Plan: | Verleggen gastransportleiding nabij knooppunt Hoevelaken |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00160-0301 |
De Gasunie beheert alle hogedrukgastransportleidingen in Nederland. Dit zijn gasleidingen die (met een druk van 40 tot 80 bar) onder andere regionale leveranciers en industrieën voorzien van gas. De Gasunie heeft werkzaamheden voorzien bij knooppunt Hoevelaken vanwege aanpassingen aan dit knooppunt door Rijkswaterstaat. De werkzaamheden bestaan uit het verleggen van een deel van de gasleiding onder de A1. Het nieuwe leidingdeel wordt op korte afstand ten zuidoosten van de huidige leiding aangelegd. De huidige leiding wordt verwijderd en/of onklaar gemaakt.
Het plangebied van voorliggend postzegelbestemmingsplan ligt nabij Knooppunt Hoevelaken. Zie afbeeldingen hieronder voor de ligging.
Afbeelding 1: globale ligging oude en nieuwe gastransportleiding
Afbeelding 2: De ligging van de leiding exclusief en inclusief de verlegging.
De nieuwe gastransportleiding past - aan de zuidzijde van de A1 - in het oude geldende bestemmingsplan De Wieken - Vinkenhoef uit 2002 (zie afbeelding). Dit plan is niet gedigitaliseerd. De betreffende gronden hebben in dat oude bestemmingsplan de bestemming: Verkeersdoeleinden en Gastransportleiding. De bijbehorende regels zijn hieronder opgenomen.
Afbeelding 3: geldende plankaart bestemmingsplan De Wieken Vinkenhoef 2002
\
Afbeelding 4: Gebied van het voorbereidingsbesluit
Op 4 april 2017 heeft de raad een voorbereidingsbesluit voor De Wieken Noord (Vinkenhoef) genomen. Het voorbereidingsbesluit is echter vervallen omdat niet binnen een jaar na inwerkingtreding (13 april 2017) een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Op 15 mei 2018 is een nieuw voorbereingsbeluit genomen, zie afbeelding 4. Door het nieuwe voorbereigingsbesluit kunnen ongewenste bouwactiviteiten en ongewenst gebruik van gebouwen en gronden wordt geweerd.
Conclusie
De nieuwe gastransportleiding past - aan de zuidzijde van de A1 - in het oude geldende bestemmingsplan De Wieken - Vinkenhoef uit 2002 (zie afbeelding 3). Er geldt een voorbereidingsbesluit (zie afbeelding 4). In voorliggend plan krijgt het stukje leiding aan de zuidzijde van de A1 de bestemming ''Groen'' met de dubbelbestemming "Leiding-gas".
In het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen is een dubbelbestemming opgenomen voor de huidige ligging van de gastransportleiding te weten: 'Leiding - gas', zie afbeelding 4.
In artikel 39 zijn de bijbehorende regels opgenomen, welke - onder meer - luiden als volgt:
De voor 'Leiding - gas (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransortleiding met een belemmeringsstrook van 4 resp. 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding;
Afbeelding 4: snede uit het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen
Door de verplaatsing van de huidige gastransportleiding valt de nieuwe gastransportleiding echter net buiten de aangegeven dubbelbestemming 'leiding-gas' en valt in de bestemming 'Agrarisch', 'Bedrijf en 'Verkeer'. Binnen deze bestemmingen is het realiseren van een hogedrukgastransportleiding niet is toegestaan. Zie afbeelding 5.
Het verleggen van de leiding past dus niet binnen de opgenomen dubbelbestemming 'Leiding - gas' in het geldende bestemmingsplan. Om hieraan medewerking te verlenen dient een postzegelbestemmingsplan te worden gemaakt.
Gelet op het ondergeschikte karakter van deze herziening afgezet tegen het algemeen belang van aanpassing van Knooppunt Hoevelaken door Rijkswaterstaat, bestaat er geen aanleiding om niet mee te werken.
