direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw bestemmingsplan De Nieuwe Poort 21
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00209-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan De Nieuwe Poort 21 is de Hogeschool Utrecht gevestigd. Het betreffende perceel heeft met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o en snelwegen' in 2014 de bestemming 'Maatschappelijk - 1' gekregen. De op 25 september 2007 verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO voor de bouw van het huidige schoolgebouw en de feitelijke situatie zijn uitgangspunt geweest voor het opnemen van de geldende bestemming 'Maatschappelijk -1'. De daarvoor geldende dubbelbestemming 'Kantoren en educatieve doeleinden' is toen komen te vervallen. De belangrijkste reden hiervoor was het geldende gemeentelijk en provinciaal beleid om geen kantoorbestemmingen meer te toe staan vanwege de enorme leegstand van kantoren in de provincie Utrecht. Daarnaast was het opnemen van een kantoorbestemming in 2014 ook niet uitvoerbaar vanwege het niet kunnen voldoen aan de parkeernormen.

De Hogeschool Utrecht heeft gevraagd of het mogelijk is om het perceel weer een gemengde bestemming te geven, op basis waarvan zowel 'onderwijs' als 'kantoren' mogelijk is. Waar dit voorheen niet mogelijk was, is dit gelet op gewijzigde omstandigheden en gewijzigd beleid bij zowel de provincie als de gemeente, nu wel mogelijk. Zo is onder meer gebleken dat op grond van nieuw parkeerbeleid de Hogeschool Utrecht een intercitylocatie is waardoor wel aan de parkeernormen zou kunnen worden voldaan.

1.2 Bestemmingsplan

 

1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan

Het plangebied betreft het perceel De Nieuwe Poort 21, gelegen in het zuiden van het Oliemolenkwartier en ten noord- westen van de binnenstad. Op dit perceel bevindt zich een onderwijslocatie van de Hogeschool Utrecht.

Begrenzing plangebied

Het plangebied bevat het perceel De Nieuwe Poort 21 met een oppervlakte van circa 8390 m². De Nieuwe Poort 21 wordt binnen het Oliemolenkwartier omringd door bedrijventerrein Isselt, kantoren, horeca en woningen.

Het plangebied wordt begrensd:

  • aan de noordzijde door de Oliemolenhof;
  • aan de oostzijde door de Eemlaan;
  • aan de zuid- west zijde door de ontsluitingsweg De Nieuwe Poort;
  • aan de westzijde door parkeerplaatsen gelegen aan de Overijsselsestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0001.png"

Ligging plangebied

1.2.2 Juridische planologische historie en geldende plannen

1.2.2.1 Bestemmingsplan Centraal Stadsgebied Noord (2000)

In het bestemmingsplan "Centraal Stadsgebied Noord" (2000) waren de gronden ter plaatse van de Hogeschool Utrecht (= het plangebied) aangewezen voor "Kantoren" met de aanduiding "Publieksgerichte dienstverlening in stadsplint" en een aanduiding "Overbouwing b" (ter hoogte van de weg thans bekend als De Nieuwe Poort). Ten aanzien van het bouwen zijn bouwhoogtevlakken aangeduid waarbinnen gebouwen waren toegelaten met een goothoogte variërend van 12 meter tot 44 meter. Binnen het bestemmingsvlak waren verder geen bijzondere aanduidingen aangewezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0002.png"

Bestemmingsplan Centraal Stadsgebied - Noord (2000), fragment plankaart

1.2.2.2 Bestemmingsplan Centraal Stadsgebied - Noord, wijzigingsplan Eemplein Kennis Satelliet Amersfoort 2005

Met het bestemmingsplan "Centraal Stadsgebied - Noord, wijzigingsplan Eemplein Kennis Satelliet Amersfoort 2005" werd een deel van de oorspronkelijke bestemming "Kantoren" gewijzigd in een bestemming "Kantoren en educatieve doeleinden". Overigens bleven de voorschriften, aanduidingen en aanwijzingen van het bestemmingsplan "Centraal Stadsgebied - Noord" (2000) van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0003.png"

Bestemmingsplan "Centraal Stadsgebied - Noord, wijzigingsplan Eemplein Kennis Satelliet Amersfoort 2005", fragment plankaart

 

1.2.2.3 Vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO voor het bouwen van de HU aan De Nieuwe Poort

Met de vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO kon het huidige L-vormig gebouw van De Hogeschool Utrecht worden gerealiseerd. Het gebouw werd uitgevoerd in 5 tot 6 verdiepingen (goothoogte circa 23,5 meter) met een hoogteaccent met een goothoogte van circa 32 meter (7 verdiepingen).
Het gebouw mocht uitsluitend worden gebruikt als Hogeschool Utrecht.

Vrijstelling was destijds nodig vanwege diverse overschrijdingen van vigerende bestemmingsvlakken en bouwvlakken. In het bijzonder is de toegelaten bouwdiepte van de aangewezen bestemming "Kantoren en educatieve doeleinden" overschreden.

