Artikel 18 Wonen - 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. wonen;
-
b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
-
1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
-
2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
- het woonkarakter van de woning;
- de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
- het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
-
3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
-
4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
-
5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
-
6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
-
7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
-
8. geen buitenopslag plaatsvindt;
-
9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
-
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
-
d. garageboxen ter plaatse van het besluitsubvak 'garage';
met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag van een omgevingsvergunning.
18.2 Bouwregels
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.
18.2.1 Hoofdgebouwen - algemeen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
-
a. er mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
-
b. hoofdgebouwen dienen binnen het besluitsubvak 'bouwvlak' te worden gebouwd, met dien verstande dat de eerste bouwlaag van de woning aan de achterzijde buiten het besluitsubvak 'bouwvlak' mag worden gebouwd tot maximaal 9 meter achter de voorgevelrooilijn, indien het besluitsubvak 'bouwvlak' minder dan 9 meter diep is;
-
c. er mogen niet meer bouwlagen worden gebouwd dan zoals aangegeven op de verbeelding ter plaatse van het besluitsubvak 'maximum aantal bouwlagen';
-
d. ter plaatse van het besluitsubvak 'kap' mogen woningen worden afgedekt met een kap;
-
e. kelders die zijn gelegen geheel onder het maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.
18.2.2 Andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
a. mogen binnen en buiten het besluitsubvak 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
-
b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,3 m;
-
c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
-
e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag - mits stedenbouwkundig aanvaardbaar:
-
1. voor percelen tussen de 0 m2 en 100 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20% van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 20 m2;
-
2. voor percelen tussen de 100 m2 en 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20 m2, vermeerderd met 14% van het meerdere van 100 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 75 m2;
-
3. voor percelen groter dan 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 75 m2, vermeerderd met 2,5% van het meerdere van 500 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 100 m2;
-
f. Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde en van bijbehorende aangebouwde bouwwerken als bedoeld in 18.2.1, onder b niet meegerekend;
-
g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;
-
h. dakkapellen en/of dakopbouwen op vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
18.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken
|
max. bouwhoogte
|
pergola's
|
3 m
|
palen en masten, zoals vlaggenmasten
|
8 m
|
erfafscheidingen op het voorerf
|
1 m
|
overige erfafscheidingen
|
2 m
|
overige andere bouwwerken
|
3 m
|
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot:
-
a. het waarborgen van het bestaande dakenlandschap, waarbij met de kapvorm en -richting en de goot- en nokhoogte aansluiting wordt gezocht bij het oorspronkelijke straatbeeld;
-
b. de hoogte van de hoofdbebouwing bij vervangende nieuwbouw, waarbij de hoogte van het bestaande hoofdgebouw uitgangspunt is;
-
c. de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken; voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken, de karakteristiek van het plangebied en van stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wabo wordt mede verstaan:
-
a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
-
b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.