De verbeelding wordt zodanig aangepast dat de dubbelbestemming wordt aangepast aan de gewijzigde situatie. Dit laatste geldt ook voor de ter plaatste geldende primaire bestemmingen (Bedrijf, Agrarisch en Verkeer).
Afbeelding 5: geldende plankaart bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen met huidige ligging en nieuwe ligging van de gastransportleiding
Conclusie
De nieuwe gastransportleiding past - aan de noordzijde van de A1 - dus niet binnen de opgenomen dubbelbestemming 'Leiding - gas' in het geldende bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen. De verbeelding wordt in voorliggend bestemmingsplan zodanig aangepast dat de dubbelbestemming wordt aangepast aan de gewijzigde situatie. Dit laatste geldt ook voor de ter plaatste geldende primaire bestemmingen (Bedrijf, Agrarisch en Verkeer).
Voorliggend postzegelbestemmingsplan 'Verleggen gastransportleiding nabij Knooppunt Hoevelaken', betreft een aanpassing van het geldende bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen en het bestemmingsplan De Wieken Vinkenhoef in verband met het verleggen van de gastransportleiding. Het nieuwe leidingdeel wordt op korte afstand (circa 7 meter) ten zuidoosten van de huidige leiding aangelegd.
Ter plaatste van de locatie van de beoogde gastransportleiding geldt volgens het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. In de bestemmingsomschrijving van artikel 41 is bepaald de voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Het betreft een gebied met hoge archeologische verwachting. Aangezien het hier gaat om een ingreep in de bodem dieper dan 30 cm en een plangebied groter dan 100 m² is archeologisch onderzoek vereist.
In dit kader heeft het adviesbureau Raap op de locatie van de beoogde gastransportleiding archeologisch vooronderzoek verricht d.d. 19 juli 2018. Het betreft een bureau- en verkennend veldonderzoek. Dit onderzoek maakt als Bijlage 1 onderdeel uit van deze toelichting.
De samenvatting van dit onderzoek luidt als volgt:
In maart en april 2018 heeft RAAP in opdracht van LievenseCSO Milieu B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd in verband met de Verlegging van een gasleiding nabij knooppunt Hoevelaken in Amersfoort.
De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen om op deze locatie een gasleiding aan te leggen aangezien naar verwachting eventueel aanwezige archeologische resten bij toekomstige graafwerkzaamheden in het gebied zullen worden verstoord. Een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is derhalve verplicht conform het vigerend gemeentelijk beleid.
Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen kan worden geconcludeerd dat bij de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden archeologische resten kunnen worden verstoord.
Zoals op basis van het bureauonderzoek reeds verwacht werd, is tijdens het veldonderzoek direct onder de ophogingslaag, op 1 m -Mv, een deels verploegde en in de historische bouwvoor opgenomen cultuurlaag aangetroffen. Deze dekt de top van het dekzand af (0,95 tot 1,4 -Mv; 3,4 tot 3 m +NAP). In het dekzand is geen bodemvorming aangetroffen (C-horizont) met uitzondering van twee locaties met een (restant van een) B- of BC-horizont. De resultaten van het booronderzoek laten zien dat de top verstoord is, maar direct eronder de bodem nog intact aanwezig is in de bodem. In het aanwezige niveau zijn voornamelijk sporen te verwachten. De hoge archeologische verwachting voor sporen uit de periode Paleolithicum t/m de Nieuwe tijd dient gehandhaafd te blijven.
Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming een vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen. Geadviseerd wordt om een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een waarderend proefsleuvenonderzoek (IVO-P), variant ‘archeologische begeleiding’ (conform de KNA 4.1) uit te laten voeren, eventueel met een doorstart naar een opgraving. Dit gebeurt in overleg met de opdrachtgever en het bevoegde gezag (de gemeente Amersfoort) . Een archeologische begeleiding behoort conform de KNA plaats te vinden op basis van een goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Dit PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior-archeoloog en ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bevoegde overheid.
