direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM Omgevingsplan Militair Hospitaal
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.TAM001-0201

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het vastleggen van de regeling voor het behoud en de transformatie van het Militair Hospitaal naar woningen, het toevoegen van woningen door middel van nieuwbouw op het terrein en de bijbehorende groen en parkeervoorzieningen. Voor deze locaties is het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Militair Hospitaal als een nieuw hoofdstuk 22e opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Amersfoort. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.


De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22e van het omgevingsplan van de gemeente Amersfoort. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22e.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22e.' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op hoofdstuk 22e. Aanvullend op deze begripsbepalingen gelden voor de toepassing van dit hoofdstuk de volgende begripsbepalingen:

1.1 TAM-omgevingsplan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Militair Hospitaal met identificatienummer NL.IMRO.0307.TAM001-0201 van de gemeente Amersfoort.

1.2 Omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Amersfoort.

1.3 bebouwing

Eén of meer bouwwerken.

1.4 bebouwingspercentage

Het in procenten uitgedrukte deel van het werkingsgebied bouwvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.5 beroeps- of bedrijfactiviteiten aan huis

Beroeps- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning en of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend.

1.6 bouwwerk

Constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart.

1.7 buitenopslag

Goederen die buiten worden opgeslagen bij een gebouw.

1.8 dagbesteding

Iedere voorziening die activiteiten biedt waarmee aan een inwoner een daginvulling wordt gegeven, kan worden gerekend tot dagbesteding. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen: ontwikkelingsgerichte dagbesteding is gericht op leren en het vergroten van zelfredzaamheid. arbeidsmatige dagbesteding biedt ontwikkelingsgericht dagbesteding die zich ook richt op leren hoe je arbeid verricht. Belevingsgerichte dagbesteding heeft als doel 'onder de mensen zijn'.

1.9 erf

Al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.10 kunstwerk

Civiel-technisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen waterkeringen en of leidingen en niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf, zoals een brug, duiker of viaduct.

1.11 nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes/kasten, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.12 ondergronds bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die onder het straatpeil is gelegen.

1.13 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke, in tegenstelling tot (niet-publieksgerichte) beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis.

1.14 zorgwoning

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

1.15 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden.

1.16 werkingsgebied

Het werkingsgebied begrenst (met coördinaten/geometrie) de juridische werking van de tekst: het duidt aan dat de tekst alleen binnen dit werkingsgebied een juridische werking heeft.

1.17 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waarbij zowel de traditionele vorm van gezin als de minder traditionele vorm is toegestaan, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling.

Artikel 2 Meet- en rekenvoorschriften

Het bepaalde in artikel 22.24 van het omgevingsplan Amersfoort is van toepassing op de regels in hoofdstuk 22e. Daarnaast gelden de volgende meetbepalingen bij toepassing van de regels.

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het straatpeil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het straatpeil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Integratie omgevingsplan

Artikel 3 Toepassingsbereik

3.1 Geometrische afbakening

De regels in dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Militair Hospitaal zijn van toepassing op de locaties waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.TAM001-0201, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

3.2 Integratie omgevingsplan gemeente Amersfoort

De regels in dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Militair Hospitaal zijn integraal onderdeel van de geconsolideerde versie van het 'Omgevingsplan gemeente Amersfoort' zoals dat is gepubliceerd op de landelijke voorziening https://omgevingswet.overheid.nl/home.

3.3 Buitenwerkingstelling eerdere besluiten

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locaties in dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Militair Hospitaal.

3.4 Integratie tijdelijk deel omgevingsplan
3.4.1 Integratie bruidsschat
  • a. De regels in hoofdstuk 22 (zonder lettertoevoeging) van het Omgevingsplan gemeente Amersfoort zijn van overeenkomstige toepassing op de locaties in dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Militair Hospitaal.
  • b. Als de regels uit hoofdstuk 22 (zonder lettertoevoeging) van het Omgevingsplan gemeente Amersfoort op enig moment een andere plek in de structuur van het Omgevingsplan gemeente Amersfoort krijgen, blijven die regels van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de daarop doorgevoerde wijzigingen.

3.4.2 Voorrangsregeling specifieke bepalingen TAM-omgevingsplan

In afwijking van 3.4.1 zijn de geluidsbepalingen in paragraaf 22.3.4 van het Omgevingsplan gemeente Amersfoort niet van toepassing, voor zover het bepaalde in die paragraaf in strijd is met regels in dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Militair Hospitaal.

