direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Geluidwal Vathorst en Bergpas(west)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00118-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Geluidwal Vathorst en Bergpas(west)

1.1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan 'partiële herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west)' is nodig om twee redenen.

I. De stedenbouwkundige kwaliteit van de entree van Vathorst wordt verbeterd door een andere bebouwingsmogelijkheid aan de zijde van de Bergpas(west) mogelijk te maken.

Het geldende bestemmingsplan vertoont bij de entree naar Vathorst via de Bergpas stedenbouwkundig gezien te weinig samenhang, is te bescheiden en draagt niet bij aan de gewenste oriëntatie en representativiteit. De onevenwichtigheid zit aan de zijde van de Bergpas(west). Om de toegang naar Vathorst stedenbouwkundig gezien te verbeteren wordt bebouwing mogelijk gemaakt zodat de toegang naar Vathorst een volwaardige uitstraling krijgt. De Bergpas(west) is een prominente plek aan de rand van Vathorst nabij de snelweg A1. Deze locatie kan extra benadrukt worden door een hoogteaccent toe te voegen. Een hoogte-accent op de Bergpas-locatie wordt mogelijk bij de functie hotel.
afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0001.png"  
Verbeelding: locatie te creëren bebouwingsmogelijkheid aangegeven in het vigerend bestemmingsplan bedrijventerreinen e.o. en snelwegen.

II. Om een aangepaste verkaveling in de geluidwal - die loopt van Knooppunt Hoevelaken tot aan de afvalberg bij Smink - mogelijk te maken met flexibelere bebouwingsvlakken en -regels. De verwachting is dat hiermee sneller en beter kan worden ingespeeld op de marktvraag zodat de afzetbaarheid van de geluidwalkavels wordt vergroot en het beeld van de stad wordt versterkt (een icoon wat Amersfoort herkenbaar maakt).

De verkaveling van de geluidswal aan de zijde van de Bergpas(west) - de zijde van het Ontwikkelbedrijf Vathorst (OBV) - kan niet los worden gezien van de verkaveling van de geluidswal aan de andere zijde van de Bergpas, (zie verbeelding hieronder voor de gehele geluidswal). Ruimtelijk gezien moet de geluidswal namelijk als één icoon voor Amersfoort worden beschouwd dat loopt van knooppunt Hoevelaken tot aan de afvalberg bij Smink. Mede vanwege deze beeldbepalende functie voor Amersfoort is het belangrijk dat er meer versnelling komt in de verkoop van de kavels door beter (flexibeler) en sneller te kunnen inspelen op de marktvraag.
Het verzoek om flexibiliteit in de bouwregels voor de geluidswalkavels is de afgelopen jaren ook meerdere malen door het OBV gedaan. Voorliggende partiële herziening speelt hier verder op in.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0002.png"
Verbeelding: verbeelding van vigerend bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen.

In het geldende bestemmingsplan Bedrijventerreinen en snelwegen e.o. zijn de geluidswalkavels als vaste objecten opgenomen met een bepaalde oppervlakte. De huidige flexibiliteit behelst slechts dat de kavelgrenzen 10 meter verschoven kunnen worden.
De flexibiliteit van de geluidswalkavels kan worden vergroot door de geluidswal waar mogelijk in een nieuw bestemmingsplan als één bebouwingsvlak aan te geven. Onder bepaalde condities (afstand tussen de kavels) kunnen kleinere kavels worden gerealiseerd en kan geschoven worden met de kavelgrenzen. De verwachting is dat de geluidswalkavels sneller verkopen als de mogelijkheid ontstaat om kleinere kavels te realiseren.

Voorliggende partiële herziening maakt het mogelijk om een betere ruimtelijke uitstraling van de stad te realiseren. Naast flexibiliteit in de verkaveling wordt in voorliggende herziening middels afwijkingen van de bouwregels (voor bijvoorbeeld hoogte, situering en de bebouwingsenvelope) meer flexibiliteit geboden. In hoofdstuk 3 worden de stedenbouwkundige aspecten verder toegelicht.

Samenvatting
Voor zowel het verbeteren van de entree van Vathorst aan de Bergpas(west) als de gewenste flexibilisering in de geluidwal van Vathorst wordt voorliggend bestemmingsplan 'partiële herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west)' gemaakt.

1.2 Bestemmingsplan

 

1.2.1 Aard van het bestemmingsplan

Het karakter van een partiële herziening is dat het bestemmingsplan waarvan wordt afgeweken in stand blijft, maar dat ten aanzien van de regels of de verbeelding wijzigingen plaatsvinden. Het gaat derhalve niet om een nieuwe bestemming maar om een herziening van de bestemming op onderdelen, zoals het wijzigen van de bouwregels, het toevoegen van een functie aan de bestemmingsomschrijving of het toevoegen of wijzigen van een aanduiding. Het geldende bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen blijft ook na de herziening van kracht.
Een partiële herziening is dus iets anders dan een 'postzegel' bestemmingsplan waarbij de geldende regeling, zowel plankaart (verbeelding) als voorschriften (regels), in zijn geheel verdwijnt in ruil voor het nieuwe bestemmingsplan.

Gezien de beperkte wijzigingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen" en het feit dat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen en snelwegen e.o. al de benodigde onderzoeken hebben plaatsgevonden, wordt volstaan met het actualiseren van voor de partiële herziening relevante onderzoeksgegevens en een beperkte toelichting op de voorliggende partiële herziening.

1.2.2 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan

 

In het eerste plaatje is de verbeelding in z'n geheel opgenomen, voorts zijn de drie verschillende gebieden in drie afzonderlijke plaatjes verwerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0003.png"

Plaatje: verbeelding (gehele plangebied) van voorliggende partiële herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0004.png"

Plaatje: verbeelding gedeelte vsn het plangebied van voorliggende partiële herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0005.png"

Plaatje: verbeelding gedeelte vsn het plangebied van voorliggende partiële herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0006.png"

Plaatje: verbeelding gedeelte vsn het plangebied van voorliggende partiële herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west)

Het bedrijventerrein Vathorst is gelegen ten noorden van de A1. Het heeft een langwerpige vorm. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Hanzeboulevard en de Valutaboulevard, aan de oostzijde ligt de A28 en aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door Afvalverwerking Smink B.V.
De Geluidwal ligt op het bedrijventerrein Vathorst en is een continue, drie kilometer lange groenstructuur met bebouwde accenten erin tussen de (in de toekomst) groene afvalberg en knooppunt Hoevelaken. De Geluidswal ligt tussen de A1 en de Middenlaan (interne hoofdontsluiting van het bedrijventerrein) in.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0007.png"
Verbeelding: De Geluidwal is met rode en groene blokjes aangegeven

1.2.3 Geldend plan

Binnen het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen (op 9 december 2014 door de gemeenteraad vastgesteld en inmiddels onherroepelijk).

