Plan: | Brede School Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0308.000040-VA01 |
In 2012 heeft de gemeenteraad van Baarn besloten tot de nieuwbouw van een brede school op de locatie van de huidige gemeentewerf aan de Drakenburgerweg in Baarn. Dit besluit is genomen omdat de bestaande basisscholen 'Montini' en 'Gaspard de Coligny' momenteel gevestigd zijn in sterk verouderde gebouwen, wat hoge onderhoudskosten met zich meebrengt. Verschillende studies hebben uitgewezen dat nieuwbouw van een brede school op de bovengenoemde locatie de meest voor de hand liggende optie is.
Tegelijkertijd bestaat de wens om de huidige gemeentewerf te verplaatsen naar een andere locatie waar deze minder overlast veroorzaakt voor omwonenden. Dit hangt ook samen met de recente besluitvorming over de regionalisering van de afvalinzameling, reinigingstaken en gladheidbestrijding.
De beoogde brede school zal echter niet de volledige locatie van de huidige gemeentewerf beslaan. Hierdoor zal het noordelijk deel van het terrein vrij blijven voor woningbouw. Naast het terrein van de gemeentewerf is ook het perceel Goeman Borgesiuslaan 23-25 opgenomen in dit bestemmingsplan. Een deel van de toekomstige ontsluiting van de beoogde ontwikkeling komt over dit perceel te liggen.
De beoogde ontwikkeling met een brede school en woningbouw is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk, en daarom is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt in de noordelijke rand van kern van Baarn. De noordelijke begrenzing van het gebied wordt gevormd door de Drakenburgerweg, de oostelijke door de oostelijke grens van het perceel Goeman Borgesiuslaan 23-25 en verder de achterzijde van de bedrijfspercelen aan de Goeman Borgesiuslaan, de zuidelijke door de John F. Kennedylaan en de westelijke begrenzing bestaat deels uit de Professor Krabbelaan en verder door de perceelsgrenzen van De Wiekslag en de bedrijfswoning naast de ingang van de gemeentewerf. Figuur 1.1 weergeeft de globale ligging in Baarn en de exacte ligging op kleiner schaalniveau.
Figuur 1.1 ligging plangebied op groter (links) en kleiner (rechts) schaalniveau (bron: Google Maps).
Het plangebied bestaat uit de gemeentewerf, het perceel Goeman Borgesiuslaan 23-25 en het naastgelegen trapveld. De directe omgeving bestaat uit woongebied met enkele maatschappelijke voorzieningen en bedrijven. Ten noorden van het plangebied ligt de groene buffer tussen Baarn en de A1. De afstand tot het ten zuiden van het plangebied gelegen centrum van Baarn bedraagt ongeveer één kilometer.
Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied is bestemmingsplan 'Baarn Noord'. Dit plan is op 25 september 2013 vastgesteld. In figuur 1.3 is een uitsnede van dit plan opgenomen.
Figuur 1.3 uitsnede geldend bestemmingsplan Baarn-Noord (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De gemeentewerf heeft de bestemming 'Bedrijf'. Voor het terrein geldt dat deze voor 50% mag worden bebouwd. De maximale bouwhoogte is 5 meter, bestaande bebouwing die al hoger is is specifiek aangegeven. Het perceel Goeman Borgesiuslaan 23-25 heeft eveneens een bedrijfsbestemming. Hier mag deels tot 5 m, en deels tot 9 m hoog gebouwd worden. Het bebouwingspercentage is 70%.
Het trapveld heeft de bestemming 'Groen'. Tevens is er een dubbelbestemming opgenomen voor de archeologische verwachtingswaarde.
De beoogde ontwikkeling van de Brede School Noord past niet in dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk twee wordt als eerste de bestaande situatie beschreven. Daarna komt de nieuwe situatie en de aanleiding daartoe aan bod. Ook de ruimtelijke consequenties van de ontwikkeling zijn in dit hoofdstuk opgenomen. In hoofdstuk drie vindt de toetsing aan het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid plaats. Hoofdstuk vier behandelt de toetsing aan de milieuaspecten. Hoofdstuk vijf bevat een beschrijving van de gekozen planvorm en in de hoofdstukken zes en zeven worden respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Dit hoofdstuk richt zich op de bestaande en toekomstige situatie. Na een beschrijving van de bestaande situatie volgt een uitgebreide beschrijving van de toekomstige situatie. Hierin komt niet alleen het bouwplan aan bod, maar zullen ook de aanleiding tot de bouw van de brede school en woningen en de ruimtelijke consequenties uiteengezet worden. Ten slotte behandelt paragraaf 2.4 de filosofie achter de brede school.
Het grootste gedeelte van het plangebied is in gebruik als de gemeentewerf van Baarn. Het terrein dient als milieustraat waar afval ingezameld wordt. Figuur 2.1 geeft een impressie van de gemeentewerf, met daarnaast het aangrenzende perceel Goeman Borgesiuslaan 23-25 (hierna: 'het bedrijfsperceel').
Figuur 2.1 'bird's eye view' van de gemeentewerf en het naastgelegen bedrijfsperceel (bron: Bing Maps) (bron: Bing Maps)
Het terrein is volledig verhard. Er zijn enkele gebouwen ten dienste van de milieustraat aanwezig met een bouwhoogte van één of twee bouwlagen, al dan niet voorzien van een kap. De rest van het terrein is in gebruik ten behoeve van de afvalinzameling en expeditie. De gemeentewerf is omzoomd door een groenstrook met bomen en bossages. Het aangrenzende bedrijfsperceel ligt braak. De bebouwing die in figuur 2.1 op het bedrijfsperceel zichtbaar is, is inmiddels allemaal gesloopt.
Ten westen van de gemeentewerf ligt een trapveld. Het terrein is volledig begrast en voorzien van twee doelen.
Figuur 2.2 bevat ten slotte enkele impressies van het plangebied.
Figuur 2.2 impressies van het plangebied: boven het trapveld gezien vanaf de John F. Kennedylaan, onder links de entree van de gemeentewerf en onder rechts bebouwing op het terrein, gezien vanaf de Drakenburgerweg (bron: Google Maps).
Huidige scholen
De toekomstige inrichting van het terrein van de gemeentewerf met een brede school en woningen, en gerelateerd daaraan de verplaatsing van de huidige gemeentewerf, hebben te maken met een aantal ontwikkelingen binnen de gemeente Baarn. De belangrijkste aanleiding is de behoefte aan een nieuwe accommodatie voor twee bestaande scholen: 'Montini' en 'Gaspard de Coligny'. Deze scholen zijn momenteel gevestigd aan respectievelijk de Wagenaarlaan 10 en de Professor Meijerslaan 3. Het is met name noodzakelijk om voor de Montinischool een nieuw pand te vinden. Het huidige pand is bouwkundig sterk verouderd. Dit geldt in mindere mate ook voor Gaspard de Coligny. Hierdoor zijn de huidige onderhoudskosten hoog. Ook boekhoudkundig zijn de beide panden afgeschreven, zodat investeren in de panden gezien kan worden als kapitaalvernietiging.
Het samenbrengen van de twee scholen in een nieuwe brede school heeft als voordeel dat bepaalde voorzieningen gedeeld kunnen worden, wat economisch gezien gunstig is. De twee scholen blijven verder overigens wel zelfstandig. Naast de twee scholen zal de brede school ook een buitenschoolse opvang, een peuterspeelzaal en een kinderdagverblijf huisvesten. Naast deze functies zijn er nog een aantal andere maatschappelijke functies mogelijk, zie hiervoor paragraaf 5.3. Het is de bedoeling dat het gebouw een functie voor de hele wijk gaat krijgen.
Locatiekeuze
De keuze voor de huidige gemeentewerf als toekomstige locatie voor de brede school komt voort uit diverse (locatie) onderzoeken. Belangrijke afwegingscriteria bij het vinden van een geschikte locatie waren dat de nieuwbouw zowel dicht bij de Sportcentrum De Trits (Goeman Borgesiuslaan 2) als zo dicht mogelijk aan de straatkant van de John F. Kennedylaan gesitueerd wordt. De zuidelijke helft van de gemeentewerf voldoet aan beide criteria en prevaleert verder vanwege de beschikbare ruimte en het feit dat de gemeente eigenaar van de gronden is. Verder is er nog een aantal milieu- en omgevingsaspecten die hebben meegewogen.
Verplaatsing gemeentewerf
Naast de behoefte aan nieuwbouw voor de bestaande scholen bestaat ook de wens de gemeentewerf te verplaatsen naar een locatie waar deze minder overlast veroorzaakt voor omwonenden. Er is door de gemeente onderzoek uitgevoerd naar de voor- en nadelen van het onderbrengen van de afvalinzameling, reinigingstaken en gladheidbestrijding bij de Reinigingsdienst Midden Nederland (RMN). De uitkomsten van dit onderzoek zijn positief bevonden en per 2013 heeft de RMN de genoemde taken overgenomen van de gemeente. De huidige gemeentewerf zal verplaatst worden naar de zoutopslaglocatie van Rijkswaterstaat aan de Oude Amsterdamseweg 6. De gemeente heeft een deel van dit terrein aangekocht om de verplaatsing mogelijk te maken.
Wanneer de gemeentewerf volledig verplaatst is naar een andere locatie zullen de vrijgekomen gronden worden ingevuld met de brede school, woningbouw, parkeerterrein, groen en verkeer- en verblijfsgebied. Figuur 2.3 bevat een impressie van de stedenbouwkundige opzet. Hierin is het bedrijfsperceel nog niet opgenomen. In de volgende paragrafen zal per onderdeel de toekomstige situatie beschreven worden.
Figuur 2.3 stedenbouwkundige opzet van de vrijgekomen gronden: in het noordelijk deel woningbouw, in het zuidelijk deel de brede school en in het westelijk deel het huidige trapveld, dat gehandhaafd zal blijven.
De brede school zal gerealiseerd worden in het zuidelijk deel van de vrijgekomen locatie. Zie figuur 2.4 voor een impressie van de toekomstige invulling van dit deel van het plangebied.
Figuur 2.4 Brede school
De brede school zal in principe uitgevoerd worden in twee bouwlagen, met een mogelijkheid voor een ondergeschikte extra bouwlaag aan de noordelijke zijde van de school. Het gebouw heeft een footprint van circa 2.000 m², en een bruto vloeroppervlak van circa 3.200 m². Dit aantal is gebaseerd op het huidige aantal leerlingen op de scholen en een prognose voor de komende 15 jaar. De peuterspeelzaal heeft een capaciteit van 16 peuters, het kinderdagverblijf gaat uit van 12 kinderen en voor de buitenschoolse opvang wordt uitgegaan van 20 kinderen.
Verder zal er een schoolplein van circa 1.650 m² worden aangelegd, een gedeelte aan de westkant van het gebouw en een gedeelte aan de oostkant.
In het zuidelijk deel is bewust gekozen voor een gesloten bebouwingswand in verband met de ten zuiden van het plangebied gelegen woningen. Hier is sprake van een rooilijn waar verplicht in gebouwd moet worden. De gesloten bebouwingswand reduceert de geluiduitstraling van de school en het schoolplein richting deze woningen.