Hoofdstuk 3 Thematische regels

Artikel 4 Algemeen

4.1 Oogmerk

De regels in Hoofdstuk 3 Thematische regels zijn gesteld met het oog op:

  • a. het beschermen en in stand houden van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. het beschermen van landschappelijke en stedenbouwkundige waarden;
  • c. het behoud van cultureel erfgoed;
  • d. het beschermen van archeologische waarden;
  • e. het waarborgen van een goede kwaliteit van bouwwerken;
  • f. het waarborgen van de veiligheid;
  • g. het beschermen van het milieu.

4.2 Normadressaat

Aan de regels van Hoofdstuk 3 Thematische regels wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

Artikel 5 Archeologische waarden

5.1 Toepassingsbereik
  • 1. Dit artikel gaat over het verrichten van grondwerkzaamheden en het ophogen van de bodem in een gebied met Waarde - Archeologie 3.
  • 2. Onder de in onderdeel 1 bedoelde grondwerkzaamheden wordt verstaan:
  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • e. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard met diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.2 Vergunningplicht
  • 1. Het is verboden om in het werkingsgebied Waarde - Archeologie 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning grondwerkzaamheden te verrichten, als:
  • a. de bodemingrepen dieper zijn dan 30 cm; en
  • b. de oppervlakte van de graafwerkzaamheden meer is dan 500 m².
  • 2. het eerste onderdeel geldt niet:
  • a. voor grondwerkzaamheden die worden verricht voor vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. als er op voorhand door het Centrum voor Archeologie van de gemeente Amersfoort is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
5.3 Aanvraagvereisten
  • 1. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 5.2 wordt een archeologisch onderzoeksrapport aangeleverd waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • 2. Als het in onderdeel 1 bedoelde archeologisch onderzoek een proefsleuvenonderzoek of een opgraving is, wordt voorafgaand aan dat onderzoek een archeologisch programma van eisen aangeleverd, waarin nadere regels worden gesteld over het betreffende onderzoek.
  • 3. Voordat het in onderdeel 2 bedoelde archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, legt de initiatiefnemer een archeologisch plan van aanpak ter goedkeuring voor aan het college van burgemeester en wethouders.
5.4 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in 5.2 wordt verleend als:

  • a. er geen archeologische waarden worden geschaad; of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen, door het verbinden van voorschriften aan de vergunning, als bedoeld in 5.5.
5.5 Vergunningvoorschriften

Op grond van de beoordelingsregels als bedoeld in 5.4, onder b kunnen de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning als bedoeld in 5.2 worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van aanvullend onderzoek.

Artikel 6 Cultuurhistorische waarden

6.1 Toepassingsbereik

Dit artikel gaat over het geheel of gedeeltelijk slopen of wijzigen van bouwwerken in het werkingsgebied Waarde - Cultuurhistorie.

6.2 Vergunningplicht
  • 1. Het is verboden om in het werkingsgebied Waarde - Cultuurhistorie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende activiteiten uit te voeren:
  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken;
  • b. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van een naar (semi) openbaar gebied gekeerde gevel of dakconstructie van gebouwen,
  • 2. Het in onderdeel 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud.
6.3 Aanvraagvereisten

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 6.2, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. overzichtsfoto's in kleur van de bestaande situatie die een duidelijke indruk geven van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk;
  • b. als sprake is van het slopen van een deel het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk: situatietekeningen van de bestaande en de nieuwe situatie;
  • c. opnametekeningen van de bestaande toestand met, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvraag:
  • 1. plattegronden;
  • 2. doorsneden;
  • 3. gevelaanzichten; of
  • 4. een dakaanzicht; en
  • 5. slooptekeningen.
6.4 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.2 wordt verleend als:

  • a. schriftelijk advies is ontvangen van de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit; en
  • b. er geen cultuurhistorische waarden onevenredig worden aangetast.

Artikel 7 Geluid

7.1 Toepassingsbereik

Dit artikel gaat over het toevoegen van nieuwe geluidgevoelige gebouwen bij bouwactiviteiten waarvoor op grond van 11.3 van dit omgevingsplan een vergunning nodig is.

7.2 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning geluidgevoelige gebouwen toe te voegen.

7.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 wordt verleend als:

  • a. voldaan wordt aan de regels in Hoofdstuk 5 Gebruiksactiviteiten van dit TAM-omgevingsplan; en
  • b. de geluidsbelasting op de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde; of
  • c. in het geval van overschrijding van de grenswaarde wordt voldaan aan de geluidsmitigerende maatregelen zoals opgenomen in Bijlage 10 en Bijlage 11 (of een daaraan gelijk te stellen oplossing). De getroffen dienen in stand te worden gehouden.
7.4 Aanvraagvereisten

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 11.3 wordt een akoestisch onderzoeksrapport aangeleverd.