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0008.png"
Verbeelding: snede van het bedrijventerrein Vathorst uit het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen

1.3 Leeswijzer

Deze partiële herziening bestaat uit drie delen: een verbeelding (voorheen: plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting begint met een beschrijving van de bestaande situatie in hoofdstuk 2. De ruimtelijke aspecten komen in hoofdstuk 3 aan de orde. De voor de partiële herziening relevante omgevingsaspecten worden in hoofdstuk 4 uiteengezet. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie en beleidskaders

2.1 Bestaande situatie

Het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen" (december 2014) is van toepassing op de bestaande situatie. Volgens dit recente bestemmingsplan zijn de percelen onder meer bestemd voor bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.2 (zoals aangeduid in de Staat van Bedrijfsactiviteiten). Het geldende bestemmingsplan kent verschillende afwijkingsmogelijkheden voor functieverruiming (vrijetijdsvoorzieningen, zoals fitness, leisure e.d. en perifere detailhandel). Aan de afwijkingsmogelijkheden zijn voorwaarden verbonden, zoals dat via een recent onderzoek wordt aangetoond dat sprake is van een acceptabele afwikkeling van het met dergelijke vestigingen samenhangende verkeer.

2.2 Beleidskaders

2.2.1 Detailhandelsbeleid - provincie

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 Provincie Utrecht (Herijking 2016) is onder andere het volgende met betrekking tot Detailhandel opgenomen:

"Een goede retailstructuur is van belang voor een vitale economie, het bieden van kwalitatieve en voldoende vestigingslocaties voor het bedrijfsleven, en uit oogpunt van leefbaarheid: de nabijheid en bereikbaarheid van winkelvoorzieningen. Teneinde de bestaande winkelgebieden te behouden en versterken, willen we dat nieuwe ontwikkelingen zich daar concentreren. Ruimtelijke plannen met detailhandel buiten de bestaande winkelgebieden staan wij in beginsel niet toe, tenzij sprake is van:

  • Aantoonbare behoefte als gevolg van een grootschalige stedelijke ontwikkeling;
  • Brand- of explosiegevaarlijke detailhandel op bedrijventerreinen;
  • er een aantoonbaar tekort is aan perifere vestigingsmogelijkheden voor volumineuze detailhandel en er in regionaal verband geen alternatieve vestigingsmogelijkheden zijn;
  • verplaatsing van volumineuze detailhandel die vanuit het oogpunt van hinder, veiligheid, verkeersaantrekkende werking of economisch functioneren noodzakelijk is;
  • verplaatsing of uitbreiding in aansluiting op het 'bestaand winkelgebied' indien dit noodzakelijk is voor het economisch of maatschappelijk functioneren van dat winkelgebied.


Om te voorkomen dat ongewenste vestiging van detailhandel buiten bestaande winkelgebieden plaatsvindt, willen wij bestaande vestigingsmogelijkheden in nieuwe, dus ook conserverende, ruimtelijke plannen beperken. De ontwikkeling van detailhandel buiten de rode contouren (anders dan de verkoop van eigen producten als nevenfunctie op een agrarisch bedrijf) staan wij niet toe".

Relevante regels uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Provincie Utrecht (Herijking 2016) vastgesteld op d.d. 12 december 2016

artikel 1.1, lid 2 sub a - ruimtelijk besluit

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt onder ruimtelijk besluit verstaan een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de wet;

artikel 1.2 aanpassing ruimtelijk besluit

lid 1 luidt:
Een bouw- of gebruiksmogelijkheid die wordt geboden bij of krachtens een ruimtelijk besluit dat in werking is getreden op het moment dat deze verordening in werking treedt, dan wel bij of krachtens een ruimtelijk besluit waarvan voorafgaand aan dat tijdstip een ontwerp ter inzage is gelegd, mag, ondanks strijdigheid met deze verordening, van kracht blijven en kan in opvolgende ruimtelijke besluiten opnieuw geboden worden.

lid 4 luidt:
In afwijking van lid 1 worden de in lid 1 genoemde bouw- en gebruiksmogelijkheden in een nieuw ruimtelijk besluit alleen opnieuw geboden met in achtneming van artikel Detailhandel, lid 3.

artikel 4.4 detailhandel
In lid 2 van artikel 4.4 wordt bepaald dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'Detailhandel buiten bestaand winkelgebied' geen nieuwe bestemmingen en regels bevat die voorzien in nieuwvestiging of uitbreiding van detailhandel dan wel het wijzigen van brancheringsregels voor detailhandel, tenzij:

c. het gaat om nieuwvestiging of uitbreiding van volumineuze detailhandel indien daarvoor aantoonbare behoefte bestaat en in vigerende ruimtelijke besluiten geen planologische ruimte voor volumineuze detailhandel aanwezig is.


Volgens de toelichting van dit artikel gaat het hierbij om de mogelijke toevoeging van nieuwe volumineuze detailhandelsmeters. Conform het Besluit ruimtelijke ordening moet de zogenaamde "duurzame verstedelijkingsladder" (voorheen SER-ladder) worden toegepast.


In lid 3 van artikel 4.4 wordt bepaald dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'Detailhandel buiten bestaand winkelgebied' bestemmingen en regels bevat die voorzien in een bestemmingswijziging van bestaande detailhandelsbestemmingen naar andere functies indien:

a. de bestemming detailhandel nog niet is gerealiseerd, en

b. er nog geen op bouwvergunning op grond van de Woningwet of omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangevraagd, en

c. er geen zicht is op realisatie van de bestemming binnen de planperiode.

De toelichting van dit artikel geeft aan dat wanneer detailhandel (a) nog niet is gebouwd, (b) er geen bouw- of omgevingsvergunning is aangevraagd en er (c) ook geen zicht is op realisatie van het gebouw en het gebruik overeenkomstig de bestemming detailhandel een ruimtelijk besluit niet langer dient te voorzien in een detailhandelsbestemming. Zicht op realisatie van het gebouw en gebruik van detailhandel kan onder meer blijken uit vastgestelde visies, onderzoeken of afgesloten contracten.


In lid 4 van artikel 4.4. wordt bepaald dat de toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'Detailhandel buiten bestaand winkelgebied' een ruimtelijke onderbouwing bevat waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.