Toegestaan was een bouwdiepte van 15 meter. Op de begane grond is het gebouw echter 24 meter diep en op de verdiepingen door overkraging deels zelfs 28 meter. De school overschrijdt het bestemmingsvlak "Kantoren en educatieve doeleinden" met ruim 30 meter aan de westzijde van dit aangewezen bestemmingsvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0004.png"

Verbeelding vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO voor het bouwen van de HU aan De Nieuwe Poort; blauwe arcering geeft een indicatieve voorstelling van hoe door het nieuwe bouwplan de oorspronkelijk aangewezen bestemmingsvlakken en bouwvlakken worden overschreden. Het lichte vlak met vierkant arcering was het bestemmingsvlak 'Kantoren'. Het donker grijze vlak was het bestemmingsvlak 'Kantoren en educatieve doeleinden'.

1.2.2.4 Bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' trad in werking in juli 2014. In de nieuwe planologische situatie krijgt het plangebied de bestemmingen:
"Maatschappelijk -1" (bruin vlak) en "Kantoor" (roze vlak).
Ten aanzien van het bouwen zijn in het plangebied bouwhoogtevlakken aangeduid waarbinnen gebouwen waren toegelaten met een bouwhoogte variërend van 12 meter tot 44 meter. De aangewezen bouwhoogtevlakken komen grotendeels overeen met de bouwmassa die is toegelaten met de hiervoor omschreven vrijstelling ex artikel 19 WRO voor de Hogeschool Utrecht.

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. onderwijs- en opvangvoorzieningen, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;

b. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0005.png"

Verbeelding Bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen'

1.2.2.5 Bestemmingsplan Veegplan B

Daarnaast is het Bestemmingsplan Veegplan B van toepassing op dit perceel. Op basis van dit plan rust op het perceel de dubbelbestemming Waarde Archeologie - categorie 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0006.png"

Verbeelding Bestemmingsplan Veegplan B

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting begint, na dit inleidende hoofdstuk, met een beschrijving van de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 komen de voor dit bestemmingsplan relevante beleidskaders aan bod. In hoofdstuk 4 wordt stil gestaan bij de omgevingsaspecten. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

De regels zijn ingedeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 staan de regels voor de verschillende bestemmingen. Het betreft regels over bebouwing en gebruik van de gronden. Algemene regels, die betrekking hebben op alle bestemmingen, zoals algemene bouwregels, staan in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregel.

Op de verbeelding is aangegeven welke bestemmingen waar gelden. Door in de digitale verbeelding te klikken (zie www.ruimtelijkeplannen.nl), zijn alle relevante gegevens voor de betreffende locatie te zien.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Bestaande situatie en functie

Aan De Nieuwe Poort 21 is een onderwijslocatie van de Hogeschool Utrecht gevestigd. Dit perceel heeft bij de vaststelling van het huidige bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' in 2014 de bestemming 'Maatschappelijk - 1' gekregen op basis waarvan onderwijsvoorzieningen mogelijk zijn, conform het huidige gebruik van het pand.

Ten tijde van de voorbereiding en vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' was er sprake van veel leegstand van kantoren en een grote planvoorraad. Het geldende beleid van de provincie was destijds dat de provincie geen nieuwe kantoren meer toe wilde staan op bedrijventerreinen. Ook de ontwikkeling van nieuwe zelfstandige kantoren achtte de provincie onwenselijk. Dit alles om op de kantorenmarkt vraag en aanbod zoveel mogelijk in evenwicht te brengen. Hierover is het volgende opgenomen in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen':

"Nieuwe kantoren wil de provincie niet meer toestaan op bedrijventerreinen. De ontwikkeling van nieuwe zelfstandige kantoren acht de provincie onwenselijk. Uit onderzoek is gebleken dat een belangrijk deel van de leegstand op bedrijventerreinen bestaat uit kantoorpanden.

De provincie wil op de kantorenmarkt vraag en aanbod zoveel mogelijk in evenwicht brengen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Op dit moment staat er veel kantoorruimte leeg, een groot deel van de leegstand is structureel. Bovendien is er nog een grote - nog niet gerealiseerde - plancapaciteit. De provincie zet zich actief in om de nog niet benutte plancapaciteit terug te dringen. Wanneer kantoren leegstaan of nog niet zijn gebouwd dient een ruimtelijk plan bij actualisering niet meer te voorzien in de functie kantoren, tenzij er concreet zicht is op het gebruik als kantoor in de planperiode (...)".

Op basis van bovenstaande heeft het perceel in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o en snelwegen de bestemming 'Maatschappelijk - 1' gekregen, met daarbij de volgende bestemmingsomschrijving:

De voor 'Maatschappelijk - 1' (Hogeschool Utrecht) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. onderwijs- en opvangvoorzieningen, medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;

b. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag

2.2 Planbeschrijving

De Hogeschool Utrecht heeft aangegeven de mogelijkheid om het pand te gebruiken ten behoeve van kantoor, zoals deze er ook was voor inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen', terug te willen. Dit om een eventuele toekomstige transformatie naar kantoor mogelijk te maken. Met dit betemmingsplan 'Chw bestemmingsplan De Nieuwe Poort 21' wordt voor het perceel De Nieuwe Poort 21 de bestaande bestemming 'Maatschappelijk - 1' gewijzigd in 'Gemengd' op basis waarvan naast de maatschappelijk educatieve functie ook kantoor wordt toegestaan. Voor de kantoorfunctie is aangesloten bij de huidige oppervlakte van de Hogeschool Utrecht.