De gebouwen liggen op tenminste 25 meter afstand van deze woningen, het schoolplein op 30 meter. Deze afstanden zijn gebaseerd op de richtafstanden uit de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. Ten opzichte van de bedrijven aan de Goeman Borgesiuslaan geldt een richtafstand van minimaal 30 meter.
Het bovenstaande betreft stedenbouwkundige randvoorwaarden met betrekking tot minimale afstanden en bouwmassa's. Er is nog geen uitgewerkt ontwerp voor de brede school. De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn de kaders waarbinnen de architect een ontwerp kan opstellen.
Voor het vrijkomende noordelijke gedeelte van de gemeentewerf heeft de gemeente het voornemen om een (sociaal) woningbouwprogramma te realiseren van grondgebonden huurwoningen en zorgappartementen in maximaal drie bouwlagen. In aansluiting op deze locatie heeft woningstichting Eemland Wonen het voornemen startersappartementen te realiseren op het aangrenzende bedrijfsperceel aan de Goeman Borgesiuslaan. De hoogte van de bebouwing is gemiddeld vier lagen hoog.
Er zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld voor het toekomstige woningbouwgebied die voortkomen uit een aantal omgevingsaspecten:
Vooralsnog wordt voor het noordelijk deel een uit te werken bestemming opgenomen (Wonen - Uit te werken). Dit houdt in, dat als de plannen verder zijn geconcretiseerd, de realisatie planologisch mogelijk wordt gemaakt via een apart bestemmingsplan (uitwerkingsplan). Een uitwerkingsplan moet net als een regulier bestemmingsplan voldoen aan een goede ruimtelijke ordening, aangetoond met een goede ruimtelijke onderbouwing. Binnen de uit te werken woonbestemming is ook de nieuwe ontsluitingsweg mogelijk.
Er is bewust gekozen om het noordelijk gedeelte van de gemeentewerf als te ontwikkelen woongebied op te nemen in het bestemmingsplan, aangezien anders ter plaatse nog een bedrijfsbestemming zou gelden (terwijl de gemeentewerf hier straks niet meer aanwezig is). Een bedrijfsbestemming is hier niet wenselijk met oog op de toekomstige invulling van het terrein. Het aangrenzende bedrijfsperceel is opgenomen binnen het plangebied omdat hier een deel van de toekomstige ontsluiting komt te liggen en vanwege het voornemen hier woningbouw te realiseren.
Vanwege het ontbreken van vastgestelde plannen voor deze gronden is er voor dit gebied gekozen voor een uit te werken bestemming (Wonen - Uit te werken), zodat er sprake is van maximale flexibiliteit. Binnen deze bestemming is ook de toekomstige ontsluiting mogelijk. De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn in de bestemmingsregeling verwerkt. Als er wel concrete plannen zijn kan een procedure worden gevoerd voor het uitwerkingsplan.
Een belangrijk punt bij het bepalen van de toekomstige inrichting van het terrein is de ontsluiting. Hiervoor zijn verschillende verkeervarianten opgesteld. Uiteindelijk is gekozen voor een variant die uitgaat van een nieuwe verkeersverbinding en het herinrichten van de bestaande J.F. Kennedylaan ten behoeve van éénrichtingsverkeer. Ten aanzien van de nieuwe verkeersverbinding wordt vooralsnog uitgegaan van een straat die aftakt van de Professor Krabbelaan, de school en de toekomstige woningbouw ontsluit, en vervolgens aansluit op de Goeman Borgesiuslaan. Dit laatste gedeelte van de weg loopt door de uit te werken woonbestemming.
In totaal zullen er 62 zogenaamde 'zoen en zoef'-parkeerplaatsen binnen het plangebied aangelegd worden. Deze parkeerplaatsen zijn bedoeld voor (zeer) kort parkeren wanneer kinderen afgezet of eventueel naar binnen begeleid worden door ouders.
De overige openbare ruimte zal deels verhard zijn, behoudens het trapveld, dat grotendeels ongewijzigd blijft. Een klein deel van de noordelijke zijde van het trapveld zal verdwijnen in verband met de nieuwe verkeersverbinding. Het schoolplein zal voorzien worden van gebruikelijke speelvoorzieningen en is waar mogelijk openbaar toegankelijk, ook buiten schooltijd. In het kader van de sociale veiligheid worden de groenvoorzieningen hierop afgestemd.
Het plangebied zal substantieel van karakter en uitstraling veranderen. De gemeentewerf met daarop verspreid liggende bebouwing in één of twee bouwlagen zal vervangen worden door grotere bouwmassa's ten behoeve van de brede school en de toekomstige woningen. Het braakliggende bedrijfsperceel aan de Goeman Borgesiuslaan zal ingevuld worden met een nieuwe verkeersverbinding en woningbouw .
Bij het toevoegen van de bouwmassa's is qua schaal en maatvoering aansluiting gezocht bij de directe omgeving. De aangrenzende woningen zijn bijvoorbeeld allemaal uitgevoerd in twee bouwlagen met kap, en in de directe omgeving zijn bedrijven en maatschappelijke functies te vinden die eveneens uit twee of drie, en soms zelfs uit vijf bouwlagen bestaan. Daarbij zal het gedeelte dat uitgevoerd mag worden in drie bouwlagen aan de binnenzijde van het plangebied komen te liggen, en niet aan de zijde van het aangrenzende bestaande woongebied. De groene zoom rondom het plangebied zal bovendien deels behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.
De vorige paragraaf spitst zich met name toe op de fysieke kenmerken van de ontwikkeling, deze paragraaf behandelt de achterliggende gedachte. De visie komt voort uit de Toekomst en Structuurvisie 'Baarn in 2030' (zie ook paragraaf 3.3)
De gemeente Baarn streeft met haar beleid naar het bevorderen van de sociale samenhang, een verschijnsel dat in tijden van individualisering en economische en technologische ontwikkelingen steeds meer op de achtergrond dreigt te raken. In het streven dit te bewerkstelligen speelt het voorzieningenaanbod binnen de gemeente een belangrijke rol, te denken valt bijvoorbeeld aan het hebben van goede scholen, een ruim cultureel aanbod en een sterk verenigingsleven.
Momenteel is een deel van de accommodaties met dergelijke voorzieningen nog mono functioneel en programmatisch verouderd. In de toekomst zal de gemeente echter meer en meer gaan inzetten op multifunctionele gebouwen, nieuwe combinaties van activiteiten en het nastreven van een hogere bezettingsgraad. Voordelen hiervan zijn onder andere dat burgers op een locatie efficiënt gebruik kunnen maken van de verschillende aanwezige voorzieningen, dat de voorzieningen goed op elkaar afgestemd zijn en dat verschillende doelgroepen worden gemengd waardoor sociale cohesie bereikt wordt.
Dergelijke multifunctionele voorzieningen fungeren als ontmoetingsplekken die belangrijk zijn om het streven naar meer sociale samenhang vorm te geven. Een brede school is een goed voorbeeld van een voorziening die tevens fungeert als ontmoetingsplek: door een mix van verschillende (maatschappelijke) functies wordt een breed publiek aangetrokken.
In dit kader is besloten een brede school te bouwen in plaats van een 'conventionele' school. De brede school zal een wijkfunctie krijgen en daarom worden ook andere functies dan alleen onderwijs toegelaten: een bibliotheek, gezondheidszorg, een kinderdagverblijf, naschoolse opvang, een peuterspeelzaal, praktijkruimtes, het verenigingsleven of welzijnsinstellingen zijn ook toegestaan op basis van dit bestemmingsplan. Deze functies sluiten aan bij de vraag naar voorzieningen uit het omliggende gebied, zodat de brede school daadwerkelijk als een wijkcentrum gaat fungeren. In het verlengde hiervan wordt ook een plek gecreëerd waar sociale ontmoetingen plaatsvinden.
Om diezelfde reden zijn bepaalde maatschappelijke functies dan ook niet toegestaan. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een crematorium, drugsopvang, een justitiële inrichting of een uitvaartcentrum.
Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de belangrijkste beleidskaders van de rijks- en provinciale overheid en van de gemeente Baarn, waarmee in dit bestemmingsplan rekening moet worden gehouden.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid: het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en de laatste wijziging is vastgesteld op 1 oktober 2012. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
Zowel de SVIR en het Barro hebben een hoog abstractieniveau en hebben betrekking op grote projecten zoals de mainports of de energievoorziening. Met betrekking tot kleinschalige ontwikkelingen zoals de bouw van een brede school en woningen wordt in de SVIR en het Barro geen beleid geformuleerd. Er kan gesteld worden dat de beoogde ontwikkeling niet bijdraagt aan het verwezenlijken van het rijksbeleid, maar er ook niet mee in strijd is.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie
Op 4 februari 2013 heeft de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) vastgesteld. Hierin legt de provincie vast welke ruimtelijke keuzes zij van provinciaal belang acht. De visie is van toepassing op de periode 2013-2028.
Baarn maakt in de Structuurvisie deel uit van de regio Amersfoort. Deze regio maakt op haar beurt deel uit van de Noordvleugel Utrecht. Er is sprake van een hoge verstedelijkingdruk, die ook de komende jaren nog sterk groeit. In de Regio Amersfoort wordt gezocht naar ruimte voor 16.480 woningen. Dit programma kan voor 73% binnen de actuele rode contouren worden gerealiseerd. Het bedrijventerreinenprogramma voor de Regio Amersfoort is afgerond 19,2 hectare netto. Voor Baarn komt dit neer op een binnenstedelijke woningbouwopgave van 775 woningen en 3,5 hectare netto bedrijventerrein binnen stedelijk gebied.
Hoewel er nog geen concrete aantallen bekend zijn draagt de beoogde nieuwbouw van woningen ten noorden van de brede school bij aan het verwezenlijken van de binnenstedelijke woningbouwopgave. Met betrekking tot de bouw van educatieve voorzieningen is geen concreet beleid geformuleerd in de structuurvisie.
Provinciale Ruimtelijke Verordening
Eveneens op 4 februari 2013 heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De PRV bevat regels voor gemeenten. De gemeenten moeten deze regels in acht nemen bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen. De regels zijn nodig om het provinciale ruimtelijke beleid te kunnen realiseren. Het belangrijkste instrument bij de verordening is de bebouwingscontour, welke het gebied aanduidt waarbinnen stedelijke bebouwing opgericht mag worden.
Het plangebied ligt binnen deze contour en valt zodoende aan te merken als 'stedelijk gebied'. Hier is verdere verstedelijking toegestaan. Nieuwvestiging van kantoren is in dit gebied niet toegestaan. Nieuwe, nog te ontwikkelen locaties voor bedrijventerreinen zijn alleen mogelijk als ze in overeenstemming zijn met een kwalitatief goed regioconvenant. Van nieuwvestiging van kantoren en nieuw bedrijventerrein is in dit bestemmingsplan geen sprake.
Toekomstvisie Baarn in 2030, Structuurvisie Baarn in 2013
De Toekomstvisie Baarn in 2030 is opgesteld in overleg met bewoners en maatschappelijke organisaties. De gemeenteraad heeft op 10 juli 2013 de Toekomstvisie en de bijbehorende Structuurvisie vastgesteld.
