direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan wijzigingsplan Weerhorsterweg 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00237-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een gebruikswijziging op het perceel Weerhorsterweg 6 in Hoogland-west en is als nieuw hoofdstuk 22a opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Amersfoort. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1 lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.


Het op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Amersfoort. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a' gelezen worden.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in het omgevingsplan gemeente Amersfoort, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in Artikel 2 daarvan is afgeweken.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

2.1 bestemmingsplan Buitengebied West

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.bpbgebwest-0301;

2.2 plan

het TAM-omgevingsplan wijzigingsplan Weerhorsterweg 6 van de gemeente Amersfoort;

2.3 verbeelding

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00237-0301;

 

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • 2. De regels in dit plan zijn van toepassing op de locatie Weerhorsterweg 6, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00237-0301 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Hoofdstuk 2 Functieregels

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Hoevenlandschap

4.1 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als ‘Agrarisch met waarden - Hoevenlandschap’ heeft de volgende functies:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij per bouwvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat voor de toepassing van deze bepaling de bouwvlakken die gekoppeld zijn door middel van een relatieteken (figuuraanduiding) , gezamenlijk als één bouwvlak worden aangemerkt;
  • b. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
  • c. de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van zowel de landschappelijke waarden van het Hoevenlandschap, als de cultuurhistorische waarden van het oorspronkelijke verkavelingspatroon;
  • d. de waterhuishouding;
  • e. nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
  • f. extensief recreatief medegebruik;

4.2 Beoordelingsregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de toegestane functie, met een hoogte van niet meer dan 1,30 meter, waarbij (kunst)mest- en/of voedersilo’s en kuilvoerplaten en -sleuven uitsluitend binnen de bouwvlakken mogen worden gebouwd;

4.3 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd maatwerkvoorschriften te stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van andere bouwwerken ten behoeve van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. de instandhouding en de bescherming van de waarden zoals genoemd in lid 4.1.

4.4 Omgevingsplanactiviteit
4.4.1 Beoordelingsregels nieuwe veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van lid 4.2 een omgevingsvergunning verlenen voor de bouw van nieuwe veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken, met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de oppervlakte van een veldschuur niet meer mag bedragen dan 100 m² per bedrijf;
  • c. de goothoogte van een veldschuur niet meer mag bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
  • d. de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 30 m²;
  • e. de bouwhoogte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.

4.4.2 Beoordelingsregels andere bouwwerken buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van lid 4.2 een omgevingsvergunning verlenen voor de bouw van andere bouwwerken zoals kuilplaten en sleufsilo’s buiten bouwvlakken, met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de andere bouwwerken direct grenzend aan het bouwblok worden gesitueerd;
  • c. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m² per bedrijf;
  • d. de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.

4.5 Functieregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

  • a. teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. paardenbakken en/of paddocks, buiten de bouwvlakken.


Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden binnen de bouwvlakken voor de volgende wijzen van
    (co-)vergisting van mest, voor zover de capaciteit van de(co-)vergistingsinstallatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt en:
    • 1. het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
    • 2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
  • b. het leveren van energie die vrijkomt bij het onder a bedoelde proces van co-vergisting;
  • c. het trainen van paarden als nevenactiviteit bij een paardenfokkerij.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde , of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
  • d. het aanleggen van een paardenbak en/of paddock.

4.6.1 Uitzondering

Het in lid 4.6 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden binnen de bouwvlakken;
  • d. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;
  • e. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist.

4.6.2 Beoordelingsregels

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6 zijn niet toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 4.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 5 Tuin

5.1 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Tuin' heeft de functie van tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

5.2 Beoordelingsregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de toegestane functie alsmede erkers en ingangspartijen ten dienste van de aangrenzende functie worden gebouwd.

5.2.1 Beoordelingsregels erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een aan de functie grenzende woning mogen erkers en ingangspartijen worden gebouwd:

  • a. met een diepte van ten hoogste 1,5 meter, mits de diepte van de overblijvende voortuin te minste 2,5 meter bedraagt;
  • b. met een oppervlakte van ten hoogste 12m², en
  • c. met een goot- en of boeiboordhoogte van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
5.2.2 Beoordelingsregels andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van (vlaggen)masten mag ten hoogste 8 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag ten hoogste 2 meter bedragen.

5.3 Specifieke functieregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's.

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Wonen - 1' heeft de volgende functies :

  • a. wonen;
  • b. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    • 1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
    • 2. het gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
      • het woonkarakter van de woning;
      • de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
      • het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
    • 3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
    • 4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
    • 6. de activiteit geen waarneembare geluid, geur of trillingen buiten de woning en de bijbehorende bouwwerken mag veroorzaken op 20 meter van de gevel of in aanpandige resp. geluid-, geur-, of trillings gevoelige gebouwen;
    • 7. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
    • 8. geen buitenopslag plaatsvindt;
    • 9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
  • c. behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarde van gebouwen ter plaatse van de op de verbeelding voorkomende aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water,
  • e.
    met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort d.d. 27 januari 2009

6.2 Beoordelingsregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de toegestane functie.

6.2.1 Beoordelingsregels woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • b. de woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m³, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval de inhoud niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere inhoud;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen.
  • f. kelders die zijn gelegen geheel onder het maaiveld zijn alleen toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.

