Plan: | De Nieuwe Stad |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00171-0202 |
Schipper Bosch kocht in 2013 de oude Prodentfabriek en behoedde daarmee deze bijzondere plek voor verval. Het gebied is met de herontwikkelde Zeepfabriek Rhom & Haas, Hogeschool Utrecht en Zandfoort aan de Eem omgedoopt tot De Nieuwe Stad.
De fabrieksgebouwen kregen een nieuwe functie, met behoud van de bestaande kwaliteiten. De Nieuwe Stad kent nu een mix van functies met diverse plekken voor ontmoeting, plekken om te werken, te vergaderen en met volop ruimte voor onderwijs, evenementen en recreatie. Maar de wens om meer te doen met het gebied was aanwezig. Voor het gebied zijn plannen gemaakt voor herontwikkeling. Er werden verplaatsbare paviljoens geplaatst, het Oliemolenhof werd aangelegd en er werd veel met omwonenden en stakeholders geparticipeerd.
Dit alles heeft geleid tot het voorliggende 'chw bestemmingsplan De Nieuwe Stad'.
Het plangebied De Nieuwe Stad ligt net buiten de binnenstad van Amersfoort (zie onderstaande afbeelding). De locatie wordt begrensd door de Brabantsestraat aan de westzijde, de Eem aan de noordzijde, de Amsterdamseweg aan de zuidzijde en de Eemlaan aan de oostzijde.
Ligging plangebied De Nieuwe Stad
De Nieuwe Stad is één van de vijf gebieden die samen Langs Eem en Spoor vormen. De Nieuwe Stad wordt samen met de Wagenwerkplaats, Trapezium, Eemplein en Kop van Isselt een nieuwe unieke woon-werk-recreatielocatie rondom het Soesterkwartier.
De gebieden in Langs Eem en Spoor
Sinds 2013 ontwikkelt De Nieuwe Stad zich organisch tot de ‘place to be’ die het vandaag is.
Op 28 april 2015 is het Ambitiedocument 1.0 voor De Nieuwe Stad vastgesteld door de gemeenteraad. Bij het voorleggen van plannen op basis van dit ambitiedocument ontstonden zowel bij omwonenden als in de gemeenteraad zorgen over de plek van hoogteaccenten in het gebied. Daarop is een Actualisatie van de kaders van het Ambitiedocument 1.0 gemaakt. Dat is op 18 januari 2018 besproken met belanghebbenden uit de omgeving.
Op 6 maart 2018 is de Actualisatie van het Ambitiedocument 2.0 vastgesteld door de gemeenteraad.
In 2019 is besloten om één integraal plan voor De Nieuwe Stad te maken en daarin alle functies zoals het woon- en werkprogramma, de ontsluiting en parkeren goed op elkaar af te stemmen en op te lossen. De twee vastgestelde Ambitiedocumenten die ook uitgebreid met de omwonenden en stakeholders zijn besproken vormen hiervoor het uitgangspunt.
Daarna is er gewerkt aan de Kaderstellende Notitie conform de participatiegids. De Kaderstellende notitie is op 25 januari 2022 door de raad vastgesteld met één aangenomen amendement “Opties open houden bij aansluiting De Nieuwe Stad” (2022-012A).
De kaderstellende notitie is vervolgens uitgewerkt in een uitwerkingsvoorstel/ stedenbouwkundig plan. Dit is op 4 oktober 2022 vastgesteld door de raad.
Dit uitwerkingsvoorstel/stedenbouwkundig plan wordt nu verankerd in een bestemmingsplan. Op basis van het bestemmingsplan kunnen vervolgens omgevingsvergunningen worden verleend voor de bouw en inrichting van het gebied.
Binnen het plangebied gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan Oliemolenkwartier
In het bestemmingsplan 'Oliemolenkwartier' heeft een deel van de gronden de bestemming 'Bedrijventerrein (de paarse kleur op onderstaande afbeelding) waar een maximale bouwhoogte geldt van 15 meter. Twee plekken hebben de bestemming 'Wonen' (de gele kleur op onderstaande afbeelding) waar een maximale bouwhoogte geldt van respectievelijk 9 en 15 meter. En één plek heeft de bestemming 'Horeca' (rode kleur op onderstaande afbeelding) waar een maximale bouwhoogte geldt van 7 meter.
Verbeelding van bestemmingsplan Oliemolenkwartier
Bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen
In het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' heeft een deel van de gronden de bestemming 'Bedrijventerrein-1' (paarse kleur op onderstaande afbeelding). Hier zijn bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.2 toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15 meter en een maximaal bebouwingspercentage van 80%. In de zuidwesthoek heeft een deel van de gronden de bestemming Kantoor (roze kleur op onderstaande afbeelding) met een maximale bouwhoogte 30 meter.
Het plangebied in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen
Veegplan B'
Met bestemmingsplan 'Veegplan B' is de regeling voor archeologie geactualiseerd. De ene helft van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' de andere helft 'Waarde - archeologie 3'. Met deze dubbelbestemmingen zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
'Chw bestemmingsplan Parapluherziening Staat van Bedrijfsactiviteiten-energie
installaties met houtige biomassa en/of fossiele brandstoffen'
Met het 'Chw bestemmingsplan Parapluherziening Staat van Bedrijfsactiviteiten-energie installaties met houtige biomassa en/of fossiele brandstoffen' kunnen nieuwe
installaties voor energieopwekking met fossiele brandstoffen en houtige biomassa
worden geweerd. Deze passen niet in de CO2-neutrale warmtevoorziening die de
gemeente voorstaat.
Deze parapluherziening wijzigt de Staat van Bedrijfsactiviteiten van de
bestemmingsplannen die installaties voor energieopwekking met fossiele brandstoffen en houtige biomassa mogelijk maakten. Dit zijn de bestemmingsplannen
'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' en 'Entreegebied de Wieken Zuid'. Binnen het plangebied bevindt zich een biomassacentrale. Omdat dit een bestaande voorziening is kan deze in stand worden gehouden.
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan Eemfront. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid beschreven. De omgevingsaspecten worden in hoofdstuk 4 uiteengezet. In hoofdstuk 5 volgt een uitleg over de Crisis- en herstelwet en wat deze wet voor dit bestemmingsplan betekent. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6. Tot slot behandelt hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Het gebied De Nieuwe Stad vindt haar oorsprong in 1832 als buitenplaats buiten de vestingstad Amersfoort. Het voormalig 'Oliemolenkwartier' ontleende haar naam aan een Oliemolen die daar van 1765 tot 1940 heeft gestaan. Daarna heeft het lang dienst gedaan als industriegebied vanwege de nabijheid van de Eem. Met het sluiten van de Erdal-Prodentfabriek in 2011 is aan dat tijdperk een einde gekomen.
Daarmee is ook een einde gekomen aan een behoorlijk gesloten gebied en wordt het gebied langzaam omarmd als integraal onderdeel van het stadshart.
Waardevolle gebouwen
Het plangebied 'de nieuwe stad' bevat twee gemeentelijk monumentale fabriekscomplexen welke bestaan uit verschillende onderdelen;
De voormalige Erdal-Prodentfabriek:
Rohm & Haas
Erdal-Prodentfabriek
Het complex is in hoge mate van belang voor de (industriële) geschiedenis van Amersfoort in het algemeen en voor het Eemkwartier in het bijzonder. De fabriek is kenmerkend voor de architectuur uit de jaren dertig in het algemeen, en dat van de Amsterdamse architect F.A. Warners (1888-1952) in het bijzonder. Het is markant gelegen aan de rivier de Eem, op de hoek van de Brabantsestraat en de Kleine Koppel. De opengewerkte (water)toren en de fabrieksschoorsteen zijn belangrijke blikvangers van het complex en speelden een rol in het stedelijk silhouet.
Het oorspronkelijke complex vertoont een grote samenhang met de latere door Warners toegevoegde delen en de uitbreidingen en verbouwingen die door de architect Wiegher Kramer in de jaren vijftig zijn ontworpen. De verschillende loodsen en hallen op het terrein vormen tezamen met de andere onderdelen een zogenaamde fabrieksstraat. Het exterieur van de verschillende gebouwonderdelen verkeert nagenoeg geheel in oorspronkelijke staat. Het complex bezit een grote gaafheid en is goed als zodanig herkenbaar. Het is hiermee het meest gaaf bewaarde vooroorlogse fabriekscomplex van Amersfoort.
De voormalige Erdalfabriek was voor de tijd waarin het gebouwd werd uiterst modem. Er werd gebruik gemaakt van moderne technieken, zoals een lopende band. Het complex is in enige mate van belang voor de industriële ontwikkelingsgeschiedenis van Nederland. Daarnaast is het in hoge mate van belang voor de (industriële) geschiedenis van Amersfoort in het algemeen en voor het Eemkwartier in het bijzonder.
De voormalige Erdalfabriek is kenmerkend voor de architectuur uit de jaren dertig. Het is een zakelijk vormgegeven fabrieksgebouw met gebruikmaking van traditionele en moderne bouwmaterialen, zoals baksteen, ijzer en beton. De horizontale gebouwdelen van het oorspronkelijke complex worden gecombineerd met verticale elementen, zoals de (water)toren en de fabrieksschoorsteen, waardoor een evenwichtige, architectonische compositie ontstaat. De afwisseling van platte daken en zadeldaken draagt hieraan bij.
De voormalige Erdalfabriek maakt deel uit van een weliswaar aangetast, maar nog steeds herkenbaar industriegebied. Het is markant gelegen aan de rivier de Eem, op de hoek van de Brabantsestraat en de Kleine Koppel. De opengewerkte (water)toren en de fabrieksschoorsteen zijn belangrijke blikvangers/oriëntatiepunten van het complex. Het complex bestaat uit verschillende onderdelen die bijna allemaal door dezelfde architect zijn vormgeven in een relatief kort tijdsbestek. Het oorspronkelijke complex bestaat uit een kantoorgebouw, een productiegebouw, een laboratorium, een ketelhuis met fabrieksschoorsteen, een conciërgewoning, een garage en een ommuring met toegangshek. Later werd door dezelfde ontwerper in vergelijkbare stijl bouwdelen toegevoegd, waaronder het researchlaboratorium. De uitbreidingen en verbouwingen die in de jaren vijftig door architect Wiegher Kramer zijn ontworpen, sluiten op passende wijze aan bij het oorspronkelijke complex door de vergelijkbare stijl en materiaalkeuze.
Erdalfabriek
Rohm & Haas
Het fabriekscomplex Rohm & Haas is als één van de weinig compleet overgebleven representanten van de industriële ontwikkelingsgeschiedenis voor Amersfoort van grote cultuurhistorische betekenis. Gave fabrieksschoorstenen in een stedelijke setting zijn zeldzame verschijningen geworden. De schoorsteen bij Rohm & Haas is van een eenvoudig type dat veel voorkwam en is als zodanig beeldbepalend geworden voor de industrie. Meer dan welk ander gebouwtype dan ook, kan de schoorsteen bijdragen aan het verhaal van de industriële betekenis van een locatie, zoals hier aan de Eem. De nabij gelegen schoorsteen van het fabriekscomplex van Erdal-Prodent levert een ensemblewerking op en versterkt hun beider betekenis. Die betekenis en gaafheid vormen aanleiding om het behoud van de schoorsteen na te streven.
Ook de herkenbaarheid van verschillende bouwfasen in dit complex is bijzonder. De afleesbaarheid van de ontwikkelingsgeschiedenis is kenmerkend voor het industriële erfgoed. Bij het Rohm & Haas-complex is vooral het gevelbeeld aan de Eem van cultuurhistorische waarde. Daarbij is de schoorsteen uit 1927 van grote stedenbouwkundige betekenis, terwijl de twee droogloodsen uit 1931 architectonische waarde bezitten. Beide panden zijn nog in oorspronkelijke vorm herkenbaar. Voor het gehele complex geldt overigens dat de plaats, die dit complex in de ontwikkelingsgeschiedenis van Amersfoort inneemt, van grotere betekenis moet worden geacht dat de architectonische waarde.
Sassianen
Ook lag een deel van de volkswijk Het Sasje binnen het plangebied. Het Sasje was de eerste woonwijk buiten de binnenstad en lag voor het grootste deel ter plaaste van het huidige Eemplein. De volkswijk verdween in 1960 en op deze plek verschijnen later het Eemhuis en Zandfoort aan de Eem. Op het deel van Het Sasje dat binnen het plangebied van De Nieuwe Stad ligt, bevindt zich nu nog een ontmoetingsplek voor Sassianen. Deze plek wordt bij de herontwikkeling van De Nieuwe Stad in stand gehouden.
De Nieuwe Stad is een dynamisch, stedelijk gebied. Zoals ook in de binnenstad gewoond, gewerkt en gerecreëerd wordt, treft men deze menging van functies ook in De Nieuwe Stad aan. Daarbij worden de diverse functies niet alleen op gebiedsniveau gemengd, maar vindt er ook een functiemenging binnen de verschillende kamers plaats. De plinten krijgen zoveel mogelijk publiek programma en bedrijvigheid. Dit draagt bij aan een gezellig en levendig straatbeeld. In de rest van het gebouw is ruimte voor verschillende vormen en gradaties van woonwerkcombinaties en voor long- en short-stay accomodaties.
Het doel is om van De Nieuwe Stad een stedelijk gebied met 18-uurs dynamiek te maken, met een dag- en nachtprogramma op Amersfoortse schaal. De (omgeving van de) Oliemolenhof is het zwaartepunt, hier is de dynamiek van activiteiten en de diversiteit van functies het grootst. De Oliemolenhof is eveneens bij uitstek geschikt voor manifestaties en evenementen in de open lucht.
In De Nieuwe Stad worden de bestaande gebouwen nu al heel divers gebruikt. Onderwijs, ambachten, kenniswerkers, horeca, evenementenhal en een Poppodium zijn voorbeelden van dit gebruik. Deze gebruikers en de diversiteit onderling kenmerkt De Nieuwe Stad. Samenvattend bevindt zich ruim 21.000m2 programma in De Nieuwe Stad. Max 50% van dit programma mag nu worden gebruikt als kantoor. In de functiemix moet een substantieel aandeel m2 worden behouden als betaalbare ruimte voor reguliere bedrijven, ambachten en kunsten.
Passende werkmilieus
Kenmerkend voor De Nieuwe Stad is een mix van functies: ambachten in de ateliers, kenniswerkers in een hoogwaardig kantoor, een poppodium, horeca, onderwijs en bijzondere detailhandel. Deze diversiteit aan werksferen en verblijfskwaliteiten geven het gebied karakter en maken het de aantrekkelijke microstad die zich aanpast op de ontwikkelingen in de stad.
Flexibiliteit is de essentiële basis: de ruimte waar voorheen een ambacht zat kan worden getransformeerd tot kantoor en andersom. Hierin moet altijd rekening worden gehouden met bestaande en geplande woningen en onderwijs om extra overlast te voorkomen.
De woningbehoefte in Amersfoort is en blijft groot. Om die op te lossen bouwen we zo’n 1.000 woningen per jaar. We gaan in de stad op diverse plekken inbreiden, onder andere in Langs Eem en Spoor.
Langs Eem en Spoor
Langs Eem en Spoor bestaat uit vijf gebieden die de herontwikkeling en inbreiding aan de westzijde van de binnenstad tussen het spoor en de Eem omvat. Het gaat om de gebieden; Kop van Isselt, De Nieuwe Stad, Eemplein, Trapezium en de Wagenwerkplaats. Naast deze vijf gebieden is ook het Soesterkwartier hier nadrukkelijk onderdeel van. Het Soetserkwartier is een uniek gebied met een rijk verleden, maar ook een gebied met braakliggende terreinen, versleten bedrijfsbebouwing en hinderlijke barrières. Het Soesterkwartier en de groengordel liggen midden tussen deze gebieden en vormen een kloppend hart met goede verbindingen naar scholen, winkels en andere voorzieningen. De ontwikkelingen en herstructurering rondom deze verouderde woonwijk, biedt kansen op versterking van de maatschappelijk functies.
Gebieden Langs Eem en Spoor
De Nieuwe Stad ligt tussen de gebieden Kop van Isselt en Eemplein in. Het Eemplein is bijna voltooid. Voor de Kop van Isselt is op 22 februari 2022 het ontwikkelkader vastgesteld door de raad en momenteel wordt gewerkt aan een uitwerkingsvoorstel/stedenbouwkundig plan. Het wordt een hoogstedelijke stadswijk, met ruimte voor werkplekken en verschillende maatschappelijke en culturele voorzieningen.
In Langs Eem en Spoor komen ruim 5.000 nieuwe woningen van uiteenlopende grootte, doelgroepen en prijsklasse. Ook zorgen we voor diverse soorten werkruimtes, ateliers, werkplaatsen, en kantoorruimten. We geven veel aandacht aan de openbare ruimte waar de ecologie wordt versterkt, en waar je elkaar kunt ontmoeten in parken, op pleinen en aan het water. Een toekomstbestendige (duurzame en klimaatadaptieve) inrichting is hierbij het uitgangspunt.
Mobiliteit is een opgave. De Nieuwe Poort is een spil in de verkeersafwikkeling voor een groot deel van de gebieden. Maatregelen zijn nodig om de bereikbaarheid te verbeteren en dat vraagt om aanpassingen. In De Nieuwe Stad staan de fietsers en voetganger op 1. De auto is slechts te gast aanwezig op de achtergrond. Privé autobezit wordt afwaardeerd wat mogelijk is door het aanbieden van alternatieven (deelmobiliteit).
De ontwikkeling van de gebieden doen we stap voor stap. We werken door aan de Nieuwe Stad en de Wagenwerkplaats. Die zijn nog niet af. Blok 5 aan het Eemple
in vormt de afronding van de bebouwing langs de Eem. En we beginnen aan het ‘Trapezium’: daar komt het nieuwe stadhuis: ‘Huis voor de Stad’. De eerste ontwikkelingen op ‘Kop van Isselt’ starten ongeveer een jaar later. Zo is Amersfoort in 2030 klaar voor een mooie toekomst. Met weer een uniek gebied in de stad.
Voor de ontwikkeling van Langs Eem en Spoor zijn vijf thema’s benoemd die in elk deelgebied de leidraad voor de ontwikkeling zijn:
De Nieuwe Stad bevindt zich in het Oliemolenkwartier. Het Oliemolenkwartier is van oudsher een duidelijk omkaderd gebied, dat ooit buiten de stadsmuren dienst deed als buitenplaats en vervolgens als industriegebied. Door de expansie van de stad is het nu opgenomen in het stedelijk weefsel van de stad. Desalniettemin heeft het een sterk eigen karakter, maar weet het zich steeds beter te verbinden aan de rest van Amersfoort. De hekken en buitenmuren zijn veelal verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor duidelijke entrees. Het Poorthuis tussen de Oliemolenhof en de Prodentfabriek is daarvan een prachtig voorbeeld. Ook is het centrale parkeerterrein omgetoverd tot de Oliemolenhof, die werkt als centrale ontmoetingsplek. Hiermee worden nieuwe verbindingen mogelijk gemaakt en onstaat er een dubbele voorkant in het gebied. Dit is goed te zien aan de entrees van de Paviljoens en het Lokaal. Tenslotte zullen ook de routes verder worden versterkt, zoals van het Eemplein naar de Oliemolenhof, zodat het gebied nog beter verbonden wordt met de rest van de stad.
Het industiële karakter van De Nieuwe Stad is één van de belangrijkste identiteitsdragers van het gebied. De voormalige Prodentfabriek als gemeentelijk monunument is daarin het meest tastbare en herkenbare onderdeel. Het industriële karakter is te herkennen aan een aantal thema’s.
Ten eerste aan de diversiteit in morfologie van de bebouwing. Vanuit de historie van De Nieuwe Stad is een samenstelling van gebouwen gegroeid die elk zijn eigen korrel, logica en identiteit kent.
Als tweede is het industriële karakter te vinden in de functionele benadering van de bebouwing. Het erfgoed op De Nieuwe Stad is uitgevoerd in een moderne jaren dertig
architectuurstijl. De bouwkunst is hier ondergeschikt aan de functie en heeft geen architectonische ornamentiek.
Ten derde straalt het industriële karakter uit het materiaal van de fabriekspanden, dat functioneel, robuust en plastisch is; muren van baksteen en beton aangevuld met uitwendige structuren zoals dakgoten, straatlantaarns en entrees in primaire kleuren.
Als laatste is het tonen van functionele en constructieve structuren een onderdeel van de industriële poëzie.
De ambitie is deze industriële poëzie te behouden en belangrijke kenmerken te verwerken tot kwaliteiten die nieuwe ontwikkelingen in zich moeten dragen.
Onderstaande teksten en afbeeldingen zijn grotendeels overgenomen uit het uitwerkingsvoorstel/stedenbouwkundig plan voor De Nieuwe Stad.
De Nieuwe Stad kent 5 pijlers die de richting en koers bepalen voor nieuwe initiatieven waarmee de ambitie van een innovatieve microstad kan worden bereikt.
Raamwerk van openbare ruimte en stedelijke kamers
Het raamwerk van de openbare ruimte beschouwt alle verbindingen als onderdeel van het stedelijk weefsel en maakt onderlinge verbindingen mogelijk. Daar waar nodig worden extra doorbraken geforceerd of profielen aangepast om het geheel leesbaar te maken. De hoofdstructuur zoekt aansluiting bij de belangrijkste verbindingen en plekken in de omgeving en inspireert tot nieuwe structuren (Kop van Isselt).
De kamers van De Nieuwe Stad vormen een krachtige structuur. Het zijn de ontwikkelvelden die zowel tijdelijke als permanente ontwikkelingen faciliteren. De publieke structuur wordt deels eerst aangelegd, waardoor met de geleidelijke
ontwikkeling van de kamers, De Nieuwe Stad steeds meer vorm krijgt. Groenstructuren en klimaatadaptieve maatregelen worden vanaf het begin mee ontworpen en zijn integraal verweven in het plan. Met de realisatie van de Oliemolenhof is de eerste fase inmiddels afgerond.
Op bovenstaande afbeelding zijn de witte vlakken de kamers met bebouwing en de daar tussen liggende rode ruimte is de openbare ruimte. De gearceerde vlakken horen bij de kamers maar worden niet bebouwd.
De ruimtelijke drager van De Nieuwe Stad volgt grotendeels de bestaande morfologie van het gebied. Zij bestond al uit straten, stegen, passages en hoven, en wordt met de ontwikkeling verder uitgebreid. Dwars door de oude Prodentfabriek is een passage gemaakt en de kade langs de Eem, heeft recent een nieuwe inrichting gekregen. Ingrepen die de structuur, doorwaadbaarheid en kwaliteit van de openbare ruimte ten
goede komen.
In balans met de stroomruimtes van De Nieuwe Stad worden (groene) verblijfsplekken ontworpen. Centraal in De Nieuwe Stad wordt de Oliemolenhof al goed gebruikt en richting de Eemlaan krijgt de Sassianenhof een groene inrichting. Aanvullend hierop wordt een reeks nieuwe pocketparks en hoven ontworpen.
Verkeersstructuur
De Nieuwe Stad is autoluw en overal toegankelijk voor fietsers en voetgangers. Uitzondering daarop zijn drie verkeersroutes. Over deze straten is autoverkeer toegestaan. Echter, omdat nagenoeg alle bewoners en bezoekers in het parkeerhuis parkeren, zullen de straten van en naar de Oliemolenhof slechts incidentieel worden gebruikt. De verkeersafwikkeling van het parkeerhuis takt aan op de Brabantsestraat. Hierdoor wordt de verkeersdruk op de Eemlaan en De Nieuwe Poort, waar verkeersafwikkeling al groot is, niet extra belast.
De verkeersstructuur van De Nieuwe Stad gaat uit van een zo autoluw mogelijk gebied. De verkeerslus over het plein is slechts voor incidenteel logistiek verkeer.