De aanleiding voor de Toekomstvisie is dat Baarn de komende tijd voor een groot aantal uitdagingen staat. In het document worden gewenste ontwikkelingen beleidsmatig mogelijk gemaakt en ongewenste ontwikkelingen tegengegaan. De Toekomstvisie bevat een integrale visie, een thematische visie, een inventarisatie, analyse en de achtergronden van de relevante onderdelen en thema's die van belang zijn voor de in de nieuwe structuurvisie te maken keuzes. In de structuurvisie is de Toekomstvisie ruimtelijk vertaald en verbeeld in een structuurvisiekaart waarop alle bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen zijn vastgelegd. Voor toekomstige, nog niet voorziene ontwikkelingen is een integraal ruimtelijk raamwerk en een integraal afwegingskader opgenomen.
Eén van de beoogde doelen in de visie is inzetten op het multifunctioneel gebruik van gebouwen, nieuwe combinaties van activiteiten en het nastreven van een hogere bezettingsgraad. Bestaande verouderde mono functionele gebouwen zullen meer functies gaan huisvesten of zullen worden gesloopt. De voordelen van clustering zijn:
De komst van de Brede School sluit hier naadloos op aan. De ontwikkeling van een brede school ter plaatse van de gemeentewerf wordt concreet genoemd als voorbeeldproject voor het streven naar clustering en synergie tussen functies.
Hiermee is het bouwen van een brede school binnen het plangebied in lijn met het beleid van de toekomstvisie, en draagt concreet bij aan het verwezenlijken van dit beleid. In de visie staat tevens beschreven dat het het meest voor de hand liggend is dat de locaties van de huidige scholen Montini en Gaspard de Coligny in de toekomst ingevuld gaan worden met woningbouw. Dit draagt op zijn beurt weer bij aan het verwezenlijken van de regionale en gemeentelijk woningbouwopgave.
Welstandsnota
De gemeentelijke Welstandsnota is vastgesteld door de gemeenteraad op 30 juni 2004. Dit beleidsdocument voorziet in de criteria die burgemeester en wethouders moeten hanteren bij het beoordelen van een bouwaanvraag op welstandsvereisten. Het plangebied valt in het deelgebied 'Noord' en wordt omschreven als naoorlogs en overwegend mono functioneel, met als uitzondering hier op de aanwezigheid van enkele scholen en bedrijven. De welstandsnota bevat beeldkwaliteiteisen voor nieuwbouw van woningen. Nieuwe bebouwing dient zorgvuldig te worden ingepast in de ruimtelijke structuur.
Visie wonen 2012, Evenwicht in verscheidenheid
Op 9 mei 2012 is de woonvisie gemeente Baarn Visie wonen 2012, Evenwicht
in verscheidenheid vastgesteld. Wonen in Baarn staat voor hoogwaardig wonen, voor een divers samengestelde bevolking. Dit is één van de kernidentiteiten waar Baarn op bouwt. De gemeente wil deze identiteit uitbouwen, om Baarn zo ook voor komende generaties een prettig en leefbaar dorp te laten zijn. Om dit te realiseren zet de gemeente in op de thema's 'kwaliteit van wonen en woonomgeving', 'inzet voor jonge huishoudens op de woningmarkt', 'senioren' en 'wonen met zorg.
Per thema is beschreven wat de ontwikkelingen zijn en welke aanpak de
gemeente daarbij nastreeft. Baarn heeft in de periode tot en met 2022 een woningbouwopgave van 700 woningen, waarvan er 300 plaats hebben in concrete projecten, en de rest plaats heeft in nieuwe en aanvullende initiatieven. 100 tot 150 van deze woningen zullen sociale huurwoningen gaan betreffen.
De toekomstige woningbouw ten noorden van de brede school draagt bij aan het verwezenlijken van deze opgave.
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening c.q. het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoek worden ingesteld naar een aantal omgevingsaspecten. Alle relevante omgevingsaspecten worden in dit hoofdstuk getoetst.
Archeologie
Beleidskader
Het Europees Verdrag (van Malta) werd in 1992 ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland. Doelstelling van het verdrag is de veiligstelling van het (Europees) archeologisch erfgoed. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de Archeologische monumentenzorg (WAMZ) opgesteld. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet en verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.
Verwachtingswaarde
Aangezien er binnen het plangebied bodemingrepen gaan plaatsvinden in het kader van de nieuwbouw, is het noodzakelijk te onderzoeken of er sprake is van archeologische verwachtingswaarden. Uit de Cultuurhistorische Atlas Utrecht en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) blijkt dat er voor het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde/trefkans geldt. Zie figuur 4.1 voor een uitsnede van de archeologische waardenkaart.
figuur 4.1 archeologische verwachtingswaarde, de blauwe contour geeft de ligging van het onderzoeksgebied aan (bron: Vestiga Archeologie en Cultuurhistorie)
Onderzoek
In het kader van de hoge archeologische verwachtingswaarde/trefkans is een archeologisch onderzoek uitgevoerd ('Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de nieuwbouw van de Brede School Noord op het terrein van de gemeentewerf te Baarn, gemeente Baarn', Vestiga Archeologie en Cultuurhistorie, rapportnummer V1057, 6 mei 2013, zie Bijlage 1). Het doel van dit onderzoek is het vast stellen in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van archeologische resten. Hiertoe is eerst een bureauonderzoek verricht, waarbij voor het plangebied een specifiek archeologisch verwachtingsmodel is opgesteld. In aanvulling op het bureauonderzoek is een verkennend en aanvullend karterend archeologisch booronderzoek verricht waarbij in de eerste plaats de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken zijn getoetst. Daarnaast is vastgesteld in hoeverre de oorspronkelijke bodemopbouw intact is met het oog op de aanwezigheid en de conservering van archeologische vindplaatsen en is de opgeboorde grond onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Op basis van dit onderzoek is een advies geformuleerd in het kader van de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ).
Op basis van het bureauonderzoek is geconcludeerd dat het aannemelijk is dat de hoge archeologische verwachting die de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Utrecht en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) voor het gebied aangeven, naar beneden kan worden bijgesteld tot laag of middelhoog. Om dit verwachtingsmodel te toetsen is geadviseerd een booronderzoek uit te laten voeren. Dit booronderzoek is uitgevoerd op 13 maart en 9 april 2013. Vrijwel het gehele plangebied bleek tot op een diepte van ongeveer 1,0 tot 1,2 meter -mv sterk verstoord. Alleen in het zuidelijk deel is een aaneengesloten gebied met deels intacte podzolbodems en esdek aangetroffen. In boringen 1, 11, 12, 15, 18
en 19 is de oorspronkelijke bodem deels intact, waarbij de omstandigheden voor conservering van eventuele vondsten relatief gunstig is. Er zijn hier echter geen archeologische indicatoren aangetroffen. Gezien de aangetroffen verstoringen binnen het plangebied en het ontbreken van archeologische indicatoren in de boringen, kan worden gesteld dat de kans op het aantreffen van een (intacte)
archeologische vindplaats klein is. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is de archeologische verwachting voor het plangebied daarom bijgesteld naar ‘laag’ en wordt geadviseerd geen vervolgstappen te nemen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ).
Conclusie
De verwachtingswaarde is bijgesteld naar 'laag'. Er zijn geen vervolgstappen noodzakelijk in het kader van archeologie. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Cultuurhistorie
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening moet in bestemmingsplannen aandacht worden besteed aan cultuurhistorie. Cultuurhistorisch waardevolle elementen moeten in het bestemmingsplan worden beschermd.
Het plangebied bestaat uit de voormalige gemeentewerf, het aangrenzende bedrijfsperceel en een trapveldje. Er zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig binnen dit gebied. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
Wet luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Hierbij wordt gekeken naar de invloed die de ontwikkeling heeft op de omgeving, en gaat het met name om de concentraties fijnstof en stikstof die de ontwikkeling eventueel uitstoot. Het toetsingskader voor de luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen, ook wel 'Wet luchtkwaliteit' (Wlk) genoemd.
De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Nibm
In het Wlk is bepaald dat de jaargemiddelde concentraties fijnstof en stikstof onder de 40 µg/m³ moeten liggen. Bepaalde ontwikkelingen vallen echter onder het Besluit niet in betekenende mate (hierna: 'nibm'). Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een toename van de concentraties aan PM10 en NO2 heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³), of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen). Bij deze projecten hoeft niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteit. De voorgenomen ontwikkeling van woningbouw in het noordelijke deel van het plangebied valt dus, gezien het aantal te ontwikkelen woningen dat ruim onder de 1500 ligt, sowieso binnen de begrenzing van het Besluit nibm. Het voornemen om een brede school te realiseren dient wel getoetst te worden aan de grenswaarden van het Besluit nibm.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.
Onderzoek
Besluit gevoelige bestemmingen
De ontwikkeling van woningbouw valt niet onder het Besluit gevoelige bestemmingen. Met de voorgenomen ontwikkeling van een brede school is er sprake van een maatschappelijke voorziening die beoordeeld dient te worden als een 'gevoelige bestemming' zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen. Op basis van dit besluit is onderzoek naar de luchtkwaliteit noodzakelijk indien de brede school binnen een afstand van 300 m vanaf een snelweg ligt, of binnen een afstand van 50 m vanaf een provinciale weg. Ten noorden van het plangebied ligt de A1, welke in het kader van dit onderzoek dus relevant is. Een deel van het plangebied valt binnen de 300 m-zone van de A1, zie figuur 4.2.
Figuur 4.2 300 m-zone vanaf de A1, de rode contour geeft aan welk gedeelte van het plangebied binnen deze contour ligt (bron: Service Bureau Gemeenten)
Dit betreft het noordelijk deel van het plangebied, waar de woningbouw gerealiseerd zal worden. De brede school zal echter in het zuidelijk deel van het plangebied gerealiseerd worden, en valt dus buiten de onderzoeksplicht van het Besluit gevoelige bestemmingen. In de nabijheid van het plangebied is geen provinciale weg aanwezig.
Besluit nibm
Op basis van de oppervlakte van het plangebied is het onmogelijk om 1.500 of meer woningen te realiseren. De toekomstige woningbouw binnen het plangebied valt dus hoe dan ook binnen de begrenzing van het Besluit nibm.
De ontwikkeling van een brede school daarentegen dient wel getoetst te worden aan de grens waarden van het Besluit nibm. Dit is gedaan door middel van de nibm-tool. Dit is een rekenmodel dat de toename van PM10 en NO2 berekent op basis van de toename van het aantal verkeersbewegingen die een ontwikkeling met zich meebrengt. Om de toename van het aantal verkeersbewegingen vast te stellen is gebruik gemaakt van de 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het CROW (publicatie 317, oktober 2012). In de ruimtebehoefte van het project is rekening gehouden met maximaal 489 leerlingen en circa 16 kinderen extra voor de peuterspeelzaal en 20 voor de buitenschoolse opvang, waarbij het totaal op circa 520 personen komt. In de indicatieve inschatting van de verkeersstromen is rekening gehouden met totaal 700 personen (fietsers, wandelaars en auto`s). De aantallen van de ruimtebehoefte en de indicatieve inschatting van de verkeersstromen komen overeen met elkaar. Op basis van de modal-split resulteert dit in een toename van 400 verkeersbewegingen. Zie ook paragraaf 4.10.