Dit betekent dat de kantoorfunctie wordt toegestaan voor maximaal 17.377 m2 brutovloeroppervlak (hierna bvo).

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het 'Chw bestemmingsplan De Nieuwe Poort 21' op gemeentelijk- en provinciaal niveau, met dien verstande dat de relevante omgevingsaspecten aan de orde komen in hoofdstuk 4.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie Amersfoort 2030

3.2.1.1 Algemene uitgangspunten

De gemeenteraad van Amersfoort heeft de Structuurvisie Amersfoort 2030 op 9 juli 2013 vastgesteld. In de structuurvisie geeft de gemeenteraad onder meer aan de vitaliteit van Amersfoort te willen vergroten door de kenniseconomie te versterken en het woonklimaat nog aantrekkelijker te maken.

In de Structuurvisie worden verschillende uitgangspunten meegegeven. Bijvoorbeeld dat plannen een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid, aan de fysieke, sociale of economische kwaliteit van de stad, moeten bijdragen aan de diversiteit van de stad of voortbouwen op bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.

Het Oliemolenkwartier, waarin de Hogeschool Utrecht zich bevindt, wordt in de structuurvisie omschreven als een veelzijdige, publieke ruimte, waar cultuur, onderwijs, horeca, experimenteel ondernemerschap en zakelijke evenementen samengaan. Door verdere functiemenging en intensivering van wonen, werken, voorzieningen en onderwijs wordt het Oliemolenkwartier een eigentijdse levendige plek in het Stadshart. Slim meervoudig ruimtegebruik is noodzakelijk. Denk bijvoorbeeld aan slim hergebruik van bestaande gebouwen.

Het bestemmingsplan 'De Nieuwe Poort 21' sluit aan bij deze uitgangspunten. Door het wijzigen van de bestemming naar een gemengde bestemming op basis waarvan zowel onderwijs als kantoor mogelijk is, wordt bijgedragen aan verdere functiemenging en eventueel meervoudig ruimtegebruik en/of toekomstig hergebruik van bestaande gebouwen.

3.2.1.2 Amersfoortse principes

Naast bovenstaande uitgangspunten zijn er in de structuurvisie negen Amersfoortse principes omschreven die voor bepaalde plekken in meer of mindere mate van toepassing zijn. Die principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. In onderstaande afbeelding zijn deze negen principes te vinden en ook welke daarvan van toepassing zijn op het Oliemolenkwartier.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0008.png"

Uitsnede Structuurvisie Amersfoort; deel van het overzicht met plekken en opgaven

Zoals uit bovenstaande afbeelding uit de structuurvisie blijkt, zijn voor het Oliemolenkwartier met name de levendigheid, goed verbonden, ruimte voor de fiets, aangenaam verplaatsen, functiemenging en innovatie van belang.

Dit bestemmingsplan De Nieuwe Poort 21 draagt met name bij aan de principes functiemenging en innovatie. Door het toevoegen van de kantoorfunctie zou eventueel een aantrekkelijke kantoorlocatie kunnen worden gerealiseerd en wordt duurzaam gebruik van het pand gefaciliteerd. De huidige onderwijsfunctie blijft voorlopig ook gehandhaafd voor dit perceel, wat bijdraagt aan het principe innovatie.

Daarmee is dit bestemmingsplan in overeenstemming met de Amersfoortse principes zoals omschreven in de Structuurvisie Amersfoort 2030.

3.2.2 Visie Werklocaties 2030

In de Visie Werklocaties 2030 van de gemeente Amersfoort wordt het Oliemolenkwartier aangemerkt als 'gemengde economische zone' en als een bijzondere locatie voor herontwikkeling met een sterk stedelijk profiel. De ligging ten opzichte van het NS intercitystation Amersfoort en het Eemplein maakt deze kant van het centrum extra interessant voor functiemenging en meer stedelijkheid. Op basis hiervan is het wenselijk dat binnen het Oliemolenkwartier zich verschillende functies vestigen binnen het profiel 'creatieve economie' zoals bedrijfsruimtes, kantoren, ateliers, onderwijs, horeca, cultuur en (studenten) woningen. Een gemengde bestemming voor het perceel Nieuwe Poort 21 past binnen de hiervoorgenoemde uitgangspunten voor het Oliemolenkwartier.

In de Visie Werklocaties is bepaald dat voor grote kantoren (5.000 m2 bvo of meer) geen nieuwe bestemmingen worden gecreëerd tot in ieder geval 2020. Pas als de leegstand op een gezond niveau is teruggebracht en de planvoorraad grotendeels is ingevuld kan dit beleid hereikt worden. Voor het Oliemolenkwartier wordt echter een uitzondering gemaakt omdat deze locatie wordt gezien als broedplaats voor creatieve en innovatieve bedrijvigheid. Bovendien is op dit moment de leegstand van kantoorpanden tot een gezond niveau teruggebracht.

Uit een onderzoek blijkt dat er tot 2020 nog behoefte zou zijn aan ongeveer 100.000 vierkante meter nieuwe kantoren in de regio. De verwachting was dat na 2020 de behoefte aan nieuwe kantoren voor uitbreidingsvraag af zou nemen.

De huidige situatie is echter dat de kantorenleegstand gedaald is tot onder 10%. Met name in en rondom het stationsgebied ligt het aanbod om en nabij het frictieniveau van 5%. Frictieleegstand betreft tijdelijke leegstand in verband met bijvoorbeeld verbouwing of verhuizing. Voor het goed functioneren van de kantorenmarkt is een leegstand nodig van minimaal 5% van de beschikbare kantoorcapaciteit, het zogenaamde frictieniveau. Wanneer de leegstand tot onder dit niveau daalt, is de krapte zodanig dat dit ten koste gaat van de goede werking van de kantorenmarkt, waardoor bedrijven en organisaties onvoldoende in staat zijn om een geschikte locatie te vinden die aansluit bij (de omvang van) hun bedrijvigheid, wat een negatief effect heeft op economische groei.

Bureau Stec heeft een recent marktonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat er tot 2040 een vraag is van circa 100.000 m2 tot 120.000 m2 verhuurbaar vloeroppervlak kantoorruimte in het stationsgebied (bij vervanging tot het frictieniveau van 5% gaat het om 75.000 m2 tot 95.000 m2). Op dit moment is er binnen het stationsgebied nog 57.000 m2 plancapaciteit voor kantoorruimte. Gelet op bovengenoemde vraag, betekent dit tot 2040 een tekort van ongeveer 43.000 m2 tot 63.000 m2 kantoorruimte, of 18.000 m2 tot 38.000 m2 bij vervanging tot het frictieniveau van 5%. Gelet op bovenstaande is er met de huidige plancapaciteit een tekort aan kantoren van minimaal 18.000 m2 verhuurbaar vloeroppervlak, wat omgerekend circa 21.000 m2 brutovloeroppervlak is.

3.2.3 Parkeren en verkeer

In de 'Parkeernormen Auto Gemeente Amersfoort 2020 ' zijn de geldende parkeernormen vastgelegd waaraan moet worden voldaan voor wat betreft de hoeveelheid beschikbare parkeerplekken. Op basis van deze parkeernormen en de beleidsregel 'Toepassing Parkeernormen 2020' kan De Nieuwe Poort 21 als intercitylocatie worden aangemerkt, omdat de loopafstand vanaf de zuidingang van het NS station tot aan de hoofdingang van de Hogeschool, minder dan 800 meter bedraagt, namelijk 788,9 meter. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0009.jpg"

Meting loopafstand Centraal Station Amersfoort - De Nieuwe Poort 21

De parkeernorm voor de huidige functie is opgedeeld in Hogeschool en MBO/ROC. De parkeernorm voor deze onderwijscategorieën wordt berekend op basis van het aantal leerlingen. Voor een Hogeschool op een intercitylocatie ligt de norm op 6,3 parkeerplaatsen per 100 leerlingen. Op basis van het aantal leerlingen dat volgens de vergunning maximaal op de Hogeschool mogen zitten, zijn er 121,46 parkeerplaatsen nodig.

Voor een ROC op een intercitylocatie ligt de norm op 3,2 parkeerplaatsen per 100 leerlingen. Op basis van het aantal leerlingen dat op het ROC mag zitten, zijn voor het ROC 30,85 parkeerplekken nodig.

Als de parkeernorm van beide schoolfuncties bij elkaar wordt opgeteld, zijn er voor de huidige functie 121,46 + 30,85 = 152,31 = 153 parkeerplaatsen benodigd.

Met dit bestemmingsplan 'De Nieuwe Poort 21' wordt voor het perceel De Nieuwe Poort 21 de bestaande bestemming 'Maatschappelijk 1' gewijzigd in 'Gemengd' op basis waarvan naast een educatieve maatschappelijke functie ook voor 17.377 m2 bruto vloeroppervlakte (hierna bvo) kantoren wordt toegestaan. De parkeernorm voor de functie Commerciële dienstverlening/Kantoor wordt berekend op basis van het aantal m2 bvo. Voor een intercitylocatie ligt de norm op minimaal 0,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Dat betekent dat er voor de functie Commerciële dienstverlening/Kantoor 173,77 x 0,4 = 69,51 = 70 parkeerplaatsen nodig zijn.

Geconcludeerd kan worden dat de parkeernorm van de functie Commerciële dienstverlening/Kantoor binnen de parkeernorm voor de functie Hogeschool + MBO/ROC valt, waardoor bij een eventuele functiewijziging geen aanvullende parkeereis hoeft te worden gesteld.

Voor de school en de kantoorfunctie wordt beide gerekend met parkeernormen voor een intercitylocatie. Op basis van de bovenstaande berekeningen, is de parkeerbehoefte van de school hoger dan die van het kantoor. De parkeerbehoefte heeft ook een directe relatie met het aantal verkeersbewegingen (auto) dat een locatie genereert. De parkeernorm voor kantoor is lager, omdat de verwachting is dat de verkeersbewegingen bij een kantoor ook lager zijn dan die bij een school. De kantoorfunctie geeft dus geen grotere druk op het verkeerssysteem (of uitstoot van schadelijke stoffen) dan de schoolfunctie.

3.2.4 Conclusie

Naar aanleiding van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het wijzigen van de bestemming van De Nieuwe Poort 21, waarbij ook een kantoorfunctie wordt toegestaan voor 17.377 m2 bvo, past binnen het gemeentelijk beleid.

3.3 Provinciaal beleid

 

3.3.1 Thematische Structuurvisie Kantoren 2016 - 2027

De provincie Utrecht heeft in 2015 de Thematische structuurvisie kantoren 2016-2027 vastgesteld. De aanleiding voor het vaststellen van deze thematische structuurvisie (hierna TSK) was de grote leegstand op de kantorenmarkt in de provincie Utrecht. De TSK beschrijft het provinciale ruimtelijke beleid met betrekking tot de reductie van in vigerende bestemmingsplannen opgenomen planologische overcapaciteit voor de nieuwbouw van kantoren en de vernieuwing, herbestemming en transoformatie van leegstaande kantoren in de provincie Utrecht. Tevens beschrijft het TSK de te nemen maatregelen in de periode 2016 - 2027 die met dit beleid verband houden. Hiermee beoogt de provincie de leegstand van kantoren te verminderen. Het Provinciaal Inpassingsplan Kantoren zoals in de volgende paragraaf omschreven, is een maatregel die voortvloeit uit de TSK.

3.3.2 Provinciaal Inpassingsplan Kantoren

Het perceel 'De Nieuwe Poort 21' maakt onderdeel uit van de locatie Amersfoort Stationsgebied, zoals aangewezen met het Provinciaal Inpassingsplan Kantoren (hierna PIP). De locatie Stationsgebied bestaat uit de deelgebieden Trapezium, Eemcenter en Oliemolenkwartier. Op basis van het PIP is binnen dit gebied in totaal 57.000m2 aan kantoren toegestaan. Met deze 57.000 m2 mag op basis van het PIP geschoven worden binnen het gebied. Op basis van het onderzoek van Stec, zoals omschreven in paragraaf 3.2.2. mag geconcludeerd worden dat deze 57.000m2 onvoldoende is om aan de vraag naar kantoorruimte tot 2040 te voldoen. Bovendien blijkt dat de plancapaciteit van 57.000 m2 in de praktijk niet meer te realiseren is, waardoor voldoende schuifruimte is ontstaan om planologisch 17.377 m2 bvo toe te voegen aan 'De Nieuwe Poort 21'. De schuifruimte ontstaat met name doordat, binnen het Eemplein 10.000 m2 bvo kantoren wordt omgezet naar wonen en binnen het Trapezium 37.200 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0010.png"

Verbeelding uit PIP; Locatie Amersfoort Stationsgebied, Trapezium, Eemcenter en Oliemolenkwartier. 

3.3.3 Interim omgevingsverordening provincie Utrecht

In de Interim omgevingsverordening van de provincie Utrecht is het beleid zoals vastgesteld in de TSK vertaald. Artikel 9.17 van de Interim omgevingsverordening bevat een instructieregel kantoren. Het perceel De Nieuwe Poort 21 valt op basis van de Interim verordening binnen het gebied 'Reductielocaties'. Artikel 9.17 lid 5 bepaalt dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen 'Reductielocaties' verplaatsing van plancapaciteit voor zelfstandige kantoren kan toelaten, mits gelijktijdig binnen dezelfde locatie reductie plaatsvindt van ten minste hetzelfde bvo voor zelfstandige kantoren op een onbebouwd perceel.

Op basis van dit bestemmingsplan 'De Nieuwe Poort 21' wordt op het betreffende perceel de bestemming 'Gemengd' gevestigd, op basis waarvan 17.377 m2 bvo aan kantoren wordt toegestaan. Dit is met het oog op artikel 9.17 lid 5 van de Interim omgevingsverordening mogelijk omdat elders binnen deze locatie reductie plaatsvindt van ten minste hetzelfde bvo voor zelfstandige kantoren op een onbebouwd perceel.

De reductie vindt plaats op onder meer de locaties Trapezium en blok 5 Eemplein. Voor het Eemplein geldt dat een ontwikkeling gaande is waarbij ongeveer 10.000m2 bvo kantoren wordt omgezet naar woningbouw. Met de eigenaar van dit perceel is in de 'Ontwikkel- en Realiseringsovereenkomst Eemplein' uit 2006 afgesproken dat het college meewerkt aan wijziging van de bestemming naar 'Wonen' als de kantoren op 1 januari 2017 nog niet gerealiseerd zouden zijn. Dit traject is nu in gang gezet. In het kader van de ontwikkeling van het nieuwe Stadhuis zijn voor de locatie Trapezium afspraken gemaakt met de eigenaren, op basis waarvan 37.200 m2 voor kantoren zal worden omgezet naar 'Wonen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00209-0301_0011.png" Reductielocatie Interim omgevingsverordening provincie Utrecht

3.3.4 Conclusie

Naar aanleiding van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het wijzigen van de bestemming van De Nieuwe Poort 21, waarbij ook een kantoorfunctie wordt toegestaan voor 17.377 m2 bvo, past binnen het provinciaal beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Met dit 'Chw bestemmingsplan De Nieuwe Poort 21' wordt voor het perceel De Nieuwe Poort 21 de bestaande bestemming 'Maatschappelijk 1' gewijzigd in 'Gemengd' op basis waarvan naast een educatieve maatschappelijke functie, voor 17.377 m2 bruto vloeroppervlakte kantoren wordt toegestaan. Het betreft hier slechts een functiewijziging. Er is geen sprake van het toevoegen of wijzigen van bouwmogelijkheden.