Ruimtelijke opbouw van stedelijke massa
Met de nieuw te realiseren bouwvolumes wordt op een logische manier aansluiting gezocht op de omliggende stad. Kijkend naar de stedelijke context zien we een duidelijk verschil tussen het noordelijke deel langs de Eem en het zuidelijke deel langs de Amsterdamseweg. Richting de Eem wordt aangesloten op het profiel van de Kleine Koppel en de hoogte van de bestaande bebouwing aan de Eem. Bouwmassa volgt hier de gemiddelde hoogte van 15 meter waarbij drie hoogteaccenten tot 30m de uitzondering vormen.
Richting de Amsterdamseweg wordt het profiel hoger, waarmee het aansluit op de stedelijke context aan de zuidkant. Zo ontstaat een reeks in hoogte oplopende stedenbouwkundige structuren vanaf de Eem en Brabantsestraat, tot aan de Eemlaan en Amsterdamseweg. Met dit zogenoemde ‘tribune-model’ ligt De Nieuwe Stad ingebed in de omliggende stedelijke morfologie.
Inbedding De Nieuwe Stad in de omgeving
Op de verbeelding zijn de maximale bouwgrenzen van de mogelijke bebouwing opgenomen. Binnen die grenzen kan de bebouwing worden ontworpen. Maar dit betekent niet dat de gebouwen ook daadwerkelijk op die uiterste bouwgrenzen worden gebouwd. Bij de ontwerpen van de verschillende nieuwe gebouwen zal rekening worden gehouden met de bestaande bebouwing.
Met de ligging op steenworp afstand van station Amersfoort Centraal en van de binnenstad, zet De Nieuwe Stad in op een slimme mobiliteitsstrategie. Hiermee wordt ruimte geboden aan een hoogwaardig en autoluw plangebied, waar bedrijven goed
bereikbaar blijven.
De hoogstedelijke dichtheid van De Nieuwe Stad en bijbehorende capaciteitsvraag vergt een integrale en toekomstbestendige mobiliteitsstrategie. De klimaatbelasting en ruimtebelasting van een traditioneel autosysteem waarbij iedere woning en ieder bedrijf eigen parkeerplaatsen heeft, sluit niet aan bij de 18-uurs dynamiek van een stadswijk en de elkaar snel opvolgende ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit. In De Nieuwe Stad staan voetgangers en fietsers centraal. Daarbij worden nieuwe mobiliteitsinitiatieven zoals Mobility as a Service (Maas) geïmplementeerd, waarbij gebruik van middelen de kern is, in plaats van bezit.
Verkeersstromen
De Nieuwe Stad is autoluw en overal toegankelijk voor fietsers en voetgangers. De straten waarover de twee verkeersroutes gaan vormen daar de uitzondering op. Over deze straten zal vooral incidentieel verkeer bewegen en voornamelijk logistiek verkeer voor de bedrijven. Bezoekers en gebruikers zullen met hun auto aan de rand van De Nieuwe Stad de parkeergarage (ook wel het parkeerhuis genoemd) inrijden waardoor de openbare ruimte wordt ontzien. Dit parkeerhuis wordt 100% ontsloten door de Brabantsestraat. Om vervolgens de openbare ruimte niet te laten vollopen met bestelbusjes van pakketbezorgers, wordt gewerkt aan een centraal punt om pakketten te verzamelen. Wanneer dit in een hub onder Kamer 8, of aan de mogelijk toekomstig verlegde Brabantsestraat wordt gerealiseerd, ontstaat daar een nieuwe ontmoetingsplaats. Door hierin ook de ontwikkeling van Kop van Isselt te betrekken wordt het volume pakketten groot genoeg voor een dergelijke hub.
Éénrichtingverkeer voor gemotoriseerd verkeer is het uitgangspunt in De Nieuwe Stad. Gevolg hiervan is dat rijbanen in het gebied kleiner zijn en dat er geen onveilige situaties met achteruitrijdend verkeer ontstaan. Voor vrachtverkeer is een west-oost-route voorzien, onder kamer 8 is ruimte om te keren. Tevens komt er ook een keerlus op de Eemlaan zodat logistiek verkeer wat het Eemplein bevoorraadt straks niet meer door De Nieuwe Stad hoeft te rijden.
![]() |
Auto en fietsverkeer shared houdt in dat auto's en fietsers te gast zijn in het voetgangersgebied |
Auto- en fietsparkeren
De openbare ruimte is het domein van voetgangers en fietsers. Parkeren van auto’s en fietsen vindt plaats in een gebouwde voorziening en niet op straat, behoudens enkele doelgroepen zoals gehandicaptenparkeren of het opladen van elektrische auto’s van bezoekers op het laadplein. Hierdoor wordt de ruimtedruk in de openbare ruimte tot een minimum beperkt. Er wordt ingezet op kwalitatief hoogwaardige deelmobiliteit door dit onder te brengen in een MaaS (Mobility as a Service) concept. MaaS is een deelmobiliteitsconcept waarbij vervoer op maat wordt aangeboden. Hierbij gaat het niet om het bezit van een voertuig, maar over een (keten-)verplaatsing van deur tot deur die het beste past bij de mobiliteitsbehoefte die men op dat moment heeft.
In het fietsbeleid ‘Amersfoort Fietst’, dat de Raad op 10 mei 2016 heeft vastgesteld, is besloten de voorzieningen voor de fietser integraal in de planontwikkeling mee te nemen. Bewoners van de woningen zullen hun fietsen op een eenvoudige manier inpandig kunnen stallen. Door de fietsenstallingen aan de entrees van de woongebouwen te koppelen ontstaan nieuwe mogelijkheden voor sociale interactie. Op gebouwniveau wordt de mogelijkheid onderzocht voor bewoners om deelfietsen te gebruiken.
Bezoekers parkeren hun fiets in de openbare ruimte. Daar waar nodig zullen in De Nieuwe Stad fietsparkeerplekken in de openbare ruimte worden gerealiseerd. De hoeveelheid fietsparkeerplekken in een gebouw en in de openbare ruimte hangt af van het aantal woningen, het soort woningen, de totale omvang van programma anders dan wonen en de hoeveelheid horeca.
In het gebied wordt een centraal parkeerhuis gebouwd in kamer 8. Bezoekers en bewoners kunnen hier parkeren. Voor het parkeervraagstuk wordt met flexibiliteit
gerekend. Wanneer de parkeervraag verder afneemt kan het parkeerhuis, door zijn schaalbaarheid, adaptief omgaan met de vraag in de komende jaren.
Structuur van parkeergarages, laadplekken, fietsenstallingen en fietsparkeren in de openbare ruimte (de exacte locaties moeten nog worden bepaald door de architecten)
Hulpdiensten en logistiek verkeer
Om bestaande bedrijvigheid, Poppodium FLUOR en afvalinzameling te faciliteren blijft De Nieuwe Stad op afgebakende routes bereikbaar voor vrachtverkeer. Doordat autoverkeer vanaf de randen van het gebied in de parkeergarage duikt, zullen deze routes slechts incidentieel worden gebruikt.
Hulpdiensten hebben meer mogelijkheden, waardoor alle zijden van de kamers bereikbaar zijn. Vrachtverkeer met bestemming Eemplein blijft laden en lossen op de aangewezen plek in de huidige situatie op de Eemlaan. Op de Eemlaan zullen zij vervolgens keren waardoor de vrachtwagens niet door De Nieuwe Stad hoeven te rijden. De bestaande locaties die momenteel worden bevoorraad via de Kleine Koppel kunnen ook in de nieuwe situatie via de Kleine Koppel bevoorraad worden.
Ambitie is het afleveren van pakketten te concentreren in een HUB. Hiervoor worden locaties onderzocht in kamer 8 en naast de mogelijk toekomstig verlegde Brabantsestraat. Het plein biedt als back-up de ruimte aan bezorgers. Afvalinzameling voor de woningen loopt via de vuilafvoerdienst van gemeente Amersfoort; ROVA. Waar bedrijfsafval centraal wordt verzameld in kamer 8, wordt het huiselijk afval verzameld in ondergrondse containers. De circa 19 containers worden verspreid over de randen van het gebied waardoor de druk op de openbare ruimte afneemt.
Routes en opstelplekken logistiek verkeer
Deelmobiliteit en MaaS
De Nieuwe Stad leent zich perfect voor het reduceren van autogebruik. Het kent een hoge mate van functiemenging en het ligt op loop-, en fietsafstand van het kernwinkelgebied, busverbinding en treinstation met intercity-verbinding. Het aantrekken van doelgroepen met substantieel lagere behoefte aan autobezit is zeer logisch op deze locatie, waarmee de noodzaak tot aanbieden van parkeerplaatsen klein is. Een deel van de wel beoogde parkeerplekken wordt in een flexibel gebouw geplaatst, wat later kan transformeren tot woon-, of kantoorgebouw. De brede toepassing van deelmobiliteit middels het nieuwe mobiliteitsconcept Mobility
as a Service (MaaS) geeft bewoners een nieuwe beleving van mobiliteit. MaaS gaat uit van gebruik in plaats van bezit. In De Nieuwe Stad wordt een samenwerking met een mobiliteitsaanbieder aangegaan om ondernemers en toekomstige bewoners een
mobiliteitspas aan te bieden. Naast deelautomobiliteit biedt de dienstverlener de mogelijkheid om te reizen met andere modaliteiten, zoals openbaar vervoer, taxi en (elektrische) deelfietsen. Met dit totaalconcept wordt een doelgroep bediend waar faciliteiten rond woon/werkverkeer belangrijk voor zijn.
De herontwikkeling van een gebied kan worden aangegrepen om de omgevingskwaliteit van dat gebied te vergroten. Dit kan door in het ontwerp rekening te houden met veiligheid, aandacht te hebben voor onder andere groen, duurzaamheid en gezondheid, en bestaande functies beter te positioneren.
In voorliggend plan is rekening gehouden met de veiligheid van zowel fietsers als voetgangers door het gebied zoveel mogelijk autoluw te maken.
Bij de bouw van de nieuwe gebouwen en de inrichting van het openbaar gebied zal zo veel mogelijk aandacht worden besteed aan duurzaamheid (zie paragraaf 4.7 Duurzaamheid) .
Dit alles zal een positieve impuls gegeven aan de omgevingskwaliteit.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan 'De Nieuwe Stad'. Het beleid vormt het kader van toetsing voor de nieuwe ontwikkeling. Het beschreven beleidskader is daarmee één van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen. Het beleid dat hier van toepassing is, wordt beschreven in Hoofdstuk 3 en 4, waarbij in hoofdstuk 4 met name de omgevingsaspecten aan de orde komen.
Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving.
De NOVI heeft maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen, die het lokale, regionale en
provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het
realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorg te dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, inhoudelijke keuzes kunnen in veel gevallen ook het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet, waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Nationale Omgevingsvisie in relatie tot plangebied
De Nieuwe Stad is een project van grote omvang voor de gemeente Amersfoort en zorgt voor de optimalisatie van het huidige bedrijventerrein, waar veel ontwikkelpotentie is. Met de toevoeging van woningen en publieke functies in de plinten van de gebouwen zorgt De Nieuwe Stad voor een economische en maatschappelijke impuls aan de omgeving.
De ontwikkeling van De Nieuwe Stad zorgt voor een aantrekkelijke toevoeging aan de stad Amersfoort. Binnen deze ontwikkeling wordt gezorgd voor groen in de openbare ruimte en een waterrobuuste inrichting met het oog op klimaatopgaven van de toekomst. Daarnaast zorgt De Nieuwe Stad voor werkgelegenheid in de plinten van de kamers. Mede door de positieve bijdrage van De Nieuwe Stad aan de ontwikkeling van Amersfoort, voldoet het plan aan de doelen van de NOVI.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening worden nationale ruimtelijke belangen juridisch geborgd. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met de regels van het Barro, zodat de nationale belangen doorwerken in de beleidsruimte van andere overheden. Het gaat dan bijvoorbeeld over rijks (vaar)wegen, het kustfundament, defensie etc.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in relatie tot het plangebied
De ontwikkeling van De Nieuwe Stad raakt geen van de nationale belangen uit het Barro. Daarom zijn er vanwege belangen vanuit rijkswetgeving geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Relevante speerpunten omgevingsvisie
Op 10 maart 2021 is de Omgevingsvisie provincie Utrecht vastgesteld door de Provinciale Staten van Utrecht. In de Omgevingsvisie worden de integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vastgelegd. Dat is inclusief sociale aspecten die fysiek neerslaan, zoals toegankelijkheid en inclusiviteit. De Omgevingsvisie is een instrument uit de
Omgevingswet die per 1 januari 2024 in werking treedt. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van onder andere de ruimtelijke structuurvisie, mobiliteitsvisie, natuurvisie en het bodem-, water- en milieuplan. Zolang de Omgevingswet niet in werking is getreden, heeft de Omgevingsvisie werking onder de bij deze plannen en visies behorende wetten. De Omgevingsvisie vormt een samenhangend pakket met de instrumenten Programma's en Omgevingsverordening. In de Omgevingsvisie beziet de provincie groen, water, energie, bebouwing, infrastructuur, cultuurhistorie en landelijk gebied in onderlinge samenhang. Hiermee wordt ruimte geboden voor duurzaam gebruik en ontwikkeling, voor sociale samenhang en voor behoud of verbetering van kwaliteit in de Utrechtse leefomgeving. De Omgevingsvisie gaat uit van een adaptieve aanpak; het is een groeidocument. Zo kan flexibel worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen en inzichten. In de omgevingsvisie zijn 7 thema's uitgewerkt, zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding uit Omgevingsvisie provincie Utrecht
De provinciale interim omgevingsverordening
De omgevingsverordening bevat op provinciaal niveau regels voor de fysieke leefomgeving. Hiermee zorgt de omgevingsverordening ervoor dat de doelen en het beleid uit de provinciale omgevingsvisie doorwerken naar derden.
De provinciale interim omgevingsverordening in relatie tot het plangebied
Vanuit de provinciale interim omgevingsverordening is de instructieregel verstedelijking (artikel 9.15) van toepassing. In die instructieregel is het volgende opgenomen:
Ad 1. Het plangebied ligt binnen stedelijk gebied. Het heeft in het huidige bestemmingsplan grotendeels een bedrijfsbestemming. Dit wijzigt in het nieuwe bestemmingsplan naar met name gemengde bestemmingen ten behoeve van een woon-werkgebied. Gelet op het gemengde karakter van dit gebied, is geen zware bedrijvigheid toegestaan. De inrichting van het plangebied wordt zodanig vormgegeven dat deze klimaatadaptief is en de nieuw te bouwen woningen zullen worden gebouwd volgens BENG. Het plangebied grenst aan de watergang De Eem. Door de hoeveelheid verhard oppervlakte in dit gebied is ruimte nodig voor het opvangen en vasthouden van hemelwater. Hiervoor worden voorzieningen getroffen in het plangebied. Daarnaast kan de Eem een rol spelen bij het afvoeren van hemelwater.
Ad 2. In het plangebied worden verschillende soorten woningen mogelijk gemaakt. In het kader van betaalbaarheid en beschikbaarheid van de woningen wordt verwezen naar de paragraaf over het gemeentelijke woonbeleid zoals dat is vastgelegd in het Deltaplan Wonen (zie hiervoor paragraaf 3.4.3 Deltaplan wonen).
De woningbouw op de locatie is opgenomen in de provinciale Planmonitor Wonen en past binnen het belangrijkste basisprincipe voor verstedelijking uit het provinciaal programma Wonen en werk. Dit basisprincipe houdt in dat verstedelijking zo veel mogelijk binnenstedelijk nabij knooppunten plaats vindt. De Nieuwe Stad bevindt zich binnenstedelijk en ligt op relatief korte afstand van het centraal station en belangrijke ontsluitingswegen.
Ad 3. Uit bovenstaande tekst onder ad.1 en ad.2 blijkt dat wordt voldaan aan de instructieregel verstedelijking (artikel 9.15) uit de provinciale interim omgevingsverordening.
Het uitgangspunt wat betreft de plancapaciteit voor nieuwbouw van kantoren is het Provinciaal Inpassingsplan Kantoren (PIP). Volgens dit provinciale kader is er in het Stationsgebied van Amersfoort ruimte voor 57.000 m2 aan theoretische plancapaciteit en 52.000 m2 op Podium.
In De Nieuwe Stad was altijd al ruimte voor ongeveer 8.500 m2 aan kantoren. De provincie heeft echter aangegeven dat er schuifruimte is. In dat kader is de plancapaciteit van De Nieuwe Stad enigszins opgehoogd naar 10.000 m2, door een deel van de bestaande plancapaciteit daarheen te verschuiven.
De gemeenteraad van Amersfoort heeft de Structuurvisie Amersfoort 2030 op 9 juli 2013 vastgesteld. In de Structuurvisie geeft Amersfoort onder meer aan, haar vitaliteit te willen vergroten door de kenniseconomie te versterken en het woonklimaat nog aantrekkelijker te maken.
In de Structuurvisie worden verschillende uitgangspunten meegegeven. Bijvoorbeeld dat plannen een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid, aan de fysieke, sociale of economische kwaliteit van de stad, moeten bijdragen aan de diversiteit van de stad of voortbouwen op bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.
Amersfoortse principes
Naast de uitgangspunten in de structuurvisie zijn er negen Amersfoortse principes die voor bepaalde plekken in meer of mindere mate van toepassing zijn. Die principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. In onderstaande afbeelding zijn deze negen principes te vinden en ook welke daarvan van toepassing zijn op De Nieuwe Stad (in de structuurvisie wordt De Nieuwe Stad het Oliemolenkwartier genoemd).
Uitsnede Structuurvisie Amersfoort; deel van het overzicht met plekken en opgaven
Zoals uit bovenstaande afbeelding uit de structuurvisie blijkt, zijn voor De Nieuwe Stad met name van belang de levendigheid, goed verbonden, ruimte voor de fiets, aangenaam verplaatsen, functiemenging en innovatie. Hieronder zijn afbeeldingen opgenomen uit de structuurvisie over deze onderwerpen.
Levendigheid
![]() |
Goed verbonden![]() |
Ruimte voor de fiets ![]() |
Aangenaam verplaatsen![]() |
Functiemenging![]() |
Innovatie![]() |
Relatie met voorliggend plan
Met de transformatie van een voormalig bedrijventerrein naar een stedelijke omgeving die wordt gekenmerkt door een gevarieerd woon-werkmilieu wordt een bijdrage geleverd aan alle zes de principes die in de structuurvisie zijn opgenomen voor dit gebied. Er ontstaat meer levendigheid, een gevarieerd woningaanbod, functiemenging en innovatie en er is aandacht voor de fiets en aangenaam verplaatsen. Daarmee is de transformatie van dit deel van de Kop van Isselt, De Nieuwe Stad, in overeenstemming met de structuurvisie Amersfoort 2030.
Het plan De Nieuwe Stad bestaat uit een aantal gebouwen variërend in hoogte van 15 tot 70 meter. Deze bouwhoogtes sluiten goed aan op de omliggende gebieden. Ook daar wordt namelijk bebouwing gerealiseerd met een hoogstedelijke identiteit.
In de gemeentelijke Hoogbouwvisie (vastgesteld op 19 juni 2019) zijn gebieden en lijnen in de stad aangegeven waar de gemeente hoogbouw aanmoedigt (Ja-mits gebieden). Hieronder is een kaart opgenomen uit de Hoogbouwvisie waarop de ja-mitsgebieden zijn aangegeven.
De oranje-roze gebieden op bovenstaande afbeelding zijn de ja-mits gebieden uit de Hoogbouwvisie
Alle gebieden langs de Eem tot aan de Zwaaikom, dus inclusief ‘Langs Eem en Spoor’ (Wagenwerkplaats, Trapezium, Eemplein, De Nieuwe Stad en Kop van Isselt) zijn ja-mits gebieden. Ja, mits -gebieden zijn gebieden en lijnen waar we hoogbouw aanmoedigen, dit zijn de gebieden die kansrijk zijn en waar hoogbouw kan bijdragen aan de ambities van Amersfoort en aan het geven van een nieuwe, eigen identiteit aan het gebied.
Het aanmoedigen van hoogbouw betekent niet dat er alleen maar of zoveel mogelijk hoogbouw gewenst is. De afweging of hoogbouw op een plek kan blijft maatwerk en zal per locatie beoordeeld worden. Naast deze ruimtelijke afweging blijft ook een programmatische afweging van belang; Kan hoogbouw het gewenste programma voor wonen en/of werken bieden en is de hoogbouw mogelijk en/of wenselijk in verband met de bereikbaarheid.Van hoogbouw wordt gesproken in de Hoogbouwvisie wanneer sprake is van bebouwing hoger dan 9 bouwlagen.
Tegelijkertijd is het gebied direct aan de Eem een kwetsbaar gebied voor hoogbouw vanwege de beleving van de Eem. Daarom is hier voorzichtigheid vereist en moeten de gevolgen van de hoogbouw in beeld worden gebracht. Daarnaast is een uitgangspunt in de Hoogbouwvisie, dat de zichtlijn naar de Onze Lieve Vrouwetoren niet geblokkeerd wordt door een nieuwe ontwikkeling. Dit speelt vooral wanneer de ontwikkeling plaatsvindt in de 'panorama-driehoek' van de Onze Lieve Vrouwetoren.
De panorama-driehoek van de Onze Lieve Vrouwetoren met aangegeven de locatie van De Nieuwe Stad
Omdat De Nieuwe Stad in de panorama-driehoek van de Onze Lieve Vrouwetoren ligt en omdat er gebouwen met een hoogte van 30 meter zijn gesitueerd aan de zijde van de Eem en gebouwen met een hoogte van 70 meter in de rest van het plangebied, zijn met een Hoogbouweffectrapportage (1 Hoogbouw effect rapportage) de gevolgen van deze hoogbouw in beeld gebracht.
De geplande bebouwing in De Nieuwe Stad valt deels onder de hoogbouw+ categorie, waardoor extra aandacht nodig is om het stadssilhouet van Amersfoort niet negatief te beïnvloeden door de ontwikkeling.
Daarnaast sluit de hoogbouw aan op de voorgenomen bebouwing in Kop van Isselt dat net als De Nieuwe Stad onderdeel is van ‘Langs Eem en Spoor’. ‘Langs Eem en Spoor’ is een gebied waar de gemeente de grootschalige binnenstedelijke groei wil concentreren, waar een stedelijk woonmilieu met hoge dichtheid passend is en die een goede ontsluiting per openbaar vervoer hebben met een openbaarvervoerknooppunt.
Conclusie hoogbouw effect rapportage
Hogere bebouwing op deze plek draagt op verschillende manieren bij aan de Amersfoortse ambities, inpassing hoogbouw en beeldkwaliteitsaspecten, door middel van:
De Nieuwe Stad ligt in het Ja, mits gebied ten westen van het centrum, waar hoogbouw aangemoedigd wordt door de gemeente.
De Nieuwe Stad zorgt voor een aantrekkelijk nieuw gebied binnen Amersfoort, opgedeeld in kamers. Dit komt mede door de mix van functies welke beoogd zijn binnen het plangebied. Hiernaast speelt het in op de grote vraag naar woningen. De keuze voor hoogbouw is op deze plek essentieel om een groot aantal woningen te realiseren, terwijl de hoeveelheid openbare ruimte in de omgeving behouden blijft en kwalitatief versterkt wordt door substantieel groen toe te voegen passend bij het beoogde ecosysteem en natuurinclusief te bouwen. De plinten van de kamers worden voornamelijk ingezet voor publieke en commerciële voorzieningen.
De Nieuwe Stad zorgt voor een blijvende verbinding met het industriële verleden, door zichtbare karakteristieke aspecten binnen het plangebied te behouden en een nieuwe plek te geven.