Onder volumineuze detailhandel wordt door de provincie Utrecht verstaan: vormen van detailhandel die een assortiment voeren van overwegend ruimte vergende goederen, waaronder bouwmarkten, tuincentra, woninginrichtingszaken, auto-, boten-, en caravan-bedrijven mede worden begrepen;

2.2.2 Detailhandelsbeleid 2015 - gemeente

De schaalvergroting is een van de belangrijkste motoren achter de dynamiek in de detailhandel. Dit is momenteel vooral te vinden bij de grotere formules met een bovenregionale aantrekkingskracht, die zich op perifere locaties (voornamelijk bedrijventerreinen) vestigen. Ook vanwege het veranderende koopgedrag worden daar, naast de al toegestane perifere branches (meubelzaken, tuincentra, bouwmarkten, auto's, boten, caravans en sanitair) ook winkels in onder andere bruin- en witgoed (consumentenelektronica), sport, fietsen en dierenzaken toe gerekend. In het detailhandelsbeleid gaan we ervan uit dat branches, die niet onder 'dagelijks', 'ontspanning' en 'mode/luxe' vallen, tot deze groep van laagfrequent en doelgericht behoren. We vinden dat deze branches zich niet per se op een winkelcentrum hoeven te vestigen, vaak omdat het combinatiebezoek met de andere winkels ook laag is. Daarom staan we toe dat deze overige branches, zich naast mogelijkheden op het bedrijventerrein, zich behalve in de reguliere winkelcentra ook in de periferie vestigen.


We willen de detailhandel zoveel mogelijk clusteren om zo de bedrijven te laten profiteren van elkaars nabijheid, aantrekkingskracht en gemeenschappelijke faciliteiten. Clustering kan resulteren in meer bezoekers. Daarnaast draagt concentratie ook bij aan het beperken van het aantal verkeersbewegingen. Nieuwe winkels in branches die passen bij het consumentengedrag laagfrequent en doelgericht zijn toegestaan op de bedrijventerreinen Vathorst (inclusief ten westen van de Bergpas) en Isselt. Hier zijn al clusters aanwezig die we de mogelijkheid willen geven om zich te versterken. Op de andere bedrijventerreinen zal er - afgezien van de branches auto, boten en caravans - geen nieuwe detailhandel worden toegestaan.

Op 12 december 2016 heeft Provinciale Staten de PRS / PRV vastgesteld. Daarin zijn o.a. ook nieuwe regels voor de nieuwvestiging van perifere detailhandel opgenomen die van invloed zijn op bovengenoemd Amersfoorts detailhandelsbeleid.

De provinciale regels komen er namelijk kort gezegd op neer dat indien er een nieuwe ruimtelijke besluit moet worden gevolgd, de PRV nog wel volumineuze detailhandel toe staat (woninginrichting, bouwmarkt, tuincentra e.d.), maar branches als fietsen, sport en electronica niet (zijnde volgens het Amersfoort detailhandelsbeleid 'laagfrequent en doelgericht').

Daarnaast dient aantoonbare behoefte te bestaan en in de vigerende ruimtelijke besluiten geen planologische ruimte voor volumineuze detailhandel aanwezig te zijn. Het gaat dan om de mogelijke toevoeging van nieuwe volumineuze detailhandelsmeters. Conform het Besluit ruimtelijke Ordening moet de zogenaamde 'duurzame verstedelijkingsladder' (voorheen de SER-ladder) worden toegepast.

Er had overigens zich graag een groot sportbedrijf willen vestigen aan de Bergpas(west). Maar nu een sportzaak in de PRV wordt gezien als een vorm van detailhandel en niet als volumineuze detailhandel (in het detailhandelsbeleid van de gemeente zijn nieuwe winkels in branches die passen bij het consumentengedrag laagfrequent en doelgericht toegestaan op bedrijventerrein Vathorst en Isselt) is vestiging aan de Bergpas(west) volgens de PRV in principe niet meer mogelijk.

2.2.3 Horecanota (2013)

Om de vitaliteit van werklocaties te vergroten is meer functiemenging nodig. In onze horecanota gaan we waar het kan ruimhartig om met initiatieven op werklocaties. Horeca A (horeca waar de focus op eten ligt, zoals lunchrooms en restaurants) en horeca C (ondersteunende horeca) passen op werklocaties. Horeca B (horeca gericht op drinken, zoals cafe's) is in principe uitgesloten. We kunnen in een enkel geval een uitzondering maken voor een passend, vernieuwend concept. Wij zien onder andere kansen voor gelegenheden die zich richten op de werknemers en bezoekers van de gevestigde bedrijven en voor ondersteunende horeca bij bijvoorbeeld leisure. Ook snelweglocaties (direct aan de snelweg of nabij op- en afritten) zijn aantrekkelijke locaties voor horeca, met name in combinatie met leisure en andere (grootschalige) activiteiten. Horeca op werklocaties en nabij snelwegen betreft maatwerk.


Hotels

Gezien onze ambitie om het dag- en zakelijk toerisme in Amersfoort te stimuleren willen we initiatieven ondersteunen. Samen met het hotelaanbod in de regio is er in Amersfoort een gevarieerd aanbod gegroeid van grotere hotels tot intieme stadshotels, voor verschillende doelgroepen in zowel het zakelijk als particulier toerisme. Uit de marktinteresse voor vestiging van nieuwe hotels in de afgelopen periode blijkt een toenemende betekenis van Amersfoort voor zowel de zakelijke als de toeristische markt. Sinds 2006 is het hotelaanbod in de gemeente dan ook fors toegenomen met bijna een verdubbeling van het aantal kamers. De bezettingsgraad van de hotelbedden laat sinds 2006 een dalende lijn zien en kwam in 2012 uit op circa 50% (een bezettingsgraad van 65% wordt in de hotelsector als minimum beschouwd om een verantwoorde exploitatie te kunnen voeren).


We willen blijvend meer bezoekers naar Amersfoort trekken, onder andere via Citymarketing met campagnes voor dag- en zakelijk toerisme. Initiatieven voor vergroting van het aanbod van hotelkamers zullen we steunen. Echter, de vestiging van een nieuw hotel of uitbreiding van een bestaand hotel blijft daarbij maatwerk en zullen we zorgvuldig afwegen op bijvoorbeeld de meerwaarde die dat heeft op het bestaande aanbod. De bewijslast daarvoor leggen we neer bij de initiatiefnemer.

2.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;

2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;

3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen vooroptimale inpassing en bereikbaarheid).

Het bebouwd oppervlak aan de Bergpas(west) neemt toe en de functies hotel en restaurant worden mogelijk gemaakt.

Spa ingenieur heeft in opdracht van initiatiefnemer een onderzoek laten uitvoeren, de Ladder duurzame stedelijke ontwikkeling Hotel Bergpas, d.d. 1 april 2017.
Uit het onderzoek - welke als bijlage 1 bij de toelichting is opgenomen - blijkt dat er voldoende behoefte is aan de beoogde hotel/ restaurantvoorziening, er is marktruimte voor een gezond bedrijf. Tevens blijkt dat er in de regio geen geschikte panden aanwezig zijn en evenmin andere geschikte locaties. De locatie is goed bereikbaar. De realisatie van een hotel/restaurant ter plaatse van de Bergpas in Amersfoort voldoet hiermee aan de vereisten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

2.2.5 Conclusie

Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat voorliggende partiële herziening past in de genoemde beleidskaders.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke aspecten

3.1 Stedenbouwkundige aspecten

Stedenbouwkundige uitgangspunten Geluidswal

Voor de partiële herziening is er rekening gehouden met:

  • de oorspronkelijke stedenbouwkundige uitgangspunten van de bedrijventerreinen
  • naast de geluidswalzone wordt het entreegebied van Vathorst verbeterd (Collegebesluit "de Volumestudie Bergpas West", van 30-6-2015);
  • het zoveel mogelijk gelijk trekken van de regels voor de geluidswalprojecten van de Velden 1G en het Bedrijvenpark Vathorst. Waarbij voor beide terreinen een meer flexibele bouwinvulling mogelijk wordt ten opzicht van de huidige plannen.

E.e.a. wordt hieronder toegelicht.

Rekening houden met oorspronkelijke stedenbouwkundige hoofdopzet geluidswalzone

Om beter te kunnen inspelen op vragen uit de markt zijn de stedenbouwkundige mogelijkheden bekeken voor een meer flexibele verkaveling, bebouwingsenvelop en parkeeroplossingen van de geluidswalkavels. Uitgangspunt daarbij is zoveel mogelijk behoud van het beoogde ruimtelijke beeld voor deze beeldbepalende geluidswalzone voor de stad Amersfoort.

In het bestaande stedenbouwkundig plan zijn de volgende ruimtelijke hoofduitgangspunten voor de geluidswal van kracht (cursieve tekst), erachter staat geschreven hoe er rekening mee gehouden wordt in deze partiële herziening.

  • De primaire functie van de Geluidswal is het woongebied af te schermen van het verkeerslawaai. De basishoogte van 9 meter geluidswal met 3 meter groenscherm is hiervoor altijd als voldoende geluidswering aangehouden. De geluidswalzone is een van de vier plandelen van het Bedrijvenpark Vathorst met een eigen ruimtelijke karakteristiek, een eigen ruimtelijke opbouw en beeldkwaliteit.

In dat kader wordt er in de nieuwe flexibele regeling ook rekening gehouden met voldoende afstand tot de zogenaamde Ruimtelijke Accenten van het Bedrijvenpark Vathorst, namelijk "De Knoop" (o.a. kavel 32) en "De Heuvel" (o.a. kavel 74). De afstand tussen de geluidswalprojecten en kavel 32 wordt verkleind met ruim 10 meter, zodat een vergelijkbare afstand ontstaat als tussen IKEA en Prénatal (80 meter). Bij kavel 32 wordt een stuk geluidswal gereserveerd voor de inrit van kavel 32. De afstand tussen kavel 74 (onderdeel van de Heuvel, zie schets op volgende pagina) en de geluidswalzone zal minimaal 45 meter in de binnenbocht blijven.
Ook de lengte van kavel 74 wordt flexibeler door een minimale maat van 90 en een maximale maat van 120 meter mogelijk te maken. E.e.a. is geiillustreerd in de hieronder opgenomen schets.

Bij de Velden 1G (de OBV-zijde) wordt er minimaal 45 en maximaal 75 meter aangehouden tussen de kavel aan de Bergpas en de geluidswalzone. De geluidswalzone eindigt in de uiteinden tegen toekomstige bebouwing van kavel 74 (de Heuvel), Yokogawa, en de bebouwing aan de Bergpas.

  • Voor de visuele relatie van de woonwijk met de geluidswal is er ter plaatse van de entreewegen (zoals o.a. Lubeckweg en Danzigweg) van het Bedrijvenpark Vathorst zicht op de groene geluidswal en dus geen zicht op geluidswalbebouwing.

Voor de flexibele kavelindeling worden er zones aangegeven waarbinnen de geluidswalbebouwing kan plaatsvinden. Hierbij is rekening gehouden met bovenstaand uitgangspunt. Zie afbeelding zones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0009.png"

Schets flexibel te verkavelen geluidswalzones (gearceerd)

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0010.png"

Schets geluidswalzones (over de huidige bestemmingsplankaart heen tpv bedrijvenpark Vathorst )

  • Het groene karakter van de wal domineert het uiteindelijke beeld. Ongeveer de helft (50%) van de lengte van de geluidswal zal niet worden bebouwd en wordt ingevuld met een continue groenstructuur.

In de nieuwe regeling wordt dit beeld gegarandeerd door een minimale groene afstand tussen de geluidwalprojecten. Die minimale groene tussenruimte wordt gerelateerd aan de lengte van de bebouwing. De groene tussenruimte is minimaal 45% van de lengte van de aangrenzende kavels, met een minimale maat van 45 meter. Boven de 15 meter geluidwalbebouwing zal daarbij het gebouw 5 meter terug moeten springen op de kopse kanten.

Hieronder wordt ingegaan op de stedenbouwkundige totstandkoming van deze regeling: Het percentage van 45% is gebaseerd op een bestaande minimale verhouding van 55 m groene tussenruimte bij de 120 m lange bebouwbare kavels in het stedenbouwkundige plan (55/120 = 45 %). Een afstand van 55 meter is vanuit ruimtelijk oogpunt de minimale tussenmaat om de geluidswalbebouwing voldoende van elkaar te kunnen onderscheiden langs de snelweg.

Om het verlies aan uitgeefbare grond zoveel mogelijk te beperken is onderzocht op welke manier de tussenruimte van 55 meter kan worden verkleind, waarbij nog steeds het groene karakter van de geluidswal domineert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0011.png"

Door boven de 15 meter de bebouwing 5 meter terug te laten springen op de kopse kanten ontstaat er meer lucht en licht tussen de gebouwen. Hierdoor kan de tussenruimte met 10 meter (2 x 5 meter) worden verkleind. En de bebouwing langs de A1 is nog goed van elkaar te onderscheiden. De maat van 45 meter voor de tussenruimte is mimimaal nodig om de groene geluidswal ook tussen de bebouwing nog goed te kunnen ervaren vanaf de snelweg.

  • Aangezien de geluidswal het beeld van Vathorst en ook Amersfoort bepaalt vanaf de A1, is de uitstraling aan deze zijde bijzonder belangrijk en iconisch van aard. De eerste indruk van de geluidswalbebouwing vanaf de snelweg moet een eerste afspiegeling zijn van het thema van Vathorst "Wereld van Verschil".
    Het eindbeeld bestaat uit een continue groene geluidswal met een regelmatige ritmiek van afwisselende bedrijfskavels (de bebouwingsenveloppen) en groen.
    Er is sprake van langgerekte sobere basisbebouwing in de geluidswal dat als podium dient voor de grotere diversiteit aan bebouwingsaccenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0012.png"

Illustratief voor sobere langgerekte basisbebouwing in de groene geluidswal met erboven verschillende uitkragende bebouwingsaccenten.

In het huidige plan van de Velden 1G (de OBV-zijde) zijn de geluidswalkavels kleiner (90 m) en de groene tussenruimten groter dan de geluidswalkavels van Bedrijvenpark Vathorst (geluidswalkavels 120 m +). Voor beide geluidswalzones wordt één regeling opgesteld, waarbij er kavels mogelijk zijn van 70 tot 120 meter).

