
- 6 meter voor civieltechnische werken;
- 2 meter voor erf- en of terreinafscheidingen;
- 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 sub b ten einde palen en masten toe te staan met een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting
Ten aanzien van de voor 'Verkeer' aangewezen gronden geldt dat het gebruik van de bestemming 'Verkeer' uitsluitend is toegestaan indien de weg wordt voorzien van 'stil asfalt' zoals bedoeld in het Akoestisch onderzoek wegverkeer (kenmerk/DBI1310.A310) welke als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen.
Artikel 5 Verkeer - Railverkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- railverkeer;
- ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', voor ondertunneling ten behoeve van verkeer;
inclusief bijbehorende:
- geluidsbeperkende voorzieningen;
- civiel technische werken;
- groenvoorzieningen, bermen en waterlopen.
5.2 Bouwregels
Op of in de in
artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
- 10 meter voor palen en masten;
- 6 meter voor civieltechnische werken;
- 2 meter voor erf- en of terreinafscheidingen;
- 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:
- het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
- het overschrijden van de in artikel 2 lid 2 sub 1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
- overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
- het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter, met dien verstande dat:
- de wijziging van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken, waaronder wordt verstaan:
- bouwkundige aspecten of eisen die leiden tot een overschrijding van bestemmingsgrenzen;
- verkeerskundige aspecten of eisen die leiden tot een overschrijding van bestemmingsgrenzen;
- de wijziging noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
4 Overgangs- en slotregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 9 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- artikel 9 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, bedoeld in het artikel 9 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- artikel 9 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Onderdoorgang Leijenseweg Bilthoven .