7.5 Geluid bij een beroep of bedrijf aan huis

In het werkingsgebied Wonen zijn bij elke woning beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toegestaan, met dien verstande dat de activiteit geen waarneembare geluid, geur of trillingen buiten de woning en de bijbehorende bouwwerken mag veroorzaken op 20 meter van de gevel of in aanpandige resp. geluid-, geur-, of trillings gevoelige gebouwen.

Artikel 8 Groen

8.1 Toepassingsbereik

Dit artikel gaat over groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de groenvoorzieningen en inrichting voor recreatief medegebruik.

8.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 wordt verleend als wordt voldaan aan de beoordelingsregels in het door het bevoegd gezag goedgekeurde inrichtingsplan voor het Militair Hospitaal.

8.3 Instandhoudingsplicht

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, is alleen toegestaan zolang de in 8.2 bedoelde groenmaatregelen in stand worden gehouden.

Artikel 9 Parkeren

9.1 Toepassingsbereik

Dit artikel gaat over het parkeren bij bouwactiviteiten waarvoor op grond van 11.3 van dit omgevingsplan een vergunning nodig is, waarbij sprake is van:

  • a. nieuwbouw; of
  • b. uitbreiding van de brutovloeroppervlakte; of
  • c. functiewijzigingen van gronden en/of bouwwerken.
9.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 wordt verleend als wordt voorzien in (de aanleg van) voldoende parkeergelegenheid, zoals vastgelegd in de gemeentelijke Nota Parkeernormen 2009, Beleidsregel Toepassing Parkeernormen 2024 en rechtsopvolgende beleidsregels inzake het parkeren zoals die gelden tijdens het indienen van de omgevingsvergunning (zie www.overheid.nl).

9.3 Instandhoudingsplicht

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, is alleen toegestaan zolang de in 9.2 bedoelde parkeergelegenheid in stand wordt gehouden.

Hoofdstuk 4 Activiteitgerichte regels

Artikel 10 Algemeen

10.1 Oogmerk

De regels in Hoofdstuk 4 Activiteitgerichte regels zijn gesteld met het oog op:

  • a. het beschermen en in stand houden van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. het in stand houden en beschermen van de groene waarden, natuur en ecologische waarden;
  • c. het beschermen van de gezondheid;
  • d. het beschermen van landschappelijke en stedenbouwkundige waarden;
  • e. het aanpassen van de fysieke ruimte aan de gevolgen van klimaatverandering, waaronder wateroverlast en hittestress;
  • f. het waarborgen van een goede kwaliteit van bouwwerken;
  • g. het waarborgen van de veiligheid;
  • h. het beschermen van het milieu;
10.2 Normadressaat

Aan de regels van Hoofdstuk 4 Activiteitgerichte regels wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

Artikel 11 Bouwen

11.1 Toepassingsbereik

De regels in Artikel 12 tot en met Artikel 18 zijn van toepassing op het bouwen en in stand houden van gebouwen.

11.2 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

11.3 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken, tenzij anders aangegeven.

11.4 Bouwen ten dienste van gebruik

Het is verboden om een bouwwerk te bouwen voor een gebruiksactiviteit die niet is toegestaan volgens Hoofdstuk 5 Gebruiksactiviteiten.

Artikel 12 Hoofdgebouw

12.1 Beoordelingsregels algemeen

De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 wordt voor een hoofdgebouw verleend als wordt voldaan aan de beoordelingsregels in 12.2 tot en met 12.11 Maximaal oppervlakte dagbesteding.

12.2 Bouwvlak
  • 1. het hoofdgebouw wordt gerealiseerd in het werkingsgebied bouwvlak;
  • 2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders aangegeven in 12.3.
12.3 Bebouwingspercentage

Het maximale bebouwingspercentage is de ter plaatse van het werkingsgebied ‘maximaal bebouwingspercentage’ bepaalde waarde.

12.4 Minimum bruto vloeroppervlakte

Het minimale bruto vloeroppervlakte is de ter plaatse van het werkingsgebied 'minimum vloeroppervlakte; bruto (m2)' bepaalde waarde.

12.5 Bouwhoogte

De maximale bouwhoogte is de ter plaatse van het werkingsgebied ‘maximale bouwhoogte’ bepaalde waarde.