Deze kavelmarge zorgt ervoor dat de lengterichting van de bebouwing blijft bestaan, het ruimtelijk beeld wordt gerespecteerd en de verschillen in kavelgrootte (verrommeling) beperkt blijft.

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het belangrijk dat de geluidswalbebouwing langgerekt blijft om de rust en samenhang in de geluidswal te behouden, zodat het veelkleurige, veelvormige, diverse bebouwingsaccenten verdraagt. Zoals in de beeldkwaliteitseisen staat: "De bebouwing heeft in de basisstructuur hoofdzakelijk een horizontale geleding, die meebeweegt met het verkeer op de snelweg". Beredeneert vanuit de hoogte-lengte verhouding van de bebouwing is een minimale maat van 70 meter een goede verhoudingsmaat.
Met als uitgangspunt een guldensnede verhouding van 1:3 is bij een maximale bebouwingshoogte van 21 m, een gebouwlengte nodig van 63 meter. Bij een bebouwingshoogte van 23.1 meter (binnenplanse afwijking) is een gebouwlengte van 69.3 meter nodig.

  • Binnen de bebouwingsenvelop wordt er onderscheid gemaakt tussen een sober vormgegeven basisbebouwing (functionele bedrijfsgedeelte) en de veelkleurige bebouwingsaccenten (representatief bedrijfsgedeelte). Er is sprake van een grote diversiteit aan bedrijvigheid.
    De bedrijven presenteren zich met de representatieve gevels en functies in de bebouwingsaccenten naar de A1. Alsook met representatieve functies en aanzichten naar de ontsluitingswegen van de bedrijventerreinen.

De bebouwingsenvelop wordt op kleine onderdelen aangepast ten behoeve van de flexibiliteit en de afstemming tussen de Velden 1G (de OBV-zijde) en het Bedrijvenpark Vathorst, maar de basisprincipes blijven gehandhaafd. Het gaat om in elk geval de volgende aanpassingen als:

- 5 meter inspringen op de kopse kant boven de 15 meter bebouwingsenvelop, zodat een kleinere minimale ruimte tussen de geluidswalkavels mogelijk is. Namelijk minimaal 45 i.p.v. 55 meter tussenruimte (zie vorige punt).

- Vergroten mogelijkheden parkeeroplossingen (zie volgende punt).

  • Parkeren en laden en lossen vindt op eigen terrein plaats en uit het zicht van de openbare ruimte. Voor de geluidwalprojecten betekent dit parkeren binnen de bebouwingsenvelop (ondergronds, inpandig of op het dak).
    Voor parkeren is er al een binnenplanse ontheffing om voor de bouwgrens ondergronds in het groene talud te parkeren, met als voorwaarde dat het groene karakter van de geluidswal doorloopt. M.a.w. het is niet zichtbaar dat er onder geparkeerd wordt.

Stedenbouwkundig zijn er ook andere parkeeroplossingen voorstelbaar zonder dat er afbreuk aan het ruimtelijke beeld wordt gedaan. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn:

- Om te kunnen voldoen aan het beeld van een continue groene geluidswal die de bebouwing omsluit (zgn. oprijzende bebouwing uit de groene geluidswal), moet een zichtbaar gat tussen het talud en de bebouwing vanaf de openbare ruimte worden voorkomen.

- Het buiten op maaiveld parkeren wordt mogelijk gemaakt met een afwijking door de bouwgrens gedeeltelijk maximaal 16 meter terug te mogen leggen met uitzondering van de hoeken van de kavel. Minimaal 40% van de lengte van de kavel moet op de hoeken van de kavel worden gerealiseerd. Verdeeld over de twee hoeken.

Zo blijft er sprake van een samenhangend en levendig bebouwingsbeeld vanaf de ontsluitingswegen van de bedrijventerreinen. Het talud zorgt voor de verdere afscherming van de parkeerplaatsen vanuit de openbare ruimte. Hierop zal een omheining nodig zijn t.b.v. veiligheid.


Zoveel mogelijk gelijktrekken regels geluidswalprojecten Velden 1G (de OBV-zijde) en Bedrijvenpark Vathorst

Om voor de geluidswalprojecten van Velden 1G en Bedrijvenpark Vathorst tot eenzelfde regeling te komen met dezelfde flexibiliteit en ruimtelijk samenhang zijn er nog een aantal aanpassingen nodig. Dit in aanvulling op de onder a. en b. genoemde aanpassingen. Uitgangspunt hierbij is dat de oorspronkelijke verkaveling en bebouwingsenvelop wel mogelijk moet blijven en de totale geluidswalzone flexibeler in te vullen is. Het gaat in elk geval om de volgende aanpassingen:

- De hiervoor genoemde regeling mbt kavelzones, kavelgrootte, bebouwingsenvelop, parkeeroplossingen.

- Waar nodig en mogelijk nog gelijktrekken regelingen bestemmingsplan.

- Mogelijkheden geven voor fasering van de kavels, met als voorwaarde dat de eerste gerealiseerde fase ook in het ruimtelijk beoogde beeld past.

Om de toegang naar Vathorst in ruimtelijke samenhang en kwaliteit te verbeteren wordt er bebouwing mogelijk gemaakt aan de Bergpas. Dit heeft gevolgen voor de verkaveling in dit gedeelte van de geluidwal. De stedenbouwkundige onderbouwing hiervoor is vastgelegd in in het Collegebesluit "Volumestudie voor Bergpas West", van 30-06-2015, zie ook paragraaf met betrekking tot verbeteren entreegebied Vathorst . Voor de geluidswalprojecten wordt er een zone aangegeven waarbinnen de bovengenoemde flexibele verkaveling, bebouwingsenvelop en parkeeroplossingen mogelijk worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0013.png"  

Schets geluidswalzones (over de huidige bestemmingsplankaart heen)

Verbeteren entreegebied Vathorst door Bergpas(west)


Aanleiding verbeteren entreegebied

De entree naar de Bergpas vertoont momenteel te weinig samenhang, is te bescheiden en draagt niet bij aan de oriëntatie en representativiteit voor de entree naar Vathorst. De onevenwichtigheid zit met name aan de zijde van de Bergpas(west) (de Velden 1G / de OBV-zijde). De geluidswalkavels voldoen qua uitstraling en karakter aan het gewenste beeld. De omvang en flexibiliteit van het volume en functionaliteit in het bestemmingsplan werkten beperkend. Hierop wordt later in gegaan.

Ruimtelijke en functionele verbeteringen

Het in ontwikkeling zijnde gedeelte van de Bergpas, in de omgeving van Yokogawa, begint een stijlvol en ingetogen uitstraling op te leveren aan de Bergpas en de woonwijk. Het is de kwaliteit die aansluit bij de in Vathorst al gerealiseerde kwaliteit.