Dit betekent dat tal van omgevingsaspecten die normaliter aan bod komen in de toelichting van een bestemmingsplan, in het kader van dit bestemmingsplan als niet relevant beschouwd kunnen worden en daarom niet behandeld worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de thema's Archeologie, Flora en Fauna, Bomen, Welstand, Water en Bodembescherming.

4.2 Milieu

Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging, waarbij aan de bestaande maatschappelijk educatieve functie, de kantoor functie wordt toegevoegd. Er vindt geen uitbreiding van de bouwmogelijkheden plaats. Bovendien wordt binnen het plangebied geen nieuwe geluidgevoelige bestemming mogelijk gemaakt. Onderwijs wordt in het licht van milieu wetgeving als 'geluidgevoelig' aangemerkt. Voor kantoor geldt dit niet. Gelet op bovenstaande zijn er geen relevante milieuaspecten die nader onderzocht of onderbouwd hoeven worden. Op basis hiervan en gelet op het feit dat een dergelijke functiewijziging niet voorkomt op de C danwel D lijst van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage geldt geen MER beoordelingsplicht.

Ook zijn in het kader van de functiewijziging geen extra verkeersbewegingen te verwachten (zie ook paragraaf 3.2.3). Onderzoek naar de luchtkwaliteit en stikstof kunnen in het kader van dit bestemmingsplan daarom achterwege blijven.

Doordat er met dit bestemmingsplan alleen sprake is van het toevoegen van een 'niet-gevoelige functie', brengt dit milieutechnisch geen belemmeringen met zich mee voor eventuele bedrijven in de omgeving.

Anderzijds is geen hinder te verwachten vanwege de functie kantoor voor de bestaande functies in de omgeving. Kantoor is een dusdanig lichte vorm van bedrijvigheid dat dit geen hinder zal opleveren voor de omgeving.

4.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven.

Het pand ligt in het invloedsgebied van het spoor, het spooremplacement en de aangewezen routes voor gevaarlijke stoffen in Amersfoort. Dat is ook in de huidige situatie het geval.

Voor de Amsterdamse weg dient het groepsrisico beperkt verantwoord te worden. De ontwikkeling ligt op een afstand van meer dan 200 meter van deze weg (artikel 7 van het Bevt). Voor het spoor dient het groepsrisico volledig verantwoord te worden. Het plangebied ligt namelijk net binnen 200 meter van het spoor en het groepsrisico ligt boven de oriëntatiewaarde (artikel 7 en 8 van het Bevt). Voor het spooremplacement geldt eveneens een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (artikel 13 van het Bevi). De aspecten van de verantwoording van het groepsrisico worden hieronder besproken.

In de huidige situatie is het pand al een kwetsbaar object (volgens de definitie van het Besluit externe veiligheid inrichtingen), omdat er een school gevestigd is. Een kantoorgebouw met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 is ook gedefinieerd als kwetsbaar. Het aantal mensen dat tegelijkertijd in het gebouw aanwezig is zal niet toenemen als (een deel van het) pand wordt gebruikt als kantoor. Ook zal de zelfredzaamheid van mensen in het gebouw over het algemeen goed zijn.

Personendichtheid

Binnen het huidige gebruik van De Nieuwe poort 21, mogen er in totaal 2892 leerlingen op school zitten. Op basis van de 'handreiking verantwoording groepsrisico' van VROM wordt voor het bepalen van de personendichtheid uitgegaan van 1,1 persoon per leerling, wat resulteert in een maximale personendichtheid voor de Nieuwe Poort 21 van 3181 personen. Met dit bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan De Nieuwe Poort 21' wordt het mogelijk om 17.377 m2 (het huidige b.v.o.) te gebruiken als kantoor. Voor kantoor geldt op basis van hiervoor genoemde handreiking 1 werknemer per 30m2 b.v.o. Dit komt voor deze locatie neer op een personendichtheid van 579 personen. De bestemmingswijziging levert daarmee een potentiële verlaging van de personendichtheid in het gebouw op. De personendichtheid zal in ieder geval niet hoger worden.

Maatregelen

Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico moet ook gekeken worden naar het treffen van maatregelen om het groepsrisico te reduceren. Aangezien het plan leidt tot een afname van de personendichtheid en daarmee ook tot een afname van het groepsrisico, wordt daarmee invulling gegeven aan deze verplichting.

Bluswatervoorzieningen 

Bij een incident op de Amsterdamseweg, het spoor en het spooremplacement dient de brandweer snel te kunnen beschikken over voldoende bluswater, zowel primaire alsook secundaire of tertiaire (open water), om een incident adequaat te kunnen bestrijden. De VRU geeft aan dat het plan voldoet aan art. 6.30 van het Bouwbesluit 2012. Dit artikel eist dat op maximaal 40 m van het bouwwerk bluswater onttrokken kan worden met een capaciteit van ten minste 30 m3/h.