12.6 Woningtypologie
  • 1. In het werkingsgebied ‘vrijstaande woningen’ wordt de omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 alleen verleend voor vrijstaande woningen.
  • 2. In het werkingsgebied ‘gestapelde woningen’ wordt de omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 alleen verleend voor gestapelde woningen.
  • 3. In het werkingsgebied ‘woongebouw’ wordt de omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 alleen verleend voor een woongebouw.
12.7 Maximaal aantal wooneenheden

Het maximaal aantal wooneenheden is de ter plaatse van het werkingsgebied 'maximaal aantal wooneenheden' bepaalde waarde.

12.8 Minimaal aantal wooneenheden

Het minimaal aantal wooneenheden is de ter plaatse van het werkingsgebied 'minimaal aantal wooneenheden' bepaalde waarde.

12.9 Specifieke regels met betrekking tot afwijken van het maximaal aantal wooneenheden

De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 wordt ook verleend als het aantal wooneenheden meer is dan dat is toegestaan op grond van 12.7, mits voldaan wordt aan het bepaalde in Artikel 7 Geluid, Artikel 9 Parkeren, 10.1 tot en met 12.6 en Bijlage 20.

12.10 Specifieke regels met betrekking tot afwijken van het minimaal aantal wooneenheden

De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 wordt ook verleend als het aantal wooneenheden minder is dan dat is toegestaan op grond van 12.8, mits voldaan wordt aan het bepaalde in Artikel 7 Geluid, Artikel 9 Parkeren, 10.1 tot en met 12.6 en Bijlage 20.

12.11 Maximaal oppervlakte dagbesteding

Het maximale oppervlakte dagbesteding bedraagt ter plaatse van het werkingsgebied 'Wonen - Dagbesteding' 150 m2.

Artikel 13 Bijbehorende bouwwerken

13.1 Verbodsbepaling bijbehorende bouwwerken

Het is verboden om bijbehorende bouwwerken te realiseren.

Artikel 14 Overige andere bouwwerken

14.1 Geluidwerende voorzieningen

De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 wordt verleend voor het bouwen van een geluidscherm ter plaatse van het werkingsgebied 'Overig - Geluidsscherm' als de hoogte van het geluidscherm niet meer bedraagt dan 2,5 meter.

Artikel 15 Ondergrondse bouwwerken

15.1 Ondergrondse bouwwerken
  • 1. De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 wordt verleend voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken als:
  • a. deze geheel zijn gelegen onder het maaiveld en geplaatst zijn waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de gevels van ondergrondse bouwwerken niet zichtbaar zijn.
  • 2. In uitzondering op onderdeel 1 is in het werkingsgebied Verkeer - Parkeren ondergronds een geheel of gedeeltelijk ondergronds bouwwerk toegestaan voor parkeren in het volledige werkingsgebied, waarbij een ontsluiting met een breedte van maximaal 6 meter is toegestaan.

Artikel 16 Ondergeschikte bouwdelen

16.1 Ondergeschikte bouwdelen

De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 wordt verleend voor het bouwen van ondergeschikte bouwdelen als:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met maximaal 0,3 meter overschrijden;
  • b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met maximaal 1 meter overschrijden, waarbij bestaande grotere overschrijdingen zijn toegestaan;
  • c. bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter hebben;
  • d. bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter hebben.

Artikel 17 Bouwactiviteiten met nadere afweging

17.1 Overschrijding bouwgrenzen met nadere afweging

De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3 wordt ook verleend voor het bouwen van veranda's, luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwgrens wordt met niet meer dan 2 meter overschreden;
  • b. de bouwwerken worden niet lager dan 4,2 meter boven een rijbaan en 2,2 meter boven een voetpad aangebracht;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het straat- en bebouwingsbeeld.

17.2 Bouwactiviteiten met nadere afweging
  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikelen 12, 14, 15 en 16 wordt een omgevingsvergunning verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 meter en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • b. voor het in geringe mate overschrijden van de grenzen van een werkingsgebied met ten hoogste 3 meter, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing; en
    • 2. daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt vergroot;
  • c. voor overschrijdingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die beperkt blijven tot ten hoogste 10%.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in onderdeel 1 wordt geweigerd als:
  • a. op enig aangrenzend terrein de realisering van planologische mogelijkheden wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. daardoor onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 18 Werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

18.1 Algemeen

Dit artikel gaat over het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde en over het uitvoeren van werkzaamheden.

18.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren in de buitenruimte:

  • a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden, wanneer het niet gaat om normaal beheer en onderhoud;
  • b. het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer het niet gaat om normaal beheer en onderhoud;
18.3 Aanleggen of wijzigen oppervlakteverharding buitenruimte

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 18.2 wordt verleend als door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke of landschappelijke waarden niet in onevenredige mate worden aangetast.

18.4 Parkeerplaatsen en verhardingspercentage
  • a. Het maximale aantal parkeerplaatsen is de ter plaatse van het werkingsgebied ‘maximum aantal parkeerplaatsen’ bepaalde waarde;
  • b. Het maximale verhardingspercentage is de ter plaatse van het werkingsgebied 'maximum verhardingspercentage’ bepaalde waarde.

Hoofdstuk 5 Gebruiksactiviteiten

Artikel 19 Algemeen

19.1 Toepassingsbereik

Dit hoofdstuk gaat over gebruiksactiviteiten in TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Militair Hospitaal.

19.2 Oogmerk

De regels in Hoofdstuk 5 Gebruiksactiviteiten zijn gesteld met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

19.3 Normadressaat

Aan de regels van Hoofdstuk 5 Gebruiksactiviteiten wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

19.4 Verbod op strijdig gebruik

Het is verboden om in het plangebied andere gebruiksactiviteiten te verrichten dan genoemd in de regels van een werkingsgebied van een gebruiksactiviteit zoals bedoeld in Artikel 20 tot en met Artikel 25.

Artikel 20 Dagbesteding

20.1 Dagbesteding

In het werkingsgebied 'Wonen - Dagbesteding' mogen gronden en bouwwerken uitsluitend worden gebruikt voor dagbesteding in een ontmoetingsruimte voor bewoners met een maximale oppervlakte van 150m2.

Artikel 21 Parkeren ondergronds

21.1 Parkeren ondergronds

In het werkingsgebied 'Verkeer - Parkeren ondergronds' mogen gronden en ondergrondse bouwwerken worden gebruikt voor een ondergrondse parkeergarage.

Artikel 22 Stadsgroen met nadruk op natuur

22.1 Stadsgroen met nadruk op natuur

In het werkingsgebied Groen - Stadsgroen met nadruk op natuur mogen gronden worden gebruikt voor:

  • a. groenvoorzieningen in de vorm van bos, park, plantsoen en belangrijke groenstructuren en gebieden, met een functie en/of belang voor de stad en/of wijk;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de groenvoorzieningen;
  • d. recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, fietsen, spelen, verblijven en beleven;
  • e. ter plaatse van het werkingsgebied 'Overig - Geluidsscherm' is een geluidsscherm toegestaan;
  • f. ter plaatse van het werkingsgebied 'Verkeer - Reserveringsstrook parkeren' zijn maximaal 10 landschappelijk ingepaste parkeerplaatsen toegestaan.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Verkeer

In het werkingsgebied 'Verkeer' mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt voor:

  • a. (hoofd)ontsluitingswegen bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. in-/uitritten;
  • e. bermen en groenvoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen.

Artikel 24 Wonen

24.1 Wonen

In het werkingsgebied Wonen mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt voor wonen in een woning en nutsvoorzieningen ondergeschikt aan het wonen.

24.2 Beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

In het werkingsgebied Wonen mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij elke woning als:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de bewoner maximaal twee medewerkers mag hebben;
  • b. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps-, of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • c. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken wordt benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen; en
  • g. geen buitenopslag plaatsvindt.

24.3 Vergunningplicht voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis
  • 1. In afwijking van het bepaalde in 19.4 en 24.2 onder b kan in het werkingsgebied wonen een omgevingsvergunning worden verleend voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld onder 1 wordt verleend als:
  • a. voor wat betreft het parkeren wordt voldaan aan artikel 9;
  • b. voor het overige wordt voldaan aan de onder 24.2 genoemde voorwaarden.

Artikel 25 Zorgwoning

25.1 Zorgwoning

In het werkingsgebied 'Wonen - Zorgwoning' mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt voor wonen in een zorgwoning en nutsvoorzieningen ondergeschikt aan het wonen in een zorgwoning.

Hoofdstuk 6 Overgangsrecht

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in onderdeel 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat TAM-omgevingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in onderdeel 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Onderdeel 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat omgevingsplan.
26.2 Overgangsrecht gebouwen
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit TAM-omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van onderdeel 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in onderdeel 1 met maximaal 10%.
  • 3. Onderdeel 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat omgevingsplan.