Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: 4 flats aan de Schaepmanlaan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0308.000022-VA01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen;
  2. een aan-huis-verbonden beroep waarvan het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 25% van het brutovloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m²;
  3. parkeren op eigen terrein;
  4. liften en galerijen;  
  5. ondergrondse huisvuilcontainer;
  6. tuinen, erven en verhardingen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’ mag de goothoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven.
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven.

5.2.2 Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
  1. bij erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  2. bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  3. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2 m.

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

5.3.1 Aan huis verbonden beroepen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunnig afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub b en toestaan dat een ruimte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteit wordt gebruikt, tot een oppervlakte van maximaal 100 m², met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie als overwegende functie op het betreffende perceel en/of in de betreffende woning niet wordt aangetast;
  2. dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
  3. voor zover de vrijstelling betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een berging ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is met die verstande dat deze berging grondgebonden dient te zijn en de oppervlakte ten minste 6 m² bedraagt;
  4. de oppervlakte van de gebouwen die gebruikt en/of verbouwd worden voor de praktijkruimte niet meer dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt.