Plan: | Partiële herziening Hogeweg 239 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00169-0301 |
Op 7 maart 2017 heeft de gemeenteraad van Amersfoort het bestemmingsplan Hogeweg 239 vastgesteld. Dit plan vormt het planologisch-juridisch kader voor de ontwikkeling van de Hogeweg 239 tot een erf waar wonen en werken worden gecombineerd. Dit erf is circa 5500m² groot, ligt aan de zuidkant van de Hogeweg en grenst aan Bloeidaal.
Op dit moment is het volgens het geldende bestemmingsplan mogelijk om maximaal vijf woon-werkwoningen te bouwen, waarbij het gaat om kleinschalige, met de woonfunctie verenigbare bedrijven. Het erf wordt rechtstreeks ontsloten vanaf de Hogeweg en voorziet op eigen terrein aan de aan de parkeerbehoefte.
Intussen is gebleken dat de beoogde invulling van het erf niet overeenstemt met de vraag vanuit de markt. Gelet hierop heeft de ontwikkelaar gevraagd om het geldende bestemmingsplan Hogeweg 239 partieel te herzien. Voorgesteld wordt om één woning toe te voegen en de kavelindeling iets te wijzigen zodat alle woningen één volume vormen met de bijbehorende werkruimte.
De voorliggende 'Partiële herziening Hogeweg 239' maakt de voorgestelde wijzigingen mogelijk.
Het karakter van een partiële herziening is dat het bestemmingsplan dat wordt herzien in stand blijft, maar dat er geringe wijzigingen plaatsvinden in de regels of verbeelding. Het gaat dus niet om een nieuwe bestemming, maar om een herziening van de bestemming op onderdelen, zoals het wijzigen van de bouwregels, het toevoegen van een functie aan de bestemmingsomschrijving en/of het toevoegen of wijzigen van een aanduiding. Het geldende bestemmingsplan 'Hogeweg 239' blijft ook na het van kracht worden van de partiële herziening gelden.
Gezien de beperkte wijzigingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'Hogeweg 239', wordt volstaan met het actualiseren van de voor de partiële herziening relevante onderzoeksgegevens en een beperkte toelichting op voorliggende partiële herziening.
De Hogeweg is de provinciale weg tussen Hoevelaken en Amersfoort. Het gedeelte waaraan de Hogeweg 239 (verder: het plangebied) is gesitueerd, ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort. Aan de noordkant van de Hogeweg ligt het bedrijventerrein De Wieken-Vinkenhoef. Het perceel Hogeweg 239 ligt aan de zuidkant van de Hogeweg.
Op het perceel staat aan de zijde van de Hogeweg een vrijstaande woning, welke blijft staan. Het achterterrein is vrijgemaakt van alle opstallen en hier is gestart met het bouwen van de eerste woon-werkwoningen.
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Hogeweg. De oost- en zuidgrens van het plangebied bestaat uit de perceelsgrens met het perceel Hogeweg 241-243. Het perceel Hogeweg 237 is de begrenzing van de westzijde.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Hogeweg 239' dat op
7 maart 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad en vanaf 28 april 2017 onherroepelijk geworden. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Gemengd'. Deze gronden zijn bestemd voor bedrijven in de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, voor administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en alle bijbehorende voorzieningen. Verder zijn maximaal 5 bedrijfswoningen toegelaten.
De bebouwing moet binnen de bouwvlakken gebouwd worden, waarbij een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter geldt. De bedrijfsgebouwen moeten minimaal 125m² bedragen, terwijl een bedrijfswoning maximaal 600m³ mag zijn.
Bestemmingsplan Hogeweg 239 - bestemming 'Gemengd'
Het bouwen van een extra woon-werkwoningen zoals voorzien in het voorstel, waarbij tevens de kavelindeling wordt gewijzigd om de woningen één volume te laten vormen met de bijbehorende werkruimte, kan niet binnen deze bestemming uitgevoerd worden. Om deze ontwikkeling toch mogelijk te maken, is een vergroting van het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' nodig, alsmede een toevoeging van een extra woning in de planregels. Voorliggende partiële herziening Hogeweg 239 voorziet hier in.
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 van de toelichting beschrijft de bestaande en nieuwe situatie. In hoofdstuk 3 wordt kort ingegaan op de omgevingsaspecten. Tot slot gaat hoofdstuk 4 in op de uitvoerbaarheidsaspecten van het plan. Voor de beleidsaspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 2 uit de toelichting van het bestemmingsplan Hogeweg 239
Op dit moment bevindt zich op het perceel Hogeweg 239 een vrijstaande woning met bijbehorende bouwwerken. Deze woning blijft staan en is inmiddels kadastraal gesplitst van het achtergelegen gebied. Het achterliggende perceel is vrijgemaakt van bebouwing en er is een start gemaakt met de bouw van de eerste woon-werkwoningen. Verder is het perceel begroeid met struiken, planten en grasland en staan op de zuidgrens diverse bomen.
De opzet van het plan is een erf te creëren met een combinatie van woon- en werkfuncties. De werkfuncties worden voornamelijk georiënteerd op een gemeenschappelijk binnenterrein. Op elk van de zes percelen wordt een woon-werkwoning gebouwd.
Om een buffer de maken tussen de woon-werkwoningen en het geluid van de snelweg, is aan de snelwegzijde gekozen voor een langgerekt gebouw waarbij er aan de snelwegzijde sprake is van een zogeheten dove gevel. In dit gebouw komen naast 2 woon-werkwoningen ook een aantal overdekte parkeerplaatsen.
Het plangebied wordt rechtstreeks ontsloten vanaf de Hogeweg en krijgt één centrale toegang. Met het aanleggen van de Energieweg heeft de Hogeweg niet langer een doorgaande verkeersfunctie. Dit betekent dat de verkeersintensiteit op deze weg aanzienlijk is afgenomen. Er is voldoende capaciteit aanwezig om het extra verkeer dat door deze ontwikkeling wordt gegenereerd te verwerken.
Het parkeren moet, zoals in de Nota Parkeernormen is gesteld, op eigen terrein plaatsvinden. De belangrijkste voorwaarde daarbij is dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm wordt aangelegd. Per woning moet op eigen terrein worden voorzien in twee parkeerplaatsen. Met 6 woningen betekent dit 12 parkeerplaatsen, welke direct bij de woningen dan wel langs de toegangsweg of in het langgerekte gebouw worden aangelegd. De parkeernorm voor de werkruimtes is afhankelijk van de invulling daarvan. Naast de 12 plaatsen voor de woningen zijn er nog eens 12 parkeerplaatsen beschikbaar voor het werken. Hiermee wordt voldoende ruimte geboden om te voldoen aan de behoefte.
De werkfuncties oriënteren zich voornamelijk op het gemeenschappelijke binnenterrein. Via dit binnenterrein worden de individuele woon-werkwoningen en parkeerplaatsen ontsloten. Het is voor het overige aan de toekomstige gebruikers hoe dit binnenterrein verder wordt ingezet.
De diverse kavelgrenzen worden voorzien van gebiedseigen beplanting in de vorm van hagen. Deze zorgen ervoor dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast. Verder wordt voor het parkeren gebruik gemaakt van grastegels om het geheel zo groen mogelijk te houden. De op de zuidelijke erfgrens aanwezige bomen blijven staan.
Impressie
Omdat er met deze voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan 'Hogeweg 239' sprake is van een planaanpassing en niet van een geheel nieuw plan, wordt voor wat betreft de omgevingsaspecten volstaan met aanvullingen ten opzichte van het al uitgevoerde onderzoek. Voor het overige wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Hogeweg 239. Deze toelichting is te vinden door te klikken op de volgende link.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidsgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
Per 1 juli 2012 is Swung 1 in werking getreden. Het gaat om een wijziging van de Wet milieubeheer die onder andere heeft geresulteerd in de invoering van geluidsproductieplafonds voor rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen). Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidsproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs rijkswegen en spoorwegen. De ligging van de referentiepunten, de grenswaarden en de bijbehorende gegevens zijn opgenomen in een openbaar, elektronisch toegankelijk geluidsregister. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dat jaarlijks aantonen.
De nieuwe regels zijn, wat de rijksinfrastructuur betreft, in plaats gekomen van de regels in de Wet geluidhinder over de aanleg en reconstructie van een weg en de aanleg of wijziging van een spoorweg. Bij bouwen langs rijkswegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder gelden, maar moet bij de berekening van de geluidsbelasting gebruik gemaakt worden van de brongegevens uit het register. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing.
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel hierna).
Tabel: zones langs wegen
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 |
3 of meer | 350 | |
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 |
3 of 4 | 400 | |
5 of meer | 600 |
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Amersfoort Wet geluidhinder, zie www.amersfoort.nl/geluid). Hierin zijn voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.
Spoorwegen hebben een zone, waarvan de breedte afhankelijk is van de hoogte van het geluidsproductieplafond. In artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder is de breedte van de zone aangegeven. De zonebreedte varieert van 100 tot 1.200 meter. Bij ontwikkelingen rond geluidsgevoelige bestemmingen in de zone of wijzigingen aan de spoorlijn moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 55 en 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers, is op grond van art. 41 van de Wgh een geluidszone vastgesteld. In geval van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone of een wijziging aan het industrieterrein of de geluidszone is een akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 50 en 65 dB(A) (Letm), afhankelijk van de situatie. Buiten de zone mag de geluidsbelasting nooit meer dan 50 dB(A) (Letm) bedragen. Er dient te worden gewaarborgd dat deze waarde, en de eventuele vastgestelde hogere grenswaarden niet worden overschreden. Middels zogenaamd zonebeheer wordt daarvoor continu de totale vergunde geluidsbelasting vanwege het industrieterrein beheerd.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied Hogeweg 239 ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort. De Hogeweg en de Wiekenweg hebben 1 of 2 rijstroken, wat betekent dat sprake is van een geluidszone van 200 meter (stedelijk gebied). Nabij het plangebied liggen ook de rijkswegen A28 en A1. Deze moeten volgens de wet altijd beschouwd worden als buitenstedelijk. Gelet op het aantal rijstroken van 5 of meer is de zonebreedte van beide rijkswegen 600 meter. Het plangebied ligt grotendeels binnen de geluidszones van al deze wegen.
Uit de berekeningsresultaten bij het bestemmingsplan Hogeweg 239 (zie Bijlage 1 en Bijlage 2 van deze toelichting) blijkt dat de geluidsbelastingen van de lokale wegen Hogeweg en Wiekenweg voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting vanwege de rijkswegen voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde. De maximaal toegestane grenswaarde van 53 dB wordt niet overschreden. Uit aanvullende berekeningen (zie Bijlage 3) blijkt dat dit eveneens geldt voor de twee extra woningen die worden toegevoegd aan de westkant van de kavel.
Omdat bij alle zes woningen sprake is van een geluidsluw geveldeel, wordt voldaan aan het geluidsbeleid van de gemeente Amersfoort. Verdere geluidsreducerende maatregelen kunnen redelijkerwijs niet worden uitgevoerd. Burgemeester en wethouders stellen dan ook hogere grenswaarden volgens de Wet geluidhinder vast.
Spoorweglawaai
De meest nabijgelegen spoorlijn betreft de Valleilijn tussen Amersfoort en Ede-Wageningen. Deze spoorlijn is niet relevant voor het plangebied aangezien dit buiten de zone ligt waarbinnen geluidsbelasting volgens de wet onderzocht moet worden.
Industrielawaai
Amersfoort kent twee geluidgezoneerde industrieterreinen, de Isselt en NS rangeerterrein e.o.. Het projectgebied ligt buiten deze zones en is in dat kader niet relevant.
Gecumuleerde geluidbelasting
Bij blootstelling aan meer dan één geluidsbron moet de gecumuleerde geluidbelasting inzichtelijk worden gemaakt. Dit geldt voor woningen die ten gevolge van een geluidsbron een geluidbelasting ondervinden die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Aangezien voor het plangebied slechts één geluidsbron relevant is, is cumulatie van geluid niet aan de orde.
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Als basis wordt hiervoor de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering gehanteerd met daarnaast de individueel van toepassing zijnde milieu wet- en regelgeving.
Sinds 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna Activiteitenbesluit) van kracht geworden. Alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangseisen) vallen onder dit besluit. Het Activiteitenbesluit verdeeld de inrichtingen in drie types, Type-A, Type-B en Type-C inrichtingen. Type C inrichtingen hebben voor de activiteit milieu ook een omgevingsvergunning nodig. Aanwijzing van Type-C inrichtingen vindt plaats in artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
In of nabij het plangebied komen geen Type-C inrichtingen voor.
Het algemene stankbeleid is door het Ministerie van VROM beschreven in de Herziene Nota Stankbeleid en in aanvulling daarop in de Brief rijksbeleid geur (opgenomen in de NeR). Het algemene uitgangspunt van het geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van Beste Beschikbare Technieken (BBT) de kern van het geurbeleid.
Onderdeel van het geurbeleid is dat de lokale overheden de uiteindelijke lokale afweging moeten maken zodat zij rekening kunnen houden met alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen.
Het geurbeleid bestaat uit de volgende beleidslijnen:
Het landelijk geurbeleid is opgenomen in de NeR (Nederlandse emissierichtlijn lucht). De NeR wordt wel beschouwd als een belangrijke richtlijn met betrekking tot emissies aar de lucht. Het heeft echter geen wettelijke status.
Het plangebied krijgt een bestemming waarbij zowel wonen als werken is toegelaten. Het gaat daarbij om kleinschalige bedrijven volgens de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.
In de omgeving van het plangebied zijn eveneens bedrijven toegelaten. Ten noorden van de Hogeweg gaat het om bedrijven in milieucategorie 3.2 en ten oosten en westen van het plangebied om bedrijven in milieucategorie 2. Verder zijn er diverse woningen in de directe omgeving van het plangebied, wat maakt dat gebied gekwalificeerd wordt als een gemengd gebied.
De bij de bestaande bedrijven behorende richtafstanden bedragen 10 meter voor milieucategorie 2 en 50 meter voor milieucategorie 3.2.
Van de nieuw te bouwen woningen worden er 4 buiten de aandachtsgebieden van omliggende bedrijven gebouwd. Dit betekent dat deze woningen geen belemmering vormen voor de omliggende bedrijfsbestemmingen en vice versa.
De westelijke woningen op de kavels 6 en 8 worden binnen het aandachtsgebied van naastgelegen bedrijven gebouwd. Zolang deze nieuwe woningen een geluidswering van de gevels van minimaal 25 dB(A) hebben, is dit echter ruimtelijk inpasbaar.
Om dit extra te borgen is in de planregels een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan wordt opgenomen dat er langs de westelijke zijde van het perceel een scherm met een hoogte van 2,5 meter wordt gerealiseerd. Deze realisatie is pas aan de orde op het moment dat er ten westen van het perceel ook daadwerkelijk bedrijvigheid plaatsvindt.
Naast bedrijvigheid buiten het plangebied is er ook sprake van bedrijvigheid binnen het plangebied zelf. Deze bedrijven kunnen invloed hebben op de extra toe te voegen woningen. Qua aard en omvang zal deze invloed niet anders zijn dan de invloed op de al bestemde woningen. Het is enkel kleinschalige bedrijvigheid met een geringe invloed op de omgeving, in het bestemmingsplan aangeduid met functiemenging volgens categorie A en B. De staat van bedrijfsactiviteiten is hierbij afgeleid van de lijst zoals opgenomen hoofdstuk 4 van de VNG publicatie.
Functiemenging is volgens hoofdstuk 4 van de publicatie toegestaan in bepaalde situaties, zoals:
Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen dienen plaats te vinden.