N.V. Nederlandse Gasunie heeft werkzaamheden voorzien bij knooppunt Hoevelaken i.v.m. aanpassingen aan dit knooppunt door Rijkswaterstaat. De werkzaamheden bestaan uit aanleg van een nieuwe leiding d.m.v. een gestuurde boring (HDD) en de verwijdering van de huidige leiding. Uitvoering van deze werkzaamheden kan leiden tot overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming (Wnb) en tot aantasting van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS).
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid en vergunbaarheid van de voorgenomen ingreep dient een actueel en volledig beeld te bestaan van het voorkomen van beschermde natuurwaarden op de ingreeplocatie of binnen de invloedsfeer van de ingreep. Aan de hand daarvan dient de voorgenomen ingreep getoetst te worden aan de bepalingen in de Wnb en dient nagegaan te worden of de ingreep past binnen het beleid voor het NNN.
Op verzoek van LievenseCSO Milieu B.V. heeft Natuurbalans - Limes Divergens een quick scan uitgevoerd. Deze heeft als doel de impact van de voorgenomen ingreep op beschermde soorten en gebieden vast te stellen, om zo te kunnen bepalen welke mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen dienen te worden en of een ontheffing of vergunning noodzakelijk is. Het natuuronderzoek voldoet aan de eisen zoals deze zijn vastgelegd in de specificatie CSK-14-N "Natuuronderzoek" (N.V. Nederlandse Gasunie, 2015). Dit onderzoek maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van deze toelichting.
Locatie
De locatie bevindt zich ten zuidoosten van knooppunt Hoevelaken langs de A1 tussen Hoevelaken en Amersfoort. Het landschap ter plaatse van de ingreep bestaat ten zuiden van de A1 uit intensief agrarisch landschap en grazige bermen met plaatselijk wat ruigere vegetatie van onder andere braam. Ten noorden van de A1 bestaat het landschap uit grazige bermen, een vijver en een parkeerplaats. Langs de snelweg zelf zijn bomenrijen aanwezig.
Wet natuurbescherming – onderdeel soortenbescherming
Het verspreidingsbeeld van beschermde soorten op de ingreeplocatie en binnen de invloedssfeer van de voorgenomen ingreep is actueel en compleet. Vervolgonderzoek is niet nodig.
Binnen de invloedssfeer van de voorgenomen ingreep kunnen de volgende beschermde soorten voorkomen vleermuizen en broedvogels.Negatieve effecten kunnen worden voorkomen door het treffen van mitigerende maatregelen voorafgaand of tijdens de werkzaamheden. Deze zijn opgenomen in devolgende paragraaf.
Indien de voorgestelde mitigerende maatregelen worden uitgevoerd, wordt overtreding van verbodsbepalingen uit artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb voorkomen.
Wet natuurbescherming – onderdeel gebiedsbescherming
Er ligt geen Natura 2000-gebied binnen de invloedsfeer van de voorgenomen ingreep. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied zijn op voorhand uitgesloten. Verdere toetsing en vergunningverlening zijn niet nodig.
Natuurnetwerk Nederland
De ingreeplocatie ligt geheel buiten de begrenzing van het NNN. Er is geen kans op significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.
Samenvatting
In onderstaande tabel is een samenvatting gegeven van de resultaten van de quick scan. De kleuren geven aan of specifiek aandacht besteed moet worden aan de aanwezige natuurwaarden.
In opdracht van de N.V. Nederlandse Gasunie is een historisch onderzoek verricht in verband met de geplande aanpassing aan leiding A-510 ter hoogte van knooppunt Hoevelaken door Rijkswaterstaat. Gasunie is voornemens om de bestaande leiding A-510 te verleggen.
Op basis van het uitgevoerde historisch onderzoek blijkt dat ter hoogte van de geplande verlegging (verwijderen bestaande leiding en middels HDD te leggen nieuwe leiding) geen bodemverontreiniging wordt verwacht. De uitvoering van een verkennend bodemonderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.
Dit onderzoek van LievenseCSOMilieu B.V. maakt als Bijlage 3 onderdeel uit van deze toelichting.
