Plan: | Verleggen gastransportleiding nabij knooppunt Hoevelaken |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00160-0301 |
het bestemmingsplan Verleggen gastransportleiding nabij knooppunt Hoevelaken van de gemeente Amersfoort;
de geometrisch bepaalde plan objecten met bijbehorende regels als vervat in het SGML-bestand NL.IMRO.0307.BP00160-0301;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning;
gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk- oprichten, vernieuwen, of veranderen en het of vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen;
de grens van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw met een dak;
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;
bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Aanduiding | doeleinden |
landschapswaarden (lw) | de instandhouding en bescherming van de landschappelijke waarden |
geomorfologische waarden (gmw) | behoud van geomorfologische waarden |
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
1. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
2. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
· het woonkarakter van de woning;
· de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
· de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
· het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
· het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk;
3. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
4. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
6. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
7. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging’ (bijlage 1) zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
8. geen buitenopslag plaatsvindt;
9. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2, sub c voor de overschrijding van het bouwvlak tot maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak, mits is aangetoond dat dit noodzakelijk is in verband met een goede bedrijfsvoering.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2. 4 ten behoeve van het bouwen van silo's tot een maximum hoogte van 23 meter.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 voor de bouw van nieuwe veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van de bouw van windturbines ten westen van de Nijkerkerstraat tot een hoogte (as rotorhoogte) van maximaal 90 meter.
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, lid 1 Wet ruimtelijke ordening wordt niet verstaan:
a. het gebruik van de gronden binnen de bouwvlakken voor de volgende wijzen van (co-)vergisting van mest:
b. het leveren van energie die vrijkomt bij het onder a bedoelde proces van co-vergisting;
c. het trainen van paarden als nevenactiviteit bij een paardenfokkerij.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
a. de verbouw van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot woning;
b. het splitsen van een boerderij in twee woningen,
met dien verstande dat:
1. het vrijstaande bijbehorend bouwwerk c.q. de boerderij een waardevol pand moet zijn, binnen de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;
2. het toestaan van de woning c.q. de woningsplitsing noodzakelijk is voor het behoud van het pand;
3. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het perceel worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
4. alleen van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten;
5. de ter plaatse geldende voorkeursgrenswaarde in acht moet worden genomen;
6. vooraf positief geadviseerd moet zijn door de gemeentelijke aangewezen erfgoeddeskundigen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigingen ten behoeve van de bouw van 1 extra vrijstaande woning, met dien verstande dat:
a. vooraf vast moet staan dat alle bij de betreffende (bedrijfs)woning behorende bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, waarbij:
1. per (bestaande en/of nieuw te bouwen) woning de in lid 3.2.3 bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag worden gehandhaafd;
2. er maximaal 600 m³ aan gebouwen mag worden opgericht indien 1.000 m² bebouwing wordt gesloopt;
3. van de onder 2 genoemde sloopnorm mag worden afgeweken, indien sprake is van een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst en de provincie daarover positief heeft geadviseerd;
4. 20% van de oppervlakte van kassen mag worden meegeteld bij het bepalen van de onder 2 genoemde 1000 m²;
5. bij een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’ geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij van het meerdere van de oppervlakte als bedoeld onder 1, de helft in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;
6. betrokken wordt de nog bestaande en bij de betreffende woning / het perceel behorende bebouwing zoals die aanwezig was op het moment van de tervisielegging van het plan;
b. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
c. alleen van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten;
d. de ter plaatse geldende voorkeursgrenswaarde in acht moet worden genomen;
e. de afwijkingsregel in artikel 51, lid 1. c (de zogenaamde 10% regeling) alleen voor de maximale inhoud van de nieuwe woning mag worden toegepast als sprake is van een aanzienlijke extra kwaliteitswinst, bijvoorbeeld door het verwijderen van een relatief grote oppervlakte aan kuilplaten en sleufsilo’s.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van het toelaten van andere activiteiten bij woningen van agrarische bedrijven met dien verstande dat:
a. uitsluitend de activiteiten zijn toegestaan zoals die zijn opgenomen in artikel 3.3.3 met inachtneming van de daar aangegeven gebieden en voorwaarden en met dien verstande dat:
1. 600 m² mag worden aangehouden waar 300 m² is vermeld;
2. 300 m² mag worden aangehouden waar 150 m² is vermeld;
3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
4. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan;
5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden beperkt, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten.