Om aan de overzijde van de Bergpas (bij de Lindenboomseweg) deze kwaliteit ook te bewerkstelligen, worden de stedenbouwkundige en architectonische principes van de omgeving Yokogawa gespiegeld, waardoor een samenhangende en evenwichtige entree ontstaat. Dit betekent dat er een basisvolume van 15 meter mogelijk is, dat alzijdig representatief ontworpen wordt waarbij een terugliggend accent tot 21 meter mogelijk is. Dit principe is bij het Verzonken Plein ingezet als afwijkend en herkenbaar principe ten opzichte van de geluidswalprojecten. Dit principe geldt voor zowel het bestaande als het nieuw toe te voegen volume.

Het nieuwe volume sluit de hoek van de Bergpas-snelweg A1 en begeleidt de entree richting Vathorst.

In tegenstelling tot de Yokogawa zijde moet het nieuwe volume op deze plek ontsloten worden via de Lindeboomseweg. Randvoorwaarde bij de ontsluiting is, dat geen verbinding mag ontstaan tussen Bergpas en Olympus (richting Bergenboulevard).

Het gebouw kan zijn entree naar de Bergpas oriënteren; een beeld dat bijdraagt aan het gevoel van een entree van Vathorst.

Omdat het om een prominente plek aan de rand van Vathorst en nabij de snelweg gaat, kan deze extra benadrukt worden. De bouwhoogte wordt daarom gekoppeld aan het programma. Hoewel de locatie in ruimtelijk opzicht zeer geschikt is voor een oriëntatiepunt gaat het ook om de functie van het gebouw. Bij een hotel of andere publieksfunctie gaat het vooral om de functionele wisselwerking tussen gebouw en omgeving. Naast een oriëntatiepunt vanaf grotere afstand moet het gebouw ook een intermediair zijn tussen de snelweg en de achtergelegen woonwijk. Alleen in dat geval is een grotere bouwhoogte, een hoogteaccent, gerechtvaardigd.

Dit hoogte accent mag 35 meter tot 48 meter hoog zijn en moet terugliggend geplaatst worden.

Uitzonderlijk goede uitstraling

De Bergpas is de entree van Vathorst en een markeringspunt langs de A1. Dit vereist een uitzonderlijk goede uitstraling, zowel in vormgeving als materialisatie.
Een hoogte-accent op de Bergpas-locatie van 36 meter hoog is mogelijk bij de functie hotel. Tot 48 meter hoog bouwen bij de functie hotel mag alleen als het gebouw rank en slank wordt (dus niet meer programma toevoegen, maar bijzondere vormgeving).

Uitwerking

Om de hoogtescheidingslijnen niet te rigide te interpreteren en overgang en of samenhang tot stand te brengen tussen de volumes mag 15% van de hoogtescheidingslijnen worden afgeweken. Bij een bijzondere architectonische kwaliteit mag meer dan 15 % van de hoogtescheidingslijnen worden afgeweken.

De consequentie van deze voorgestelde aanpassing is dat de naastliggende geluidkavel in de Velden 1G is herverdeeld. De eerst opvolgende geluidwalkavel komt op minimaal 45 meter afstand. Er zijn vier mogelijke modellen uitgewerkt die stedenbouwkundig allen mogelijk zijn. De geluidwal krijgt zijn beëindiging tegen het nieuwe voorgestelde volume. In de afwijkingsregels van artikel 2.6 van voorliggend plan zijn alle vier de varianten opgenomen. Er kan van de bouwvlakken worden afgeweken als in zijn geheel voldaan wordt aan één van de vier modellen.

a.basismodel

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0014.png"

 

b. model 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0015.png"

c. model 2

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0016.png"

d. model 3

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0017.png"

Legenda bij de modellen:

  • De gele vlakken gaan uitsluitend over de bebouwing. Het parkeren kan ook buiten de gele vlakken worden opgelost.
  • Het gele vlak geeft de maximale bebouwingscontour weer.
  • De gearceerde vlakken zijn flexibel te schuiven binnen het gele vlak. Dit voorkomt de verplichting tot getrapte bouw.
  • In beginsel ligt de (hotel)opbouw 6 meter terug uit de snelweggevel.
  • De beide gele vlakken zijn, bij een gezamenlijke ontwikkeling, desgewenst aan elkaar te verbinden d.m.v. een gemeenschappelijke parkeergarage en bovenliggend loopgebied.
  • Het gele vlak naast de Lindenboomseweg mag verlengd worden. De beide bouwvlakken staan in verhouding tot elkaar. Consequentie van verlenging van het bouwblok naast de Lindenboomseweg is dat het bouwblok aan de Bergenboulevard korter wordt. Uitgangspunt is dat de afstand tussen de twee bouwblokken gelijk blijft.

3.2 Verkeer en parkeren

Verkeer

Ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de verkeerskundige gevolgen van de wijzigingen ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Zie bijlage 6 bij de toelichting.

Voor de geluidwalkavels tussen kavel 42 en de Hanzetunnel vindt er in het ontwerpbestemmingsplan geen wijziging plaats wat betreft mogelijke functies en het bouwprogramma. Ook de verkeersontsluiting wijzigt als het gevolg van deze herziening niet. De te verwachten verkeersstromen zullen dan ook niet wijzigen ten opzichte van het huidige bestemmingsplan en heeft onderhavige partiële herziening plan geen invloed op de verkeersafwikkeling.

De wijziging in het gebied ten noordwesten van de Bergpas heeft wel invloed op de verkeersstromen in het gebied en omliggende wegen. Het mogelijk bouwprogramma neemt hier toe en ook wijzigen de mogelijkheden voor de ontsluiting van de percelen.

Voor de bepaling van de verkeersgeneratie van de wijzigingen is gebruik gemaakt van de meest recente CROW-publicatie Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (publicatie 317, oktober 2012).

Op basis van de oppervlakten, toegestane bouwhoogtes, mogelijke functies en de bijbehorende CROW-kentallen worden per werkdag in totaal 1750 extra verkeersbewegingen van/naar het bedrijventerrein verwacht. Voor de maatgevende uren zijn dat in de ochtend 68 verkeersbewegingen en in een avondspitsuur zijn dat 138 verkeersbewegingen extra.

De geplande verkeersontsluiting en de berekende verkeersproductie zijn ingevoerd in het actuele regionale verkeersprognosemodel voor het jaar 2030. Met dit model zijn de te verwachten verkeerstromen voor de verschillende perioden van de dag berekend. Deze modelberekeningen geven aan dat er ten opzichte van het huidige bestemmingsplan een verkeerstoename is te verwachten op de Lindeboomseweg en op de Bergpas tussen Lindeboomseweg en Rondweg Oost.