Ook belangrijk is de inpassing van De Nieuwe Stad in de omgeving, met als hoogtepunt de zichtbaarheid van de Onze Lieve Vrouwetoren in het centrum van Amersfoort. De toren blijkt in de meeste gevallen zichtbaar te blijven wanneer deze wordt bekeken vanuit de panorama driehoek. Dit is voornamelijk het geval wanneer deze wordt bekeken vanuit het verlengde van de Amsterdamseweg. Vanaf deze locatie blijft de toren tot in de verte te zien.
Op gebouw niveau is de inpassing van het gebouw in de omgeving en de beleving op straat eveneens van groot belang. Hierbij spelen de aantrekkelijke entrees voor de woningen en de commerciële plint in de gebouwen een rol. Deze zorgt, in combinatie met (groene) zitgelegenheden buiten de plint, voor een verzachtende overgang naar de straat. De goed bereikbare ondergrondse fietsparkeervoorzieningen zorgen ervoor dat het straatbeeld open blijft.
Van de beoogde gebouwen, ofwel kamers, worden vijf kamers geclassificeerd als hoogbouw, wegens het aantal aanwezige lagen van negen of meer. Vier hiervan krijgen een totale hoogte tussen de 60 en 70 meter. Hierdoor moet ook bij aanvraag van de omgevingsvergunning een Hoogbouw Effect Rapportage worden gevoegd, ondanks de samenvatting die hieronder al wordt gegeven over de effecten.
Het is van belang om de effecten van de hoogbouw op de wind en de bezonning inzichtelijk te maken. Voor windhinder blijkt dat het windklimaat over het algemeen goed tot matig is voor slenteren. Daar waar het windklimaat matig is voor doorlopen. Voor functies als verblijven of windgevoelige functies zoals entrees zullen maatregelen getroffen moeten worden. Er wordt door de wind geen overschrijding van het gevaarcriterium verwacht.
Voor de effecten van De Nieuwe Stad op de bezonning in de omgeving, geldt dat sommige gevels aan de Amsterdamseweg te maken krijgen met een afname van het aantal bezonningsuren tot onder de lichte TNO-norm. Dit is echter binnen de huidige bestemmingplan mogelijkheden ook al het geval. Verder is rond 19 februari een afname aan bezonningsuren te verwachten aan de overzijde van de Eem. In de zomer is dit niet het geval.
Optimale bezonning van De Nieuwe Stad en haar omgeving is het uitgangspunt geweest bij de ontwikkeling van de verschillende kamers. Desondanks neemt de bezonning op de openbare ruimte gedeeltelijk af op de toetsingsperiode van 27 april. De afname aan bezonning heeft voornamelijk invloed op het Oliemolenhof, wegens de schaduwwerking van Kamer 10. Daarnaast is er een beperkte invloed van Kamer 1 aan de oostzijde en Kamer 6 op de zuidoosthoek van het plein.
Het Deltaplan Woonopgave Amersfoort dat in april 2019 is vastgesteld beschrijft het woonbeleid van de gemeente Amersfoort, de te nemen maatregelen, de woningbouwprojecten en hoe de gemeente Amersfoort uitvoering geeft aan het Deltaplan. Het doel van het Deltaplan is dat er voor iedereen een passende en betaalbare woning beschikbaar is. Door de grote vraag is er schaarste aan woningen. Om de schaarste aan te pakken wil de gemeente Amersfoort groeien met ongeveer 1.000 woningen per jaar tot 2030. De woningen die worden gebouwd moeten passen bij de behoefte en financiële mogelijkheden van woningzoekenden. Ook moet gebouwd worden met respect voor de bestaande omgeving. Er wordt prioriteit gegeven aan de inzet voor betaalbaarheid van woningen voor lage en middeninkomens, passendheid van vrije sectorwoningen en spreiding van de groei.
In het kader van de beschikbaarheid van voldoende woningen voor lage en middeninkomens, is één van de speerpunten de toename van het aanbod sociale huurwoningen. De ambitie met betrekking tot het aanbod sociale huurwoningen is:
1. Tot 2025 streven we naar minimaal 350 extra sociale huurwoningen per jaar. Daarna is de verwachting dat de jaarlijkse groeibehoefte iets minder wordt.
2. Tot 2030 streven we naar minimaal 4.000 extra sociale huurwoningen (35% van de totale opgave tot 2030).
Bij projecten geldt de verplichting dat minimaal 35% als sociale huurwoningen wordt gerealiseerd. Er zijn mogelijkheden voor maatwerk. Bij projecten geldt binnen de 35% maatregel de extra maatregel dat minimaal 75% van de sociale huurwoningen wordt verhuurd tot de eerste aftoppingsgrens. Daarnaast geldt dat sociale huurwoningen een woonoppervlak moeten hebben van minimaal 40m2.
Naast de behoefte aan sociale huurwoningen zijn ook meer woningen nodig in het middensegment voor middeninkomens. Daarom is het bij projecten verplicht om minimaal 20% woningen in het middensegment te realiseren. Van de woningen in een project moet minimaal 10% een lage middenhuur hebben en ook moet minimaal 10% van de woningen in een project een hoge middenhuur hebben. Aan deze percentages kan ook worden voldaan met koopwoningen in het middensegment, mits er afspraken worden gemaakt over antispeculatie. Om een goede prijs-kwaliteitverhouding te borgen, moeten vrijesectorwoningen in het middensegment een woonoppervlak hebben van minimaal 50m2.
Voor wat betreft overige nieuw te bouwen vrije sector woningen geldt ook dat deze een minimaal woonoppervlak moeten hebben van 50 vierkante meter.
Relatie met voorliggend plan
In De Nieuwe Stad worden ongeveer 850 woningen gerealiseerd waarmee een grote bijdrage geleverd wordt aan het woningaanbod in Amersfoort. In De Nieuwe Stad als geheel wordt voldaan aan de ambities uit het Deltaplan wonen.
Wettelijk kader
Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat voor alle juridisch bindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden doorlopen. De ladder vormt een motiveringsvereiste waaruit moet blijken dat er bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten sprake is van zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
Op dit moment is al veel bebouwing aanwezig in het plangebied. Maar in de nieuwe situatie zal er meer en hogere bebouwing zijn. Er is daarmee sprake van een stedelijke ontwikkeling.
De essentie van de Bro-bepaling is dat bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling steeds sprake moet zijn van een aantoonbare actuele marktbehoefte en dat er uitdrukkelijk moet worden gekeken naar de ruimtelijke effecten. Voor de uitvoerbaarheid doorlopen we hieronder de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking voor het beoogde plan.
Trede 1: de voorgenomen ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte.
Uit onderzoek door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) blijkt dat volgens het meest realistische economische scenario het aantal huishoudens tot het jaar 2039 zal groeien met ruim 20.000. Om die groei te kunnen faciliteren zijn er gemiddeld zo'n 760 nieuwe woningen per jaar nodig. Amersfoort moet die groei grotendeels binnenstedelijk realiseren. Daarom zijn alle daarvoor in aanmerking komende locaties, waaronder de voorliggende locatie, nodig.
Onderstaande figuur : Huishoudenontwikkeling en gewenste uitbreiding woningvoorraad 2013-2039 (Bron EIB, "Verkenning Woningbouwprogrammering Regio Amersfoort 2013-2014, mei 2014")
2013-2019 | 2020-2029 | 2030-2039 | Totaal | |
Huishoudens | 5.100 | 8.000 | 7.700 | 20.800 |
730 won p.j. | 800 won p.j. | 770 won p.j. |
Voor een verdere onderbouwing van de woningbehoefte wordt verwezen naar paragraaf 3.4.3 Deltaplan wonen.
Voor het grote aantal woningen dat wordt toegevoegd in De Nieuwe Stad zijn voorzieningen nodig. De voorzieningen die mogelijk worden gemaakt in voorliggend plan voorzien daarmee in een behoefte voor het plangebied zelf maar ook voor omliggende gebieden. De Nieuwe Stad is onderdeel van het ontwikkelgebied Langs Eem en Spoor, waar ruim 5000 woningen moeten worden gebouwd.
Daarnaast groeit de beroepsbevolking de komende jaren fors en daarmee ook het aantal banen. Dit vloeit ook voort uit de groei van het aantal inwoners van Amersfoort en haar regio. Bij een groei van het aantal inwoners met 20.000 personen, zullen er ongeveer 9.000 banen nodig zijn om een gezonde woon-werkbalans te kunnen behouden.
Trede 2: indien uit de beschrijving van stap 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dient te worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
Het Besluit ruimtelijke ordening dwingt overheden ertoe om bij nieuwe ruimtelijke initiatieven allereerst te kijken of er mogelijkheden zijn om beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins te benutten. Hierbij kan gedacht worden aan binnenstedelijke gebieden waarbij de bebouwing niet langer doelmatig in gebruik is.
De ontwikkeling van voorliggende planlocatie voldoet aan de essentie van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte en maakt door middel van transformatie en herontwikkeling gebruik van beschikbare gronden en gebouwen binnen het bestaande stedelijke gebied. Een voormalig bedrijventerrein wordt deels getransformeerd en deels herontwikkeld (sloop / nieuwbouw) ten behoeve van de realisatie van een centrum stedelijke woon/werklocatie.
Trede 3: wanneer de ruimtevraag niet kan worden opgevangen binnen het bestaande stedelijk gebied, dient trede 3 doorlopen te worden.
Trede 3 is niet aan de orde. De ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaande stedelijk gebied.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de transformatie en herontwikkeling van de locatie, een binnenstedelijke ontwikkeling betreft die inspeelt op de vraag naar en behoefte aan woningen in Amersfoort (sociale huurwoningen en woningen uit het midden segment). De woningen worden gecombineerd met werklocaties onder andere in de plinten van de gebouwen. Hier kunnen zich bedrijven vestigen, maatschappelijke voorzieningen, culturele voorzieningen en horeca. Hiermee wordt voorzien in een behoefte die ontstaat door het toevoegen van ruim 850 woningen in De Nieuwe Stad en in het ontwikkelgebied Langs Eem en Spoor als geheel ruim 5000 woningen. De transformatie en herontwikkeling past daarmee uitstekend binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.
Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie Werklokaties 2030 vastgesteld.
In september 2023 wordt de Omgevingsvisie voor Amersfoort naar alle waarschijnlijkheid vastgesteld door de gemeenteraad. Daarmee komt de Visie werklocaties te vervallen. Voor de werklocaties wordt in het 1e kwartaal van 2024 ook een omgevingsprogramma gestart. De omgevingsvisie en het omgevingsprogramma vormen dan het beleidskader voor de werklocaties.
In de omgevingsvisie is de ambitie vastgelegd om de werkgelegenheid van de stad mee te laten groeien met de groei van de beroepsbevolking, zodat de zogenoemde woon-werkbalans wordt gehandhaafd of versterkt. De omgevingsvisie gaat uit van de strategie om de ruimteclaims die voortkomen uit het groeiende aantal woningen, bedrijvenvestigingen en voorzieningen, zoveel mogelijk binnenstedelijk op te vangen. Qua ruimte voor werk wordt naast de winkelcentra en de bedrijventerreinen ingezet op ontwikkeling van gemengde gebieden op OV-locaties (Hoefkwartier, LES) en wijkeconomie. In het omgevingsprogramma zijn gebiedsprofielen uitgewerkt, die richting geven aan de soort bedrijvigheid die zich in de deelgebieden kan ontwikkelen. Voor de Nieuwe Stad wordt – in lijn met de reeds ontstane ontwikkelrichting - ingezet op het versterken van de bestaande functiemix, door toevoeging van woningen, extra kantoren en voorzieningen aan de diverse bedrijvigheid in bestaande bedrijfsgebouwen. Voor de te handhaven bedrijfsgebouwen wordt daartoe de in het bestaande bestemmingsplan vastgelegde mix van bedrijfsruimte, kantoren en voorzieningen in het nieuwe bestemmingsplan vastgelegd.
Relatie met voorliggend plan
Met het plan voor De Nieuwe Stad wordt de locatie herontwikkeld en getransformeerd van bedrijventerrein naar een centrum stedelijke woon-werk locatie. De herontwikkeling/transformatie wordt gekenmerkt door een gevarieerd woon-werkmilieu, bestaande uit een mix van sociale woningbouw, woningen uit het midden segment, vrije sector woningen, ruimte voor culturele en maatschappelijke voorzieningen, bedrijvigheid en horeca. Dit past uitstekend binnen de ambitie uit de Visie Werklocaties en de Omgevingsvisie Amersfoort.
In de Horecanota 2023 is het Stadshart verdeeld in Bruisgebieden, Ruisgebieden en Stadshart overig.
Bruisgebieden zijn de horecagebieden in het stadshart waar het overdag, maar vooral ’s avonds bruist. The place to be voor het uitgaanspubliek. Hier bevinden zich vooral cafés en restaurants. Voor het grootste gedeelte liggen deze panden op de pleinen in de historische binnenstad.
Ruisgebieden zijn de gebieden in het stadshart waar horeca niet de belangrijkste functie is, maar in principe ondersteunend aan andere functies en geschikt voor de veranderende functie van horeca als ontmoetingsplek en werkplek. Passende horeca is hier voornamelijk horeca en terrassen gericht op koffie, lunch en vroeg diner.
Het overig deel van het stadshart is, naast een woongebied, vooral een cultureel gebied waar men kan dwalen en de middeleeuwse bouw van de stad kan ontdekken. Er is een aantal karakteristieke horecagelegenheden waar mensen elkaar ontmoeten. Verdere horecaontwikkelingen staan we hier beperkt toe, waar nodig wordt maatwerk toegepast.
Relatie met voorliggend plan
De Nieuwe Stad wordt een levendig gebied, met vele mogelijke functies en een 18 uurs dynamiek met daarbij ook veel woningen. De Nieuwe Stad is in de Horeca- en terrassennota 2023 aangeduid als gebied binnen het overig stadshart. Om de aantrekkelijkheid van het bezoek- en vestigingsklimaat te ondersteunen wordt ontwikkeling van Horeca A ('zachte horeca'; in de regels van dit bestemmingsplan 'horeca van categorie 1') zoals restaurants, eetcafé's en lunchrooms mogelijk gemaakt.
Voor nieuwe horeca B1 (‘harde horeca’; in de regels van dit bestemmingsplan 'horeca van categorie 2') houden we in principe vast aan de bestaande Bruisgebieden in de historische binnenstad. Met Fluor is er een poppodium in het gebied aanwezig met sluitingstijden passend bij de horeca B1 functie. Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de invloed van Fluor op toekomstige woningen. Over de inpassing van Fluor in het gebied ten aanzien van akoestiek is meer te lezen in paragraaf 4.9 Geluid.
Daarnaast heeft kamer 4 in de noordoosthoek van het plangebied, op dit moment de bestemming 'horeca van categorie 2'. Deze besteming wordt in het voorliggende bestemmingsplan gehandhaafd.
Regels voor evenementen zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort. Daarin is ook vastgelegd dat er jaarlijks een evenementenkalender wordt vastgesteld. Het doel van de regels is het voorkomen van overlast in de openbare ruimte, van verstoring van de openbare orde, het voorkomen van (verkeers) onveiligheid en het voorkomen van zaken die een gevaar zijn voor de gezondheid en het milieu.
Relatie met voorliggend plan
De Nieuwe Stad heeft op dit moment een tijdelijke omgevingsvergunning voor evenementen (tot 2032). Op basis van die vergunning mogen er op het plein de Oliemolenhof 20 evenementen (87 evenementendagen) per jaar worden gehouden. Het maximale aantal bezoekers bedraagt 2000 personen per dag en er gelden enkele voorwaarden, bijvoorbeeld ten aanzien van geluid en openingstijden. Deze vergunning is gebaseerd op de huidige situatie van De Nieuwe Stad, dus zonder veel woningen.
In voorliggend bestemmingsplan worden ook regels opgenomen voor evenementen. De Nieuwe Stad wordt een gebied met een 18-uurs dynamiek, een dag- en nachtprogrammering op Amersfoortse schaal beoogd. Deze programmering concentreert zich vooral rondom het centrale Oliemolenhof. Hier is de meeste dynamiek van activiteiten en diversiteit aan functies. Het is een plek die door diverse gebruikers wordt benut en die inmiddels bij veel Amersfoorters op het netvlies staat als ruimte met evenementen.
De regels voor evenementen in voorliggend bestemmingsplan zijn anders dan in de tijdelijke evenementenvergunning omdat er is uitgegaan van de op basis van het bestemmingsplan mogelijke bouw van ongeveer 850 woningen. Er moet dus rekening worden gehouden met veel woongebouwen die op relatief korte afstand van het (evenementen)plein, de Oliemolenhof, zullen worden gebouwd. Door Spa-WNP is akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van evenementen, zie bijlage 16 Akoestisch onderzoek evenementen. Op basis van de uitkomsten van dat akoestisch onderzoek zijn regels voor evenementen opgesteld in artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied. Er zijn maximaal 36 evenementendagen per jaar mogelijk, exclusief op- en afbouw, verdeeld over verschillende geluidcategorieën. De evenementen moeten voldoen aan de in de regels opgenomen voorwaarden, onder andere ten aanzien van geluid, openingstijden en aantallen bezoekers.
Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Daarbij worden sluipverkeer en doorgaand verkeer geweerd en de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbeterd.
Relatie met voorliggend plan
In paragraaf 2.5 Verkeer en parkeren is de geplande verkeerssituatie beschreven. Vanwege de gunstige ligging ten opzichte van openbaar vervoer en verkeersontsluitingen kan het gebied autoluw worden, waarbij de bereikbaarheid goed blijft. Voetgangers en fietsers staan centraal. Parkeren wordt onder andere geregeld in een centraal parkeerhuis en er wordt ingezet op Mobility as a Service. Het plan voldoet daarmee aan de uitgangspunten van het verkeers- en vervoersplan.
Recentelijk is door Royal Haskoning DHV een verkeersonderzoek afgerond waarin onder meer is gekeken naar de wensen en ambities vanuit het coalitieakkoord in relatie tot verkeer en parkeren. Uit het onderzoek is gebleken dat, uitgaande van een parkeernorm van 0,2 per woning, het verkeer van DNS en het oostelijke deel van de Kop van Isselt geheel via de Brabantsestraat kan worden afgewikkeld. Daarvoor dient de Brabantsestraat wel ca. 100 meter in westelijke richting te worden verplaatst. Voor de wijziging van de parkeernormen is nieuw gemeentelijk parkeerbeleid opgesteld. Dit nieuwe beleid wordt verder uitgewerkt na een referendum in november 2023 hierover. Dit referendum kan nog leiden tot (gedeeltelijke) aanpassing van het nieuwe beleid.
In de nota parkeernormen Amersfoort zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. Ook wordt rekening gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.
Relatie met voorliggend plan
Bij het in procedure brengen van een bestemmingsplan moet beoordeeld worden of het aannemelijk is dat toekomstige vergunningaanvragen kunnen voldoen aan de parkeernormen.
In voorliggend bestemmingsplan wordt een groot parkeerhuis mogelijk gemaakt waar met name bewoners en werknemers uit het gebied kunnen parkeren. Bezoekers kunnen hier ook parkeren maar zij kunnen ook parkeren in de Eemplein parkeergarage die naast het plangebied is gelegen.
Op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan is het maximale bouwvolume opgenomen voor het parkeerhuis. Het parkeerhuis wordt gerealisserd ter plaatse van kamer 8, het bouwvlak achter de Hogeschool. Hier kunnen dusdanig veel parkeerplaatsen worden aangelegd dat het aannemelijk is dat bouwvergunningen voor de verschillende gebouwen kunnen voldoen aan de parkeereis. Wanneer de raad besluit de parkeernormen te verlagen voor het gebied Langs Eem en Spoor dan kan eventueel een kleiner parkeerhuis worden gebouwd. Maar dit kan vervolgens ook weer worden vergroot tot de maximale omvang wanneer daar aanleiding voor is, bijvoorbeeld indien het parkeerhuis dienst kan doen als gebiedsgerichte parkeervoorziening. Daarmee is voldoende aangetoond dat het parkeren, zowel conform de geldende normen als de lagere parkeernorm, voor De Nieuwe Stad kan worden opgelost.
In 2016 is de Groenvisie vastgesteld. In de visie wordt het belang van een groene stad benadrukt. Een groene stad voor recreatie, stadslandbouw, klimaatbestendigheid en biodiversiteit. Een groene stad die samen met bewoners wordt vormgegeven en beheerd.
Doelen van de Groenvisie
In de Groenvisie worden aan de hand van een aantal thema’s doelen geformuleerd. Deze worden hieronder kort samengevat.
Bij al deze thema’s uit de Groenvisie zijn dilemma’s te noemen. Vaak zijn er tegenstrijdige belangen en wensen, kwaliteit versus kwantiteit, schaarse ruimte en middelen. Daarom is de Groenvisie verder uitgewerkt in de Bomenleidraad en de Groenstructuurkaart.
De gemeenteraad heeft de Bomenleidraad vastgesteld op 12 december 2017. De Bomenleidraad geeft aan hoe we in Amersfoort met bomen omgaan en welke afwegingen we maken. De leidraad gaat over alle bomen in Amersfoort, dus zowel gemeentelijke bomen als bomen in eigendom van particulieren, woningbouwcorporaties of andere organisaties. De regelingen en bescherming zijn voor alle bomen gelijk.
Bomen vertegenwoordigen een grote verscheidenheid aan waarden en betekenissen voor de stad. Ze zorgen voor een prettig woon- en leefklimaat en dragen bij aan het bereiken van doelstellingen als een gezondere stad, het verminderen van de effecten van een veranderd klimaat, een betere milieukwaliteit (bomen reduceren fijnstof, CO2 en leveren zuurstof) en meer natuur in de stad.
De Bomenleidraad geeft aan hoe we met bomen willen omgaan en hoe we de waarden koesteren, beschermen en uitbouwen. De basis daarvan is het behoud en de bescherming van de bestaande bomen. We willen door goed beheer en zorg voor de groeiplaatsen onze bomen zo lang mogelijk vitaal en gezond houden. Daarmee bouwen we aan een bomenbestand en boomstructuur met meer kwaliteit en meer waarde. Het behouden en planten van bomen in een stedelijke omgeving is een uitdaging. Waardevolle bomen heb je niet van de ene op de andere dag. Bomen vragen tijd om tot volle wasdom te komen en dat maakt ze kwetsbaar in de concurrentiestrijd om de schaarse ruimte. We moeten daarom keuzes goed onderbouwd maken en het behoud, vergroten of het eventuele verlies aan waarde van bomen op een zorgvuldige en gelijkwaardige wijze afwegen ten opzichte van andere belangen en functies.
Op 31 mei 2022 heeft de Gemeenteraad het Groencompensatiebeleid vastgesteld. Het Ontwikkelkader voor De Nieuwe Stad (Kaderstellende Notitie d.d. 18 juni 2021) was voor die tijd al vastgesteld, en het stedenbouwkundig plan/uitwerkingsvoorstel volgde enkele maanden later. Het stedenbouwkundig plan/uitwerkingsvoorstel plan weerspiegelt de ambitie om een levendige, groene en duurzame stedelijke omgeving te creëren die zowel de menselijke leefomgeving als het natuurlijke ecosysteem verrijkt. Deze ambities zijn in lijn met de doelen van het groencompensatiebeleid.
De Nieuwe Stad, voorheen een volledig bebouwd en verhard gebied, transformeert naar een levendig stadsdeel met een sterke focus op groen. Het centrale plein - met in het midden de inmiddels kenmerkende cirkel - is als eerste vernieuwd en zorgvuldig ingericht met inheemse beplanting en voedselrijke bloemen voor insecten en vogels. Er zijn 40 verschillende soorten volwassen bomen in het gebied geplant, wat een grote bijdrage levert aan de groenbeleving en biodiversiteit. Dit plein, gezien als de ecologische kern van De Nieuwe Stad, blijft behouden bij de toekomstige nieuwbouwplannen in het gebied.
