direct naar inhoud van Artikel 9 Tuin
Plan: Pekingpark - Baarnsch Lyceum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0308.000011-VA01

Artikel 9 Tuin

 

9. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, met daarbijbehorende andere bouwwerken.

9. 2.       Bouwregels

Op de tot ‘Tuin’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden ge­bouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

a.    de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.    de bouwhoogte van speeltoestellen niet meer dan 3 m mag be­dragen;

c.    de bouwhoogte van pergola’s niet meer dan 2,5 m mag bedra­gen;

d.    de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer dan 2 m mag bedragen.

9. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b.    een goede woonsituatie;

c.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

d.    de verkeersveiligheid.

9. 4.       Afwijken van de bouwregels

9. 4. 1. Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2. ten behoeve van de bouw van:

a.    erker, entree- of tochtportaal aan het op de aangrenzende gron­den gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

-       de diepte niet meer dan 1,5 m bedraagt;

-       de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het hoofd­gebouw bedraagt;

-       de erker niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van de eer­ste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m;

b.    luifels, met dien verstande dat de bouwgrens van de aan­gren­zende woningen met niet meer dan 1,5 meter wordt over­schre­den;

c.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, tot een af­stand van tenminste 1 m achter (het verlengde van) de voor­gevel van de aangrenzende woning.

 

9. 4. 2. De in 9.4.1. genoemde omgevingsvergunningen worden slechts ver­leend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a.    de te beschermen waarden van het beschermd dorpsgezicht;

b.    een goede woonsituatie;

c.    de verkeersveiligheid;

d.    de sociale veiligheid;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9. 5.       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

9. 5. 1. Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

-       het uitvoeren van grondwerkzaamheden ten behoeve van het realiseren van op- en afritten naar kelders.

9. 5. 2. Het bepaalde in lid 9.5.1. geldt niet voor:

a.    werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;

b.    werken en werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

 

9. 5. 3. De werken en werkzaamheden als bedoeld in 9.5.1. zijn slechts toelaatbaar indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de gronden.