Kruispuntberekeningen tonen echter aan dat deze toenames ten opzichte van de totale hoeveelheid verkeer dermate beperkt zijn dat deze nauwelijks van invloed zijn op de verkeersafwikkeling.

Ook laten de berekeningen zien dat naar verwachting de verkeersafwikkeling op de Olympus en de Bergenboulevard licht verbetert ten opzichte van het vigerende plan.

Auto

Bedrijventerrrein Vathorst is via de Valutaboulevard en Hanzeboulevard aangesloten op de stedelijke hoofdwegenstructuur. Bergpas(west) is via de Bergenboulevard en de Bergpas eveneens op de stedelijke hoofdwegenstructuur aangesloten. Via deze wegen zijn er ontsluitingen naar de A1 (aansluiting Amersfoort-Noord), naar de A28 (aansluiting Corlaer Amersfoort Vathorst), de verbinding richting Kattenbroek/Rondweg Oost via de Heideweg en via de Hanzetunnel/Nijkerkerstraat richting Hoevelaken (aansluiting A1 Hoevelaken).
Het gebied Velden 1G ofwel Bergpas(west) wordt ontsloten via de wegen Olympus en de Lindeboomseweg. Randvoorwaarde voor de verkeersontsluiting van dit gebied is, dat geen doorgaande verbinding mag ontstaan tussen De Lindeboomseweg en Olympus. Dit omdat een sluiproute voor verkeer tussen de Bergpas en de Bergenboulevard zeer ongewenst is.


Fiets
Er zijn goede fietsverbindingen met de wijk Vathorst zelf en met Bedrijventerrein Calveen, Kattenbroek, Zielhorst, de Hoef en richting Nijkerk en Hoevelaken via de Hanzetunnel.


Openbaar vervoer

Er is recent een nieuwe concessie verleend aan Syntus. Per 11 december 2016 loopt de nieuwe concessie die tot december 2023 duurt. Nabij bedrijventerrein Vathorst verandert er wel wat.
Het bedrijventerrein is aan de westzijde goed ontsloten met een snelle busverbinding tussen station Amersfoort en station Amersfoort Vathorst via de Bergpas. Bushalte Drieberg op de Bergenboulevard is voor dit gedeelte van het bedrijventerrein goed bereikbaar.
Het bedrijventerrein Vathorst is verder ontsloten via de bus die over de busbaan van de Valutaboulevard rijdt. Deze bus stopt op halte Finse Mark en halte Heideweg. Deze bus verbindt station Amersfoort Vathorst via de Valutaboulevard met station Amersfoort Schothorst en station Amersfoort. Er rijdt hier ook een spitsbus naar en van Utrecht Science Park/ Rijnsweerd.
Op halte Heideweg kan de bus worden genomen die vanaf station Amersfoort Vathorst via de oostelijke boulevard rijdt. Deze bus rijdt via station Amersfoort Schothorst naar de binnenstad en station Amersfoort. Deze bus stopt op halte Rotonde IKEA en ontsluit de bedrijven die aan de oostkant van het bedrijventerrein liggen. Er rijdt ook een buurtbus over de busbaan van de Valutaboulevard, die Bunschoten Spakenburg via Hooglanderveen met station Amersfoort Vathorst bediend. Tot slot rijdt tot 2020 buslijn 103 van de Veluweconcessie over de Heideweg en in Hooglanderveen.

De lijnennetkaart van de actuele situatie is te vinden op de site van de vervoerder Syntus.

Parkeren

Het uitgangspunt op het bedrijventerrein Vathorst en ook Velden 1G (dus ook gebied ten westen van de Bergpas) is dat er voldaan dient te worden aan de meest actuele door de raad vastgestelde parkeernormen en dat er alleen op eigen terrein geparkeerd dient te worden. Op het bedrijventerrein Vathorst ten westen van de spoorlijn Amersfoort- Zwolle geldt reeds een parkeeerverbodszone. Ook het laden en lossen dient op eigen terrein plaats te vinden.


Ontwikkelingen

In opdracht van Rijkswaterstaat zal de reconstructie knooppunt Hoevelaken worden uitgevoerd, waarmee de doorstroming op de A28 en de A1 wordt verbeterd. Binnen deze reconstructie zal ook een verbinding onder de A1 worden gerealiseerd in het verlengde van de Danzigweg van en naar de Hoef.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen betreft een wijziging van de verbeelding en de regels voor zover het gaat om de geluidwal in Vathorst en de Bergpas(west). In dat bestemmingsplan zijn de omgevingsaspecten beschreven en beoordeeld of deze passen binnen de milieunormen. De toelichting, regels en verbeelding van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen blijven dan ook ongewijzigd van kracht. Deze zijn te vinden door te klikken op de volgende link.bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen

De paragrafen in dit hoofdstuk dienen gezien te worden als een aanvulling op de geldende toelichting. Alleen de onderdelen die relevant zijn voor de voorliggende herziening worden hier beschreven. Het aspect geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid zijn met name van belang. Voor de overige omgevingsaspecten wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen.

4.2 Externe veiligheid

4.2.1 Beleid en normstelling

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

Vanuit het externe veiligheidsbeleid worden veiligheidsnormen gesteld voor risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen ten opzichte van:

  • kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen en scholen);
  • beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld winkels of bedrijfsgebouwen).

Deze veiligheidsnormen hebben wat betreft het plaatsgebonden risico de status van grenswaarde voor kwetsbare objecten en de status van richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

4.2.2 Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt, zie onder 'Basisnet'). Voor buisleidingen staat dit in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De centrale begrippen hierbij zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).

Wanneer een (beperkt) kwetsbaar object in het invloedsgebied van een bedrijf, buisleiding of transportroute wordt toegelaten, moet het groepsrisico worden verantwoord. Hierbij moet meestal advies worden gevraagd aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU).

4.2.3 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is bedoeld om mensen in de buurt van een bedrijf met gevaarlijke stoffen te beschermen. Bij een omgevingsvergunning milieu of een ruimtelijk besluit rond zo'n bedrijf moet het bevoegd gezag rekening houden met veiligheidsafstanden ter bescherming van mensen in de omgeving.

4.2.4 Basisnet

Op 1 april 2015 is het Basisnet in werking getreden. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen. Voor Amersfoort zijn de snelwegen en spoorwegen van belang.

Het Basisnet heeft als doel een evenwicht te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen en de bebouwde omgeving die hier langs ligt en de veiligheid van omwonenden. Het Basisnet stelt aan de ene kant regels aan het vervoer van gevaarlijke stoffen en geeft aan de andere kant aan welke beperkingen gelden in het gebied rond de betreffende routes. Zo wordt aan iedereen die dicht bij deze snelwegen en spoorwegen woont of verblijft een basisbeschermingsniveau geboden.