In het licht van de gestelde eisen uit het groencompensatiebeleid is het belangrijk om te benoemen dat er in de openbaar toegankelijke ruimte geen waardevol bestaand groen wordt verwijderd. Alle ingrepen met groen zullen het gebied verrijken. Flora en fauna wordt toegevoegd in de openbare ruimte, op balkons, op gevels en op daken.
In de toekomstige openbaar toegankelijke ruimte is groen in pocketparken geconcentreerd en deze volgen het industriële karakter van de Oude Fabrieksstraat. Deze pocketparken zijn nabij ingangen van het gebied, en hebben een herkenbaar overdadig beplantingsplan. Bomen staan vrij in de ruimte en bieden verkoeling, ruimte voor ontmoeting en plek voor fauna. Groene gevels en daken, die beeldbepalend zijn, worden centraal beheerd waardoor de ecologische waarde wordt geborgd.
Daken en gevels spelen een belangrijke rol voor vogels, insecten en andere dieren en kunnen worden ingezet als nestplek. Er wordt rekening gehouden met de juiste hoogte en oriëntatie per diersoort, conform het PvE der dieren, waarin de behoefte per diersoort is aangegeven. Er wordt gebruik gemaakt van 'stepping stones': plekken waar specifiek rekening wordt gehouden met de behoeften van dieren en insecten, voor bijvoorbeeld schuilplaatsen, nesten en voedsel. Dit gebeurt in combinatie met waterretentie en het bestrijden van hittestress.
In De Nieuwe Stad wordt een groene, duurzame en biodiverse stedelijke omgeving gecreëerd. Door het integreren van groene ruimtes, het ondersteunen van lokale fauna en het realiseren van groene gevels en daken, zet De Nieuwe Stad in op een duurzame toekomst. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet in de richting van een stedelijke omgeving die niet alleen aantrekkelijk en leefbaar is, maar ook bijdraagt aan de bredere ecologische en duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente.
De Oliemolenhof, het centrale plein van De Nieuwe Stad, functioneert als arboretum en als centrale stepping stone in de ecologische structuur. De beplanting en boomsoorten in de pocketparks van De Nieuwe Stad zijn daarop gebaseerd. De pocketparks worden vormgegeven als overdadig groene ruimtes, die de bezoekers verwelkomen. De beplanting in de pocketparks zal per park verschillen, maar herkenbaar zijn binnen het beplantingsplan van De Nieuwe Stad. Elk pocketpark heeft één soort die typerend is voor die plek. Dat geldt voor bomen, planten en bloemen. Het niveau van formaliteit hangt af van de oriëntatie van de parkjes, de ligging op de zon en het potentiële programma. Naast het creëren van een sterke groenbeleving wordt beplanting ook strategisch ingezet bij het opvangen van water en in het creëren van schaduw. Daarmee wordt de groenbedekking gemaximaliseerd en gestreefd naar een gebalanceerde gevoelstemperatuur.
Het geheel wordt uitgewerkt in een inrichtingsplan met daarbij specifieke aandacht voor de groeiplaats voorzieningen en de waterhuishouding in het gebied om de buitenruimte duurzaam te kunnen beheren en waar beplanting tot wasdom kan komen.
Om in beeld te brengen wat de ontwikkeling van De Nieuwe Stad betekent voor de bomen in het plangebied, zijn er twee Boom Effect Rapportages opgesteld (bijlage 3 Bomen effect rapportage De Nieuwe Stad minus kamer 4 en bijlage 4 Bomen effect rapportage kamer 4 DNS). Uit deze rapportages komt naar voren dat de kwaliteit van vrijwel alle bomen goed tot voldoende is. Veel bomen worden dan ook ingepast in het stedenbouwkundig ontwerp voor De Nieuwe Stad. In ieder geval de bomen in het openbaar toegankelijk gebied. Enkele bomen kunnen vanwege de geplande bebouwing niet worden ingepast.
Welstandsnota
Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren maar daarnaast de stad haar eigen karakter laten behouden en zo mogelijk te versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een goede balans tussen individueel belang en algemeen belang.
De locatie van voorliggend plan ligt in het welstandsgebied 'Gebied in ontwikkeling'. Hier gelden geen specifieke welstandscriteria. Wel zullen alle bouwplannen worden beoordeeld door de commissie ruimtelijke kwaliteit.
Uitsnede uit de Welstandskaart 2017 met groen omkaderd het plangebied.
Voorliggend plan dat de herontwikkeling/ transformatie mogelijk maakt van een voormalige bedrijfslocatie naar een centrum stedelijke woon-werk locatie, is in overeenstemming met het geldende beleid.
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld of de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied mogelijk en wenselijk is.
Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Naast archeologie op het land en onder water heeft de Erfgoedwet betrekking op museale objecten, musea en monumenten. Samen met de in 2024 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samen gebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Archeologische beleidskaart
Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten en landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door het college van burgemeester en wethouders op 12 maart 2019 vastgesteld.
Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Naast Rijksmonumenten en gemeentelijke ondergrondse monumenten zijn er gebieden met een hoge archeologische waarde aangewezen. Ook is er een verdeling gemaakt tussen gebieden met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachting.
Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.
Regeling in bestemmingsplan
Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.
Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Archeologisch waardevolle gebieden
Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.
Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden
Het plangebied ligt volgens de archeologische beleidskaart in een zone met een hoge en middelhoge archeologische verwachting (Archeologische waardevol verwachtingsgebied 3/4. In het bestemmingsplan geldt de volgende nummering: dubbelbestemming archeologie 2/3). In geval van ontwikkelingen van terreinen groter dan 100 en 500m2 met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Uitsnede uit de archeologische verwachtings- en beleidskaart met daarop het plangebied (blauw). Legende: Geel: middelhoge archeologische verwachting; oranje: hoge archeologische verwachting; rood: hoge archeologische waarde.
Archeologische verwachtingen
Binnen het plangebied kunnen sporen worden gevonden van agrarische activiteiten uit de Middeleeuwen en van bewoning en de industrie uit de Nieuwe Tijd. Hoewel ook bewoning van dit gebied in de prehistorie niet is uitgesloten, zullen oudere sporen en vondsten door het intensieve gebruik vanaf de 19de eeuw hoogstwaarschijnlijk niet meer aanwezig zijn. Vanaf de Middeleeuwen is dit terrein beschikbaar gemaakt voor akkerbouw en veeteelt. Het ontgraven van ontginningsgreppels was hiervoor noodzakelijk. Het is echter ook zeer goed mogelijk natuurlijke watergangen aan te treffen, zoals oude Eemlopen. Mogelijk vanaf de 17de/18de eeuw, maar in ieder geval vanaf begin 19de eeuw wordt ook dit deel van de Kleine Koppel bewoond. Binnen het plangebied kunnen sporen van de bewoning uit de 17de tot en met de 20ste eeuw worden gevonden. Vooral in het oosten kunnen nog sporen en vondsten aanwezig zijn van de woonwijk 't Sasje. Uit dezelfde periode kunnen ook sporen worden gevonden van de industriële activiteiten die binnen het plangebied hebben plaatsgevonden.
Archeologisch vervolgonderzoek
Voor het plangebied is een archeologische inventarisatie gedaan die te vinden is in bijlage 2 Archeologische inventarisatie De Nieuwe Stad. Op basis van deze inventarisatie is onderstaand advies opgesteld ten aanzien van vervolgonderzoek.
Alleen het zuidelijke deel met daarin de kamers 6, 8 en 10 kan worden vrijgeven voor verder archeologisch onderzoek. Hier is door een grootschalige milieusanering of recente bebouwing de bodem zodanig verstoord dat eventuele archeologische resten zullen zijn verdwenen. Voor alle andere kamers hebben we hier geen bewijs voor. Hier is een middelhoge archeologische verwachting op sporen en vondsten uit de Middeleeuwen en een hoge verwachting op sporen en vondsten uit de Nieuwe Tijd.
Weliswaar is ter hoogte van kamer 1 een milieusanering uitgevoerd, maar deze is niet overal even diep gegaan. Op delen van dit terrein kunnen (onderkanten van) sporen nog aanwezig zijn. Daarom moet in de rest van het plangebied, ter plaatse van de kamers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 11 en 13, bij toekomstige bodemingrepen een archeologisch onderzoek plaatsvinden. Dit geldt ook voor de locatie Kop Prodent. Hier moet de archeologische verwachting worden bijgesteld naar hoog (dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2). Volgens de vigerende beleidsregels geldt bij gebieden met een hoge archeologische verwachting dat: Bij plannen waarbij bodemverstorende werkzaamheden gaan plaatsvinden die in totaal meer dan 100m2 groot zijn en die dieper gaan dan 30cm onder het maaiveld moet een archeologisch onderzoek plaatsvinden.
In het geval van de bebouwing ter plaatse van kamer 2, 11 en 13 en Kop Prodent zal dit naar verwachting niet op de korte termijn gebeuren. Desondanks moet in het bestemmingsplan de archeologische verwachting aan worden gehouden. In de kamers 1, 3, 4, 5 en 6 zullen op iets kortere termijn bodemverstorende werkzaamheden gaan plaatsvinden. Hier zal door middel van een Inventariserend onderzoek middels proefsleuven (IVO-P) de in het vorige hoofdstuk beschreven verwachting worden getoetst. Een dergelijk onderzoek kan alleen worden uitgevoerd met een door de gemeente Amersfoort goedgekeurd Programma van Eisen.
Omdat het echter niet geheel is uit te sluiten dat archeologische resten in de kamers 6, 8 en 10 aanwezig zijn, moet gewezen worden op de meldingsplicht (Erfgoedwet art.5.10): Indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden. Officieel dient een melding te gebeuren bij de burgemeester van de betreffende gemeente of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. In de praktijk is het eenvoudiger de melding te doen bij het Centrum voor Archeologie van de Gemeente Amersfoort, tijdens kantooruren te bereiken via 033-463 77 97.
Kaart met de kamers waar een vervolgonderzoek moet plaatsvinden (groen) en de kamers waar geen archeologische verwachting meer aanwezig is (blauw).
Milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld door bedrijven) in de directe omgeving van zogenoemde milieugevoelige bestemmingen (zoals wonen) kunnen hinder vanwege onder andere geur, stof, geluid en gevaar veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), dient te worden aangetoond dat ter plaatse van milieuhinder gevoelige bestemmingen sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.
Dit gebeurt onder andere door het toepassen van bedrijf- en milieuzonering. Onder bedrijf- en milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende activiteiten enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Bedrijf- en milieuzonering heeft twee doelen:
VNG-publicatie 'Bedrijven & milieuzonering'
Om niet alle ontwikkelingen bij voorbaat te onderwerpen aan een onnodig langdurig en kostbaar onderzoek is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uitgebracht. Deze uitgave maakt gebruik van het principe 'functiescheiding'. Door voldoende afstand aan te houden tussen nader bepaalde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen kan eenvoudigweg in veel gevallen worden aangetoond dat sprake is een 'goed woon- en leefklimaat'. De VNG-publicatie is een algemeen door de rechter aanvaarde methode.
De VNG-publicatie maakt gebruik van een basiszoneringslijst waarin voor nader gedefinieerde bedrijfscategorieën richtafstanden zijn bepaald. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieugevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.
Naast de gegeven richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, namelijk: een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Tussen milieugevoelige functies en bedrijven dient de minimaal aan te houden 'richtafstand' in acht te worden genomen. In geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging, kan een kleinere richtafstand (behalve voor het aspect gevaar) worden gehanteerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden worden in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieugevoelige functies acceptabel geacht. De richtafstand mag in deze gebieden met één afstandsstap worden verkleind (10 meter behorende bij milieucategorie 1 wordt 0 meter, 30 meter van milieucategorie 2 wordt 10 meter van milieucategorie 1, etc.).
Relatie met voorliggende plan
De Nieuwe Stad is gedeeltelijk gelegen in de geluidszone van industriegebied Isselt. Het voorliggende plangebied wordt samen met een groter omliggend gebied, de Kop van Isselt, getransformeerd van voormalig industrieterrein/bedrijventerrein naar gemengd stedelijk gebied. Het plangebied en de omgeving van het plangebied kan worden beschouwd als ‘gemengd gebied’. De richtafstanden kunnen met één stap worden verkleind (behalve voor het aspect gevaar).
In navolgende tabel zijn de milieucategorieën en de daarbij behorende richtafstanden bij een gemengd gebied weergegeven:
Milieucategorieën en afstand binnen gemengd gebied
Bij milieuzonering zijn twee aspecten van belang:
1. Het niet belemmeren van de bedrijfsvoering van in de omgeving gelegen bedrijven;
2. Er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat.
Binnen en rondom het plangebied zijn op basis van het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen' bedrijfsactiviteiten toegestaan met een maximale milieucategorie 3.2. en die zijn benoemd in de bij de regels van het bestemmingsplan behorende ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten’.
Bij een milieucategorie 3.2 geldt in een gemengd gebied een maximale richtafstand van 50 meter. De milieueffecten waar op basis van de VNG-publicatie op beoordeeld wordt zijn geur, stof, geluid en gevaar.
De Nieuwe Stad
Het plan De Nieuwe Stad maakt een transformatie van het plangebied mogelijk van voormalig bedrijventerrein naar gemengd stedelijk woon-werkgebied. In het voorliggende bestemmingsplan is daarom op basis van de bestemming Gemengd-1 en Gemengd-2, functiemenging mogelijk waarbij ook bedrijven en horeca zijn toegestaan. Omdat er ook ongeveer 850 woningen worden mogelijk gemaakt in het gebied, moet bij een aanvraag omgevingsvergunning voor een functie in de plint van de gebouwen worden aangetoond dat een goed woon- een leefklimaat wordt gewaarborgd bij de woningen op de verdiepingen. Hiervoor is een aantal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.
De omgeving van De Nieuwe Stad
Aan de noordoostzijde van het plangebied De Nieuwe Stad ligt de Eem met daarchter woonwijk De Koppel.
Aan de zuidoostzijde ligt het Eemplein met winkels en daarboven woningen.
Aan de zuidwestzijde ligt De Nieuwe Poort met daarachter de woonwijk Soesterkwartier.
En aan de noordwestzijde ligt de Kop van Isselt. Op dit moment is de Kop van Isselt nog een bedrijventerrein. Maar hiervoor is inmiddels een Ontwikkelkader vastgesteld waarin de kaders zijn vastgelegd voor de transformatie van ook dat gebied van industrieterrein naar gemengd stedelijk gebied. Ook geldt voor dat gebied een voorbereidingsbesluit waarin wordt verklaard dat een omgevingsplan voor de Kop van Isselt wordt voorbereid en dat geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden die in strijd zijn met het toekomstige beleid voor het gebied.
Alle omliggende gebieden hebben of krijgen een soortgelijke functie als voor De Nieuwe Stad wordt vastgelegd in voorliggend bestemmingsplan.
Hieronder wordt ingegaan op de aard en omvang van de effecten tussen De Nieuwe Stad en de omgeving, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar.
Geur
De Nieuwe Stad
Wat betreft geur is er beperkt overlast te verwachten van het plan voor De Nieuwe Stad op de omgeving. De functies die mogelijk worden gemaakt met voorliggend bestemmingsplan veroorzaken niet of nauwelijks geuroverlast. De enige functies die geuroverlast kunnen veroorzaken zijn horeca en een stookinstallatie van het Warmtebedrijf Amersfoort.
Voor horeca gelden vanuit het bouwbesluit eisen ten aanzien van de afvoer van geur. Wanneer daaraan wordt voldaan zal de overlast van geur op met name de woningen in het plan en in de omgeving beperkt zijn.
Datzelfde geldt voor de stookinstallatie van het Warmtebedrijf Amersfoort. Deze fungeert in De Nieuwe Stad als een secundaire warmtebron binnen het gebied en wordt alleen geactiveerd tijdens buitengewone weersomstandigheden in de winterperiode. Onder het kopje geur in deze paragraaf wordt dit nader beschreven.
Milieubelastende activiteiten in de omgeving
In de omgeving van De Nieuwe Stad bevinden zich momenteel verschillende bedrijven. Binnen de maximale richtafstand van 50 meter bij een milieucategorie 3.2 bevinden zich geen bedrijven in de omgeving die geuroverlast veroorzaken.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.
Stof
De Nieuwe Stad
Wat betreft stof is er geen overlast te verwachten van het plan voor De Nieuwe Stad op de omgeving. De functies die mogelijk worden gemaakt veroorzaken geen stofoverlast.
Milieubelastende activiteiten in de omgeving
Binnen de richtafstand van 50 meter die geldt voor categorie 3.2 bedrijven bevinden zich geen bedrijven die stofoverlast veroorzaken.
Het aspect stof vormt geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.
Geluid
De Nieuwe Stad
In De Nieuwe Stad bevindt zich momenteel een aantal bedrijven die geluidsoverlast kunnen veroorzaken op de omgeving maar ook op de woningen in het plangebied van De Nieuwe Stad; poppodium Fluor, kunstenaars/ontwerpers werkplaats ATM en een stookinstallatie van Warmtebedrijf Amersfoort. Daarnaast rijdt er logistiek verkeer en zijn er evenementen mogelijk op de Oliemolenhof.
Voor al deze activiteiten is bekeken wat ze betekenen voor de nieuw geplande woningen in De Nieuwe Stad. Hiervoor is akoestisch onderzoek uitgevoerd door Spa/WNP. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.9 Geluid. Voor de stookinstallatie van het Warmtebedrijf Amersfoort was dit niet mogelijk omdat deze niet geactiveerd is. Deze wordt alleen geactiveerd tijdens buitengewone weersomstandigheden in de winterperiode. Mogelijke overlast van deze installatie zal daardoor beperkt zijn.
ATM moet aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer voldoen ten aanzien van geluid. De geluidsruimte die ATM nu heeft wordt ingeperkt door de ligplaatsen in de Eem voor woonschepen en woningen die nu al zijn toegestaan op de locatie voor Kamer 3. Dit betekent dat ATM geen werkzaamheden buiten kan uitvoeren, dat werkzaamheden binnen met deuren gesloten worden uitgevoerd, dat laden en lossen overdag plaatsvindt en dat de vorkheftruck wordt voorzien van een geluidsdemper. Het bestemmingsplan De Nieuwe Stad voegt woningen toe, maar gezien de huidige situatie leidt dit niet tot een inperking van de geluidsruimte die ATM in de huidige situatie heeft. Daarnaast zorgen de hiervoor genoemde maatregelen ervoor dat ook bij de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij Fluor worden maatregelen getroffen zodat ook dit bedrijf voldoet aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het gaat om maatregelen aan de luchtbehandelingsinstallatie, gevelmaatregelen aan de westzijde van het gebouw en bij de nooduitgang aan de noordzijde. Deze maatregelen worden genomen in overleg met Fluor. Na het treffen van deze maatregelen zal er alleen in de nachtperiode nog sprake zijn van een overschrijding van de piekwaarden. Dit wordt veroorzaakt door het laden en lossen van onder andere bands die hebben opgetreden. Hier zal maatwerk voor worden opgesteld door de Regionale Uitvoerings Dienst Utrecht. Dit maatwerk is geen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan maar hoort bij de omgevingsvergunning milieu die Fluor heeft. Met dat maatwerk wordt Fluor niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering en kan er met de eerder genoemde maatregelen gesproken worden van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten aanzien van de woningen die mogelijk owrden gemaakt in De Nieuwe Stad.
In De Nieuwe stad is een warmtenet van Warmtebedrijf Amersfoort aanwezig waardoor het mogelijk wordt om volledig gasloze gebouwen te realiseren. Het warmtenet is in De Nieuwe Stad momenteel aangesloten op een kleine houtgestookte installatie met een capaciteit van 1,25 MWth. Gezien de beperkte capaciteit van deze installatie is het niet mogelijk om De Nieuwe Stad inclusief nieuwbouw van warmte te voorzien.
Warmtebedrijf Amersfoort heeft een hoofdleiding aangelegd van de biomassacentrale op de Isselt richting de binnenstad van Amersfoort, waar De Nieuwe Stad op aangesloten is. De stookinstallatie in De Nieuwe Stad fungeert daardoor als een secundaire warmtebron binnen het gebied en wordt alleen geactiveerd tijdens buitengewone weersomstandigheden in de winterperiode.
Op dit moment fungeert de biomassacentrale op de Isselt nog als noodcentrale maar er wordt ook een volwaardige installatie gebouwd (omgevingsvergunning hiervoor is verleend), vergelijkbaar met die op De Hoef. Hierdoor zal de stookinstallatie in De Nieuwe Stad niet langer noodzakelijk zijn aangezien de centrales op de Isselt en De Hoef voldoende capaciteit zullen hebben. De stookinstallatie in De Nieuwe Stad kan dan mogelijk uitgefaseerd worden.
Omdat de installatie in De Nieuwe Stad op dit moment nog aanwezig is moet hier rekening mee worden gehouden in dit bestemmingsplan. De installatie is slechts zeer beperkt in bedrijf waardoor nu geen akoestisch onderzoek kan worden gedaan naar het geluid van deze installatie. Dit kan pas op het moment dat de installatie geactiveerd wordt en dit gebeurt enkel tijdens buitengewone weersomstandigheden in de winterperiode. Daarom is in de regels van de bestemming Gemengd-1 een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat woningen wel mogen worden gebouwd maar pas in gebruik mogen worden genomen nadat met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat vanwege het geluid van de installatie.
Voor zowel ATM, Fluor als de andere bedrijven geldt dat er regelmatig vrachtwagens van en naar het bedrijf rijden, ook in de nacht. Er worden echter venstertijden in het leven geroepen om de overlast van deze vrachtwagens te beperken. Vrachtwagens mogen uitsluitend in het gebied rijden tussen 07.00 -11.00 uur en tussen 17.00 - 19.00 uur.
De Oliemolenhof is een evenementenlocatie. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de evenementen. Dat onderzoek is de basis geweest voor de regels die zijn opgenomen voor evenementen in voorliggend bestemmingsplan waarbij rekening is gehouden met de woningen die in het gebied gebouwd gaan worden.
Milieubelastende activiteiten in de omgeving
In de omgeving van De Nieuwe Stad komen geen bedrijven voor die geluidsoverlast veroorzaken. Enkel de brandweerkazerne ligt aan de westkant van het plangebied. Maar geluid (sirenes) van hulpdiensten hoeft niet meegenomen te worden in akoestische onderzoeken omdat dit geluid altijd noodzakelijk is in verband met veiligheid.
Voor de ontwikkeling van De Nieuwe Stad zijn verschillende akoestisch onderzoeken uitgevoerd. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.9 Geluid.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.
Gevaar (externe veiligheid)
De Nieuwe Stad
De functies die mogelijk worden gemaakt met het plan voor De Nieuwe Stad leveren voor de omgeving geen risico op in het kader van gevaar (externe veiligheid).
Milieubelastende activiteiten in de omgeving
Er zijn geen bedrijven in de directe omgeving van De Nieuwe Stad gevestigd die een risico opleveren ten aanzien van externe veiligheid.
Het aspect gevaar vormt geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.
Goed woon- en leefklimaat
Het woon- en leefklimaat van omwonenden dient niet geschaad te worden met voorgenomen ontwikkeling. De functies die mogelijk gemaakt worden op basis van het plan voor De Nieuwe Stad schaden het woon- en leefklimaat van omwonenden niet. Omdat de woningen in het plan voor De Nieuwe Stad dichter bij de bedrijvigheid en de horeca liggen dan de om het plangebied liggende woningen moet er binnen het plangebied al worden voldaan aan een goed woon- en leefklimaat. Dit is daarmee voor de woningen die rond het plangebied liggen ook het geval.
Sinds 1 januari 2008 geldt het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist.
In het plangebied komen geen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.
Ten aanzien van hinder van het plan voor De Nieuwe Stad op de omgeving kan aangegeven worden dat het plan minder belastend naar de omgeving is dan de bestemming Bedrijf-categorie 3.2 die de locatie op dit moment heeft. De bedrijven die gevestigd kunnen worden in De Nieuwe Stad moeten namelijk al rekening houden met de ongeveer 850 woningen die in De Nieuwe Stad gerealiseerd gaan worden.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.
In de regels van het voorliggende bestemmingsplan wordt geen gebruik gemaakt van de bedrijven en milieuzonering en de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijven worden onder voorwaarden mogelijk gemaakt. De voorwaarden zijn onder andere dat bij de aanvraag omgevingsvergunning voor functies in de plint (de verdiepingingen boven de plint zijn bestemd voor wonen) moet worden aangetoond dat voldaan wordt aan de eisen ten aanzien van geluid en geur. Met deze regeling wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de crisis en herstelwet biedt om nader onderzoek door te schuiven naar het moment van vergunningverlening. Bij het opstellen en in procedure brengen van voorliggend bestemmingsplan is namelijk nog niet duidelijk welke functies zich zullen vestigen in de plinten van de gebouwen.
Voor het vaststellen van een ruimtelijke plan moet duidelijk zijn of natuurwetgeving en natuurbeleid, de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan. Natuur wordt in Nederland beschermd op het niveau van soorten en gebieden.
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (kortweg: Wnb) in werking. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Met de inwerkingtreding van de Wnb zijn de provincies het bevoegde gezag voor de ontheffing- en vergunningverlening voor plannen en projecten en voor het vaststellen van vrijstellingsregelingen.
In het kader van voorliggend plan, is door bureau Econu een Ecologische quickscan opgesteld die is opgenomen in bijlage 5 Quickscan flora en fauna en een soortengericht onderzoek dat is opgenomen in bijlage 6 Soortengericht onderzoek. De aanwezigheid van beschermde soorten, gebieden en houtopstanden, beschermd middels de Wet natuurbescherming en via planologische bescherming van natuurgebieden en landschap, is in onderstaande paragrafen weergegeven.
De Wnb is gericht op het beschermen en ontwikkelen van de natuur en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit. In Artikel 1.11 van de wet wordt als algemene bepaling voorgeschreven dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Deze zorg houdt in dat handelingen die leiden tot negatieve effecten zoveel mogelijk achterwege worden gelaten. Daarnaast zijn in de wet verbodsbepalingen opgenomen ten aanzien van beschermde soorten. Hierbij worden drie beschermingsregimes onderscheiden:
Het is onder meer verboden in het wild levende vogels opzettelijk te doden of te vangen, nesten, rustplaatsen en eieren te beschadigen, eieren te rapen en vogels opzettelijk te storen.
Het is onder meer verboden in het wild levende dieren opzettelijk te doden of te vangen, te verstoren, eieren opzettelijk te vernielen of te rapen, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te vernielen en planten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
Het is verboden in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage bij de Wet, onderdeel A, natuurbescherming opzettelijk te doden of te vangen, de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen en vaatplanten genoemd in de bijlage, onderdeel B, bij de Wet natuurbescherming, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
Gedeputeerde staten en de Minister kunnen een ontheffing verlenen van verboden of bij verordening vrijstelling verlenen. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden gesteld om schade te beperken of te compenseren zodat er geen afbreuk wordt gedaan aan de staat van instandhouding.
Relatie met voorliggend plangebied
In de ruime omgeving van het plangebied komen mogelijk verschillende soorten voor die beschermd zijn onder paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming.
- Soorten van paragraaf 3.1 van de Wet natuurbescherming
Het plangebied is geschikt als foerageer- en broedgebied voor algemene vogelsoorten. In het plangebied en direct daar omheen blijft voldoende geschikt alternatief foerageergebied aanwezig. Derhalve hebben de voorgenomen plannen geen negatieve effecten tot gevolg ten aanzien van het foerageergebied van vogelsoorten. Er zijn geen jaarrond beschermde nesten in de bomen en struiken rond het plangebied. Als het verwijderen van bomen en struiken buiten het broedseizoen plaatsvindt, wordt voorkomen dat negatieve effecten optreden ten aanzien van broedende algemeen voorkomende vogelsoorten. In de Wet natuurbescherming wordt echter geen standaardperiode voor het broedseizoen gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Het is wel mogelijk dat huismussen en gierzwaluwen in het plangebied broeden. Dit vraagt om een aanvullend onderzoek naar de huismus en gierzwaluw. Hierover volgt meer in 4.4.7, de conclusie van deze paragraaf.
- Soorten van paragraaf 3.2 van de Wet natuurbescherming
Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen, tevens zijn de aanwezige gebouwen, bomen en struiken in en rond het plangebied een mogelijke vliegroute voor vleermuizen in de omgeving van het plangebied. Negatieve effecten op het foerageergebied en de vliegroute zijn niet redelijkerwijs op voorhand uit te sluiten. Er zijn mogelijkerwijs verblijfplaatsen van vleermuizen in de gebouwen binnen het directe plangebied. Een negatief effect op mogelijke verblijfplaatsen in de gebouwen kan niet op voorhand uitgesloten worden. Een aanvullend onderzoek naar vleermuizen is noodzakelijk. Hierover volgt meer in 4.4.7, de conclusie van deze paragraaf.
- Soorten van paragraaf 3.3. van de Wet natuurbescherming
De voorgenomen plannen hebben mogelijkerwijs een negatief effect op overige beschermde soorten. Het gaat dan met name om de wilde ridderspoor en de naakte lathyrus. Het is derhalve noodzakelijk om een aanvullend onderzoek naar deze plantensoorten uit te voeren zodat de aanwezigheid van de soort inzichtelijk wordt. Hierover volgt meer in 4.4.7, de conclusie van deze paragraaf.
De Wnb heeft tot doel het beschermen en in stand houden van Natura 2000-gebieden. Dit zijn gebieden die op grond van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn bescherming genieten, omdat er bijzondere soorten of leefgebieden (habitats) voorkomen. Het effect van projecten en andere handelingen op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden wordt geregeld in artikel 2.7 tot en met artikel 2.9 van de Wnb. Hieruit volgt dat voor een plan dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie (in cumulatie) met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, een passende beoordeling noodzakelijk is.
Voor projecten of andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen, is een vergunning nodig van Gedeputeerde Staten. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als die activiteiten negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied (kunnen) veroorzaken. Dit wordt de 'externe werking' van de bescherming genoemd. Denk daarbij aan handelingen die van invloed zijn op grondwaterstromen of luchtkwaliteit en stikstofdepositie. Over dit laatste onderwerp volgt meer informatie in de volgende subparagraaf 4.4.3 De Wet natuurbescherming: stikstofdepositie.
Relatie met voorliggend plangebied
In het plangebied is een ecologische quickscan uitgevoerd door het bureau Econu (zie bijlage 5 Quickscan flora en fauna) en een Soortengericht onderzoek (zie bijlage 6 Soortengericht onderzoek.
Vanwege de ligging op grote afstand van Natura 2000-gebied en het Natuur Netwerk Nederland (NNN), is de conclusie ten aanzien van beschermde gebieden dat het op voorhand is uit te sluiten dat de voorgenomen plannen negatieve effecten tot gevolg hebben op NNN/Natura 2000-gebieden. Er worden geen negatieve effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN of instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebied verwacht. Evenmin worden er beschermde, beeldbepalende bomen gekapt.
Op 1 juli 2015 is het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. De Wet natuurbescherming bepaalt dat nieuwe of uitbreidingen van bestaande economische activiteiten moeten worden getoetst op hun effect op de Natura 2000-gebieden. In veel van deze gebieden vormt de neerslag van stikstof een grote bedreiging voor stikstofgevoelige natuur.
Dit bestemmingsplan maakt de transformatie mogelijk van een voormalig industrieterrein naar een woon-werkgebied. De functies wonen en werken (waaronder horeca, maatschappelijke voorzieningen en kleine bedrijven met een lage milieucategorie) hebben naar alle waarschijnlijkheid geen (grote) impact op de stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden.
Relatie met voorliggend plangebied
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort en maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Arkemheen ligt op grote afstand van het plangebied en is bovendien geen stikstofgevoelig gebied. Andere Natura 2000-gebieden, waaronder het meest nabij gelegen stikstofgevoelige gebied de Veluwe dat op ongeveer 17 kilometer afstand ligt, liggen op nog grotere afstand waardoor geen uitstralende effecten worden verwacht met negatieve effecten op beschermde Natura 2000-waarden in omliggende Natura 2000-gebieden.
Afbeelding met locatie plangebied (i) en omliggende Natura-2000 gebieden (groen)
Desondanks is een stikstofberekening voor dit plan uitgevoerd op basis van de meest recente Aerius-calculator. Het rapport is opgenomen in bijlage 7 Stikstofonderzoek
DNS.
Uit de berekeningen in dit rapport blijkt dat er zowel gedurende de (tijdelijke) bouwfase als de gebruiksfase van De Nieuwe Stad ten opzichte van de referentiesituatie geen sprake is van een relevante stikstofdepositie ter plaatse van omliggende Natura 2000 gebieden (depositiebijdrage kleiner of gelijk aan 0,00 mol N/ha/jaar). Het voorgenomen plan is daarom uitvoerbaar en een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is niet nodig. Omdat er bij in de stikstofberekening is uitgegaan van het gebruik van elektrisch materieel tijdens de bouwfase, is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Deze voorwaarde zal ook worden opgenomen in de omgevingsvergunningen die worden verleend in het gebied.
De Wet natuurbescherming beschermt houtopstanden met een oppervlakte van minimaal 1000 m2 en rijbeplantingen die bestaan uit meer dan 20 bomen. Doel is de instandhouding van het huidige areaal bos in Nederland. Deze bescherming heeft geen betrekking op houtopstanden binnen de bebouwde kom, op erven of in tuinen, wegbeplantingen, beplanting langs rijkswegen, boomsingels en in het geval van het dunnen van een houtopstand. Voor het vellen van bomen vallend onder de reikwijdte van de Wnb geldt een meldingsplicht bij Gedeputeerde Staten en een herplantplicht. Aan de herplantplicht dient binnen 3 jaar na het vellen voldaan te zijn.
Relatie met voorliggend plangebied
Het plangebied ligt volledig binnen de bebouwde kom en valt daarom niet onder de reikwijdte van de Wnb voor zover het bossen en houtopstanden betreft. Er zijn geen beschermde houtopstanden aanwezig binnen het plangebied.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen Ecologische Hoofdstructuur), is een netwerk van natuurgebieden, agrarische beheergebieden en verbindingszones,ten behoeve van de uitbreiding van flora en fauna en behoud van leefgebied. Het doel van het NNN is om van de bestaande en nieuwe natuur een goed functionerend netwerk te maken. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) vormen het achterliggende beleidskader. Het ruimtelijk beleid voor het NNN is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden'. Op plannen, projecten of handelingen binnen het NNN is conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening het 'nee, tenzij'-regime van toepassing. Hoofdlijn is daarbij dat nieuwe ontwikkelingen in de NNN per saldo niet mogen leiden tot significante aantasting van het NNN, tenzij er een groot openbaar belang is én geen alternatieven.
In aanvulling op het NNN heeft de provincie gebieden aangeduid als Groene Contour. Deze gebieden zijn van belang voor het functioneren van het Natuurnetwerk. De provincie streeft ernaar deze gebieden aan het NNN toe te voegen. Tot die tijd blijft het bestaand gebruik ervan toegestaan. Wel geldt dat er geen onomkeerbare ingrepen en processen mogen plaatsvinden die het realiseren van natuur onmogelijk maken, tenzij er grote publieke belangen in het spel zijn. Is dat het geval, dan is compensatie nodig.
Gedeputeerde Staten kunnen gebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland aanwijzen die van provinciaal belang zijn vanwege hun natuurwaarden of landschappelijke waarden, met inachtneming van hun cultuurhistorische kenmerken. Deze gebieden worden aangeduid als 'bijzondere provinciale natuurgebieden' en 'bijzondere provinciale landschappen'.
Daarnaast zijn in de Verordening natuur en landschap (VNL) regels opgenomen die het landschap ruimtelijk beschermen. Het gaat hierbij enerzijds om het voorkomen van slootdempingen en het beschermen van kleine landschapselementen. Anderzijds wordt voorkomen dat het Utrechtse landschap er rommelig uitziet.
Relatie met voorliggend plangebied
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort en maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland of de Groen Contour.
Vanwege de ligging op grote afstand van Natura 2000-gebied en het Natuur Netwerk Nederland (NNN), is de conclusie ten aanzien van beschermde gebieden dat het op voorhand is uit te sluiten dat de voorgenomen plannen negatieve effecten tot gevolg hebben op NNN/Natura 2000-gebieden. Er worden geen negatieve effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN of instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebied verwacht. Evenmin worden er beschermde, beeldbepalende bomen gekapt.
De provincie Utrecht hecht veel waarde aan de bescherming van het landschap. Daarom hebben zij het behouden van de kwaliteit ervan als provinciaal belang opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS). Dit beleid is vertaald naar regels in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Dit betekent dat bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in het landelijk gebied rekening moet worden gehouden met het landschap. Daarnaast zijn in de Verordening natuur en landschap (VNL) regels opgenomen die het landschap ruimtelijk beschermen. Het gaat hierbij enerzijds om het voorkomen van slootdempingen en het beschermen van kleine landschapselementen. Anderzijds wordt voorkomen dat het Utrechtse landschap er rommelig uitziet.
Relatie met voorliggend plangebied
Binnen het bestemmingsplangebied komen geen beschermde kleine landschapselementen voor.
In het plangebied is een ecologische quickscan uitgevoerd door het bureau Econu. Deze is opgenomen in bijlage 5 Quickscan flora en fauna bij de toelichting van dit bestemmingsplan. De conclusie van de quickscan is hieronder opgenomen.
Beschermde gebieden
Vanwege de ligging op grote afstand van Natura 2000-gebied en het NNN is het op voorhand uit te sluiten dat de voorgenomen plannen negatieve effecten tot gevolg hebben op NNN/Natura 2000-gebieden. Er worden geen negatieve effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN of instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebied verwacht. Evenmin worden er beschermde, beeldbepalende bomen gekapt.
Beschermde soorten
In de ruime omgeving van het plangebied komen mogelijk verschillende soorten voor die beschermd zijn onder paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming. Daarom is een soortengericht onderzoek uitgevoerd.
Het soortengericht onderzoek is opgenomen in bijlage 6 Soortengericht onderzoek. De conclusie is onderstaand opgenomen.
Conclusie flora
Er zijn geen beschermde plantensoorten aanwezig in het plangebied.
Conclusie vleermuizen
Concluderend kunnen we stellen dat in de omgeving van het plangebied verschillende soorten vleermuizen zijn waargenomen tijdens de veldbezoeken; gewone en ruige
dwergvleermuizen en enkele laatvliegers. De meeste waarnemingen betreft foeragerende en voorbijvliegende vleermuizen. Het foerageren wordt voornamelijk boven het water noordzijde waargenomen. Hier bevindt zich ook een vliegroute van de waargenomen soorten. Tenslotte is ook een aantal verblijfplaatsen vastgesteld. De verblijfplaatsen die zijn aangetroffen betreft zomer- en paarverblijven van gewone
dwergvleermuizen, met 1-2 exemplaren. Er zijn geen grootschalige zomerverblijven,
kraamverblijven of winterverblijven aangetroffen. In totaal zijn drie kleine verblijfplaatsen in het plangebied aangetroffen. Er zijn geen essentiële foerageergebieden of migratieroutes aangetroffen.
Tijdens de voorgenomen werkzaamheden worden de aanwezige verblijfplaatsen niet vernietigd en/of significant verstoord. Er hoeft dan ook geen ontheffing aangevraagd worden.
Conclusie gierzwaluwen
De waargenomen gierzwaluwen hebben geen binding met het plangebied. Er zijn geen nesten of essentiële foerageergebieden aangetroffen die door de werkzaamheden negatief beïnvloed kunnen worden.
Conclusie huismussen
Het totaal aantal waarnemingen duidt op nesten in het nabije omgeving. De huismussen hebben geen last hebben van de werkzaamheden, zeker als de sloop buiten het broedseizoen plaats kan vinden.
Ontheffing Wet natuurbescherming nodig?
In het plangebied is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van beschermde flora, essentiële elementen van vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen. Er worden geen verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming overtreden bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden. Een ontheffing Wet natuurbescherming in combinatie met het treffen van mitigerende maatregelen is dan ook niet nodig. Wel dient te allen tijde rekening gehouden te worden met broedende vogels en de zorgplicht.
Zorgplicht
Naast de regelingen omtrent beschermde soorten is in de Natuurwet ook een algemene zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht geldt te allen tijde voor alle flora en fauna, ongeacht de eventuele beschermingsstatus en de verkregen ontheffingen. De zorgplicht stelt dat “iedereen, indien redelijkerwijs mogelijk, voldoende zorg in acht moet nemen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving”.
Om de zorgplicht te concretiseren is een aantal werkbare methoden omschreven waarmee aan de zorgplicht wordt voldaan. In aanvulling op de eerder genoemde maatregelen wordt in het kader van de zorgplicht het volgende aanbevolen:
Het gebied heeft de potentie om de ecologische structuren te versterken en de biodiversiteit te ondersteunen en ruimte te geven. Dat kan in De Nieuwe Stad door stepping stones te creëren: plekken waar specifiek gekeken wordt naar de behoeften van dieren in combinatie met waterretentie en bestrijden van hittestress. Groenpockets worden ingericht met overdadig groen van relevante boomsoorten, beplanting en bloemen. Daarbij spelen daken een belangrijke rol voor vogels en kunnen gevels worden ingezet als nestplek door op strategische hoogtes en oriëntaties ingrepen te plegen.
Het gebruik van daken, blinde gevels en balkons speelt een cruciale rol in het versterken van de totale biodiversiteit, klimaatbestendigheid en duurzaamheidsconcepten. Het maken van groene stepping stones creëert flexibiliteit voor biodiversiteit op meerdere niveau’s. Water vasthouden in gebouwen resulteert in minder gebruik van drinkwater en daarmee minder impact op het klimaat.
Variërend in hoogte, grootte en oriëntatie bieden de daken een brede diversiteit aan mogelijk gebruik. De hogere daken kunnen een rol spelen in energieopwekking en wateropvang, terwijl lager gelegen daken ook kunnen worden ingezet om sport te faciliteren of gedeelde tuinen te maken.
Woningen hebben in veel gevallen een eigen buitenruimte. Op de balkons worden vaste bakken geplaatst die de basis leggen voor het gebruik van de gevel als groene stepping stone. De dicht begroeide balkons worden centraal onderhouden en verbinden groen op de hoge daken met groen op de grond.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functies. Wanneer toekomstige functies mogelijk worden belemmerd door de bodemkwaliteit, zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functies van het gebied niet in strijd zijn met de kwaliteit van de bodem.
Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.
Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
In 2021 is een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente opgesteld. Op deze kaart ligt het plangebied van dit bestemmingsplan in een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart is gekwalificeerd met de functie 'wonen'. Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit.
Met de invoering van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Bodemenergie op 1 juli 2013 zijn de regels voor open bodemenergiesystemen geharmoniseerd en de proceduretijd verkort. Daarnaast voert de AMvB regels in voor gesloten bodemenergiesystemen, die tot 1 juli 2013 nog geen wettelijk kader kenden. Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden 'Warmte Koude Opslagsystemen' (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'Bodemwarmtewisselaars' genoemd. De open systemen hebben een vergunningplicht, de gesloten systemen hebben een meldingsplicht.
In het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen. Nieuwe systemen en grondwateronttrekkingen kunnen worden gerealiseerd indien er geen negatieve beïnvloeding is van bestaande systemen. Binnen het plangebied zijn nog geen systemen gerealiseerd (bron: www.wkotool.nl) en is geen specifiek beleid voor interferentie van toepassing. Het bestemmingsplangebied ligt buiten de invloedsfeer van grondwaterbeschermingsgebieden. Het gebied is geschikt voor bodemenergiesystemen.
Op de bodemkwaliteitskaart ligt het bestemmingsplangebied in een zone met de
gebruiksfunctie ' wonen' en met een bodemkwalificatie ' Landbouw/natuur'. Plaatselijk kan de bodemkwaliteit afwijken. Grondverzet kan plaatsvinden conform deze nota en het Besluit Bodemkwaliteit.
Bij de gemeente zijn diverse bodemrapporten bekend in het gebied. Ook zijn er bodemsaneringen uitgevoerd in het gebied waardoor de bodemkwaliteit is verbeterd.
De Nieuwe Stad ligt in zijn geheel in een gebied waar de afgelopen 20 jaar diverse bodemsaneringen hebben plaatsgevonden in de bodem en in het grondwater. Omdat er nog restverontreinigingen aanwezig zijn met onder andere VOCl (vluchtige organische chloorkoolwaterstoffen), zal toekomstige bebouwing hier ook rekening mee moeten houden. Dat betekent dat er voor de plannen in het gebied een aantal aandachtspunten is met betrekking tot deze restverontreinigingen en het beschermen van de Eemkleilaag.
Dat vraagt om maatwerk bij elke ontwikkeling en zal leiden tot voorwaarden bij de omgevingsvergunning.
Ook voor de aanleg van bodemenergiesystemen zal hier rekening mee gehouden worden. De kwaliteit van de bodem vormt na het uitvoeren van grondverzet geen belemmering om de verschillende functies, waaronder wonen, op te nemen in voorliggend bestemmingsplan. Wanneer de procedure van het voorliggende bestemmingsplan is doorlopen kan op basis daarvan een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor de bouw. Omdat het bestemmingsplan een nieuwe bestemming mogelijk maakt, namelijk wonen, zal bij de aanvraag omgevingsvergunning mogelijk een geactualiseerd plan voor grondverzet en/of sanering nodig zijn.
Met in acht name van het bovenstaande is de bodem binnen het bestemmingsplangebied geschikt voor de beoogde functies.
De gemeente Amersfoort heeft voor haar gehele beheersgebied een Historisch Vooronderzoek laten uitvoeren om in een vroeg stadium belanghebbenden te kunnen informeren over potentiële risico's. De kaart behorende bij dit onderzoek is op de gemeentelijke website te vinden (niet gesprongen explosieven).
Voorliggend project in relatie tot conventionele explosieven
Uit het bovengenoemde onderzoek blijkt dat er deels een verlaagd en deels een verhoogd risico is op de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven. Daarom is aanvullend onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8 Rapport Niet gesprongen explosieven DNS bij deze toelichting).
Uitsnede kaart Niet gesprongen explosieven
Aanvullend onderzoek Niet Gesprongen Explosieven
Gezien de grootschaligheid waarmee de beleidskaart is opgesteld, is bij het opstellen hiervan geen analyse gedaan van vooroorlogs reeds aanwezige bebouwing. Daarom is in dit advies het mogelijke effect hiervan in relatie tot de oorlogshandelingen en het uiteindelijke Niet Gesprongen Explosieven-Risicogebied op basis van aanvullend fotomateriaal bepaald.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het plangebied volledig bebouwd en verhard. In onderstaande afbeelding is de oorlogse luchtfoto onder het plangebied geprojecteerd.
Weergave bebouwing tijdens WOII
Afwerpmunitie heeft het vermogen om door verhardingen of gebouwen in de bodem te slaan. Echter gezien het feit dat de bebouwing volledig in gebruik was, zou dit zeker opgemerkt en gedocumenteerd zijn. In de geraadpleegde archiefstukken is hier geen vermelding van aangetroffen terwijl overige schade in de omgeving duidelijk is gedocumenteerd. Op basis hiervan is bepaald dat in dit specifieke gebied de kans op aantreffen van niet gesprongen explosieven dusdanig klein is dat geen sprake is van een verhoogd risico.
Alle grondroerende werkzaamheden binnen dit gebied kunnen daarom zonder aanvullende veiligheidsmaatregelen worden uitgevoerd. Omdat het terrein naoorlogs al meerdere keren intensief geroerd is en mogelijk ook grond is aangevuld bestaat een kleine kans dat niet gesprongen explosieven vanaf een andere locatie ongemerkt zijn aangevoerd. Hoewel hiervoor geen concrete aanwijzingen zijn, wordt geadviseerd om personeel dat betrokken is bij de grondroerende werkzaamheden op het project te voorzien van het protocol ‘spontaan aantreffen niet gesprongen explosieven’.
In 2050 wil Amersfoort geen schadelijke broeikasgassen meer uitstoten omdat alle fossiele brandstoffen worden vervangen voor hernieuwbare bronnen; zoals zon-, wind-, water- en bodemenergie. Amersfoort wordt zo snel mogelijk energieneutraal. Het tussendoel is 55 procent minder CO2 uitstoot in 2030. De warmte, koeling en energie moet voor iedereen betaalbaar en beschikbaar zijn en zoveel mogelijk lokaal opgewekt. Er moet voldoende hernieuwbare elektriciteit opgewekt zijn om alle woon- en werkgebieden duurzaam te kunnen verwarmen.
Een groeiende stad als Amersfoort heeft een grote vraag naar energie. Daarom moeten alle vormen van duurzame energie en alle geschikte locaties zo goed mogelijk benut worden.
Het energiesysteem van de toekomst vraagt om een andere inrichting waarbij het distribueren van energie steeds meer decentraal wordt georganiseerd. Er gaat veel aandacht uit naar energiemanagement op straat, buurt en wijkniveau. Dit vraagt om extra ruimte voor een robuust en toekomstbestendig energiesysteem in de stad (bijvoorbeeld extra middenspanningsruimtes en opslag van energie). De ruimte die in de stad nodig is voor de energietransitie en infrastructuur en die nodig is voor de verduurzaming van de warmte moet niet ten koste gaan van andere belangrijke ambities (vergroening, klimaatadaptie, ontmoeting, bewegen) in de openbare ruimte. Deze energievoorzieningen worden waar mogelijk ondergronds of inpandig geïntegreerd in de (nieuwbouw)plannen.
In de Transitievisie Warmte is een eerste richting gegeven aan de wijze waarop de gebieden in de stad duurzaam worden verwarmd. Amersfoort zet in op drie hoofdtechnieken: volledig elektrisch, een duurzaam warmtenet of een combinatie met groen gas.
Circulaire en CO2 -neutrale bouw
Amersfoort groeit. De komende tien jaar komen er duizenden woningen bij. Amersfoort wil dit zo circulair en betaalbaar mogelijk doen. Dat betekent zo min mogelijk uitputting van grondstoffen, gebruik maken van biobased grondstoffen en een zo laag mogelijke CO2-uitstoot. Daarom gaat Amersfoort een stapje verder dan landelijke regelgeving door aan te sluiten bij prestaties die in de praktijk al haalbaar zijn, zoals een betere milieuprestatie (MPG). Grondstoffen moeten in de keten van de bouw zo veel mogelijk behouden blijven door circulair te ontwerpen, ontwikkelen, (ver)bouwen en slopen. Om duurzaam en circulair bouwen aan te jagen heeft Amersfoort het Convenant Toekomstbestendige Woningbouw ondertekend. Amersfoort wil voldoen aan de principes van het convenant en voor nieuwe ontwikkelingen werkt toe naar het ambitieniveau goud.
De ambitie, om CO2- neutrale, circulaire, klimaatbestendige, natuurinclusieve, bio-diverse en gezonde stad te kunnen realiseren vraagt een aanpak die alle betrokken partijen verbindt. Er moet vergaande samenwerking en afstemming tussen alle ontwikkelende partijen plaats gaan vinden om lange termijnopgaven voor de Toekomstbestendige Stad te realiseren.
Om een bijdrage te kunnen leveren aan het gehele duurzaamheidsprogramma van Amersfoort moet in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces rekening worden gehouden met duurzaam- en milieubewust bouwen. Zo ook in dit bestemmingsplan.
We zien nieuwbouw of grootschalige renovatie en herontwikkeling dan ook als kans om de wijkopgave te verkleinen, duurzame energie aan te jagen of om er aan bij te dragen door middel van energieleverende nieuwbouw. Per locatie worden keuzes gemaakt in het verduurzamen van de lokale warmtevoorziening, om zo te komen tot energie-neutrale of energieleverende gebiedsontwikkelingen.
Sinds 2021 moet alle nieuwbouw voldoen aan de BENG normen (Bijna-Energie-Neutraal-Gebouw). De energieprestatiecoëfficiënt (EPC) methodiek wordt vervangen door de BENG berekeningsmethodiek. Om Europese afspraken omtrent het beperken van klimaatverandering te behalen moet de gemeente een stevige vermindering van CO2-uitstoot en forse beperking van energieverbruik gaan realiseren. Het landelijke beleid is om in 2050 een CO2 arme gebouwde omgeving te realiseren en geen aardgas meer te gebruiken.
Amersfoort heeft daartoe in maart 2017 de Green Deal Aardgasvrije Wijken getekend en in mei 2017 is een motie door de raad aangenomen over 'Aardgasloze Nieuwbouw'. Het rijk zet ook stappen naar een 'aardgasloze', gebouwde omgeving. Het rijk heeft daartoe de wettelijke verplichting om nieuwbouw woningen aan te sluiten op het gasnet vanaf juli 2018 laten vervallen.
Bouwbesluit
Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. Amersfoort heeft hogere ambities om nu al toekomstbestendig te bouwen en slimme investeringen te doen die bijdragen aan een CO2 neutrale, afvalloze- en klimaatbestendige stad. Om duurzaam en circulair bouwen aan te jagen heeft Amersfoort het Convenant Toekomstbestendige Woningbouw ondertekend (2022). Ook de ontwikkelende partij van De Nieuwe Stad heeft het convenant ondertekend.
Beide partijen willen voldoen aan de principes van het convenant. Dit convenant brengt de belangrijkste duurzaamheidsthema's samen en biedt een kader voor opdrachtgevende en opdrachtnemende partijen om de duurzaamheidsambities in de woningbouwopgave te integreren. De thema's waarop afspraken gemaakt worden zijn:
MPG
Vanaf januari 2018 is een MPG berekening, De Milieu Prestatie Gebouwen, voor woningen en kantoren verplicht. De MPG methodiek geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Het gaat hierbij om nieuwbouwwoningen en nieuwe kantoorgebouwen die groter zijn dan 100m².
De MPG is een belangrijke maatstaf voor de duurzaamheid van een gebouw. Hoe lager de MPG, hoe duurzamer het materiaalgebruik. Na jaren van ervaring opdoen met de Milieuprestatieberekening Gebouw (MPG) is MPG vanaf 1-1-2018 verplicht. Het resultaat op dit moment moet voldoen aan de grenswaarde van 0,8 €/m2bvo per jaar. Met de MPG is een belangrijke stap gezet om de effecten van het gebruik van grondstoffen in de bouw serieus als criterium geaccepteerd te krijgen. Komende jaren wordt MPG aangescherpt en in 2050 is Nederland 100% circulair (MPG=0).
In het convenant wordt nu al lager MPG nagestreefd - met minimaal brons-niveau (MPG=0,75). Het hoogste niveau goud is MPG=0,2
Bij nieuwe (her)bouwprojecten dient vroegtijdig een duurzaamheidsvisie te worden overlegd met de gemaakte duurzaamheidskeuzen, gebaseerd op de thema's uit de kaderstellende notitie (duurzaamheid) en het convenant. Later wordt een concrete uitwerking verwacht in vorm van een Duurzaamheidsplan.
De inhoud van een duurzaamheidsvisie en -plan is beschreven in de Leidraad voor Duurzame Nieuwbouw in Amersfoort.
Met De Nieuwe Stad wordt een bijdrage geleverd aan een duurzame ontwikkeling van de stad Amersfoort. Het gebied wordt daarom opgevat als innovatieve microstad waar betrokken ondernemers elkaar versterken, waar gebruik boven bezit gaat, waar slimme ideeën en samenwerkingen ontstaan en waar van onderop wordt gebouwd aan een zo veel mogelijk zelfvoorzienend en duurzaam stuk stad. Dit komt tot uiting in diverse thema’s die zijn uitgewerkt in een duurzaamheidsvisie (zie bijlage 9 Duurzaamheidsvisie) en hieronder zijn samengevat.
Mobiliteit
Bij De Nieuwe Stad wordt op een nieuwe manier tegen mobiliteit aan gekeken. Ten aanzien van het parkeervraagstuk wordt in plaats van naar autobezit gekeken naar autogebruik. Het mobiliteitsplan volgt de krimp van autobezit en groei van deelauto’s onder verschillende doelgroepen. Mobility as a Service (MaaS) maakt deelmobiliteit veel toegankelijker en doet de vraag naar parkeerplaatsen afnemen. De nu benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd in een gebouw dat schaalbaar is. Door een grote mate van losmaakbaarheid is het parkeerhuis adaptief in vraag en aanbod in de komende jaren.
Hergebruik
Hergebruik, van materialen en afval afkomstig uit De Nieuwe Stad en van buitenaf, staat hoog in het vaandel. Zo krijgen de Paviljoens een derde leven. Ook worden bestaande gebouwen zoveel mogelijk behouden en wordt circulair en flexibel gebouwd.
Water
Het gebied heeft last van flinke piekafvoeren van water tijdens heftige buien. Tegelijk ook van droogte en hitte. Dit komt onder andere door de grote hoeveelheid nietdoorlatende verharding. Op strategische plekken wordt deze verharding vervangen door klimaatadaptief groen, om het absorberend vermogen te verhogen. Er komt een adaptief watersysteem, waarin het water zo lang mogelijk wordt vastgehouden om de rest van het systeem te ontlasten. Ook het meervoudig gebruik van water en het vasthouden van water voor perioden van droogte en hitte worden onderzocht.
Economie
In De Nieuwe Stad wordt de Nieuwe Economie onderzocht. Dit betekent een economie waarin mede-eigenaarschap, delen, duurzaam investeren en ‘revolving finance’ centraal staan. Van de schaal van de individuele ondernemer tot de financiering van het gebied als geheel wordt gezocht naar meervoudige waardesystemen. Financiële waarde, sociale waarde en culturele waarde komen zo met elkaar in balans.
Sociaal
Op sociaal vlak streven we naar de meest duurzame vormen van wonen en werken. Dit betekent met een grote mate van flexibiliteit inspelen op de verschillende behoeften van de gebruikers. Sociale duurzaamheid gaat ook over toegankelijkheid en veiligheid voor zoveel mogelijk gebruikers. Hierdoor identificeert de gebruiker zich met het gebied en voelt zich mede-eigenaar en verantwoordelijk.
Biodiversiteit
In De Nieuwe Stad wordt het groen onderhouden door de eigenaar van het gebied en er is veel aandacht voor dieren. In een samengesteld regieteam groen zitten experts met betrekking tot ecologie, groenstructuren en watermanagement, die de ontwerpers van de gebouwen helpen met het toepassen van oplossingen.
Energie
Met het oog op de lange termijn wordt getracht het gebied energie- en stromenneutraal te maken. Met de realisatie van het warmtenet, nu nog gevoed door de biomassaketel, de zonnepanelen en het laadplein voor elektrische mobiliteit is de basis gelegd voor een energieneutrale wijk.
Voorkomen van hittestress
Ter voorkoming van hittestress wordt voldoende groen op de gebouwen en op maaiveld aangelegd om te zorgen voor verkoeling. Daarnaast worden voldoende schaduwplekken gecreëerd, gecombineerd met groene pocketparken. Bij ieder gebouwontwerp geven zonnestudies inzicht in de zon- en schaduwplekken. Deze worden gebruikt om te toetsen of het plein De Oliemolenhof voldoende zonnig is tijdens evenementen (zoals Koningsdag) maar ook of er in de zomer voldoende schaduwplekken zijn.
Naast het toepassen van een duurzame manier van koelen - aquathermie - wordt bij het ontwerpen van de gebouwen ook rekening gehouden met de grenswaarden TO-juli (Temperatuur Overschrijding in de maand juli). Hierbij worden naast actieve koeling ook mogelijke oplossingen als buitenzonwering, overstekken en zomernachtventilatie ter overweging meegenomen.
Ook waterberging is een belangrijk onderdeel van het integraal ontwerpen in De Nieuwe Stad, vooral ingegeven door het feit dat het steeds langer droog is in de zomermaanden. Het is de ambitie van de eigenaar van het gebied om voldoende water te bergen, zodat het groen in tijden van droogte twee maanden lang zonder schoon drinkwater kan worden bewaterd. Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor waterberging op het dak en op en onder straatniveau.
Beleidsregel duurzaamheid De Nieuwe Stad
Om een toetsingskader vast te leggen ten aanzien van duurzaamheid wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan de 'Beleidsregel duurzaamheid De Nieuwe Stad' in procedure gebracht. Deze beleidsregel is gebaseeerd op het 'Convenant
Toekomstbestendig bouwen'. In de beleidsregel is opgenomen dat een aanvraag omgevingsvergunning binnen De Nieuwe Stad minimaal moet voldoen aan niveau brons uit dit Convenant, waarbij voor het thema energie wordt gestreefd naar niveau goud en 2 andere thema's hoger moeten scoren dan niveau brons. Welke thema's dat zijn kan per aanvraag omgevingsvergunning worden bepaald.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In alle drie besluiten zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken ) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).
Landelijk is een basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen ontwikkeld. Het basisnet geeft zekerheid over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. De uitgangspunten van het basisnet, waaronder de transportfrequenties waarmee gemeenten bij risicoanalyses dienen te rekenen, zijn wettelijk verankerd door middel van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling basisnet. Het Bevt beschrijft de afstanden tussen transportroutes en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen. Dit zijn alle plaatsen waar zich regelmatig personen bevinden met uitzondering van verkeersdeelnemers. De transportfrequenties, opgenomen in de Regeling basisnet, corresponderen met de maximale gebruiksruimte voor het vervoer.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekeningen gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. In de Regeling Basisnet zijn de afstanden van het PAG voor weg, spoor en water vastgelegd.
Een PAG geldt alleen voor nieuwe (nog te bouwen) kwetsbare objecten. Indien zich bestaande kwetsbare objecten binnen het PAG bevinden, hoeven deze niet te worden gesaneerd. Bij bouwplannen die binnen een PAG vallen zal specifiek moeten worden ingegaan op de effecten van een plasbrand (motivatie verplichting). Hier zouden bijvoorbeeld extra (bouwkundige) maatregelen kunnen volgen. Het PAG is verankerd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
Berekeningen van het groepsrisico geven inzicht in de mate van maatschappelijke ontwrichting. Met de uitkomsten van een dergelijke berekening kan daarom bewuster met risico’s worden omgegaan. Het is bij de beoordeling van dit groepsrisico de vraag welke omvang van ramp of ontwrichting aanvaardbaar is.
Hoe er met de verantwoording van het groepsrisico omgegaan dient te worden, verschilt per risicobron. Ten aanzien van inrichtingen wordt de verantwoording geregeld via het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), ten aanzien van buisleidingen is dit geborgd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt hiervoor het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
Bevi
Bevb
Beperkte verantwoording
Volledige verantwoording
De volledige verantwoording gebeurt conform de hiervoor onder Bevi omschreven verantwoording.
Bevt
Beperkte verantwoording
Het Bevt schrijft voor dat voor alle ruimtelijke plannen binnen de invloedssfeer van een transportroute aandacht moet worden geschonken aan het volgende:
Volledige verantwoording
Wanneer het ruimtelijk plan binnen 200 meter van een transportroute gelegen is, dient ook aandacht te worden geschonken aan de volgende aspecten:
Er is echter sprake van een uitzondering wanneer:
In dat geval kan volstaan worden met een beperkte verantwoording.
Voor het plangebied is op basis van een onderzoek beoordeeld of sprake is van bedrijfsactiviteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren (zie bijlage 10 Onderzoek externe veiligheid DNS). Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het Bevi.
Plangebied en risicobronnen Bevi
Uit de inventarisatie blijkt dat er in de omgeving twee risicobronnen aanwezig zijn, het LPG-tankstation 'Serva BV' en het NS Emplacement Amersfoort.
Serva BV
Bij Serva BV kan inmiddels geen lpg meer worden getankt. De milieuvergunning van het bedrijf wordt hierop aangepast en ook wordt een wijzigingsplan in procedure gebracht waarmee de mogelijkheid tot verkoop van lpg op deze locatie uit het bestemmingsplan wordt gehaald.
Het NS Emplacement
Het plangebied ligt op een afstand van ruim 1000 meter van het goederen emplacement. Het invloedsgebied van het emplacement reikt vanwege het risico op het vrijkomen van zeer toxische vloeistoffen tot circa 3000 meter.
Bij een ongeval met een tankwagon met toxische stoffen kan een toxische wolk ontstaan. Omdat het emplacement op ongeveer 1.000 meter van het plangebied ligt is het niet waarschijnlijk dat er gewonden en/of slachtoffers ontstaan als gevolg van een toxische wolk. De effecten van een toxische wolk zijn erg afhankelijk van de omstandigheden zoals locatie, windrichting en windsnelheid. Wanneer de windrichting staat richting het plangebied dan is het de verwachting dat er gewonden vallen doordat mensen ademhalingsklachten kunnen krijgen en hiervoor medische hulp nodig hebben en mogelijk naar het ziekenhuis moeten. Ook is het mogelijk dat er slachtoffers vallen. Het is van belang dat personen binnen het plangebied zich kunnen beschermen tegen zo'n toxische wolk. De beste optie is om in gebouwen te schuilen tot de lekkage is verholpen en/of de concentratie in de lucht laag genoeg is om het gebied te ontvluchten. Daarvoor is het noodzakelijk dat de gifwolk de gebouwen niet binnendringt. Voor de nieuwe woningen in het plangebied wordt geadviseerd om het ventilatiesysteem (centraal) uitschakelbaar te maken, om te voorkomen dat een toxisch gas (rook) naar binnen wordt gezogen. Bij de bedrijfshulpverlening van de voorgenomen utiliteitsbouw (andere dan woonfunctie) moet de positie van de schakelaar waarmee het ventilatiesysteem kan worden uitgeschakeld bekend zijn en de handelswijze volgens dit scenario moet een onderdeel zijn van het bedrijfsnoodplan. Genoemde maatregelen kunnen niet worden geborgd in dit bestemmingsplan. In de te verlenen omgevingsvergunning zal een voorwaarde worden opgenomen dat er een bedrijfsnoodplan moet komen voor de utiliteitsbouw met daarin opgenomen bovenstaande maatregelen.
Voor het spooremplacement Amersfoort is op 3 juli 2015 een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd in verband met de aanvraag voor een nieuwe omgevingsvergunning milieu, die op 12 december 2017 is verleend. Deze analyse is toegevoegd als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Uit de groepsrisico berekening van deze kwantitatieve risicoanalyse blijkt dat deze ruimschoots onder de oriëntatie waarde ligt. Gezien de relatief grote afstand van het plangebied tot de risicovolle activiteiten op het emplacement zal de bijdrage aan de hoogte van het groepsrisico nihil zijn. Hiermee is er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmering vanwege het spooremplacement.
Voor het doorgaande spoor door Amersfoort wordt het invloedsgebied bepaald door het transport van giftige vloeistoffen en ligt op basis van de Handleiding risicoanalyse transport tot een afstand van 4 km van het spoor. Het plangebied ligt hiermee in het invloedsgebied van het spoor en ook binnen de zone van 200 meter vanaf het spoor. Dit betekent dat het groepsrisico dient te worden verantwoord conform artikel 7 van het Bevt. Door Spa WNP is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van het transport (zie bijlage11 Onderzoek externe veiligheid spoor DNS). In dit onderzoek zijn de risico's voor de omgeving inzichtelijk gemaakt en getoetst aan de norm- en richtwaarden uit het Bevt. Daarnaast is ingegaan op de mogelijkheden voor personen om de locatie te ontvluchten, de bereikbaarheid en de bestrijdbaarheid van een ramp.
Geconcludeerd wordt dat het doorgaande spoor door Amersfoort geen beperkingen oplegt voor het plangebied. Het berekende groepsrisico van het spoor ligt boven de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. De realisatie van de plannen dragen zeer gering (minder dan 1%) bij aan de toename van het groepsrisico. Om die reden kan een verantwoording van de toename van het groepsrisico achterwege blijven.
In geval van een dreigende ramp kunnen aanwezige personen in meerdere richtingen het gebied ontvluchten. Aangezien ook voor het transport geldt dat het maatgevende scenario het vrijkomen van schadelijke of giftige gassen is, geldt ook hier dat centraal afsluitbare ventilatie aanzienlijk kan bijdragen aan de mogelijkheid om te schuilen waarmee de veiligheid van personen in het plangebied wordt vergroot.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn voor het plangebied.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
Per 1 juli 2012 is Swung 1 in werking getreden. Het gaat om een wijziging van de Wet milieubeheer die onder andere heeft geresulteerd in de invoering van geluidsproductieplafonds voor rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen). Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidsproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs rijkswegen en spoorwegen. De ligging van de referentiepunten, de grenswaarden en de bijbehorende gegevens zijn opgenomen in een openbaar, elektronisch toegankelijk geluidsregister. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dat jaarlijks aantonen.
De nieuwe regels zijn, wat de rijksinfrastructuur betreft, in plaats gekomen van de regels in de Wet geluidhinder omtrent de aanleg en reconstructie van een weg en de aanleg of wijziging van een spoorweg. Bij bouwen langs rijkswegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder gelden, maar moet bij de berekening van de geluidsbelasting gebruik gemaakt worden van de brongegevens uit het register. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing.
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel X).
Tabel X: zones langs wegen
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 |
3 of meer | 350 | |
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 |
3 of 4 | 400 | |
5 of meer | 600 |
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
Spoorwegen hebben een zone, waarvan de breedte afhankelijk is van de hoogte van het geluidsproductieplafond. In artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder is de breedte van de zone aangegeven. De zonebreedte varieert van 100 tot 1.200 meter. Bij ontwikkelingen rond geluidsgevoelige bestemmingen in de zone of wijzigingen aan de spoorlijn moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 55 en 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers, is op grond van art. 41 van de Wgh een geluidszone vastgesteld. In geval van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone of een wijziging aan het industrieterrein of de geluidszone is een akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 50 en 55 dB(A) (Letm), afhankelijk van de situatie. Buiten de zone mag de geluidsbelasting nooit meer dan 50 dB(A) (Letm) bedragen. Er dient te worden gewaarborgd dat deze waarde, en de eventuele vastgestelde hogere grenswaarden niet worden overschreden. Middels zogenaamd zonebeheer wordt daarvoor continu de totale vergunde geluidsbelasting vanwege het industrieterrein beheerd.
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota Amersfoort Wet geluidhinder, september 2015). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.
Wegverkeer
Door Spa WNP is een akoestisch onderzoek weg- en railverkeer uitgevoerd (zie bijlage 12 Akoestisch onderzoek weg- en railverkeer). In het onderzoek zijn de volgende
geluidgevoelige gebouwen onderzocht: Kamers 1A, 1B, 2, 3, 4, 5, 6, 10 en 12.
Nabij het plangebied liggen enkele drukke (spoor)wegen. Voor de ruimtelijke onderbouwing van de plannen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en is de situatie beoordeeld aan de hand van de Wet geluidhinder, de Wet ruimtelijke ordening en het gemeentelijke geluidbeleid. Doel van dat onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting binnen het plangebied voor zover deze wordt veroorzaakt door het relevante weg- en railverkeer. Voor Kamers 2 en 10 is tevens een separaat onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 13 Akoestisch onderzoek weg- en railverkeer kamer 10 DNS en bijlage 14 Akoestisch onderzoek weg- en railverkeer kamer 2 DNS). De geluidgevoelige gebouwen 1A, 1B, 2, 3, 4, 5, 6, 10 en 12 liggen binnen de bebouwde kom. Er is geen sprake van de aanwezigheid van een auto(snel)weg, zodat er in de zin van de Wet geluidhinder sprake is van een stedelijk gebied. Het plangebied ligt in de geluidzones van de:
1. Amsterdamseweg/De Nieuwe Poort
2. Brabantsestraat
3. Oude Fabrieksstraat
4. Nijverheidsweg-Noord
5. Limburgsestraat
6. Groningerstraat
7. spoorweg tussen Amersfoort – Apeldoorn
Voor de Overijsselsestraat, de Eemlaan en de parallelweg Amsterdamseweg geldt een maximale rijsnelheid van 30 km/uur. Ondanks het feit dat er geen sprake is van een geluidzone langs deze wegen, zijn in het voorliggende onderzoek de geluidbelastingen vanwege deze wegen toch berekend. De overige wegen liggen op grotere afstand van het plangebied en/of de verkeersintensiteit is er dusdanig gering, dat deze wegen niet relevant zijn met betrekking tot de geluidbelasting.
Uit het onderzoek blijkt het volgende:
Industrielawaai
Het plangebied ligt aan de zuid-oost kant van het gezoneerde industrieterrein Isselt. Tussen de Nieuwe stad en het gezoneerde terrein bevindt zich het gebied Kop van Isselt. De Kop van Isselt was voorheen gezoneerde industrieterrein. Maar het gebied wordt geleidelijk getransformeerd naar een gemengd stedelijk gebied. Voor deze transformatie is het gezoneerde industrieterrein verkleind. De grens van het gezoneerde industrieterrein Isselt lag tot op de Brabantsestraat. Met het onherroepelijk worden van de 'Partiële herziening Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen- aanpassen gezoneerd industrieterrein' (15 mei 2020) is deze grens verlegd naar het noordwesten en komt deze te liggen op de Industrieweg en Havenweg.
De buitenste zonegrens -daar waar de geluidbelasting maximaal 50 dB(A) mag bedragen- is in 2020 niet aangepast. De zone ligt daarmee voor een deel nog over de Nieuwe stad, terwijl het gezoneerde terrein aanzienlijk is verkleind tot aan de Industrieweg.
Het beheren en monitoren van de vergunde geluidruimte op het gezoneerde industrieterrein wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst Regio Utrecht (RUD), door middel van een zonemodel. De RUD is gevraagd om inzichtelijk te maken tot waar de huidig vergunde 50 dB(A) geluidcontour vanwege het industrieterrein reikt.
In onderstaand figuur is zowel de 50 dB(A) als de 45 dB(A) contour weergegeven. Hieruit komt naar voren dat het plangebied van de nieuwe stad niet negatief wordt beïnvloed door het industriegebied. De geluidbelastingen liggen ruim lager dan 45 dB(A). Daarnaast zal woningbouw binnen het plangebied van de nieuwe stad geen belemmeringen opleveren voor de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein.
Daarnaast is een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd voor kamer 2, dit is de maatgevende locatie in het plangebied ten aanzien van industrielawaai. Het onderzoek is te vinden in bijlage 15 Akoestisch onderzoek industrielawaai.
De volgende vier inrichtingen zijn onderzocht:
· ATM Atmosphere
· Hoog Vuur
· Het Lokaal
· Kroast
Het doel van dit akoestisch onderzoek is het bepalen van de geluidemissie van de activiteiten die worden uitgevoerd door deze inrichtingen op de gevels van de nieuwe woningen.
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus [LAr,LT]
Uit het onderzoek blijkt in de onderzochte bedrijfssituaties het onderstaande voor de nieuwe appartementen binnen Kamer 2.
ATM moet aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer voldoen ten aanzien van geluid. De geluidsruimte die ATM nu heeft wordt ingeperkt door de ligplaatsen in de Eem voor woonschepen en door woningen die nu al zijn toegestaan op de locatie voor Kamer 3. Dit betekent dat ATM geen werkzaamheden buiten kan uitvoeren, dat werkzaamheden binnen met deuren gesloten worden uitgevoerd, dat laden en lossen overdag plaatsvindt en dat de vorkheftruck wordt voorzien van een geluidsdemper. Het bestemmingsplan De Nieuwe Stad voegt woningen toe, maar gezien de huidige situatie leidt dit niet tot een inperking van de geluidsruimte die ATM in de huidige situatie heeft. De hiervoor genoemde maatregelen zorgen er voor dat bij de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
In de dag- en avondperiode wordt vanwege de activiteiten bij Hoog Vuur op alle ontvangerpunten voldaan aan de richtwaarden voor een goede ruimtelijke ordening. In de nachtperiode wordt niet voldaan aan de richtwaarden van stap 2 voor een goede ruimtelijke ordening. Wel wordt er voldaan aan de richtwaarden van stap 3 voor een goede ruimtelijke ordening. Vanuit het Activiteitenbesluit is opgenomen, dat het stemgeluid buiten beschouwing blijft bij de toetsing van zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus als van de maximale geluidniveaus. Op alle ontvangerpunten wordt voldaan aan de geluideisen uit het Activiteitenbesluit. Gezien het hiervoor gestelde en de geringe overschrijding in de nachtperiode (maximaal 1 dB) wordt gesteld, dat er bij de nieuwe woningen sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat ten aanzien van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus.
In de reguliere bedrijfssituatie de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus inclusief het stemgeluid op het terras op alle ontvangerpunten wordt voldaan aan de richtwaarden voor een goede ruimtelijke ordening en de geluideisen uit het Activiteitenbesluit.
Maximaal 12 keer per jaar kunnen vanwege activiteiten, die incidenteel optreden, in de dagavond- en nachtperiode maximale geluidniveaus optreden tot 62 dB(A).
In de reguliere bedrijfssituatie is sprake van een goede ruimtelijke ordening ten aanzien van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus.
Maximaal 12 keer per jaar kunnen vanwege activiteiten, die incidenteel optreden, in de dagavond- en nachtperiode maximale geluidniveaus optreden tot 58 dB(A), 58 dB(A) en 55 dB(A).
Maximale geluidniveaus [LA,max]
In de reguliere bedrijfssituatie wordt in de dagperiode niet op alle ontvangerpunten voldaan aan de richtwaarden van stap 2 voor een goede ruimtelijke ordening. De overschrijdingen worden veroorzaakt door het rijden en werken van de vorkheftruck en het rijden van de personen- en vrachtwagens.
Stap 3 van het toetsingskader in de VNG-brochure (goede ruimtelijke ordening) biedt de mogelijkheid om piekgeluiden van aan- en afrijdend verkeer uit te zonderen bij de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De piekgeluiden van laad- en losactiviteiten (inclusief het aan- en afrijdend verkeer) in de dagperiode zijn ook uitgezonderd van toetsing in het kader van het Activiteitenbesluit.
Gelet op het voorgaande wordt gesteld dat het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen in de reguliere bedrijfssituatie nauwelijks wordt beïnvloed door het aan- en afrijden van de voertuigen in de dagperiode. Daarmee wordt gesteld dat er bij de nieuwe woningen sprake zal zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat ten aanzien van de maximale geluidniveaus.
Maximaal 12 keer per jaar kunnen vanwege activiteiten, die incidenteel optreden, in de dagavond- en nachtperiode maximale geluidniveaus optreden tot respectievelijk 94 dB(A), 76 dB(A) en 76 dB(A).
In de dag-, avond- en nachtperiode wordt ruim wordt voldaan aan de richtwaarden voor een goede ruimtelijke ordening en de eisen uit het Activiteitenbesluit. Ten aanzien van de maximale geluidniveaus die kunnen optreden bij Hoog Vuur is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
In de reguliere bedrijfssituatie wordt voldaan aan de geluideisen uit het Activiteitenbesluit. Er wordt niet voldaan aan de richtwaarden van stap 2 en 3 voor een goede ruimtelijke ordening.
Stap 3 van het toetsingskader in de VNG-brochure (goede ruimtelijke ordening) biedt de mogelijkheid om piekgeluiden van aan- en afrijdend verkeer uit te zonderen bij de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De piekgeluiden van laad- en losactiviteiten (inclusief het aan- en afrijdend verkeer) in de dagperiode zijn ook uitgezonderd van toetsing in het kader van het Activiteitenbesluit. Daarnaast blijven maximale geluidniveaus vanwege stemgeluid van een onverwarmd of onoverdekt terrein dat onderdeel is van een inrichting, buiten beschouwing bij de toetsing aan het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit stelt dat het binnenniveau van in- en aanpandige geluidgevoelige bestemmingen in de dag-, avond- en nachtperiode maximaal respectievelijk 55 dB(A), 50 dB(A) en 45 dB(A) mag bedragen. De woningen worden voorzien van gebalanceerde ventilatie (WTW-unit), waardoor geen rooster in de gevel wordt gerealiseerd. Normaliter wordt met moderne standaard bouwmaterialen (dubbele beglazing, geïsoleerd dak) een geluidwering van 23 tot 25 dB gerealiseerd.
Op basis van het hiervoor genoemde wordt gesteld, dat er bij de nieuwe woningen sprake zal zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat ten aanzien van de maximale geluidniveaus.
In de reguliere bedrijfssituatie wordt voldaan aan de geluideisen uit het Activiteitenbesluit. Er wordt niet voldaan aan de richtwaarden van stap 2 en 3 voor een goede ruimtelijke ordening. Stap 3 van het toetsingskader in de VNG-brochure (goede ruimtelijke ordening) biedt de mogelijkheid om piekgeluiden van aan- en afrijdend verkeer uit te zonderen bij de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De piekgeluiden van laad- en losactiviteiten (inclusief het aan- en afrijdend verkeer) zijn ook uitgezonderd van toetsing in het kader van het Activiteitenbesluit.
Het Activiteitenbesluit stelt dat het binnenniveau van in- en aanpandige geluidgevoelige bestemmingen in de dag-, avond- en nachtperiode maximaal respectievelijk 55 dB(A), 50 dB(A) en 45 dB(A) mag bedragen. De woningen worden voorzien van gebalanceerde ventilatie (WTW-unit), waardoor geen rooster in de gevel wordt gerealiseerd. Normaliter wordt met moderne standaard bouwmaterialen (dubbele beglazing, geïsoleerd dak) een geluidwering van 23 tot 25 dB gerealiseerd.
Op basis van alle verschillende onderzoeken is er een totaaloverzicht gemaakt ten aanzien van geluid in het gebied De Nieuwe Stad (zie bijlage 17 Overzicht geluidlandschap). Gesteld kan worden, dat er bij de nieuwe woningen sprake zal zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat ten aanzien van de maximale geluidniveaus.
Voor het bepalen van de geuremissie is gebruik gemaakt van het 'Kennisdocument Houtstook in Nederland' d.d. september 2018. Dit document is door Buro Blauw BV en Procede Biomass opgesteld in opdracht van de RVO. In paragraaf 7.4 zijn de resultaten van een aantal geurmetingen aan houtgestookte ketels <5 MW opgenomen. Hieruit volgt een gemiddelde geuremissie van 5,7 MouE/uur voor een installatie met identiek vermogen (1250 kW). De emissie in de opstartfase is een factor 6 hoger is dan onder normaal bedrijf. De maximale geuremissie van 34,2 MouE/uur gedurende de maximale bedrijfsduur van de installatie (500 uur per jaar) is gehanteerd als worst case uitgangspunt voor de berekeningen.
Het kennisdocument geeft het volgende beoordelingskader voor het aanvaardbaar geurhinderniveau op basis van de hedonische waarde (onaangenaamheid) van de geur.
Hedonische waarde | Geurconcentratie 98-percentiel [ouE/m3] | Geurconcentratie 99,9-percentiel [ouE/m3] | Woon- en leefklimaat |
- 1/2 | 0,5 | 2 | Goed |
-1 | 0,85 | 3,4 | Matig |
-2 | 4,5 | 18 | Onvoldoende |
Voor de verspreidingsberekeningen is gebruikgemaakt van het programma Geomilieu, met als rekenhart Kema STACKS+. Met behulp van dit programma zijn de geurconcentraties op leefniveau berekend.
Het gebouw en het emissiepunt zijn in het model ingevoerd. Het gebouw is 16 meter hoog. Het emissiepunt bevindt zich 1 meter boven het dak op 17 m hoogte. De installatie is minder dan 500 uur per jaar in bedrijf (conform de 500-uurregeling). In de berekeningen is daarom een bedrijfsduur van 500 uur per jaar aangehouden.
Ter plaatse van de meest nabijgelegen beoogde woningen zijn receptorpunten ingevoerd. De receptoren liggen bij de beoogde locatie van Kamer 6, op de kortste afstand (circa 10 m horizontaal) vanaf het emissiepunt. De geurconcentraties zijn bepaald op diverse hoogten tot 70 m.
De berekende geurbelasting bij de meest nabijgelegen geplande woningen in Kamer 6 bedraagt 0,3 OouE/m³ als 98-percentiel en 1,8 ouE/m³ als 99,9-percentiel. Bij de woningen is, ook in het geval de stookinstallatie in werking is, sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geur. Voor het warmtebedrijf geldt bovendien dat de geplande woningen geen belemmering vormen.
In de 'Wet luchtkwaliteit' (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) staan luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht. Een voorgenomen ontwikkeling is onder andere inpasbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit als de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project. Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het Besluit gevoelige bestemmingen is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.
Voorliggend plan betreft de bouw (of transformatie) van ongeveer 15 gebouwen met in de plint verschillende functies en op de verdiepingen woningen (totaal ongeveer 850 woningen). Dit aantal ligt ruim onder de NIBM grens. Desondanks is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit (zie bijlage 18 Onderzoek Luchtkwaliteit).
Uit het onderzoek blijkt dat de realisatie van De Nieuwe Stad niet of nauwelijks bijdraagt aan de luchtverontreiniging op de gevoelige bestemmingen in de nabije omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van De Nieuwe Stad en in de nabije omgeving verder onderzocht en berekend. Hieruit blijkt dat de berekende concentraties, ten gevolge van het (extra) verkeer op de wegen, zowel in huidige situatie, als in de situatie na planrealisatie ruim lager zijn dan de grenswaarden. Ook wordt voldaan aan de advieswaarden van de WHO (World Health Organization) uit 2005, in het kader van het Schone Lucht Akkoord.
Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet van toepassing omdat de locatie hiervoor te ver van provinciale en rijkswegen ligt.
De herontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan met de daarin opgenomen bestemmingen. Overigens wordt in de omgeving van het plan ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Zie voor de situatie ter plekke www.nsl-monitoring.nl.
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde die in onderdeel D is opgenomen, wordt overschreden.
Wijziging Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Deze wijziging impliceert dat vanaf die datum een toets uitgevoerd moet worden of belangrijke nadelige milieugevolgen in verband met een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. (milieueffectrapportage)-beoordeling gehanteerd.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarde blijven (en daarmee dus niet m.e.r.-plichtig zijn). De ontwikkeling De Nieuwe Stad, een transformatie van een bedrijfslocatie naar een compact stedelijk woon-werk gebied dat wordt gekenmerkt door een gevarieerd woon-werkmilieu, bestaande uit een mix van sociale woningbouw, vrije sector woningen en ruimte voor onder andere bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen, horeca, valt onder de categorie D11.2 stadsontwikkelingsproject (zie onderstaande tabel uit onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r.). De drempel die gegeven wordt is een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aantal van 2000 woningen of meer, een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
![]() |
Voorliggend plan betreft de bouw van ongeveer 850 woningen, het totale plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 51.000 m2 (5,1 hectare), en de bedrijfsvloeroppervlakte ligt ruim onder de 200.000 m2. Al deze aantallen liggen ruim onder de drempelwaarden. Daarom is de ontwikkeling De Nieuwe Stad niet m.e.r.-plichtig maar moet er wel een m.e.r. beoordeling plaatsvinden.
Hoewel er geen wettelijke verplichting is tot het doorlopen van de uitgebreide m.e.r.procedure, geeft de Wet milieubeheer aan dat voor de geplande activiteiten wel een vormvrije m.e.r. beoordelingsplicht van toepassing is. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van een m.e.r. aanmeldnotitie (zie bijlage 19 Aanmeldnotitie MER). Het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders) beslist aan de hand van de m.e.r. aanmeldnotitie of het project belangrijke nadelige milieugevolgen heeft die alsnog aanleiding kunnen geven tot het doorlopen van een uitgebreide m.e.r. procedure.
Conclusie
De milieugevolgen zijn beschreven in hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten. Daarnaast is een aanmeldnotitie m.e.r. opgesteld (zie bijlage 19).
Gelet op de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de effecten van het project, moet worden geconcludeerd dat het project niet leidt tot
milieueffecten van dusdanige omvang, dat sprake kan zijn van ‘belangrijke nadelige
milieugevolgen’. Ook zijn er geen significante effecten te verwachten op een Natura-2000 gebied, waardoor het opstellen van een passende beoordeling niet noodzakelijk is. Op grond van het ontbreken van belangrijke nadelige milieugevolgen en met het treffen van passende maatregelen (onder andere al in het kader van het bestemmingsplan), is de conclusie gerechtvaardigd dat “belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten” en dat een volledige m.e.r.-procedure, en daarmee het opstellen van een MER, niet nodig is.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de zogenaamde watertoets uitgevoerd worden. Hierbij moeten de initiatiefnemer en de waterbeheerder overleg voeren over de wateraspecten die verband houden met de voorgenomen ontwikkeling. Naast de watertoets spelen de volgende beleidslijnen een rol.
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
In het Nationaal Water Programma (NWP) beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Het programma is vastgesteld in 2021 en anticipeert op de Omgevingswet. Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater en waterverdeling, waterkwaliteit en natuur, scheepvaart en de functies van de rijkswateren. Voor de periode 2022-2027, maar ook verder vooruit. Doel is werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. Het Nationaal Waterprogramma is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2016-2021.
Het Bodem- en waterprogramma provincie Utrecht 2022-2027 (hierna BWP) is vastgesteld in 2021. Hierin zijn de ambities voor bodem en water uit de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht uitgewerkt. Onderdeel van het programma is het wettelijke verplichte Regionaal Waterplan onder de Waterwet. Het plan voldoet aan de eisen van een Regionaal Waterprogramma volgens de Omgevingswet. In het BWP wordt uitvoering gegeven aan vier verplichte Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Ook actuele thema's, zoals omgaan met toenemende periodes van droogte en wateroverlast, en toenemende drukte in de ondergrond, zijn onderdeel van het BWP. Verder wordt beschreven wat de relatie is met andere provinciale beleidsthema's of programma's. Het programma is een vervolg op het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021.
In het Waterbeheerprogramma 2016-2021 geeft Waterschap Vallei en Veluwe inzicht in de doelen en maatregelen die het waterschap in deze periode van zes jaar gaat bereiken. De maatregelen zijn hierin op hoofdlijnen beschreven. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027 (BOP) is eind 2021 vastgesteld en is de opvolger van het waterbeheerprogramma. Het BOP is de gebiedsgerichte doorvertaling van de BOVI2050. Het BOP is het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. Het waterbeheerprogramma is resultaatsverplichtend en zelfbindend. Voor het Eemland zijn gebiedsdoelen/-programma's vastgesteld. Deze laten zien waar het waterschap voor staat ten aanzien van waterveiligheid en schoon en voldoende oppervlaktewater.
De watervisie is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. De ambitie is dat Amersfoort een gezonde, groene stad is met mogelijkheden om te groeien. Een goede waterhuishouding is elementair voor een afgewogen inrichting en beheer. Ook speelt een goede waterhuishouding een belangrijke rol in (recreatief) gebruik, economie, cultuurhistorie, groenblauwe structuren, biodiversiteit en toekomstbestendige (klimaat)oplossingen. Het klimaat verandert, er ligt een grote binnenstedelijke woningbouwopgave en het gebruik van de openbare ruimte zal intensiveren. Daarom zijn extra inspanningen nodig op het gebied van het waterbeheer om de stad leefbaar te houden. Met name bij nieuwe ontwikkelingen liggen hiervoor kansen. Daarbij wil de gemeente Amersfoort om kunnen gaan met de gevolgen van klimaatverandering en de natuur meer kansen geven. In de watervisie hebben we aandacht voor biodiversiteit, maar voor beleving, beweging en vermindering van hittestress. Specifiek voor nieuwe ontwikkelingen heeft de gemeente richtlijnen opgesteld (Richtlijn klimaatbestendige bouw, feb. 2020).
In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is beschreven hoe de gemeente de komende jaren invulling geeft aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Centraal doel is het behouden en versterken van een vitale en gezonde leefomgeving. Het inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt is een taak van de gemeente. Daarnaast treft de gemeente op doelmatige wijze maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater. De uitvoering van deze taken doen we zoveel mogelijk aansluitend bij de natuurlijke situatie en in verbinding met ander maatschappelijke opgaven. In het landelijke Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie is afgesproken dat Nederland in 2050 klimaatbestendig is. Op basis van het basisrioleringsplan zijn maatregelen benoemd om regenwateroverlast tot een acceptabel niveau te beperken. De uitvoering van deze maatregelen koppelen we zoveel mogelijk mee met andere ontwikkelingen in de stad.
In het Programma Klimaatbestendige en Groene Stad (2019) van de gemeente Amersfoort wordt bestaand beleid gebundeld en een stap gemaakt naar een uitvoeringsagenda. De ambitie is om in 2050 een waterrobuuste en klimaatbestendige stad te zijn, waarin economie, veiligheid en gezondheid niet of nauwelijks hinder ondervinden van klimaatveranderingen. Amersfoort doet dit door te werken aan het voorkomen van de negatieve effecten van wateroverlast en hittestress, en het zo veel mogelijk tegengaan van verdroging.
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Huidige Situatie
Oppervlaktewater
Het plangebied is gelegen langs de rivier de Eem, zie figuur. Verder is binnen het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig. De kade aan de noordzijde van de Eem is tevens een primaire waterkering (zie legger Waterkeringen van waterschap Vallei en Veluwe).
Oppervlaktewater nabij plangebied (bron: Legger waterschap Vallei en Veluwe)
Hemelwater
Het grootste deel van het plangebied is in de bestaande situatie verhard. Hemelwater afkomstig van het plangebied wordt samen met het afvalwater nog via de gemengde riolering ingezameld en afgevoerd. Of het hemelwater stroomt af richting de Eem. Daarnaast liggen onder de Oliemolenhof infiltratiekratten die het regenwater zo lang mogelijk vasthouden en in de bodem laten infiltreren.
Grondwater
De representatief hoge grondwaterstand ligt (RHG) ligt in de huidige situatie op circa 2m onder maaiveld. Er is een gemeentelijke grondwaterpeilbuis in de Brabantsestraat. In het projectgebied zelf wordt vanaf begin 2020 de grondwater gemonitord.
Afvalwater
In het plangebied is diverse riolering aanwezig. In de Eemlaan en De Nieuwe Poort ligt een gescheiden riool. In de Kleine Koppel ten noorden van het plangebied ligt een gemengd riool.
Nieuwe situatie
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied wordt geen oppervlaktewater aangelegd.
Hemelwater
Om het stedelijk gebied klimaatbestendig in te richten, wordt hemelwater binnen het plangebied verwerkt (geborgen en geïnfiltreerd). Tevens moet worden voorkomen dat hemelwater vanuit het plangebied in de omgeving tot overlast leidt. Voor het hemelwater dat valt in het plangebied gelden twee belangrijke principes:
(1) vasthouden - bergen - afvoeren: een belangrijk principe is dat hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen/geïnfiltreerd en dus niet afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging tegen wordt gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen;
(2) schoon houden - scheiden - schoon maken: het is van belang dat het grondwater wordt beschermd tegen vervuiling. Om hieraan bij te dragen mogen bij de ontwikkeling van het terrein geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.