Deze situatie doet zich hier voor. Er is sprake van functiemenging met lichte bedrijvigheid en functiemenging met aanpandige woningen. Wat dat betreft is de situatie bij de extra woningen identiek met de situatie van de al bestemde woningen. Een situatie waar sprake is van een aanvaardbaar woon- een leefklimaat. Een situatie waarbij de woonkwaliteit bovendien wordt geborgd door de voorschriften uit het Activiteitenbesluit.
Geconcludeerd wordt dat de nieuwe woonkavels kunnen worden gerealiseerd met behoud van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat waarbij gelijktijdig bedrijvigheid in de directe nabijheid kan plaatsvinden.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is en de procedure, als over de economische uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een rol.
Volgens het stelsel van de Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij deze kosten anderszins verzekerd zijn.
Met initiatiefnemer is een overeenkomst van grondexploitatie gesloten. Hierin is vastgelegd dat de kosten die samenhangen met de ontwikkeling en realisatie van het project voor rekening en risico komen van de ontwikkelaar. De door de gemeente gemaakte en te maken plan- en apparaatskosten evenals de mogelijk uit te keren tegemoetkomingen in schade (planschade) worden door de ontwikkelaar aan de gemeente vergoed. Hiermee is het kostenverhaal voldoende verzekerd en kan het plan als voldoende economisch uitvoerbaar worden beschouwd.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter inzage gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie over het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure voor de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
Inspraak vindt in Amersfoort plaats volgens de in de notitie "Rol van de Raad in RO-procedures" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Model 1 wordt toegepast bij bestemmingsplannen voor ontwikkelingen met een beperkt karakter die zich in het algemeen afspelen op perceelsniveau, waarbij geen strijd is met andere beleidsterreinen. Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het ontwerpbestemmingsplan en dit plan ook direct ter inzage wordt gelegd.
De ontwikkelaar van voorliggende ontwikkeling heeft in het voorstadium alle direct omwonenden uitgenodigd voor een presentatie van de plannen. Degenen die er deze avond niet waren, zijn tijdens aparte bezoeken geïnformeerd over de plannen. De reacties waren positief en een aantal inrichtingsaspecten zijn in overleg bepaald.
Voorliggende aanpassing van de ontwikkeling is eveneens door de initiatiefnemer besproken met belanghebbenden waarbij aangegeven is dat er geen bezwaren zijn.
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Op grond van artikel 3.1.1., tweede lid kunnen GS bepalen wanneer er géén overleg vereist is. Hiervoor is een overleglijst vastgesteld waarin staat aangegeven wanneer overleg wel of niet noodzakelijk is.
Op grond van de overleglijst van de provincie is vastgesteld dat vooroverleg met hen over het plan Hogeweg 239 niet nodig is. In het kader van de watertoets is het plan Hogeweg 239 toegezonden aan het Waterschap Vallei en Veluwe. Voorliggende aanpassing van het plan heeft geen invloed op het aspect water zodat overleg op dit punt achterweg kan blijven. Voor deze partiële herziening kan het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro achterwege gelaten worden.
De partiële herziening Hogeweg 239 heeft gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen, waarbij iedereen de mogelijkheid heeft gekregen om een zienswijze over het plan kenbaar te maken. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. Op de verbeelding is de bestemming 'Gemengd' toegewezen aan de gronden en is het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning (bw)' vergroot zodat de twee extra woningen gebouwd kunnen worden. De regels uit het bestemmingsplan Hogeweg 239 blijven van toepassing op deze partiële herziening, maar worden op enkele punten aangepast. Zo wordt het maximum aantal woningen verhoogd van 5 naar 6 en wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen over het bouwen van een scherm van 2,5 meter hoog langs de westelijke zijde van het perceel op het moment dat er ten westen van het perceel daadwerkelijk bedrijvigheid plaatsvindt.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van dit plan. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van deze herziening. Hierin staat weergegeven welke argumenten en onderzoeken aan het plan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.