b. vooraf vast moet staan dat tenminste de helft van de bij de betreffende woning behorende bijbehorende bouwwerken wordt gesloopt, waarbij:
1. de in artikel 3.2 bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag worden gehandhaafd;
2. bij een op de verbeelding aangegeven ‘cultuurhistorische waarden’ geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij van het meerdere van de oppervlakte als bedoeld onder 1 de helft in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming ‘Agrarisch' te wijzigen naar ‘Wonen’ met dien verstande dat:
a. er sprake moet zijn van een bedrijfsbeëindiging;
b. alle bestaande bebouwing wordt opgenomen in de bestemming ‘Wonen’;
c. het totaal aantal woningen gelijk blijft;
d. gelijktijdig toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheden genoemd in artikel 3.5 , 3.6 en 3.7;
e. voor zover de bestemming van gronden niet gewijzigd wordt in de bestemming ‘Wonen’ deze hun bestemming ‘Agrarisch’ behouden, met dien verstande dat het bouwvlak vervalt.
Bij het wijzigen van het plan wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk te slopen ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw).
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn tevens bouwgrens |
12 m |
luifels | 6 m |
andere overkappingen | 3 m |
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel | 1 m |
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken | 2 m |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van die soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen om de functieaanduidingen te wijzigen indien de betreffende functies zijn beëindigd.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals abri's, telefooncellen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen en masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 12 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen | 3 m |
verkeerstekens en beeldende kunstwerken | 4 m |
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken | 1 m |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 5.2.2 voor:
een en ander met inachtneming van de volgende regels:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
q. de verkoop van lpg is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding (vml) "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes, telefooncellen, abri's en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
b. ter plaatse van de aanduiding (sba-o) een overkapping;
c. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, informatieborden, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
palen, masten en reclame- en andere tekens | 10 m |
verlichtingsmasten en antenne-installaties | 20 m |
reclamemast nabij kruispunt Bergpas/Rondweg-Noord | 25 m |
luifels en ander straatmeubilair | 4 m |
andere overkappingen | 10 m |
verkeerstekens en - regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen | 8 m |
overige andere bouwwerken | 4 m |
Van de bouwregels genoemd onder artikel 31.2 kan worden afgeweken ten behoeve van het aanpassen van het spoorviaduct over de spoorlijn Amersfoort-Zwolle en de Brenninkmeijerlaan, mits is aangetoond dat er vanuit milieu geen belemmeringen aanwezig zijn'.
a. De voor 'Leiding - gas (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:
* een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringsstrook van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding;
* een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringsstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding;
b. De voor 'Leiding - gas (dubbelbestemming)' mét de functieaanduiding 'specifieke vorm van leiding - buiten gebruik te stellen (sle-bg)' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de tijdelijke instandhouding en verwijdering van buiten gebruik te stellen ondergrondse hoge druk gastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringsstrook. Deze dubbelbestemming 'Leiding - gas (dubbelbestemming)' mét de functieaanduiding 'specifieke vorm van leiding - buiten gebruik te stellen (sle-bg)' vervalt op het moment dat de hoge druk gastransportleiding daadwerkelijk is verplaatst en verwijderd.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming "Leiding - Gas" voorrang krijgt.
Op of in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de daarvoor aangewezen andere bestemming, mits:
a. Voor zover van toepassing is het ten aanzien van de gronden met de dubbelbestemming "Leiding - gas" verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders:
1. gronden af te graven en/of op te hogen;
2. wegen, paden, banen of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
3. bomen of andere diepwortelende beplantingen aan te brengen en/of te rooien;
4. voorwerpen in de grond te drijven;
5. de ondergrondse leiding die bij het van kracht worden van het plan in de betrokken strook aanwezig is te verzwaren of te verleggen;
6. uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de leiding niet wordt of kan worden beschadigd.
c. Het in dit lid onder a vervatte verbod geldt niet voor de aanleg van de gastransportleiding en de werken en/of werkzaamheden, welke worden uitgevoerd binnen het kader van het normale onderhoud en/of beheer van de leiding.
d. Alvorens burgemeester en wethouders vergunning verlenen zal advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 2 (dubbelbestemming)' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
Het bepaalde onder 8.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
Burgemeester en wethouders verlenen de onder 8.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:
De onder 8.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 8.3.2 genoegzaam blijkt dat:
De volgende in 8.3.3 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:
De onder 8.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
Het in 8.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 100 vierkante meter.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.
Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 8.3.2 genoegzaam blijkt dat:
De volgende in 8.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:
De onder 8.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.
Het in 8.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 100 vierkante meter, of niet dieper zijn dan 30 cm.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Verleggen gastransportleiding nabij knooppunt Hoevelaken”.