Bereikbaarheid

Het is van belang dat de hulpdiensten tijdens een brand, ramp of zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden. Een goede bereikbaarheid is hierbij van essentieel belang. De VRU geeft aan dat de bestaande bereikbaarheid via De nieuwe Poort voldoende is.

Zelfredzaamheid

De zelfredzaamheid van de aanwezigen zal voldoende zijn om zichzelf, eventueel met hulp van anderen, in geval van een ramp in veiligheid te kunnen brengen.

Conclusie

De gemeente Amersfoort acht de externe veiligheidssituatie met betrekking tot De Nieuwe Poort 21 acceptabel om de volgende redenen:

  • Het plan leidt niet tot een toename van het aantal personen en daardoor ook niet tot een toename van het groepsrisico;
  • Ten gevolge van het plan verslechteren de mogelijkheden voor vluchten bij een ongeval niet ten opzichte van de huidige situatie en het plan zorgt niet voor extra aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen;
  • Ten gevolge van het plan verslechteren de mogelijkheden voor rampenbestrijding niet ten opzichte van de huidige situatie.

Externe veiligheid levert daarmee geen belemmeringen op voor het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemmingplan geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.

Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

5.1.2 Waaruit bestaat een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit:

  • De verbeelding.
  • De regels.
  • De toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.

5.1.3 Principe-opzet plangebied

In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:

Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.

Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend. Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.

5.1.4 Procedurebepalingen bij afwijking en wijziging

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.

Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.

Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.

5.2 Chw bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

Op basis van de Crisis en herstelwet is het gehele grondgebied van de gemeente Amersfoort bij de inwerkingtreding op 27 juni 2017 van de 15e tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Bu Chw), aangewezen als 'experimenteergebied'. Op basis hiervan kunnen er regels aan het bestemmingsplan toegevoegd worden die niet alleen betrekking hebben op een goede ruimtelijke ordening, maar ook op een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Een dergelijk bestemmingsplan moet daarmee, vooruitlopend op de Omgevingswet, op basis van artikel 7c in combinatie met artikel 7g van het Bu Chw, worden aangemerkt als een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'. Ter verduidelijking krijgen deze bestemmingsplannen daarom de afkorting Chw mee in de naam van het bestemmingsplan. In dit geval spreken we daarom over 'Chw bestemmingsplan De Nieuwe Poort 21'.

Dit bestemmingsplan voorziet slechts op een functiewijziging, waarbij geen nieuwe bouwmogelijkheden ontstaan en welke geen nadelig effect heeft op de omgeving. Gelet hierop bestaat er geen aanleiding om aanvullende regels op te nemen met het oog op een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.

5.3 Dit bestemmingsplan

In het eerste hoofdstuk van de regels van dit bestemmingsplan zijn de inleidende regels opgenomen. De inleidende regels bevatten de begripsbepalingen en de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.

In hoofdstuk 2 zijn de regels van de verschillende bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels en daarna eventuele wijzigingsbevoegdheden. Hiermee wordt flexibiliteit geboden. In hoofdstuk 3 zijn de regels opgenomen met een algemeen karakter, deze gelden voor het hele plan. Ten slotte bevat hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotregel.

De belangrijkste bestemming die dit plangebied kent is de bestemming 'Gemengd'. Hieronder volgt een uitleg van deze bestemming.

5.3.1 Regels
5.3.1.1 Gemengd

Het betreft een afzonderlijke bestemming die verschillende functies toestaat. In dit geval zijn op basis van deze bestemming onderwijs- en opvangvoorzieningen, sociale culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voozieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening toegestaan. Daarnaast is op basis van deze gemengde bestemming voor maximaal 17.377 m2 bvo aan kantoren toegestaan. Tevens zijn de bij bovengenoemde functies horende voorzieningen toegestaan.

Binnen de bestemming gemengd is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen ten behoeve van een maatschappelijke functie, waarbij de wijziging geen onevenredig nadelige gevolgen voor de omgeving heeft in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast en mits wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke parkeernota zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

5.3.1.2 Waarde - archeologie (dubbelbestemming)

Het voorliggende plangebied is een gebied met een middelhoge archeologische verwachting binnen de bebouwde kom. In de regels en op de verbeelding is hiervoor de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie categorie 2" opgenomen. Dit betekent dat het perceel, behalve voor de andere voorkomende bestemming(en), mede bestemd is voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

Bouwen en/of het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), is in principe alleen toegestaan - al dan niet onder bepaalde voorwaarden - wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden in voldoende mate zijn vastgesteld.

5.3.1.3 Geluidzone - industrie (gebiedsaanduiding)

Binnen de wettelijke geluidszones mogen geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder worden gerealiseerd. Hier kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken, mits voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop, bijvoorbeeld door middel van een bestemmingsplan, een aangewezen bouwplan is voorgenomen. Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. In die gevallen dat de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. Wanneer de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst. Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.

Dit bestemmingsplan ziet niet op nieuwe ontwikkelingen of nieuwe bouwmogelijkheden. Er is daarom geen noodzaak om een exploitatieplan vast te stellen of een anterieure overeenkomst te sluiten.