In het plan dient dus voldoende ruimte voor water (ondergronds en/of bovengronds) te worden gereserveerd. Het plangebied moet voldoen aan de Richtlijn Klimaatbestendige bouw (Amersfoort, februari 2020). Het realiseren van voldoende waterberging is in dit plangebied mogelijk. Binnen De Nieuwe Stad is het de ambitie om voldoende water te bergen, zodat het groen in tijden van droogte twee maanden lang zonder schoon drinkwater kan worden bewaterd. De waterbergingsopgave is nader uitgewerkt in het waterhuishoudingsplan (zie bijlage 20 Rapport Waterhuishouding DNS).
Om schade door water op straat te voorkomen dient het vloerpeil ruim boven de kruin van de openbare weg te worden gerealiseerd.
Grondwater
In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 meter gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de kruin van de weg in de openbare ruimte. Om grondwateroverlast te voorkomen moeten eventuele kelders en parkeergarages tot aan maaiveld waterdicht zijn.
Onderzoek naar klimaatgevolgen heeft uitgewezen dat de grondwaterstand ten gevolge van klimaatontwikkelingen op verschillende locaties in Amersfoort nog kan stijgen.
Afvalwater
Afvalwater vanuit het plangebied is aangesloten op de bestaande gemengde riolering in de Kleine Koppel of op de gescheiden riolering in de Eemlaan en De Nieuwe Poort. Afvalwater vanuit nieuwbouw kan onder vrijverval op het bestaande vuilwaterriool worden aangesloten. Uitgangspunt is dat vuilwater vanuit 859 nieuwe woningen wordt aangesloten op de gemengde riolering en 18.948m2 aan commerciële ruimte. Zie voor nadere toelichting het waterhuishoudingsplan (bijlage 20 Rapport Waterhuishouding DNS).
Met het Waterschap Vallei en Veluwe is de afspraak gemaakt dat voor plannen waarvan het verhard oppervlak met meer dan 1000m2 toeneemt watercompensatie nodig is. In de huidige situatie is het plangebied bijna volledig verhard. Met de herontwikkeling van het plangebied wordt groen toegevoegd. Hiermee neemt het totale verhard oppervlak in de toekomst af. Omdat het verhard oppervlak afneemt, is watercompensatie niet nodig.
Voor voorliggend plan is in september 2023 telefonisch vooroverleg geweest met het waterschap. Voor delen van het bestemmingplan De Nieuwe Stad is reeds eerder een watertoets uitgevoerd.
Dit bestemmingplan is een zogenaamd 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'.
Op 27 juni 2017 is de 15e tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Bu Chw) in werking getreden. Daarin is onder meer aan Amersfoort de mogelijkheid geboden om te experimenteren met bestemmingsplannen met een bredere reikwijdte. Daarmee krijgt zo'n bestemmingsplan in feite (gedeeltelijk) het karakter van een omgevingsplan en wordt vooruit gelopen op, en ervaring opgedaan met, de nieuwe Omgevingswet.
Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt mogelijkheden om af te wijken van bestaande wet- en regelgeving en meer zaken te regelen dan onder de reguliere wetgeving mogelijk is. Die reguliere wetgeving wordt beperkt tot het criterium 'goede ruimtelijke ordening'. Dit betekent dat in traditionele bestemmingsplannen alleen regels met een ruimtelijke relevantie kunnen worden opgenomen. Het Bu Chw en de nieuwe Omgevingswet hebben een ruimere doelstelling. Binnen die doelstelling van 'het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit' kunnen in het experiment van de Crisis- en herstelwet nu ook regels voor bijvoorbeeld, veiligheid, gezondheid, beeldkwaliteit en uitvoerbaarheid worden opgenomen in het bestemmingsplan. Ook kunnen lokale verordeningen over de fysieke leefomgeving in het bestemmingsplan worden geïntegreerd en is het bijvoorbeeld mogelijk om een hogere waarden besluit als bedoeld in de Wet geluidhinder op te nemen in het bestemmingsplan.
Om duidelijk aan te geven dat dit bestemmingsplan een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is, wordt gesproken over het Chw bestemmingsplan De Nieuwe Stad.
Artikel 7c in samenhang met artikel 7g biedt voor Amersfoort een aantal mogelijkheden om af te wijken van de wettelijke regels. Deze mogelijkheden staan in onderstaande tabel (uit: Inspiratiegids bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu). In de tabel is aangegeven welke mogelijkheden uit het experiment worden gebruikt in dit bestemmingsplan.
Tabel uit 'Inspiratiegids bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte' opgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, juni 2017
Verbrede reikwijdte:
Duurzaamheid
In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen over duurzaamheid. In de regels is aangegeven dat een aanvraag omgevingsvergunning wordt getoetst aan de 'Beleidsregels duurzaamheid De Nieuwe Stad'.
Looptijd
De looptijd van dit bestemmingsplan is 20 jaar in plaats van 10 jaar.
Verordeningen
Aan de regels van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied zijn regels toegevoegd over evenementen. Hierin is aangegeven hoeveel evenementen er toegestaan zijn in het gebied en onder welke voorwaarden.
Beleidsregels
Voor De Nieuwe Stad zijn 'Beleidsregels duurzaamheid De Nieuwe Stad' opgesteld. Die beleidsregels gaan gelijk met voorliggend bestemmingsplan in procedure. In de beleidsregels is opgenomen dat een aanvraag omgevingsvergunning moet voldoen aan niveau brons van het 'Convenant Toekomstbestendig bouwen', waarbij voor het thema energie wordt gestreefd naar niveau goud en voor 2 andere thema's naar een hoger niveau dan brons.
Minder gedetailleerd onderzoek
Vanwege het levendige gebied, de vele mogelijke functies en de 18 uurs dynamiek van De Nieuwe Stad met daarbij ook veel woningen, zijn de in artikel 3 Gemengd - 1 genoemde functies uitsluitend toegestaan wanneer bij de aanvraag omgevingsvergunning voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden. Bij het opstellen en in procedure brengen van voorliggend bestemmingsplan is namelijk nog niet duidelijk welke functies zich zullen vestigen in de plinten van de gebouwen. Er wordt hier verwezen naar het Omgevingsplan Amersfoort omdat de omgevingsvergunningen op basis van voorliggend bestemmingsplan pas worden aangevraagd op het moment dat de Omgevingswet in werking is getreden. Op dat moment zijn regels uit het Omgevingsplan van toepassing en niet meer de regels uit het Activiteitenbesluit.
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Een bestemmingsplan bestaat uit:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.
In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:
Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.
Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend. Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.
Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.
Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
In het plangebied zijn 2 bestemmingen gemengd opgenomen. Gemengd-1 voor de nieuw te bouwen gebouwen, Gemengd-2 voor de bestaande gebouwen. Binnen de bestemming Gemengd zijn verschillende functies toegestaan in de plint van de gebouwen om te zorgen voor levendigheid en diversiteit in het gebied. Binnen de bestemming Gemengd-1 mag op de verdiepingen boven de plint worden gewoond. Het doel is het mogelijk maken van een levendige gebied, met vele mogelijke functies en een 18 uurs dynamiek, met daarbij ook veel woningen.
In de bestemmingen Gemengd-1 en Gemengd-2 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het mogelijk maken van genoemde functies in de plint uitsluitend wanneer bij de aanvraag omgevingsvergunning voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden ten aanzien van geur en geluid. Bij het opstellen en in procedure brengen van voorliggend bestemmingsplan is namelijk nog niet duidelijk welke functies zich zullen vestigen in de plinten van de gebouwen. Er wordt hier verwezen naar het Omgevingsplan Amersfoort omdat de omgevingsvergunningen op basis van voorliggend bestemmingsplan pas worden aangevraagd op het moment dat de Omgevingswet in werking is getreden. Op dat moment zijn regels uit het Omgevingsplan van toepassing en niet meer de regels uit het Activiteitenbesluit.
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is in de eerste plaats bedoeld voor woonerven, woonstraten, ontsluitingswegen en pleinen.
Binnen deze bestemmingen zijn daarnaast de voor verblijfsgebieden gebruikelijke functies toegestaan zoals, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen en water.
Ook zijn in deze bestemming regels opgenomen ten behoeve van evenementen. Hierin is aangegeven hoeveel evenementen er toegestaan zijn in het gebied en onder welke voorwaarden. De vergunning moet worden verleend op basis van de Algemeen Plaatselijke Verordening, rekening houdend met de regels uit dit bestemmingsplan.
In het plangebied komt één woonbestemming voor, Wonen - 4. Deze bestemming is gegeven aan kamer 3. De bestemming maakt gestapelde woningen mogelijk. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen. Daar binnen is de bebouwing voor gestapelde woningen toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal regels.
In de bestemming is een regeling opgenomen voor beroepen en bedrijven aan huis. Deze regeling biedt de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen.
Daarnaast is de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden af te wijken van de regels ten behoeve van kamerverhuur en ten behoeve van gemengde functies in de plint.
Het voorliggende plangebied is een gebied met een hoge archeologische verwachting. In de regels en op de verbeelding is hiervoor de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' opgenomen.
Ter plaatse van de kamer 6,8 en 10 is door een grootschalige milieusanering of recente bebouwing de bodem zodanig verstoord dat eventuele archeologische resten zullen zijn verdwenen. De kamers worden vrijgeven voor verder archeologisch onderzoek. Voor alle andere kamers hebben we hier geen bewijs voor. Hier is een middelhoge archeologische verwachting op sporen en vondsten uit de Middeleeuwen en een hoge verwachting op sporen en vondsten uit de Nieuwe Tijd.
De gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' ligt over een deel van het plangebied. Binnen een geluidzone industrie mogen alleen met afwijking nieuwe geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder worden gebouwd.
In 2020 is echter de grens van het gezoneerde industrieterrein Isselt aangepast. Maar de buitenste zonegrens van de geluidzone van dit industrieterrein - daar waar de geluidbelasting maximaal 50 dB(A) mag bedragen- is in 2020 niet aangepast. De zone ligt daarmee voor een deel nog over De Nieuwe stad, terwijl het gezoneerde terrein aanzienlijk is verkleind tot aan de Industrieweg.
Het beheren en monitoren van de vergunde geluidruimte op het gezoneerde industrieterrein wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst Regio Utrecht (RUD), door middel van een zonemodel. De RUD is gevraagd om inzichtelijk te maken tot waar de huidig vergunde 50 dB(A) geluidcontour vanwege het industrieterrein reikt. Uit de beoordeling door de RUD blijkt dat het plangebied van De Nieuwe Stad niet negatief wordt beïnvloed door het industriegebied. De geluidbelastingen liggen ruim lager dan 45 dB(A). Daarnaast zal woningbouw binnen het plangebied van De Nieuwe Stad geen belemmeringen opleveren voor de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein.
Daarom is wel de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' opgenomen maar is hierin aangegeven dat voor nieuwe geluidgevoelige gebouwen kan worden afgeweken van de voorwaarde dat er in een geluidzone van een gezoneerd inustrieterrein geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen mogen worden gerealiseerd.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen.
Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om kosten van grondexploitatie te verhalen: het kostenverhaal dient verzekerd te zijn. Als de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond die is opgenomen in een grondexploitatie. Als de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente bij de grondeigenaar inzetten op een overeenkomst over grondexploitatie. Dit wordt ook wel een anterieure overeenkomst genoemd. In een dergelijke overeenkomst verbindt de grondeigenaar zich tot het voldoen van kosten van grondexploitatie aan de gemeente.
Mocht het niet lukken om met grondeigenaar tot overeenstemming te komen, of als het om welke reden dan ook niet mogelijk is kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren, dient er gelijktijdig met het bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld te worden. Als dit aan de orde is, worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de omgevingsvergunning te verbinden.
Een deel van de gronden binnen het plangebied is in eigendom van de gemeente. Een ander deel van de gronden in De Nieuwe Stad is in eigendom van een projectontwikkelaar. Ook voor dat deel van het plangebied maakt de gemeente kosten. Om deze kosten te kunnen verhalen is met de ontwikkelaar een (anterieure) overeenkomst gesloten. De door de gemeente te maken (plan- en apparaats-)kosten voor dit deel van de gronden wordt op de ontwikkelaar verhaald met deze (anterieure) overeenkomst.
Het bestemmingsplan is hiermee vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 2 te volgen omdat het gaat om een bestemmingsplan met urgente en belangrijke ontwikkelingen die niet passen binnen het geldende planologische regime. Daarnaast zijn voor de ontwikkeling inmiddels de kaders en een uitwerkingsvoorstel/ stedenbouwkundig plan vastgesteld door de gemeenteraad.
Wanneer de procedure behorende bij model 2 wordt gevolgd, betekent dit dat er (na het vooroverleg met instanties, zie paragraaf 7.3.3.) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Omdat er geen inspraak wordt gehouden over het conceptontwerpbestemmingsplan, wordt er tijdens de periode van terinzagelegging van het ontwerpbestemmmingsplan een inloopavond georganiseerd waarvoor naar alle adressen in en rond het plangebied een uitnodiging wordt gestuurd. Tijdens deze avond is er gelegenheid om het ontwerpbestemmingsplan te bekijken en vragen te stellen aan de ontwikkelaar en aan de gemeente.
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met voorliggend bestemmingsplan raakt geen rijksbelang. Daarom is het conceptontwerp niet om advies naar het rijk gestuurd.
Op 26 september 2023 is het conceptontwerp van het Chw bestemmingsplan De Nieuwe Stad toegestuurd aan de onstaande instanties. Daarbij zijn zij verzocht om in het kader van artikel 3.1.1 Bro, uiterlijk 24 oktober 2023 te reageren op het plan. Wij gaan er vanuit dat de instanties die niet gereageerd hebben, instemmen met de inhoud van het conceptontwerp bestemmingsplan.
Het conceptontwerp bestemmingsplan is toegestuurd aan de volgende instanties:
Van de Gasunie, SGLA, Hogeschool Utrecht is een vooroverlegreactie ontvangen. Deze zijn hieronder samengevat en waar nodig van een gemeentelijke reactie voorzien. Van de overige vooroverlegpartners is geen reactie ontvangen.
Gasunie
De Gasunie heeft het plan getoetst aan het externe veiligheidsbeleid. De conclusie is dat de dichtst bij het plangebied gelegen leiding geen invloed heeft op de planontwikkeling.
Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort
Reactie gemeente:
Een bestemmingsplan wordt opgesteld onder andere op basis van vastgesteld beleid. Ten aanzien van de woningen is het Deltaplan Wonen daarom uitgangspunt voor het bestemmingsplan voor De Nieuwe Stad. Er is daarnaast ook gekeken naar ontwikkelingen in de markt. Naast de grote vraag naar sociale huurwoningen en woningen uit het midden segment, is er ook vraag naar meer tijdelijke vormen van wonen. Daarom hebben we in het bestemmingsplan ook deze vorm van wonen mogelijk gemaakt door op beperkte schaal short stay toe te staan.
Reactie gemeente:
Het gebied De Nieuwe Stad valt binnen de Thematische structuurvisie kantoren 2016 - 2027 van de provincie Utrecht. Deze structuurvisie is gebaseerd op een Kantorenmarktonderzoek uit 2015 waarin is aangegeven dat de behoefte aan kantoorruimte tot en met 2027 op de locatie Stationsgebied 57.000 m2 bvo. Dit is vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht, in artikel 9.17, lid 5. Daarin is aangegeven dat het aantal m2 mag schuiven binnen het Stationsgebied, waar De Nieuwe Stad onderdeel van is. Van de 57.000 m2 aan kantoorruimte is er 10.000 m2 mogelijk in De Nieuwe Stad. Deze m2 kunnen gerealiseerd worden in de plinten van de gebouwen, samen met de overige functies die mogelijk worden gemaakt binnen de bestemmingen Gemengd-1 en Gemengd-2. Het gaat dan onder andere om bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen, culturele voorzieningen en horeca. Het streven is om in dit gebied vernieuwende kantoor- en werkconcepten te realiseren, bijvoorbeeld vergelijkbaar met het kantoorgebouw van TwynstraGudde.
Reactie gemeente:
De verschillende ontwikkelingen binnen Langs Eem en Spoor hebben niet dezelfde planning. Daarom is het niet mogelijk, en vanwege de grote vraag naar woningen ook niet wenselijk, om een bestemmingsplan in procedure te brengen voor het totale gebied Langs Eem en Spoor.
Reactie gemeente:
Naast een op zichzelf staande ontwikkeling is De Nieuwe Stad ook één van de te ontwikkelen gebieden in Langs Eem en Spoor. Voor Langs Eem en Spoor is gewerkt aan een Omgevingsimpactanalyse. Uit die analyse en een aanvulling daarop is meer inzicht verkregen in de toekomstige verkeerssituatie en bijbehorende (milieu)effecten. Uit de aanvulling blijkt dat de toename van verkeer in en rond het gebied Langs Eem en Spoor kan leiden tot negatieve effecten op de omgeving. Deze effecten kunnen worden voorkomen door het treffen van maatregelen. Deze maatregelen zijn enerzijds het voorkomen van knelpunten door het aanpassen van kruisingen en de rotonde De Nieuwe Poort, en anderzijds het implementeren van mobiliteitsbeleid in de stad om de verkeersgeneratie te beperken. Door het treffen van deze maatregelen worden negatieve gevolgen voor het milieu in de omgeving van Langs Eem en Spoor voorkomen. De te treffen maatregelen leiden niet tot aanpassingen in het voorliggende ontwerp chw bestemmingsplan De Nieuwe Stad.
Uit de Omgevingsimpactanalyse blijkt ook dat binnen de ontwikkelgebieden potentieel sprake is van een hoge geluidbelasting. Door het treffen van maatregelen zoals een slim stedenbouwkundig ontwerp kan desondanks een goed woon- en leefklimaat worden verkregen. Dit moet blijken uit een MER-aanmeldnotitie die voor elke plan opgesteld moet worden.
Voor De Nieuwe Stad is in de aanmeldnotitie MER en in het ontwerp bestemmingsplan onderbouwd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Een MER-procedure is daarom niet nodig voor de ontwikkeling van De Nieuwe Stad.
Reactie gemeente:
In paragraaf 4.4.3 van de toelichting op het bestemmingsplan is beschreven dat uit berekeningen blijkt (rapport is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd) dat er zowel gedurende de (tijdelijke) bouwfase als de gebruiksfase van De Nieuwe Stad ten opzichte van de referentiesituatie geen sprake is van een relevante stikstofdepositie ter plaatse van omliggende Natura 2000 gebieden (depositiebijdrage kleiner of gelijk aan 0,00 mol N/ha/jaar). Er wordt niet aangegeven dat het meest nabijgelegen stikstofgevoelige natuurgebied de Veluwe is. Dit is toegevoegd aan de toelichting van het bestemmingsplan. De Veluwe is gelegen op een afstand van ongeveer 17 kilometer van het plangebied De Nieuwe Stad.
In de regels van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat tijdens de bouwfase gebruik moet worden gemaakt van elektrisch materieel. Wanneer dit niet mogelijk is, moet bij de aanvraag omgevingsvergunning worden aangetoond dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Dit wordt ook als voorwaarde opgenomen in de toekomstige omgevingsvergunningen.
Reactie gemeente:
De tekst in de toelichting ten aanzien van water was inderdaad summier. Deze tekst is in het ontwerpbestemmingsplan aangevuld.
Reactie gemeente:
Voor het gehele gebied Langs Eem en Spoor wordt een omgevingsimpactanalyse opgesteld en er wordt gewerkt aan een voorzieningenscan voor de hele stad. Hiermee wordt de impact van de ontwikkelingen in Langs Eem en Spoor op de omgeving in beeld gebracht.
Reactie gemeente:
De plinten van de gebouwen in De Nieuwe Stad zijn bestemd voor gemengde functies waardoor een levendige uitstraling ontstaat. Daarnaast blijven evenementen mogelijk op de Oliemolenhof. Samen met het bestaande poppodium Fluor, de bestaande horecagelegenheden en de mogelijkheid voor nieuwe horecavestigingen, blijft het gebied De Nieuwe Stad een aantrekkelijk gebied. Zowel om te wonen en werken als om te bezoeken.
Clairfort advocaten namens de Hogeschool Utrecht
Reactie gemeenten:
De afstand tussen het bouwvlak van het parkeerhuis en de Hogeschool is minimaal 5 meter. We kiezen er op dit moment niet voor om het bouwvlak voor het parkeerhuis (kamer 8) te verkleinen omdat er nog geen definitief ontwerp is voor het parkeerhuis. De ontwikkelaar en de gemeente zien dit als een ontwerpopgave waarbij de omliggende bebouwing, waaronder de Hogeschool, en de bouwmogelijkheden van de omliggende kamers, uitgangspunt zijn. Hoe groot het parkeerhuis uiteindelijke wordt is afhankelijk van het besluit door de gemeenteraad over de verkeerssituatie en de parkeernormen. Dit besluit wordt begin volgend jaar verwacht.
Om te garanderen dat er ook na het bouwen van het parkeerhuis sprake is van een
goed woon- en leefklimaat voor de omliggende bebouwing, wordt hierover een
voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het ontwerp chw
bestemmingsplan De Nieuwe Stad.
Reactie gemeente:
De afstand tussen het bouwvlak van het parkeerhuis en de Hogeschool is op straatniveau minimaal 5 meter. Zoals in de reactie op het bovenstaande punt 2 is te lezen kiezen we er op dit moment niet voor om het bouwvlak voor het parkeerhuis (kamer 8) te verkleinen omdat er nog geen definitief ontwerp is voor het parkeerhuis.
Reactie gemeente:
Reactie gemeente:
De Nieuwe Stad wordt getransformeerd van voormalig industriegebied naar woon-werklocatie. Het is daarmee een zeer geschikte locatie om een belangrijke bijdrage te leveren aan de woningbouwopgave. De Hogeschool is gebouwd aan de rand van De Nieuwe Stad en vormt in de toekomst samen met de geplande gebouwen een levendig gebied waar kan worden gewoond, gewerkt, gestudeerd en gerecreëerd. Dit alles is vastgelegd in het uitwerkingsvoorstel/stedenbouwkundig plan dat op 4 oktober 2022 door de raad is vastgesteld voor De Nieuwe Stad.
Bovendien was in de reactienota over het stedenbouwkundig plan aangegeven dat de afstand tussen de Hogeschool en de omliggende gebouwen een belangrijk aandachtspunt is bij de verdere uitwerking. Dit is later nogmaals schriftelijk bevestigd door de wethouder. Echter heeft dit geen enkel effect gehad op de verdere uitwerking en het concept bestemmingsplan. Het plan is in strijd met de door de gemeente gedane toezegging.
Reactie gemeenten:
Het bestemmingsplan heeft als uitgangspunt het uitwerkingsvoorstel/ stedenbouwkundig plan dat is vastgesteld op 4 oktober 2022. Daarin zijn, na een uitgebreid participatietraject, de bouwhoogtes van de verschillende kamers vastgelegd. Het bouwvlak van kamer 8, grenzend aan de Hogeschool, is overgenomen uit het uitwerkingsvoorstel/stedenbouwkundig plan. Er is nog geen definitief plan voor de bebouwing van kamer 8. Daarom wordt het bouwvlak niet kleiner gemaakt. Het is echter niet gezegd dat het gebouw uiteindelijk op de grens van het bouwvlak wordt gebouwd. In het ontwerp wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van de Hogeschool en waar mogelijk wordt de afstand tussen de Hogeschool en kamer 8 vergroot. In de regels van het bestemmingsplan is in ieder geval een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bebouwing van kamer 8 moet worden aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de omliggende bebouwing.
PM
PM
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.