Hoewel de realisatie van woningen op zich binnen de begrenzing van het Besluit nibm valt, dient de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van deze ontwikkeling toch meegewogen te worden in het totale onderzoek naar de luchtkwaliteit. In het Besluit nibm is namelijk een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hoewel het woningaantal op dit moment onbekend is, wordt in het kader van de anticumulatiebepaling uitgegaan van 100 woningen. Op basis van de kencijfers van het CROW resulteert dit in een toename van circa 500 verkeersbewegingen. Zie ook paragraaf 4.10.
Samen met de brede school gaat het dus om een toename van 900 verkeersbewegingen. De gegevens zijn ingevoerd in de nibm-tool. De berekende maximale bijdrage van het extra verkeer door het plan de Brede school Baarn samen met het plan de extra woningbouw 0,74 µg/m3 NO2 en 0,23 µg/m3 PM10. De concentratietoename voor beide stoffen overschrijdt de 3% grens (1,2 µg/m3) niet. Zie ook figuur 4.3.
Figuur 4.3 resultaten nibm-tool (bron: Service Bureau Gemeenten)
Conclusie
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht. De luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden welke het wettelijk kader vormt voor ondergrondse buisleidingen. In 2013 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Momenteel staat het externe veiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen nog in de nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs)
Onderzoek
Om het groeps- en plaatsgebonden risico te onderzoeken is de risicokaart (www.risicokaart.nl) gebruikt. Figuur 4.4 bevat een uitsnede van deze kaart ter plaatse van het plangebied.
Figuur 4.4 uitsnede risicokaart. De gele contour geeft de ligging van het onderzoeksgebied weer.
Ten noorden van het plangebied is een rode stippellijn ingetekend. Dit betreft een buisleiding voor het transport van aardgas. Op de locatie waar de stippellijn eindigt is een gasontvangstation aanwezig welke niet op de risicokaart is aangegeven. De rode doorgetrokken lijn betreft de Rijksweg A1 welke ten noorden van de locatie ligt. Hier vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats.
Inrichtingen
Op de hoek van de Professor Krabbelaan/Drakenburgerweg is een gasontvangstation (GOS) aanwezig waarin de gasdruk wordt gereduceerd van 40 bar tot 8 bar. De maximale capaciteit van het GOS bedraagt 58.000 m3 gas/uur. In het Besluit externe veiligheid is aangegeven dat een GOS onder de werkingssfeer van het Bevi valt indien de gastoevoerleiding een grotere diameter heeft dan 20 inch (50,8 cm). De gastoevoerleiding heeft een diameter van 323,9 mm. Het GOS aan de Drakenburgerweg is zodoende geen inrichting welke onder de werkingssfeer van het Bevi valt.
Veiligheidsafstanden zijn vermeld in tabel 3.13 van het Activiteitenbesluit. Hier is voor stations t/m 40.000 normaal kubieke meter per uur aardgas een veiligheidsafstand vermeld voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 15 meter. Voor stations boven 40.000 normaal kubieke meter per uur aardgas bedraagt deze afstand van 25 meter. Conform het Activiteitenbesluit moet zodoende rekening worden gehouden met een veiligheidsafstand van 25 meter.
De afstand tussen de geplande locatie voor de brede school inclusief het schoolplein en het trapveld bedraagt meer dan 25 meter. Hiermee vormt het GOS geen belemmering inzake externe veiligheid voor de realisatie van de brede school. Bij de toekomstige invulling van de locatie voor woningbouw zal ook rekening gehouden worden met deze afstand.
Transport gevaarlijke stoffen
Binnen de gemeente Baarn is een route voor het transport van gevaarlijke stoffen vastgesteld. In figuur 4.5 is door middel van een rode lijn de vastgestelde route weergegeven.
Figuur 4.5 route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (rode lijn en paarse gebieden) (bron: Service Bureau Gemeenten)
Bij het tankstation aan de Drakenburgerweg wordt geen LPG meer verkocht. Aangenomen mag worden dat er afgezien van brandbare vloeistoffen (LF2) geen transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de Drakenburgerweg.
Volgens tellingen van Rijkswaterstaat vinden er over de N221 (aangeduid in figuur 4.5 met een rode lijn ten zuid-westen van Baarn) maximaal 244 transporten LF2 per jaar plaats. Ingeschat wordt dat het transport over de Drakenburgerweg minder dan deze hoeveelheid bedraagt. Er zijn geen tellingen bekend. In de Handleiding risicoanalyse transport is vermeld dat minimaal 35562 transporten aan LF2 benodigd zijn om een 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico te creëren op de rand van een weg binnen de bebouwde kom. Hiernaast is in de Handleiding risicoanalyse transport vermeld dat wegen binnen de bebouwde kom geen 10-6 contour hebben. Hieruit volgt dat de Drakenburgerweg voor het plaatsgebonden risico niet relevant is voor het plangebied.
Uit de vuistregels voor het groepsrisico als vermeld in de Handleiding risicoanalyse transport volgt dat het groepsrisico lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Hieruit volgt dat er geen belemmering voor het plangebied is vanwege het groepsrisico.
Over de A1 vindt tevens transport van gevaarlijke stoffen plaats. De A1 ligt op een afstand van ongeveer 300 meter vanaf brede school. Conform de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen worden in principe geen beperkingen gesteld aan ontwikkelingen op meer dan 200 meter vanaf een transportas. De afstand van de A1 tot aan de noordelijke grens van het plangebied bedraagt circa 250 m.
Buisleidingen
Invloedsgebied
Indien een plangebied binnen het invloedsgebied ligt van een buisleiding dan dient rekening te worden gehouden met het plaatsgebonden en groepsrisico van deze buisleiding. Voor het plangebied zijn berekeningen gemaakt met behulp van Carola, versie 1.0.0.51, parameterbestand 1.2. De rapportages van deze berekeningen zijn in opgenomen Bijlage 2. Een eerste berekening geeft het risico in de huidige situatie. De tweede berekening geeft het risico in de toekomstige situatie.
Figuur 4.6 geeft het invloedsgebied van leiding W-500-23 aan, welke naar de GOS op de hoek Drakenburgerweg/Professor Krabbelaan loopt. Uit de figuur valt op te maken dat de toekomstige locatie voor de Brede School binnen het invloedsgebied van de buisleiding ligt. Overige leidingen zijn niet relevant voor het plangebied.
figuur 4.6 invloedsgebied van leiding W-500-23 (bron: Service Bureau Gemeenten)
Uit de berekeningen volgt dat de buisleiding W-500-23 geen PR 10-6/jaar contour heeft. Hiermee is er geen belemmering vanwege het plaatsgebonden risico.
Het groepsrisico bedraagt in de huidige situatie per kilometer leiding maximaal 8,02 * 10-10 maal de oriënterende waarde bij 19 slachtoffers. Voor de toekomstige situatie is een groepsrisico berekend van 7,96*10-10 bij 20 slachtoffers. Er vindt rekenkundig een geringe afname plaats van het groepsrisico. Het groepsrisico benadert de waarde van 0. De afname is op voorhand niet verwacht, aangezien een gemeentewerf met 25 aanwezigen wordt vervangen door een school met circa 500 aanwezigen.
Verantwoording groepsrisico
Voor het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van een buisleiding dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden als bedoeld in artikel 12 van het Bevb. De verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in Bijlage 3.
Belemmeringenstrook
Conform artikel 14 van het Bevb dient in het bestemmingsplan de ligging van de in het plangebied aanwezige buisleidingen te worden weergegeven, alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van onderhoud aan de buisleiding. Deze belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter, gemeten vanuit het hart van de buisleiding. In artikel 5 van de bij het Bevb behorende regeling is vermeld dat voor gasleidingen met een druk tussen 16 en 40 bar, de belemmeringenstrook ten minste vier meter bedraagt. De gasunie heeft aangegeven dat de in het plangebied aanwezige leiding een druk van 40 bar heeft. De belemmeringenstrook valt echter buiten het plangebied.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Wegverkeerslawaai
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een zone, uitgezonderd een aantal situaties waaronder wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. De zone is een gebied waarbinnen een nader akoestisch onderzoek verplicht is. De school en de woningen liggen binnen de geluidszones van de rijksweg A1 (600 meter) en de Drakenburgerweg (200 meter). De overige wegen in de omgeving betreffen wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. Op deze wegen is de Wet geluidhinder niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn deze wegen wel bij het onderzoek betrokken. Het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is opgenomen als Bijlage 7. Dit onderzoek geeft inzicht in de geluidsbelasting vanwege wegverkeer ter plaatse van de school en de (nog uit te werken) woonbestemming. De bepaalde geluidsbelastingen zijn getoetst aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidsbeleid. Uit de resultaten blijkt dat realisatie van het plan mogelijk is. Wel zijn hogere grenswaarden nodig. Deze bedragen vanwege de A1 ten hoogste 53 dB bij de school. Ook bij de nieuwe woningen zullen hogere grenswaarden nodig zijn. De hoogte daarvan kan worden bepaald bij de uitwerking van het plan. Wel blijkt uit het voorliggende onderzoek dat bij de woningen kan worden voldaan aan de maximale grenswaarden volgens de Wet geluidhinder. Gelet op de hoogte van de geluidsbelasting dient, in het kader van het Bouwbesluit nader onderzoek naar de geluidswering van de gevels plaats te vinden.
Effect op omliggende woningen
Met het voorliggende plan worden de omliggende wegen niet fysiek gewijzigd. Bovendien is de aan te leggen weg in het plangebied zelf een 30 km/uur weg. Daarom is een toetsing op grond van de Wet geluidhinder niet aan de orde. Omdat wel de verkeersintensiteiten wijzigen, zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening, de effecten wel onderzocht en getoetst naar analogie met de Wet geluidhinder. Dit houdt in dat voor de bestaande wegen een toename van de geluidsbelasting met 2 dB of meer niet is toegestaan. Overigens is een toename tot en met 48 dB altijd toegestaan. Voor de nieuwe weg geldt een maximale toegestane geluidsbelasting van 63 dB. De aanleg van de school heeft geen effect op het verkeer op de A1, deze weg is daarom in dit onderzoek verder buiten beschouwing gelaten. Het akoestisch onderzoek is opgenomen als Bijlage 8
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg op de omliggende woningen maximaal 34 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Als gevolg van de school neemt de verkeersintensiteit op de omliggende wegen toe. Als gevolg hiervan is er sprake van een toename van de geluidsbelasting op de omliggende woningen. De toename blijft echter binnen de grenzen van de Wet geluidhinder en is hiermee toelaatbaar.
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Het plangebied is in gebruik geweest als gemeentewerf. Er hebben diverse verdachte activiteiten plaatsgevonden zoals de opslag van slib, olieopslag en verfopslag. In het kader van de voorgenomen verplaatsing van de gemeentewerf is in 2006 een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd ('Actualiserend bodemonderzoek gemeentewerf Baarn aan de Drakenburgerweg 21 te Baarn', Oranjewoud, projectnummer 160311, juli 2006, zie Bijlage 4).