Met dit bestemmingsplan wordt de functie van het perceel De Nieuwe Poort 21 verruimd, door voor een beperkt aantal vierkante meters kantoor mogelijk te maken. Met deze bestemmingsplanwijziging wordt tegemoet gekomen aan de wens van de Hogeschool Utrecht, welke momenteel gevestigd is aan De Nieuwe Poort 21. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' is de kantoorbestemming voor dit perceel komen te vervallen. Naar aanleiding hiervan is de Hogeschool Utrecht een planschadeprocedure gestart. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente gehouden is de Hogeschool Utrecht een bedrag aan planschade te vergoeden, naar aanleiding van bovengenoemde bestemmingsplanwijziging. Met voorliggend bestemmingsplan wordt de kantoorfunctie weer aan dit perceel toegevoegd. Gelet op bovenstaande zal daarom geen sprake zijn van directe planschade.

Hiermee kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar is.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Inspraak

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Tussen gemeente en verschillende instanties moet, waar nodig, overleg over het plan worden gevoerd. Daarna wordt een ontwerpplan ter visie gelegd. Iedereen heeft dan de gelegenheid om hun visie omtrent het plan te geven.

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat inspraak te verlenen, bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening.

De notitie “Rol van de raad in RO-procedures” beschrijft de rol van de gemeenteraad van Amersfoort bij de totstandkoming van bestemmingsplannen. In deze notitie zijn drie modellen van behandeling omschreven. Per model is ook beschreven op welke wijze inspraak plaatsvindt.

Het presidium heeft bij de totstandkoming van 'Chw bestemmingsplan De Nieuwe Poort 21' ingestemd met het volgen van de procedure van model 1 uit voornoemde notitie. Dit betekent dat voorafgaand aan de start van de wettelijke bestemmingsplanprocedure geen inspraak plaatsvindt. Hier is in dit geval voor gekozen omdat met dit bestemmingsplan tegemoet wordt gekomen aan de wens van de gebruiker van het perceel. Bovendien voorziet dit bestemmingsplan slechts in een functiewijziging, waarbij geen nieuwe bouwmogelijkheden ontstaan en welke geen nadelig effect heeft op de omgeving.

6.3.2 Wettelijk (voor)overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In dit geval heeft wettelijk vooroverleg plaatsgevonden met de Provincie Utrecht, de Veiligheidsregio Utrecht en de Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA). Op 19 oktober 2021 hebben de Provincie Utrecht en de Veiligheidsregio Utrecht het conceptontwerpbestemmingsplan ontvangen en op 26 oktober SGLA, met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1 Wro te reageren op het plan.

6.3.2.1 Reactie Veiligheidsregio Utrecht

Naar aanleiding van het verzoek om te reageren op het concept-ontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, heeft de Veiligheidsregio Utrecht een reactie gegeven.

De kern van de reactie van de Veiligheidsregio Utrecht luidt als volgt:

Het plangebied ligt binnen de invloedsfeer van het spoor, het spooremplacement en de aangewezen routes voor gevaarlijke stoffen in Amersfoort (Amsterdamseweg). Gelet hierop dient het groepsrisico (beperkt) verantwoord te worden. Daarnaast is in het advies een deel van deze verantwoording opgenomen, met betrekking tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp alsmede de mogelijkheden tot zelfredzaamheid in het plangebied.

Voor de volledige reactie van de Veiligheidsregio Utrecht verwijzen wij naar bijlage1 van de toelichting op dit bestemmingsplan.

Naar aanleiding van bovenstaande reactie hebben wij hoofdstuk 4.3 gewijzigd en een nadere onderbouwing van het groepsrisico opgenomen.

6.3.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 3 februari 2022 tot en met woensdag 16 maart 2022 ter inzage gelegen, waarbij een ieder de mogelijkheid had een zienswijze over het plan kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Van deze gelegenheid is door de Veiligheidsregio Utrecht gebruik gemaakt.

Zienswijze Veiligheidsregio Utrecht

In de zienswijze van de Veiligheidsregio Utrecht werd opgemerkt dat bij een volledige verantwoording van het groepsrisico ook gekeken dient te worden naar het treffen van maatregelen om het groepsrisico te reduceren. Zie artikel 13 sub d van het Bevi. Aangezien het plan leidt tot een afname van de personendichtheid en daarmee ook tot een afname van het groepsrisico, kan daarmee invulling worden gegeven aan deze verplichting.

Reactie op zienwijze

Naar aanleiding van de zienswijze is paragraaf 4.3 van de toelichting van het bestemmingsplan aangevuld met de volgende alinea:

Maatregelen

Ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico moet ook gekeken worden naar het treffen van maatregelen om het groepsrisico te reduceren. Aangezien het plan leidt tot een afname van de personendichtheid en daarmee ook tot een afname van het groepsrisico, wordt daarmee invulling gegeven aan deze verplichting.

6.3.4 Vaststelling bestemmingsplan


Het bestemmingsplan is ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 19 april 2022 heeft de gemeenteraad van Amersfoort bij besluitnummer 1620423 het bestemmingsplan “Chw bestemmingsplan De Nieuwe Poort 21” gewijzigd vastgesteld.