direct naar inhoud van Artikel 4 Bouwregels
vastgesteld
NL.IMRO.0308.000034-VG01

Artikel 4 Bouwregels

4.1 Bestaande bouwwerken

Binnen het verordeningsgebied zijn aanwezige bestaande bouwwerken toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen. Vervanging van hoofdgebouwen geldt niet ter plaatse van het besluitsubvlak 'beeldbepalend pand'.

4.2 Vergroting van bestaande en nieuwe bouwwerken
4.2.1 Beeldbepalend pand

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'beeldbepalend pand' mag de hoofdvorm van het hoofdgebouw niet gewijzigd worden.

4.2.2 Hoofdgebouwen ter plaatse van 'profiel A'

Voor het uitbreiden van bestaande hoofdgebouwen gelden ter plaatse van het besluitsubvlak 'profiel A' de volgende regels:

  • a. de bestaande oppervlakte van een hoofdgebouw mag worden vergroot tot niet meer dan 10% van het bouwperceel met een maximum van 360 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de oppervlakte van een hoofdgebouw in ieder geval 180 m² bedragen;
  • c. er mag niet voor de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte voor niet meer dan tweederde van de lengte van de goot van het hoofdgebouw gelijk zijn, dan wel minimaal 0,5 m naar beneden verspringen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 11 m bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde van sub d en e mag bij uitbreiding van een hoofdgebouw waarvan de bestaande maatvoering groter is, de bestaande goot- en bouwhoogte als maximale toegestane maat worden aangehouden;
  • g. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 plus een kapverdieping bedragen.
4.2.3 Hoofdgebouwen ter plaatse van 'profiel B'

Voor het uitbreiden van bestaande hoofdgebouwen gelden ter plaatse van het besluitsubvlak 'profiel B' de volgende regels:

  • a. de bestaande oppervlakte van een hoofdgebouw mag worden vergroot tot niet meer dan 10% van het bouwperceel met een maximum van 240 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de oppervlakte van een hoofdgebouw in ieder geval 180 m² bedragen;
  • c. er mag niet voor de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen voor niet meer dan 40% van de lengte van de goot en voor de overige 60% van de lengte van de goot niet meer dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde van sub d en e mag bij uitbreiding van een hoofdgebouw waarvan de bestaande maatvoering groter is, de bestaande goot- en bouwhoogte als maximale toegestane maat worden aangehouden;
  • g. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 2 plus een kapverdieping bedragen.
4.2.4 Hoofdgebouwen ter plaatse van 'profiel C'

Voor het uitbreiden van bestaande hoofdgebouwen gelden ter plaatse van het besluitsubvlak 'profiel C' de volgende regels:

  • a. de bestaande oppervlakte van een hoofdgebouw mag worden vergroot tot niet meer dan 10% van het bouwperceel;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de oppervlakte van een hoofdgebouw niet meer dan 180 m² bedragen;
  • c. er mag niet voor de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde van sub d en e mag bij uitbreiding van een hoofdgebouw waarvan de bestaande maatvoering groter is, de bestaande goot- en bouwhoogte als maximale toegestane maat worden aangehouden;
  • g. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 1 plus een kapverdieping bedragen.
4.2.5 Woongebouwen

Voor het uitbreiden van bestaande woongebouwen dan wel geschakelde bungalows die zijn gelegen op percelen die niet zijn voorzien van een besluitsubvlak 'profiel A', 'profiel B' of 'profiel C' geldt de volgende regel:

  • de bestaande oppervlakte mag met niet meer dan 10% worden vergroot, mits het aantal woningen niet wordt uitgebreid.
4.2.6 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen met een minimale afstand van 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 2 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw of ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de aangegeven hoogte;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, indien dat hoofdgebouw bestaat uit niet meer dan 1 bouwlaag;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 60 m² per perceel, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw.
4.2.7 Sportterrein

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande bouwwerken ter plaatse van het besluitsubvlak 'sport' gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van de gebouwen mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een sportterrein mag niet meer dan 6 m bedragen.
4.2.8 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van onoverdekte zwembaden mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 in die zin dat de situering van een hoofdgebouw, ter plaatse van de besluitsubvlakken 'profiel A', 'profiel B' of 'profiel C', mag worden gewijzigd, mits:

  • a. het hoofdgebouw niet is voorzien van de aanduiding 'beeldbepalend pand';
  • b. na toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid de regels behorende bij het betreffende profiel van toepassing zijn, zoals opgenomen in de leden 4.2.2, 4.2.3 en 4.2.4;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de groenstructuur;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw tot een aangrenzend (bouw)perceel niet minder dan 5 m bedraagt;
  • e. de breedte van een hoofdgebouw ter plaatse van het besluitsubvlak 'profiel A' gemeten in de voorgevel niet meer dan 20 m bedraagt;
  • f. de breedte van een hoofdgebouw ter plaatse van het besluitsubvlak 'profiel B' of 'profiel C' gemeten in de voorgevel niet meer dan 15 m bedraagt.
4.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de te beschermen waarden van het beschermd dorpsgezicht;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.