Uit het onderzoek blijkt dat de bovengrond heterogeen licht verontreinigd is met zware metalen, minerale olie en PAK-totaal en dat er alleen ter plaatse van de voormalige stort een matig verhoogd gehalte aan lood is gemeten. Er zijn geen afvalresten waargenomen. Geadviseerd wordt om bij toekomstige ontwikkelingen gering aanvullend onderzoek uit te voeren naar de eventuele verontreiniging van minerale olie in de bovengrond ter plaatse van de olietank.
Vanwege de bovenstaande conclusie is nader bodemonderzoek uitgevoerd ('Verkennend en nader bodemonderzoek aan de Drakenburgerweg 21 te Baarn', Milieutechniek ZVS Eemnes BV, projectnummer BO 13075, 2 juli 2013, Bijlage 10). De resultaten van dit onderzoek zijn als volgt. Op twee locaties is een sterke verontreiniging met zware metalen aangetroffen. het volume van de verontreiniging wordt geschat op 420 m³. De dikte van de noordelijke contour varieert van ca. 0,9 m aan de westzijde tot ca. 0,4 m aan de oostzijde. Naast deze verontreiniging is de grond lokaal licht tot matig verontreinigd met enkele zware metalen, PAK en cyanide. Het grondwater is verontreinigd met zware metalen, xylenen en cyanide. In het grondwater is ook een verhoogde concentratie aan chloride aangetoond. Verwacht wordt dat het evenwicht zich zal herstellen wanneer de zoutopslag ter plaatse verwijderd is.
De verontreiniging kan aangemerkt worden als een historische verontreiniging. Door het volume is er sprake van een ernstige verontreiniging, maar vanwege de locatie van de verontreiniging hoeft deze niet met spoed te worden gesaneerd. Wel dient de verontreiniging gesaneerd te zijn alvorens ter plaatse bouwactiviteiten aanvangen.
Conclusie
Er is weliswaar sprake van een ernstige verontreiniging, maar die hoeft niet met spoed te worden gesaneerd. Mits de sanering wordt uitgevoerd voordat de bouwactiviteiten plaatsvinden is het aspect bodem geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingplan.
Toetsingskader
In het kader van de Wet milieubeheer moet in nieuwe situaties rekening worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. Vanuit bedrijven kan een bepaalde hinder uitgaan, zoals stof-, geur of geluidhinder. Hierbij horen richtafstanden, dit zijn minimale afstanden tussen een hinderveroorzakende inrichting en gevoelige functies, zoals wonen. De richtafstanden worden bepaald aan de hand van bedrijfstypen en de omvang van het bedrijf. Voor het bepalen van deze afstanden wordt de uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG (2009) gehanteerd.
Onderzoek
In de directe omgeving van het plangebied liggen diverse bedrijven en functies waarmee rekening gehouden moet worden bij de milieuzonering. Dit betreft aan de westkant van het plangebied een gasontvangstation en aan de oostzijde van het plangebied de bedrijven aan de Goeman Borgesiuslaan. Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich tenslotte nog een tankstation, zonder LPG. Vanuit deze instellingen gaat een milieuzonering uit waarmee rekening gehouden moet worden bij de invulling van het plangebied.
Gasontvangstation
Vanuit het gasontvangstation geldt een richtafstand van 25 meter ten opzichte van de brede school en de woningbouw. Deze contour valt echter maar over een klein gedeelte van het plangebied. Op ruime afstand rond risicovolle activiteiten zal echter gekeken moeten worden naar het effect op het groepsrisico. Wanneer een plan leidt tot een verhoging van het groepsrisico, dan zal een onderbouwing van deze verhoging moeten worden gegeven. Daarom is er een kwalitatieve risicoanalyse uitgevoerd (Bijlage 3, zie ook paragraaf 4.4). Deze onderbouwing richt zich op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij een eventuele calamiteit.
Bedrijven Goeman Borgesiuslaan en Drakenburgerweg
Aan deze wegen zijn enkele bedrijven en inrichtingen gevestigd. Voor sommige daarvan geldt een aan te houden richtafstand, gebaseerd op de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', versie 2009.
Vanwege de geringe richtafstanden van de omliggende bedrijven en hinder veroorzakende functies is de invloed op het plangebied beperkt. Bij de invulling van het terrein is rekening gehouden met de richtafstand van 25 m vanuit het gasontvangstation, de richtafstand van 30 m vanuit van het tankstation en de bovengenoemde richtafstanden vanuit de bedrijven aan de Goeman Borgesiuslaan.
Brede school
De bovengenoemde functies hebben een zogenaamde inwaartse zonering ten opzichte van het plangebied: vanuit de bedrijven gaat een richtafstand uit, richting het plangebied. De realisatie van de brede school is echter ook een hinder veroorzakende functie. Om geen hinder richting de directe omgeving te veroorzaken moet bij deze functie ook rekening gehouden worden met een richtafstand ten opzichte van gevoelige functies. Op basis van 'rustig woongebied' is dat 30 meter.
Het plangebied en de directe omgeving kan vanwege de verscheidenheid aan functies (het is geen monofunctioneel woongebied) daarentegen aangemerkt worden als 'gemengd' gebied. In dat geval mag op basis van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' de richtafstand met één afstandstap verminderd worden. Hiermee wordt de richtafstand van de brede school tot aan hindergevoelige functies verkleind van 30 m naar 10 m. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daar in dit geval echter geen gebruik van gemaakt, de richtafstand van 30 m blijft gehandhaafd.
De meeste hinder wordt veroorzaakt door het schoolplein. Hiermee is bij de invulling van het plangebied rekening gehouden, het schoolplein is op 30 m van de dichtstbijzijnde woningen gesitueerd. Voor de brede school zelf wordt wel in kleine mate afgeweken van de richtafstand, dit gebouw komt op 25 m afstand van de woningen te staan. Deze af wijking is geoorloofd aangezien het gebied aangemerkt kan worden als 'gemengd gebied' en de school en het plein volgens de VNG-publicatie op 10 m afstand gerealiseerd mogen worden.
Uitwerking
Bij de invulling van het plangebied is rekening gehouden met de in deze paragraaf beschreven richtafstanden. Zo zullen geen hindergevoelige functies gerealiseerd worden binnen de op de richtafstanden gebaseerde zones. Hierdoor worden de aanwezige bedrijven niet beperkt in hun bedrijfsvoering, en ondervinden de gevoelige functies geen hinder. Anderzijds zal de brede school op voldoende afstand van de woonfuncties in de omgeving gerealiseerd worden.
Tot slot kan nog vermeld worden dat de richtafstand van de huidige gemeentewerf 50 meter bedraagt. Per saldo is er dan ook sprake van een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.
Toetsingskader
Uitgangspunt voor het opstellen van het bestemmingsplan is dat er geen strijdigheid ontstaat met wetgeving ten aanzien van gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en de soortenbescherming (Flora- en faunawet). De natuurbeschermingswet regelt de bescherming van waardevolle natuurgebieden zoals de Natura 2000-gebieden en de Ecologische Hoofd Structuur (EHS). In de Flora- en faunawet zijn regels gegeven over de bescherming van de in het wild levende planten- en diersoorten, mede ter uitvoering van de soortbescherming in de Europese Richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Deze soortenbescherming van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn geïntegreerd in de Flora- en faunawet. Deze soortenbescherming houdt in dat handelingen zoals het doden, opzettelijk verontrusten, verstoren of vernietigen van vaste rust- en verblijfplaatsen, holen, nesten, eieren van dieren en het uitgraven, plukken en vernietigen van groeiplaatsen van planten verboden zijn.
Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.
Het plangebied ligt niet binnen of nabij een Natura 2000 gebied. De meest nabijgelegen beschermingsgebieden Arkemheen en Eemmeer liggen beide op ruime afstand ten noorden en ten oosten van het plangebied. Het plangebied is tevens buiten de EHS gelegen. Vanwege de afstand en de geringe schaal van de ontwikkeling is er geen invloed op de EHS of het Natura 2000-gebied. De Natuurbeschermingswet legt geen beperkingen op voor dit bestemmingsplan.
Soortenbescherming
De bescherming van soorten vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen de in deze wet aangewezen beschermde dieren en planten niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden. Ook is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepaling mogelijk. De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dat betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn, ook de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.
De gronden van de gemeentewerf zijn nagenoeg geheel verhard. Hierdoor kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden uitgesloten dat er binnen dit deel van het plangebied beschermde plantensoorten aanwezig zijn.
In de huidige situatie is bebouwing op het terrein van de gemeentewerf aanwezig die gesloopt zal worden, de bebouwing op het bedrijfsperceel is reeds gesloopt. Vanwege de toekomstige sloop van bebouwing is door middel van een natuuronderzoek onderzocht of deze bebouwing geschikt is als verblijfplaats voor beschermde diersoorten, zoals bijvoorbeeld vleermuizen die vaak in kieren of onder dakpannen verblijven. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt het volgende.
Licht beschermde soorten
De ingreep zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van enkele soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten omdat er voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft. Voor deze soorten geldt dan ook een vrijstelling. Een ontheffing Flora- en faunawet is daarom niet noodzakelijk.
Vleermuizen
Bij het onderzoek is een kleine tijdelijke verblijfplaats van gewone dwergvleermuis aangetroffen. Er zijn verscheidene, alternatieve (potentieel) geschikte verblijfplaatsen aanwezig in de omliggende wijken. Het totale netwerk van deze verblijfplaatsen is noodzakelijk voor de instandhouding van de vleermuizen en kan als vaste verblijfplaats worden aangemerkt. Met de ontwikkeling zal één van de vele verblijfplaatsen die de dieren hebben in het gebied (tijdelijk) komen te vervallen. Deze afname heeft echter geen effect op de functionaliteit van het vaste netwerk van tijdelijke verblijfplaatsen. Wel is het noodzakelijk bij de sloop van het gebouw maatregelen te treffen om te voorkomen dat vleermuizen worden gedood. Deze maatregelen moeten verder uitgewerkt worden in een ecologisch werkprotocol. Tevens is het noodzakelijk om permanente verblijfplaatsen te realiseren in de nieuwe bebouwing zodat vleermuizen terug kunnen keren in de bebouwing. Op deze wijze is geen aantasting van de functionaliteit van vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen aan de orde en is een ontheffing Flora- en faunawet niet noodzakelijk. Met betrekking tot foerageergebied, baltslocatie en vliegroutes van vleermuizen zal de herinrichting, geen effect hebben op de functionaliteit van het gebied als zodanig. Het gebied blijft tijdens en na de ontwikkeling geschikt voor deze functies. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is voor vleermuizen niet noodzakelijk.
Rekening houden met vogels en zorgplicht
Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord.
In het kader van de zorgplicht zijn de volgende maatregelen noodzakelijk:
Toetsingskader
Het aspect water wordt in de afgelopen jaren steeds meer op een integrale wijze benaderd. In de startbijeenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw is in 2001 vastgesteld dat bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met de belangen van het water. Concreet betekent dit dat over ruimtelijke plannen vooroverleg met het betrokken waterschap moet plaatsvinden. Daarnaast moeten de ruimtelijke plannen een waterparagraaf bevatten waarin de effecten van ruimtelijke ingrepen op de waterhuishouding in beeld worden gebracht. Beide vereisten zijn wettelijk vastgelegd in het Bro.