In opdracht van de N.V. Nederlandse Gasunie is ook een grondmechanisch rapport opgesteld voor de, in verband met de geplande verlegging van de A-510, geplande boogboring. Dit rapport van LievenseCSOMilieu B.V. maakt als Bijlage 4 onderdeel uit van deze toelichting. Er zijn in dit rapport berekeningen en analyses uitgevoerd voor de aan te leggen horizontaal gestuurde boogboring.
Voor gastransportleiding A-510 van Gasunie Transport Services B.V., die in de gemeente Amersfoort ten oosten van de A28 ligt, is een kwalitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. De QRA is uitgevoerd in verband met de verlegging van de leiding door middel van een HDD-boring1 ten behoeve van het project A28/A1 Knooppunt Hoevelaken. Dit rapport van Arcadis maakt als Bijlage 5 onderdeel uit van deze toelichting.
De QRA is uitgevoerd conform de vigerende wet- en regelgeving. Zowel voor de leiding exclusief de verlegging (de huidige situatie) zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) berekend als voor de leiding inclusief de verlegging (de toekomstige situatie). De resultaten hiervan zijn hieronder samengevat.
Conclusie Plaatsgebonden risico
Gastransportleiding A-510 heeft zowel in zijn huidige ligging (exclusief de verlegging) als in zijn toekomstige ligging (inclusief de verlegging) geen PR 10-6 contour. Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie kunnen er hierdoor geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour van de leiding liggen.
De verlegging van de leiding voldoet aan het Bevb. Het plaatsgebonden risico op een afstand van 5 meter, gemeten vanuit het hart van de verlegging van de leiding, is niet hoger dan 10-6 per jaar.
Conclusie Groepsrisico
Zowel de maximale overschrijdingsfactor voor gastransportleiding A-510 exclusief de verlegging als de maximale overschrijdingsfactor voor gastransportleiding A-510 inclusief de verlegging is weergegeven in Tabel 1 en is kleiner dan 1. Zowel de fN-curve voor de leiding exclusief de verlegging als de fN-curve voor de leiding inclusief de verlegging blijft onder de oriëntatiewaarde (OW). Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie wordt 0.1 x OW overschreden.
Tabel 1: De maximale overschrijdingsfactor voor gastransportleiding A-510 exclusief de verlegging en de maximale overschrijdingsfactor voor gastransportleiding A-510 inclusief de verlegging. Maximale overschrijdingsfactor | |
Gastransportleiding A-510 exclusief de verlegging | 0.193 |
Gastransportleiding A-510 inclusief de verlegging | 0.152 |
Afbeelding: De ligging van de leiding exclusief en inclusief de verlegging.
De Risicoprofielkaart van gemeente Amersfoort geeft aan dat de werkzaamheden ten behoeve van de verlegging van de gastransportleiding A.510 plaatsvinden op een locatie die onverdacht is op Niet Gesprongen Explosieven (NGE).
Dit betekent dat voor deze werkzaamheden op deze locatie geen nader NGE onderzoek nodig is. Hieronder een uitsnede van het betreffende gebied met globaal aangegeven de ligging van de gasleiding:
Voor gemeente Amersfoort is een Historisch Vooronderzoek (HVO) NGE opgesteld waarin alle gevechtshandelingen uit WOII beschreven staan en de bijbehorende munitiesoorten die achtergebleven kunnen zijn.
Daarna is de Risicoprofielkaart opgesteld waarin contra-indicaties (o.a. naoorlogse werkzaamheden, stadsontwikkeling, eerdere ruimingen, e.d.) zijn bepaald waarmee een afbakening is vastgesteld van op NGE verdacht gebied (dus waarvan niet onderbouwd kan worden dat er geen NGE meer kan liggen).
