direct naar inhoud van Artikel 3 Maatschappelijk - Berg en Bosch
Plan: Berg en Bosch / HDI
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0006BP00208-OH01

Artikel 3 Maatschappelijk - Berg en Bosch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Berg en Bosch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sociale, medische en wetenschappelijke doeleinden welke medisch gerelateerd zijn;
  • b. behoud en herstel van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  • c. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. wegen, paden en verhardingen.

Onder het doel 'behoud en herstel van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' wordt begrepen de instandhouding van het boslandschap dat zich kenmerkt door een afwisseling van kleine open ruimten in een overigens gesloten bosgebied.

In de bestemming zijn bedrijfswoningen niet toegestaan.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de afstand van gebouwen tot bestemmingsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen;
    • 2. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

  Gebouwen  
Bouwhoogte   12 m  
Bebouwingspercentage   30 %  

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van (vlaggen)masten mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden,

nadere eisen stellen aan de positionering van gebouwen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden als of ten behoeve van een seksinrichting.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van gronden;
    • 2. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,3 m;
    • 3. het vellen en rooien van houtopstanden;
    • 4. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    • 5. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand.

  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

  • c. Bij de afweging als bedoeld onder b. worden in ieder geval betrokken de doeleinden zoals genoemd in lid 3.1.

  • d. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
    • 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.