Onderzoek
Om te onderzoeken wat de gevolgen van de ontwikkeling op de waterhuishouding zijn is een watertoets uitgevoerd. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Aangezien het deel van het plangebied dat herontwikkeld gaat worden in de huidige situatie vrijwel geheel verhard is, is er geen sprake van een watercompensatie-eis. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
In het kader van de ontwikkeling van de brede school is uitgebreid onderzoek gedaan naar de meest wenselijke opzet voor de verkeersstructuur. Een brede school is een functie met een verkeersaantrekkende werking en ook met het parkeren (kort en langdurig) moet nadrukkelijk rekening gehouden worden. In totaal zijn twee verkeersvarianten onderzocht, met ieder respectievelijk twee en drie subvarianten. De gekozen variant zal hier onder beschreven worden.
Ontsluiting
Brede school
Om de school te ontsluiten zal een nieuwe weg door het plangebied worden aangelegd. Deze weg sluit ter plaatse van het trapveldje aan op de Professor Krabbelaan en aan de andere zijde op de Goeman Borgesiuslaan. Zie figuur 4.8. Deze kaart laat de stedenbouwkundige opzet zien die door de gemeenteraad is vastgesteld. Op deze kaart is niet de nieuwe ontsluiting naar de Goeman Borgesiuslaan te zien.
Figuur 4.8 Terreinindeling met de nieuwe straat
De nieuwe verbinding is uitsluitend bestemd voor éénrichtingsverkeer van de Professor Krabbelaan richting de Goeman Borgesiuslaan. Het haal- en brengverkeer van de onderbouw en bovenbouw wordt gescheiden. De onderbouw komt en gaat via de Nieuwe Schoolstraat en de bovenbouw via de J.F. Kennedylaan. Juist omdat het haal- en brenggedrag zo anders is, functioneert dit het meest optimaal voor zowel de verkeersveiligheid als de bereikbaarheid als toegesneden faciliteiten worden aangeboden. De J.F. Kennedylaan wordt heringericht als schoolzone, met aan de schoolzijde een langsparkeerstrook waar kinderen van de bovenbouw kunnen in- en uitstappen (in de vorm van een zogenaamde Zoen & Zoef-zone). Zie figuur 4.9. Deze kaart hoort bij de stedenbouwkundige opzet die door de gemeenteraad is vastgesteld. In plaats van op de Drakenburgerweg zal de Nieuwe Schoolstraat aansluiten op de Goeman Borgesiuslaan.
Figuur 4.9 Toekomstige verkeersstromen. De Nieuwe Schoolstraat zal echter aansluiten op de Goeman Borgesiuslaan.
De bestaande J.F. Kennedylaan zal daarbij tussen de Goeman Borgesiuslaan en de Professor Krabbelaan heringericht worden zodat uitsluitend éénrichtingsverkeer richting de Professor Krabbelaan mogelijk is. Dit is noodzakelijk in verband met de verkeersveiligheid rondom de Zoen & Zoef-zone (hierna: 'Z&Z-zone/plaatsen'). Door het instellen van éénrichtingsverkeer hoeven in- en uitstappende kinderen niet meer de weg over te steken. De Z&Z-zone ligt aan de schoolzijde van de straat. Andere voordelen van het herinrichten van de J.F. Kennedylaan ten behoeve van éénrichtingsverkeer is dat er een overzichtelijke verkeersstructuur ontstaat en dat de verkeersstromen zo beter gescheiden worden zodat fietsers en voetgangers meer ruimte krijgen. Door het creëren van een verkeersveilige omgeving wordt verwacht dat ouders eerder geprikkeld worden hun kinderen te voet of met de fiets naar school te laten komen.
Tevens wordt een looproute via de J.F. Kennedylaan naar het nabijgelegen sportcentrum De Trits aangelegd zodat klassen gebruik kunnen maken van de gymzaal daar. Deze is verbeeld door middel van de blauwe pijl in figuur 4.8.
Woningen
Op dit moment is er nog geen concrete invulling voor dit deel van het plangebied bekend. In het in de toekomst op te stellen uitwerkingsplan zal verder ingaan worden op de ontsluiting van dit deel van het plangebied.
Verkeersaantrekkende werking
Brede school
Aangenomen kan worden dat het realiseren van een school een toename in de verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft. De verkeersgeneratie is berekend met behulp van de Rekentool verkeersgeneratie en parkeren (2013, CROW), zie Bijlage 6. Hieruit blijkt dat de verkeersgeneratie van de basisschool 430 mvt/etmaal bedraagt en van het kinderdagverblijf 57 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie bedraagt dan ca. 500 mvt/etmaal.
Gelet op het verkeerskundig ontwerp zal in ieder geval de Prof. Krabbelaan nagenoeg al het verkeer te verwerken krijgen, hetzij voor hetzij na het afzetten van de kinderen.
Van de Prof. Krabbelaan zijn geen verkeersgegevens bekend. De etmaalintensiteit op de Goeman Borgesiuslaan bedroeg in 2012 ca. 2500 mvt /werkdagetmaal. De prof. Krabbelaan zal een lagere intensiteit kennen aangezien deze weg slechts een functie heeft voor de eigen buurt. De intensiteit wordt geschat op 1700 mvt /werkdagetmaal. Gezien deze intensiteit kan de Prof. Krabbelaan het extra verkeer voldoende verwerken.
In de J.F. Kennedylaan zal straks sprake zal zijn van eenrichtingverkeer zodat er 70% van het huidige verkeer over blijft. Verder zal alleen verkeer voor de bovenbouw en slechts een gedeelte van het verkeer van de onderbouw gebruik maken van deze weg.
De J.F. Kennedylaan tenslotte heeft voornamelijk een functie als woonstraat (2 bedrijfjes worden via deze straat ontsloten) De intensiteit zal daarmee lager zijn dan 300 mvt/etmaal. Ook hier zal het geringe aandeel extra verkeer niet tot problemen leiden. De Nieuwe Schoolstraat tenslotte bestaat nog niet. De intensiteit zal daar uitkomen op 300 à 350 mvt/ werkdagetmaal.
Woningen
Hoewel er nog geen concrete plannen voor de woningbouw zijn wordt voor de berekening van de verkeersaantrekkende werking uitgegaan van een maximum van 100 woningen. Om de verkeersaantrekkende werking van deze extra woningen te bepalen dient gebruik gemaakt te worden van de CROW publicatie 317. Voor de categorie woonmilieu 'centrumstedelijk overig en buitencentrum overig' geldt een werkdaggemiddelde aantal motorvoertuigbewegingen (mvt) per woning van 5,5. Dit betekent bij 100 woningen * 5,5 mvt/werkdagetmaal = 550 mvt/werkdagetmaal.
Parkeren
Brede school
De parkeerbehoefte is eveneens berekend aan de hand van de tool van het CROW (Bijlage 6). In de tool wordt onderscheid gemaakt tussen zoen & zoef-parkeerplaatsen en lang parkeren voor personeel.
Voor de zoen & zoef komt de berekening uit op 7 plaatsen voor de bovenbouw en 35 plaatsen voor de onderbouw. Verder zijn er nog 4 plaatsen nodig voor het kinderdagverblijf. In totaal een parkeerbehoefte van 46 plaatsen. Binnen het plangebied worden 55 zoen & zoef-parkeerplaatsen aangelegd: 17 aan de J.F. Kennedylaan, 14 aan de nieuw aan te leggen verkeersverbinding en 24 ter plaatse van het nieuw aan te leggen parkeerterrein naast de school. Tevens is hier boven op er rekening gehouden met 7 'reserve' zoen & zoef-plaatsen aan de noordzijde van het trapveldje, wat resulteert in een totaal van 62. Er wordt dus ruim voldoende voorzien in zoen & zoef-parkeerplaatsen.
Voor het lang parkeren berekent de tool 27 plaatsen. Dit lang parkeren wordt opgelost buiten het plangebied. Er zijn verschillende mogelijkheden beschikbaar, zoals het aanbrengen van parkeervakken bij de Prof. Fockema Andreaelaan, het verwijzen naar het parkeerterrein aan de overzijde van De Geerenweg tegenover De Trits of het zich laten verspreiden over de bestaande parkeercapaciteit die overdag beschikbaar is in de buurt.
Woningen
Afhankelijk van het type woningen (goedkoop tot duur) zijn er volgens de tabellen van CROW 1,5 tot 2,6 parkeerplaatsen per woning nodig uitgaande van matig stedelijk gebied en ligging in rest bebouwde kom In dat aantal wordt 0,3 parkeerplaats per woning gerekend voor bezoek. Verondersteld mag worden dat er niet of nauwelijks bezoek is tijdens het halen en brengen van de kinderen zodat het bezoek van de Z&Z-plaatsen gebruik kan maken.
Aangetekend mag daarbij worden dat hoe hoger het aantal woningen is, des te 'goedkoper' de woning en des te lager het kengetal. Een parkeerplaats op eigen terrein (een eigen oprit) wordt altijd als 0,8 gerekend, aangezien derden daar niet gebruik van kunnen maken.
De eis om te voldoen aan voldoende parkeerbehoefte is opgenomen in de uitwerkingsregels van de uit te werken woonbestemming. Het in de toekomst op te stellen uitwerkingsplan zal verder worden ingaan op het parkeren in dit deel van het plangebied.
Kabels en leidingen zijn elementen waarmee bij ruimtelijke plannen nadrukkelijk
rekening moet worden gehouden. Het gaat dan bijvoorbeeld om boven- of ondergrondse hoogspanningsmasten, straalverbindingen of waterleidingen. In het plangebied bevinden zich geen kabels of leidingen die moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Daarnaast zal, daar waar dat verduidelijkend werkt, ook de systematiek van de verbeelding worden toegelicht. Daarbij wordt aangeven op welke wijze de binnen het plangebied voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld.
Dit plan is ontwikkelingsgericht: het maakt de beoogde ontwikkeling van een brede school en woningbouw juridisch-planologisch mogelijk. Het bestemmingsplan spitst zich dan ook specifiek toe op de ontwikkeling.
In de volgende paragraaf wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks-
en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de aanwezige functies hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de tekst van de regels en in beeld op de verbeelding. Verbeelding en regels zijn één geheel bij de juridische interpretatie.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld.
De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsregels van de gronden in het plangebied.
De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.
Hierna volgt een korte omschrijving van voorkomende bestemmingen en aanduidingen.
Maatschappelijk
De brede school krijgt de bestemming 'Maatschappelijk'. In de bestemmingsomschrijving is geregeld dat ter plaatse van deze bestemming een aantal verschillende maatschappelijke functies zijn toegestaan, te weten: bibliotheken, gezondheidszorg, kinderdagverblijven, naschoolse opvang, onderwijs, peuterspeelzalen, praktijkruimtes, het verenigingsleven en welzijnsinstellingen. Ook fietsenstallingen, tuinen, erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en groenvoorzieningen zijn mogelijk binnen deze bestemming.
Er wordt een bouwvlak opgenomen dat gelijk is aan het bestemmingsvlak, met daarin een maatvoeringsaanduiding die aangeeft dat er in twee bouwlagen gebouwd mag worden. In het noordelijk gedeelte van het bouwvlak, dus het gedeelte dat aan de toekomstige verkeersverbinding grenst, is tevens een ondergeschikte extra bouwlaag toegestaan. Deze zijn alleen toegestaan indien dit noodzakelijk is voor een esthetisch of functioneel beter ontwerp van het toekomstige gebouw. Om de ondergeschiktheid te waarborgen is bepaald dat deze accenten een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 600 m² mogen hebben.