Als kabel/leidingwerkzaamheden in deze gebieden plaatsvinden in reeds bestaande sleuven, is dat voortzetting van het huidige gebruik en is nader NGE onderzoek niet nodig. Dit geldt alleen als er niet buiten de reeds bestaande contouren gewerkt wordt. Gebeurt dit wel, dan is in de rode gebieden (hoog verdacht gebied) hoe dan ook nader onderzoek nodig. In de oranje gebieden is onderzoek nodig als er sprake is van groot grondverzet (0.8 m –mv EN meer dan 100m2). Bij klein grondverzet in de oranje gebieden dient men te werken met het Protocol Spontaan aantreffen:
De betreffende projectlocatie is niet verdacht op conventionele explosieven. Er hoeft dus geen NGE onderzoek te worden uitgevoerd.
Bij nieuwe bestemmingsplannen en afwijkingen daarvan dient waterschap Vallei en Veluwe gehoord te worden in het kader van vooroverleg, alsmede het verrichten van een watertoets. In voorliggend geval betreffen de werkzaamheden de aanleg van een ondergrondse gastransportleiding middels een boring en het verwijderen van de oude gastransportleiding. Er wordt geen bebouwing gerealiseerd en van een permanente toename van verharding is geen sprake.
Tijdens de werkzaamheden vindt grondwateronttrekking en werkzaamheden in en rondom watergangen plaats. De effecten van de grondwateronttrekking en de werkzaamheden in en rond watergangen zijn tijdelijk van aard en worden separaat aan de bestemmingsplanprocedure met het waterschap afgestemd. Na afloop van de werkzaamheden wordt alles overeenkomstig weer ingericht conform de huidige situatie. Van blijvende invloeden van de ontwikkeling op de waterhuishouding of de waterbergingscapaciteit is dan ook geen sprake.
- Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
- Nationaal Waterplan (2016 - 2021)
Het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
- Bodem- Water en Milieuplan 2016-2021
Het beleidsterrein bodem, water en milieu is de laatste jaren sterk in ontwikkeling geweest. De wetgeving voor bodem, water en milieu is aan verandering onderhevig, internationaal zijn er regels en afspraken bij gekomen en nationaal zijn wetten samengevoegd en vereenvoudigd. Bovendien zijn bevoegdheden tussen overheden verschoven.
Het veranderingsproces dat zich voltrekt, levert een vernieuwde provinciale beleidsinsteek op. Deze is veel meer dan voorheen gericht op het voorkomen van problemen en vooral op het verbeteren van de Utrechtse leefkwaliteit. De gebiedsgerichte aanpak staat hierbij centraal.
In dit kader is het 'Bodem- Water en Milieuplan 2016-2021' opgesteld. Hierin richt de provincie zich op het behoud en verder verbeteren van het aantrekkelijke woon-, werk- en leefklimaat in de provincie.
Voor bodem, water en milieu betekent dit dat er gestreefd wordt naar:
De rol van stedelijke gebieden wordt steeds belangrijker. In stedelijke gebieden wonen, werken en recreëren mensen relatief dicht op elkaar waardoor ogenschijnlijk kleine ontwikkelingen relatief veel effect op de fysieke leefomgeving (kunnen) hebben. Om te komen tot een duurzaam gebruik van het bodem- en watersysteem is het vinden van een balans, tussen de groei van het gebruik enerzijds en de bescherming van de leefkwaliteit anderzijds, noodzakelijk. Ook het inspelen op de gevolgen van de klimaatverandering wordt een steeds belangrijkere factor bij de inrichting van gebieden. Zowel in het landelijk als het stedelijk gebied neemt de urgentie toe van het treffen van voorzieningen om wateroverlast door hoge neerslagintensiteiten te voorkomen, overstroming robuust te bouwen en het vasthouden van water om droogteperioden te overbruggen.
Ten aanzien van grondwater is de doelstelling dat de grondwatervoorraad mag benut worden, zonder dat deze wezenlijk wordt aangetast of andere belangen worden geschaad. Het stand still-beginsel - het op peil houden van de huidige hoeveelheid en kwaliteit van het grondwater - is de minimale ambitie voor het beleid. Het kan echter nodig zijn om lokaal de grondwaterkwantiteit of -kwaliteit te verbeteren (step forward), bijvoorbeeld omdat er anders negatieve effecten optreden op natuur die van grondwater afhankelijk is.