6.2.2 Beoordelingsregels bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd; voor zover deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd dienen ze op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of boeiboordhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan:
    • 1. 15% van het bij de woning behorende (deel van) het bestemmingsvlak met een maximum van 75m², met dien verstande dat de oppervlakte van erkers en aanbouwen aan de voorzijde niet meegerekend wordt;
    • 2. vermeerderd met 0,5% van de oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende en in beheer zijnde agrarische gronden, met een maximum van 75 m²;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding rietdekker mag de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken maximaal 225 m² bedragen;
  • f. In afwijking van het gestelde in sub a t/m e dient van een waardevol pand dat onderdeel uitmaakt van een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’, de uitwendige hoofdvorm, zoals blijkend uit de bestaande goothoogte, hoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

6.2.3 Beoordelingsregels andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

  • palen en (verlichtings)masten: 8 meter;
  • erf- en perceelsafscheidingen op het voorerf: 1 meter;
  • overige erf- en perceelsafscheidingen: 2 meter;
  • overige andere bouwwerken: 3 meter.

6.3 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

6.4 Omgevingsplanactiviteit
6.4.1 Beoordelingsregels sloopregeling

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van lid 6.2.2, onder e, een omgevingsvergunning verlenen voor vervangende nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken indien op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp TAM-omgevingsplan een grotere oppervlakte aanwezig is, mits:

  • a. het meerdere tenminste met de helft wordt teruggebracht;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken na toepassing van deze afwijking niet meer bedraagt dan 250 m²;

6.4.2 Beoordelingsregels publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van lid 6.1, onder b sub 3 een omgevingsvergunning verlenen voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 6.1 genoemde voorwaarden.
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen en/of geheel of gedeeltelijk de voorgevel of dakconstructie te wijzigen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 6.5 onder a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
  • c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 6.5 onder a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit.

Artikel 7 Waarde - Archeologie categorie 2

7.1 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Waarde - archeologie categorie 2' heeft, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede de functie voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze functie primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende functies;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 7.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

7.2 Beoordelingsregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mogen ten dienste van de functie 'Waarde - Archeologie categorie 2' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

7.2.2 Aanvraagvereisten

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden toegestane functie(s) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die functie(s) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

7.2.3 Uitzondering

Het bepaalde onder 7.2.2 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. normaal onderhoud in reeds geroerde gronden;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • d. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • e. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

7.2.4 Beoordelingsregels

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 7.2.2 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

7.2.5 Vergunningvoorschriften

De volgende voorschriften kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.2.6 Weigering

De onder 7.2.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

7.3.2 Uitzondering

Het in 7.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 100 vierkante meter.

7.3.3 Aanvraagvereisten
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 7.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 7.3.3 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

7.3.4 Beoordelingsregels

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 7.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

7.3.5 Vergunningvoorschriften

De volgende in 7.3.4 genoemde voorschriften kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.3.6 Weigering

De onder 7.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

7.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende functies.

7.4.2 Beoordelingsregels

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 7.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorschriften.

7.4.3 Vergunningvoorschriften

De volgende in 7.4.2 onder b genoemde voorschriften kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:

  • a. de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de werken of werkzaamheden meer bedraagt dan 100 m²;
  • b. indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg

7.4.4 Weigering

De onder 7.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

7.4.5 Uitzondering

Het in 7.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 100 vierkante meter, of niet dieper zijn dan 30 cm.

Artikel 8 Waarde - Archeologie categorie 3

8.1 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Waarde - archeologie categorie 3' heeft, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede de functie voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze functie primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende functies;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 8.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

8.2 Beoordelingsregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1 mogen ten dienste van de functie Waarde - Archeologie categorie 3 uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

8.2.2 Aanvraagvereisten

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden toegestane functie(s) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die functie(s) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

8.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 8.2.2 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • d. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

8.2.4 Beoordelingsregels

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 8.2.2 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

8.2.5 Vergunningvoorschriften

De volgende voorschriften kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

8.2.6 Weigering

De onder 8.2.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 500 m2, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 500 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm en de oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van meer dan 500 m2 grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.
8.3.2 Uitzondering

Het in 8.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 vierkante meter.

8.3.3 Aanvraagvereisten
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 8.3 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 8.3.3 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

8.3.4 Beoordelingsregels

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 8.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden

8.3.5 Vergunningvoorschriften

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

8.3.6 Weigering

De onder 8.3 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende functies.

8.4.2 Beoordelingsregels

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 8.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorschriften.

8.4.3 Vergunningvoorschriften

De volgende in 8.4.2 onder b genoemde voorschriften kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:

a. de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de werken of werkzaamheden meer bedraagt dan 500 m²;

b. indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg

8.4.4 Weigering

De onder 8.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

8.4.5 Uitzondering

Het in 8.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 vierkante meter, of niet dieper zijn dan 30 cm.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Eerbiedigende werking

9.1 Voortzetten bestaande activiteit

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande activiteit die in strijd is met de regels van dit plan, mag worden voortgezet.

9.2 Verbod strijdige activiteit veranderen

Het is verboden een met het omgevingsplan strijdige activiteit te veranderen, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Artikel 10 Niet hervatten na onderbreking

Als de activiteit, bedoeld in artikel 9 na het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden de activiteit daarna te hervatten.

Artikel 11 Activiteiten die reeds in strijd zijn

Artikel 9 is niet van toepassing op activiteiten die reeds in strijd zijn met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Voorrangsregel eerbiedigende werking

Voor zover dit plan elders regels bevat over eerbiedigende werking hebben deze regels voorrang op de regels in deze paragraaf.