Er is gekozen voor een ruim bouwvlak zodat er vrijheid ontstaat bij het uitwerken van het architectonisch ontwerp. Verder wordt aan de zuidzijde een gevellijn opgenomen, ter plaatse moet de bebouwing in deze lijn gebouwd worden, dan wel ten hoogste 5 m ten noorden van deze lijn.
In de bouwregels staat beschreven dat binnen het bouwvlak gebouwd moet worden en dat de op de kaart aangeduide hoogtes in acht moeten worden genomen. Er zijn verder geen regels omtrent maximaal bebouwd oppervlak of b.v.o. opgenomen om het geheel zo flexibel mogelijk te houden. verder zijn er bouwregels opgenomen ten behoeve van fietsenstallingen en overkappingen en andere bouwwerken.
Groen
Het te handhaven trapveld krijgt een groenbestemming. Dit veld blijft ook als trapveld in gebruik. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat naast groen, ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde (overige bouwwerken) zoals speeltoestellen zijn toegestaan, alsmede paden, water en straatmeubilair. De bouwregels zijn beknopt, gebouwen zijn niet toegestaan en de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 4 m.
Verkeer - Verblijf
De uit te werken woonbestemming en de maatschappelijke bestemming worden gescheiden door een nieuw aan te leggen verkeersroute, voorzien van zoen- en zoefparkeerplaatsen. Deze route inclusief de parkeerplaatsen krijgt de bestemming Verkeer - Verblijf. In de zuidoostelijke hoek van het plangebied zullen parkeerplaatsen gerealiseerd worden, deze worden eveneens als zodanig bestemd.
In de bestemmingsomschrijving is bepaald dat de gronden bestemd zijn voor straten en paden, parkeren en bij de functie behorende andere bouwwerken, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd en maximale bouwhoogte van de hier boven genoemde bouwwerken bedraagt 6 m.
Wonen - Uit te werken
Voor de toekomstige (zorg)woningen en een deel van de nieuwe verkeersverbinding (Nieuwe Schoolstraat) in het noordelijk deel van het plangebied is gekozen voor een uit te werken woonbestemming, aangezien er nog geen besluitvorming over de concrete invulling heeft plaatsgevonden. Binnen deze bestemming zijn ook verkeersfuncties toegestaan, zodat ook de aansluiting van de Nieuwe Schoolstraat op de Goeman Borgesiuslaan mogelijk wordt gemaakt. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat woningbouw op deze locatie in beginsel mogelijk is.
Een uit te werken bestemming creëert geen direct bouwrecht, de bestemming moet eerst uitgewerkt worden door middel van een uitwerkingsplan (dat is een separaat ruimtelijk plan). Bij een uit te werken bestemming is sprake van een uitwerkingsplicht, en moet derhalve binnen 10 jaar uitgewerkt worden.
In de bestemmingsomschrijving is bepaald dat er naast het wonen wonen in de vorm van rijwoningen en appartementen ook aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan. De oppervlakte van de gebouwen die gebruikt of verbouwd gaan worden ten behoeve van deze ruimte mag niet meer dan 25% van het totale vloeroppervlak van de woning bedragen, tot een maximum van 100 m². Verder zijn zaken als groen, water en verblijfsgebied toegestaan binnen de bestemming.
Voor de realisatie van de ontsluiting van het terrein van de Brede School via het perceel aan de Goeman Borgesiuslaan dat particulier eigendom is, wordt voor de vaststelling van het bestemmingsplan met de eigenaar een intentieovereenkomst gesloten. Verder zijn alle gronden binnen dit bestemmingsplan in bezit van de gemeente.
Voor de ontwikkeling de brede school heeft de gemeenteraad bij besluit van 9 mei 2012 financiële kaders meegegeven voor zowel de bouw van de school als de inrichting van de buitenruimte bij de school. Bij het vaststellen inrichtingsplan voor de openbare ruimte rondom de school zal de raad ook gevraagd worden het daarvoor benodigde budget beschikbaar te stellen.
De economische uitvoerbaarheid van de woningbouwlocatie wordt in de toekomst nader gedetailleerd in het kader van het op te stellen uitwerkingsplan voor de locatie. Hierbij wordt uitgegaan van verkoop van het noordelijke deel van het gemeentewerfterrein.
Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:
Door middel van deze grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht.
In het bestemmingsplan “Brede School Noord” worden bouwplannen mogelijk gemaakt die in het geldende bestemmingsplan nog niet mogelijk zijn, waardoor in beginsel de plicht geldt tot kostenverhaal.
Naast de realisatie van de school voorziet het bestemmingsplan op genoemde percelen in de realisering van woningen, waarvoor omgevingsvergunningen zijn vereist.
De gemeenteraad neemt het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen, omdat het kosten verhaal anderszins verzekerd is.
Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is op 4 maart 2013 een informatiemarkt voor belanghebbenden en overige geïnteresseerden gehouden. Tijdens deze informatiemarkt zijn onder andere de stedenbouwkundige opzet en de verschillende verkeerskundige varianten gepresenteerd. Op grote panelen konden zij vervolgens hun voorkeur aangeven. Drie bezoekers hebben een schriftelijke reactie ingediend. Deze zijn beantwoord door het college en bij het voorstel aan de raad voor de stedenbouwkundige opzet en verkeersafwikkeling betrokken. De raad heeft op 29 mei 2013 met de stedenbouwkundige opzet en verkeersafwikkeling ingestemd.
De volgende gelegenheid voor omwonenden en belanghebbenden om te reageren op de beoogde ontwikkeling was tijdens de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan. Een ieder werd tijdens de zes weken durende termijn in de gelegenheid gesteld inspraakreacties in te dienen. Ook is het plan in die periode toegezonden worden aan de overlegpartners, conform het bepaalde in artikel 3.1.1. Bro.
De ontvangen inspraakreacties zijn beoordeeld en opgenomen in paragraaf 7.2. Het voorontwerpbestemmingsplan is op een aantal onderdelen aangepast tot een ontwerpbestemmingsplan. Dit ontwerpbestemmingsplan wordt vervolgens ook voor 6 weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder in de gelegenheid wordt gesteld binnen deze periode een zienswijze in te dienen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft tot en met 17 april 2014 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Er zijn in het plan geen wijzigingen meer doorgevoerd ten opzicht van het ontwerpbestemmingsplan. Na de ongewijzigde vaststelling op 16 juli 2014 wordt het plan weer 6 weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden die redelijkerwijs niet in staat zijn geweest om een zienswijze in te dienen (en dat ook kunnen aantonen) kunnen eventueel in beroep tegen het plan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 4 oktober gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een informatiebijeenkomst gehouden. Het verslag van deze bijeenkomst is opgenomen als Bijlage 9. Tijdens de inspraakperiode zijn er twee overlegreacties ontvangen en twee inspraakreacties ingediend. Deze zijn hierna samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie (cursief). Per inspraakreactie is aangegeven in hoeverre de reactie aanleiding geeft tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Overlegreacties
De provincie Utrecht en de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) hebben een overlegreactie gegeven.
De provincie geeft in haar reactie aan dat “het voorliggende bestemmingsplan geen aanleiding geeft opmerkingen te plaatsen in het kader van het provinciaal belang zoals dat is opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2013”.
In haar reactie geeft VRU aan dat “alle relevante zaken ten aanzien van externe veiligheid zijn meegenomen in het voorontwerpbestemmingsplan”. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor een aantal uitvoeringsaspecten, namelijk bluswatervoorzieningen, bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een advies over het opstellen van een noodplan. Deze opmerkingen worden meegenomen bij de uitwerking van het bouwplan.
Inspraakreacties
Insprekers gaan voorafgaand aan de inhoudelijke reactie in op de termen 'democratie' en 'parlementaire democratie'. Volgens hen zou het goede/juiste belang van een ieder van het gehele volk altijd bij ieder onderwerp, plaats of handeling, voorop gesteld moeten worden door de volksvertegenwoordigers. Zij zouden zich dan ook persoonlijk van de belangen van de burgers op de hoogte moeten stellen voordat er concrete besluiten worden genomen. Volgens insprekers gebeurt dit al te vaak niet. Eerst worden plannen volledig uitgewerkt en dan pas volgen procedures om het volk te raadplegen.
Reactie
Door middel van een uitgebreide voorbereidingsprocedure doorloopt de gemeente het proces zorgvuldig. De voorbereiding voor dit plan is dan ook al gestart lang voordat de formele bestemmingsplanprocedure een aanvang heeft genomen. De gemeente vindt het van groot belang om omwonenden en andere belanghebbenden zo vroeg mogelijk in het proces te betrekken. Voordat er sprake was van enige besluitvorming door de gemeenteraad over de plannen zijn er brieven aan omwonenden en belanghebbenden verstuurd (d.d. 27 maart 2012) waarin werd aangegeven dat werd nagedacht over de invulling van de locatie van de gemeentewerf met een nieuwe brede school. Dit was al ruim anderhalf jaar voordat de bestemmingsplanprocedure is gestart. In april 2013 heeft een aantal gesprekken plaatsgevonden met bewoners van de J.F. Kennedylaan. Vanaf het begin is de gemeenteraad, de democratisch gekozen vertegenwoordiging van alle inwoners van Baarn, bij het project betrokken geweest. Op 9 mei 2012 heeft de raad ingestemd met de bouw van de Brede School Noord op een deel van het terrein van de gemeentewerf. Sindsdien zijn omwonenden en belanghebbenden door middel van diverse brieven op de hoogte gesteld van de plannen van de gemeente. Daarnaast is er in het voorjaar van 2013 (d.d. 4 maart) een informatiemarkt georganiseerd over de plannen. Op 25 april zijn omwonenden en belanghebbenden per brief uitgenodigd voor het bijwonen van de raadsvergadering waarin het plan opnieuw aan de orde kwam. Insprekers zijn dus voortdurend in de gelegenheid gesteld mee te denken over het plan en hun inbreng te geven. Hiermee is sprake van een zorgvuldige voorbereidingsprocedure.
Het bestemmingsplan bevindt zich nu nog in de voorontwerpfase. De volgende stap is dat het wordt aangepast naar een ontwerpbestemmingsplan. Ook dit plan zal weer voor een ieder gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Insprekers kunnen dan hun mening aan de gemeenteraad kenbaar maken door het indienen van een zienswijze. De raad zal ingediende zienswijzen bij de besluitvorming moeten betrekken.