- Waterbeheerprogramma 2016-2021
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 geeft Waterschap Vallei & Veluwe inzicht in de doelen en maatregelen die het waterschap in deze periode van 6 jaar gaat bereiken. De maatregelen zijn hierin op hoofdlijnen beschreven. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
- Waterplan gemeente Amersfoort 2005-2015
Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Veluwe en Hydro Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater. Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.
- Gemeentelijk rioleringsplan 2012-2021
In 2008 is de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken in werking getreden. Deze wet is een wijziging van de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet op de waterhuishouding. Laatstgenoemde wet is in 2009 overgegaan in de Waterwet.
Met de vaststelling van deze nieuwe wetgeving zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:
- Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater.
- Inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt.
- Treffen van doelmatige maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater.
- De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken is door de gemeente Amersfoort vastgelegd in het Gemeentelijke Rioleringsplan 2012-2021.
Watertoets
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is een van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Aan de noordkant van het projectgebied is een waterpartij aanwezig. Deze waterpartij dient in stand gehouden te worden.
Grondwater
De huidige grondwaterstanden in het gebied variëren tussen 1,5 tot 2,5 meter onder maaiveld.
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde die in onderdeel D is opgenomen, wordt overschreden.
Het Besluit m.e.r. (artikel 2, vijfde lid onder b.) schrijft ook bij activiteiten onder de drempelwaarde voor dat een milieu-effectbeoordeling nodig is, waarbij wordt verwezen naar de Europese richtlijn milieueffectrapportage. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Op 7 juli 2017 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling dezelfde procedure moet doorlopen als een formele m.e.r.-beoordeling: een particulier of ondernemer die initiatiefnemer is van een bepaalde activiteit, dient een aanmeldnotitie in bij het bestuursorgaan dat bevoegd is te besluiten op de aanvraag waarmee de activiteit mogelijk wordt gemaakt. Het bevoegd gezag neemt vervolgens een beslissing of al of niet een milieueffectrapportage moet worden doorlopen.
Relatie met voorliggend plan
In opdracht van de N.V. Nederlandse Gasunie heeft LievenseCSO Milieu B.V. een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze aanmeldnotitie maakt als Bijlage 6 onderdeel uit van deze toelichting.
De activiteiten in het plangebied valt onder de volgende categorie van bijlage II bij het Besluit milieueffectrapportage 1994:
1. categorie D 8.1: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een buisleiding voor het transport van aardgas. Het tracé van de te verleggen gasleiding is ca. 265 meter lang, waardoor de drempel-waarde van 5 kilometer niet wordt overschreden.
Conclusie
In het plangebied wordt een bestaande gasleiding deels verplaatst naar een locatie ten zuidoosten van de bestaande leiding. De lengte van de nieuwe leiding blijft onder de drempelwaarde van 5 kilometer. Voor de activiteit moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd, aan de hand van de Europese m.e.r.-richtlijn.
De ontwikkeling is, gelet op de kenmerken en de plaats van de activiteiten en de kenmerken van de potentiële effecten, niet zodanig van invloed op het milieu dat een milieueffectrapportage moet worden doorlopen.
Uit de hiervoor beschreven milieu-aspecten blijkt, dat nadelige milieugevolgen als gevolg van voorliggend plan zijn uitgesloten.
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. De grondgebruiker kan niet worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar de grondgebruiker mag ook geen andere functie uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Een bestemmingsplan bestaat uit:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.
Hieronder volgt een toelichting op de regels.
In het eerste hoofdstuk zijn de inleidende regels opgenomen. De inleidende regels bevatten de begripsbepalingen en de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
In hoofdstuk 2 zijn de regels van de verschillende bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels en daarna eventuele wijzigingsbevoegdheden. Hiermee wordt flexibiliteit geboden.
In hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan, zoals algemene afwijkingsregels en afwijkingsregels specifiek voor functiemenging op de bedrijventerreinen.
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.
Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
De percelen in het plangebied (De Wieken en Nijkerkerstraat e.o.) met een agrarische bestemming volgens het geldende bestemmingsplan hebben ook weer een agrarische bestemming gekregen. De regels uit het geldende bestemmingsplan zijn zo veel mogelijk overgenomen. Alleen waar actualisatie nodig was zijn de regels aangepast. Zo is nu een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor niet-agrarische nevenactiviteiten en zijn verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen (voor de verbouw van waardevolle panden tot woning, Ruimte voor ruimteregeling ten behoeve van de bouw van een extra vrijstaande woning en voor het mogelijk maken van agrarische nevenactiviteiten op een grotere oppervlakte dan volgens de afwijkingsmogelijkheden zijn toegestaan).
Alle niet op een bedrijventerrein gelegen bedrijven in het plangebied hebben de bestemming "Bedrijf" gekregen. Afhankelijk van de plandelen zijn bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 toegestaan.
Daarnaast is de bestemming "Bedrijf" opgenomen voor de nutsvoorzieningen in het plangebied die vallen buiten de bouwregels die per bestemming voor nutsvoorzieningen zijn opgenomen (maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m). In de bestemming is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de nutsvoorziening is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
De gronden waarvan het groene karakter in stand moet worden gehouden hebben de bestemming "Groen" gekregen. De gronden zijn daarmee bestemd voor groenvoorzieningen, parken en plantsoenen, voet- en fietspaden en speelvoorzieningen. Er wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Er mogen enkel nutsvoorzieningen worden gerealiseerd en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen.
De snelwegen en de ontsluitingswegen hebben de bestemming "Verkeer" gekregen. Het aantal rijstroken dat is toegestaan is gebaseerd op de huidige situatie.
Binnen deze bestemming mogen ook voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en bermen, groenvoorzieningen en taluds worden gerealiseerd. Ook nutsvoorzieningen en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen mogen worden gerealiseerd evenals geluidwerende voorzieningen. Ter plaatse van de betreffende aanduiding is een laad en loskade toegestaan. Ter hoogte van de Hoevelakensebeek is een ecologische verbinding toegestaan.
Het betreft hier een dubbelbestemming. Behalve voor de andere voorkomende bestemmingen zijn de gronden met deze dubbelbestemming bedoeld voor het transport van aardgas door een hogedrukgasleiding met een veiligheidsstrook met een breedte van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken met een hoogte van 4 meter worden gebouwd, nadat advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Ook is voor een aantal werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig. Voor de aanleg van de gastransportleiding zelf en de werken en/of werkzaamheden, welke worden uitgevoerd binnen het kader van het normale onderhoud en/of beheer van de leiding is geen omgevingsvergunning nodig.
Ter plaatste van de locatie van de beoogde gastransportleiding geldt volgens het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. In de bestemmingsomschrijving van artikel 41 is bepaald de voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Het betreft een gebied met hoge archeologische verwachting. Aangezien het hier gaat om een ingreep in de bodem dieper dan 30 cm en een plangebied groter dan 100 m² is archeologisch onderzoek vereist.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. Ingeval de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond.
Ingeval de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst.
Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.
Met de Gasunie wordt een overeenkomst gesloten.Op grond daarvan vergoedt de initiatiefnemer de gemeentelijke kosten van de grondexploitatie, het betreft onder andere plan- en apparaatskosten.
De verlegging van de gastransportleiding komt volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Ook alle bijbehorende onderzoeken zijn op hun initiatief en kosten uitgevoerd. De plan- en apparaatskosten worden op basis van de legesverordening bij de initiatiefnemer in rekening gebracht. Voor de gemeente zijn aan dit plan geen kosten verbonden. Het plan kan als financieel uitvoerbaar worden aangemerkt.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie over het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 1 te volgen. De voorgestelde functionele inrichting van het gebied ziet op een ontwikkeling met een beperkt karakter. Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan.