Veiligheid
Het grote bezwaar van insprekers tegen het bestemmingsplan is het zoen- en zoefgebied met 17 parkeerplaatsen aan de J.F. Kennedylaan. Dit zal volgens hen niet alleen aanleiding geven tot onveilige verkeerssituaties voor kinderen en ouders van de school die gebruik moeten maken van een zoen- en zoefstrook, maar ook voor omwonenden vanwege de constante drukte en bezigheid die een brede school met naschoolse opvang met, volgens insprekers, ongeveer 700 leerlingen nu eenmaal met zich mee zal brengen. Insprekers, die op deze plek wonen, hoeven alleen maar hun gezond verstand te gebruiken om tot deze conclusie te komen. Insprekers zijn als omwonenden niet tegen de komst van een brede school op de bedachte plek. Zij waarderen het dat de gemeente punten uit het 'Plan Stoffer' heeft overgenomen. Alleen wijzen zij wel op enkele onduidelijkheden die in het voorontwerpbestemmingsplan zijn opgenomen zoals de nieuw aan te leggen Schoolstraat en de fietsstrook langs de J.F. Kennedylaan.
Reactie
De toekomstige verkeersafwikkeling is vanaf het begin een belangrijk onderdeel geweest van de gesprekken tussen de gemeente en onder andere insprekers. In mei 2013 heeft de gemeenteraad hierover een besluit genomen. Voor de J.F. Kennedylaan betekent dit dat het haal- en brengverkeer voor de bovenbouw wordt gesitueerd in een zoen- en zoefstrook. Hierbij is van belang dat het aantal verkeersbewegingen voor de bovenbouw veel minder zal zijn dan voor de onderbouw (dit vindt plaats aan de noordzijde van de toekomstige brede school). In de bovenbouw gaan kinderen vaker met de fiets dan jongere kinderen in de onderbouw die vaker gebracht en gehaald zullen worden. Met deze opzet is de verkeersveiligheid en bereikbaarheid geborgd.
Het maximaal aantal kinderen dat gebruik maakt van de brede school, bedraagt circa 540. Daarbij mag nog worden aangetekend dat een aanzienlijk deel van de kinderen in de groep buitenschoolse opvang ook leerlingen van de brede school kunnen zijn.
Het verkeersontwerp gaat uit van een verdeling van de onder- en bovenbouw over twee ingangen van het schoolterrein die ieder aan een eigen zijde van de school gesitueerd zijn. Daarbij is rekening gehouden met het gegeven dat er veel minder leerlingen van de bovenbouw met de auto naar school gebracht worden dan leerlingen van de onderbouw. Niet voor niets telt de zoen- en zoefvoorziening voor de bovenbouw maar 17 plaatsen en die voor de onderbouw 33 plaatsen. Het halen en brengen van de onderbouw is niet alleen vanwege de verkeersveiligheid langs een nieuw te ontwerpen weg gesitueerd, maar ook zo ver mogelijk van de bestaande bebouwing. De J.F. Kennedylaan wordt uiteindelijk zodanig ingericht dat het halen en brengen van de leerlingen van de bovenbouw zo soepel en veilig mogelijk kan verlopen met de minste overlast voor de woonomgeving. Het instellen van eenrichtingverkeer heeft in eerste instantie tot doel een heldere en eenvoudige verkeerssituatie tot stand brengen. Positief effect hiervan is dat het verkeer vanwege de brede school gespreid wordt.
Het halen en brengen van kinderen vindt overigens maar op enkele momenten per dag plaats. Daar tussendoor zal er verkeerskundig gezien nauwelijks sprake zijn van een andere situatie dan de bestaande.
Wat betreft de opgesomde onduidelijkheden kan aangegeven worden dat het ook de wens van de gemeente is om de nieuwe ontsluitingsweg te laten aansluiten op de Goeman Borgesiuslaan. Op dit moment wordt eraan gewerkt dit nader vorm te geven. De suggestie van fietsstrook langs de J.F. Kennedylaan is al in een eerder stadium door de gemeente overgenomen, omdat het bijdraagt aan de gewenste scheiding van verkeersstromen.
Aantasting groen / geluidsoverlast
Er ligt nu een brede stoep en ruime groenstrook langs de J.F. Kennedylaan. Die verdwijnen als deze plaats moeten maken voor 17 parkeerplaatsen en een zoen- en zoefstrook. De nu groene afscheiding tussen werf en trapveld komt open te liggen naar het schoolplein. Hierdoor zal geluidoverlast ontstaan voor bewoners van de Wiekslag, Sonneveldflats, Prof. Krabbelaan en J.F. Kennedylaan. Een gedeelte van het groene veld met bomen zal plaats moeten gaan maken voor een voet-/fietspad en toegang tot het schoolplein. Insprekers vragen of alle gezichtsbepalende bomen werkelijk worden gespaard. Insprekers vinden als bewoners rondom het trapveld en het schoolterrein dat wat nu de bestemming groen heeft ook echt groen moet blijven. Als er onverhoopt een Cruyff Court (CC) wordt aangelegd op het trapveld langs de Prof. Krabbelaan mag de groene bestemming daaromheen niet vervallen. Wat nu als groen bestemd is, moet met of zonder CC groen blijven.
Reactie
Bij de inrichting van de openbare ruimte zal worden uitgegaan van het behoud van zoveel mogelijk groen. Omwonenden zullen worden betrokken bij de inrichting van de openbare ruimte.
De gemeenteraad heeft op 30 oktober 2013 besloten dat er een Cruyff Court (CC) komt. Het realiseren van een CC is al mogelijk op grond van het nu geldende bestemmingsplan, dus daar staat voorliggend bestemmingsplan los van. In het geldende bestemmingsplan zijn ook speelvoorzieningen toegestaan met bijbehorende bouwwerken.
Over een nieuw fietspad aan de J.F. Kennedylaan kan nog het volgende worden gezegd. Een fietspad op deze plek komt de verkeersveiligheid ten goede. Het fietsverkeer dat van de westkant komt om naar de toekomstige brede school te gaan kan via het fietspad worden geleid. Op de kruising Prof. Krabbelaan / J.F. Kennedylaan zouden er anders onveilige situaties kunnen ontstaan, wat uiteraard niet wenselijk is. Het realiseren van een vrijliggend fietspad is daarom een goede en verkeersveilige oplossing.
Stilte versus geluidsoverlast
Er is nu volgens insprekers qua geluid weinig of geen bedrijvigheid of overlast van het afvalscheidingstation. Ook het trapveld geeft weinig tot geen aanleiding voor overlast. De ruimte van het afvalscheidingstation gaat nu plaats maken voor toegang tot het schoolplein, schoolgebouwen en diverse zoen- en zoefplekken. Dit zal volgens insprekers beslist tot geluidsoverlast gaan leiden. Het doorgaand verkeer van nu zal straks in de J.F. Kennedylaan plaats gaan maken voor het enkele malen per dag stoppen en wegrijden van auto's met alle geluidsoverlast van dien.
Reactie
Stedenbouwkundige randvoorwaarde is dat het schoolplein op 30 meter afstand van de woningen ligt. Daarnaast is een randvoorwaarde dat de gebouwen op ten minste 25 meter afstand van de woningen liggen. De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn de kaders waarbinnen de architect een ontwerp kan opstellen. In het zuidelijk deel is gekozen voor een gesloten bebouwingswand in verband met de ten zuiden van het plangebied gelegen woningen. De gesloten bebouwingswand reduceert de geluiduitstraling van de school en het schoolplein richting deze woningen.
Uit het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai dat is uitgevoerd, blijkt dat het bestemmingsplan kan worden uitgevoerd, maar dat wel hogere grenswaarden moeten worden vastgesteld. Daarnaast is onderzoek naar de geluidsbelasting van de gevels van de te bouwen gebouwen nodig. Voor de uit te werken bestemming geldt dat pas bij de vaststelling van het uitwerkingsplan de hogere grenswaarden voor de toekomstige woningbouw nodig zijn. Maar het onderzoek heeft nu wel alvast aangetoond dat dat haalbaar is en het plan dus uitvoerbaar is op dat onderdeel.
Daarnaast is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarbij het effect van de toename van de verkeersintensiteit als gevolg van de school op de omliggende woningen is onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg op de omliggende woningen maximaal 34 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Als gevolg van de school neemt de verkeersintensiteit op de omliggende wegen toe. Als gevolg hiervan is er sprake van een toename van de geluidsbelasting op de omliggende woningen. De toename blijft echter binnen de grenzen van de Wet geluidhinder en is hiermee toelaatbaar.
Overige opmerkingen
Insprekers willen geen Cruyff Court. Ze willen geen toegang tot het schoolplein/geen zoen- en zoefstrook aan de J.F. Kennedylaan. Ook willen ze dat de bestemming Groen ook daadwerkelijk groen blijft. Insprekers geven aan op deze plek te zijn komen wonen vanwege de rust en de uitstraling van het landelijke groen van het trapveld. Insprekers zijn niet tegen de komst van de Brede School maar de werkelijkheid wordt volgens hen toch dat deze rust en landelijkheid, waarvoor zij veel geld hebben betaald, hen voor een groot deel ontnomen gaat worden. Insprekers zijn van mening dat zij de volle laag gepresenteerd krijgen en zij maken er dan ook stevig bezwaar tegen alsof zij door hun wensen de moeilijkheden op andermans bordje zouden willen leggen. Zij willen slechts een juiste en eerlijke verdeling van de lasten. Insprekers vinden dat door de komst van de Brede School hun woongenot en de waarde van hun huizen in negatieve zin aangetast gaan worden. Mocht de gemeente geen rekening houden met hun gerechtvaardigde wensen dan zullen zij niet aarzelen om bij de gemeente verzoeken tot planschade in te dienen.
Reactie
De gemeente stelt het op prijs dat insprekers niet tegen de komst van de brede school zijn. De brede school komt niet op de plek van een groene plek in de woonomgeving van insprekers, maar op de locatie van de gemeentewerf. De groene bestemming op de locatie van het trapveld blijft behouden.
Uiteraard staat het insprekers vrij een verzoek tot planschade in te dienen. De gemeente benadrukt dat naast het belang van de nieuwe school ook de belangen van alle omwonenden van groot belang zijn en dat hier zoveel mogelijk rekening mee wordt gehouden.
De Vereniging Drakenburgerweg (hierna te noemen 'de vereniging') kan zich niet vinden in de wijze waarop door de gemeente wordt voorzien in de verkeersafwikkeling rond de nieuwe school, omdat daarmee te veel gevaarlijke situaties voor de kinderen en overlast voor omwonenden ontstaan. De vereniging wijst op het overleg dat met de gemeente heeft plaatsgevonden. Zodra er een bevredigende oplossing komt heeft de vereniging naar verwachting geen aanleiding meer om de zienswijze te handhaven. Dat is op het moment van indienen van de inspraakreactie nog niet zover.
Reactie
Het uitgangspunt van het gehele verkeerskundige ontwerp is het realiseren van een verkeersveilige schoolomgeving met een zo laag mogelijke belasting voor de bestaande woonomgeving: het halen en brengen van de kinderen van de bovenbouw en onderbouw is gescheiden van elkaar gelegen aan een aparte zijde van de school en de verschillende modaliteiten (lopen, fietsen, auto) worden in een zo vroeg mogelijk stadium gesplitst naar een eigen infrastructuur. Ook bij het ontwerp van de looproute(s) van de school naar de sporthal en terug wordt rekening gehouden met het verplaatsen van groepen kinderen.
Eén van de scholen in de brede school is de Montini, die nu al aan de Drakenburgerweg ligt.
Doordat de gemeentewerf verplaatst zal worden, vindt er een afname plaats van de hoeveelheid vrachtverkeer over de Drakenburgerweg.