Wanneer de procedure behorende bij model 1 wordt gevolgd, betekent dit dat er (na het vooroverleg met instanties) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
De Gasunie verstuurd rond de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan een brief met informatie over de verlegging van de gastransportleiding aan gebruikers en eigenaren van de gronden en aan evt. omwonenden
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Vooroverleg
De volgende partners hebben wij op 2 oktober 2018 gevraagd - in het kader van het artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordenig (Bro) - om een reactie op het concept- ontwerpbestemmingsplan- 'Verleggen gastransportleiding nabij knooppunt Hoevelaken' te geven: de Veiligheidregio Utrecht (hierna: de VRU), de Regionale Uitvoeringsdienst (hierna: RUD) en de Gasunie.
Er is 1 reacties ontvangen van de Gasunie met het verzoek om aan artikel 6.5.c de tekst "de aanleg van de gastransportleiding" toe te voegen. Op deze manier is er geen omgevingsvergunning nodig voor de aanleg (het verplaatsen) van de gasleiding zelf.
Reactie gemeente:
In artikel 6.5 a ( Leiding-gas (dubbelbestemming)) wordt bepaald dat het ten aanzien van de gronden met de dubbelbestemming "Leiding - gas" verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werkzaamheden uit te voeren.
In artikel 6.5.c wordt bepaald dat dit verbod niet geldt voor werken en/of werkzaamheden, welke worden uitgevoerd binnen het kader van het normale onderhoud en/of beheer van de leiding. Wij zullen hier toevoegen dat het vervatte verbod ook niet geldt niet voor de aanleg van de gastransportleiding zelf.
Op 8 november 2018 ontvingen wij nog het advies van de VRU. Ondanks het feit dat wij het advies van de VRU te laat hebben ontvangen (reactietermijn liep tot 26 oktober 2018) hebben wij het advies alsnog doorgestuurd naar de RUD en om nader advies gevraagd. De RUD heeft aangegeven dat het verschil in berekening van het GR komt omdat in de bestaande situatie met een langer stuk buisleiding is gerekend.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 6 december 2018 t/m woensdag 16 januari 2019 ter inzage gelegen waarbij een ieder de mogelijkheid had een zienswijze over het plan kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De Gasunie Transport Services B.V. heeft tijdens de terinzagelegging verzocht om alsnog de bestaande gastransportleiding in het bestemmingsplan op te nemen vanwege mogelijk onverhoopte vertragingen. Dat zou kunnen betekenen dat de huidige gasvoerende leiding onbestemd zou liggen. De verbeelding en de regels worden hierop aangepast zodanig dat de bestaande gasleidingstrook ook de dubbelbestemming 'Leiding - gas (dubbelbestemming)krijgt mét de functieaanduiding 'specifieke vorm van leiding - buiten gebruik te stellen (sle-bg)'. De bestaande gastransportleiding is op deze manier bestemd voor tijdelijke instandhouding en verwijdering van de hoge druk gastransportleiding.
Aan artikel 7 wordt lid b wordt toegevoegd, luidende: "De voor 'Leiding - gas
(dubbelbestemming)' mét de functieaanduiding 'specifieke vorm van leiding - buiten gebruik te stellen (sle-bg)' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de tijdelijke instandhouding en verwijdering van buiten gebruik te stellen ondergrondse hoge druk gastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringsstrook. Deze dubbelbestemming 'Leiding - gas (dubbelbestemming)' mét de functieaanduiding 'specifieke vorm van leiding - buiten gebruik te stellen (sle-bg)' vervalt op het moment dat de hoge druk gastransportleiding daadwerkelijk is verplaatst en verwijderd".
Het bestemmingsplan is ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 19 maart 2019 heeft de gemeenteraad van Amersfoort bij besluitnummer 5943195 het bestemmingsplan “Verleggen gastransportleiding nabij Knooppunt Hoevelaken” gewijzigd vastgesteld.
Een bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).