Voor elke basisnetroute is een zogenaamde risicoruimte en een zone met ruimtelijke beperkingen vastgesteld. Door het vastleggen van de risicoruimte wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen gebonden aan een maximaal risico, zowel ten aanzien van het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Bij ruimtelijke afwegingen voor nieuwe bestemmingen moet rekening gehouden worden met de externe veiligheidsrisico's die horen bij een volledig gebruik van de risicoruimte. De risicoruimte fungeert daardoor enerzijds als een plafond voor de toegestane groei van de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen en anderzijds als een gebied waarbinnen beperkingen gelden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

De "Wet Basisnet" is een heel stelsel van wetten en regels. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Wvgs) de belangrijkste wet. Hierin staan de risiconormen en de regels voor de beheersing van het risico van het vervoer. Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is er het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Hierin wordt het basisbeschermingsniveau gewaarborgd en wordt geregeld hoe de afweging moet worden gemaakt over het toelaten van ruimtelijke ontwikkelingen. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.

In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Indien een locatie in het invloedsgebied van een transportroute ligt moet het groepsrisico volgens artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes worden verantwoord. Indien de locatie hiernaast binnen 200 meter van een transportroute ligt moet het groepsrisico uitgebreid worden verantwoord volgens artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.

4.2.5 Plasbrandaandachtsgebied

Voor wegen en hoofdspoorwegen waarover vervoer van aanzienlijke hoeveelheden brandbare vloeistoffen plaatsvindt, zijn in de Regeling basisnet plasbrandaandachtsgebieden (PAG) aangewezen. Een PAG is een zone van 30 meter aan weerszijden van het wegvak of baanvak, gemeten vanaf de buitenste kantstrepen van de weg of vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel voor het doorgaand verkeer, waar bij het realiseren van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten rekening moet worden gehouden met de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen. Het bevoegd gezag moet motiveren waarom de ontwikkeling op die plek mogelijk gemaakt wordt. Daarnaast gelden er volgens het Bouwbesluit 2012 aanvullende bouwvoorschriften in een plasbrandaandachtsgebied.

In Amersfoort geldt er een PAG langs het hele traject van de rijkswegen A1 en A28 door de gemeente. Voor het spoor geldt binnen Amersfoort een PAG voor het traject Baarn – Amersfoort West – Amersfoort Oost (tot de splitsing van het spoor richting enerzijds Zwolle en anderzijds Apeldoorn) en voor het traject Amersfoort Oost – Putten (richting Zwolle). Voor de spoortrajecten Amersfoort richting Utrecht, Amersfoort Oost richting Apeldoorn en voor de Ponlijn geldt geen PAG.

4.2.6 Besluit externe veiligheid buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). 

4.2.7 Externe veiligheid in relatie tot het plangebied

Voor het plangebied is beoordeeld of er sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen.

Transport van gevaarlijke stoffen

Ten noorden van het plangebied ligt de Rijksweg A1. Hierover worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Vanwege het plaatsgebonden risico zijn er geen belemmeringen voor het plangebied. Het berekende groepsrisico bedraagt maximaal 0,529 maal de oriënterende waarde. Aangezien het groepsrisico niet toeneemt en de oriënterende waarde niet wordt overschreden is geen verdere verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Buisleidingen

Voor het plangebied is beoordeeld of er sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen. Dit onderzoek is vastgelegd in het rapport Externe Veiligheid Bestemmingsplan Bergpas/Geluidwal Amersfoort (RUD Utrecht, projectnummer Z-HZ_AROI-2015-6698, dd. 22 januari 2016, zie bijlage 3 bij de toelichting). Hieronder zijn de resultaten van het onderzoek weergegeven.

Ten zuidwesten van de geluidwal/Bergpas ligt de Rijksweg A1, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt. Ten zuidoosten van het plangebied loopt het doorgaande spoor in de richting van Zwolle, waarover ook gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Op beide transportassen wordt hieronder verder ingegaan. In de omgeving van het plangebied bevinden zich verder een zwembad en een LPG tankstation. Deze leveren geen beperkingen op voor het plangebied.

Rijksweg A1

In de Regeling basisnet zijn de afstanden voor het plaatsgebonden risico opgenomen. Deze afstand bedraagt voor de A1 ter hoogte van het plangebied 3 meter, zodat er vanwege het plaatsgebonden risico geen belemmeringen zijn voor de gewenste ontwikkeling.

Het groepsrisico moet conform artikel 7 en 8 van het Bevt worden verantwoord. In artikel 8 van het Bevt is bepaald dat uitgebreid op het groepsrisico moet worden ingegaan als een locatie binnen 200 meter van een transportroute ligt. Daarom is het groepsrisico voor de huidige en toekomstige situatie berekend. Uit de berekening volgt voor de huidige situatie een groepsrisico per km van maximaal 0,828 maal de oriënterende waarde bij 343 slachtoffers. Voor de toekomstige situatie is een toename van het groepsrisico berekend naar per km 0,841 maal de oriënterende waarde bij 343 slachtoffers. Gezien deze toename moet het groepsrisico worden verantwoord volgens artikel 7 en 8 van het Bevt.

Artikel 7

In de toelichting bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning wordt, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:

a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en

b. voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.

Ad a.: Direct aan de overzijde van de A1 bevindt zich de hulppost voor brandweer en ambulance aan Het Hofslot 1. Het ziekenhuis Meander bevindt zich hemelsbreed op circa 3,3 km van het plangebied aan de Bergpas. De brandweerpost aan de Kleine Koppel bevindt zich op circa 3,7 kilometer vanaf het plangebied.

Ad b.: Verwacht mag worden dat, gezien de functies die mogelijk gemaakt worden, de aanwezigen binnen deze kavels voldoende zelfredzaam zijn. Er zijn voldoende vluchtmogelijkheden in tegenovergestelde richting van de A1.

De VRU heeft in het vooroverleg over dit bestemmingsplan gevraagd om de volgende informatie toe te voegen:

Voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp.

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen verantwoorden, zijn de volgende aspecten beoordeeld:

• Effecten van een incident met gevaarlijke stoffen

• Bereikbaarheid van het plangebied en de risicobron

• Bluswatervoorzieningen in het plangebied en bij de risicobron

Effecten van een incident met gevaarlijke stoffen:

Het plangebied 1 (bouwkavel Bergpas) ligt op circa 75 meter van de rijksweg A1 waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Plangebied 2 (de bouwkavels in de geluidwal) liggen op een afstand van (minimaal) circa 33 meter van de rijksweg A1. De maatgevende ongevalscenario's op deze rijksweg zijn: een plasbrand, een Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion (Bleve) en het vrijkomen van een toxische wolk.

Plasbrand:

Een plasbrand ontstaat als gevolg van een ongeval met een tankwagen met dieselolie (LF1) of benzine (LF2) waarbij een scheur ontstaat in de tankwand die na het uitstromen van de vloeistof ontsteekt. Bij een scheur ligt als gevolg van hittestraling de 100% letaliteitgrens op 30 meter en de 1% letaliteitgrens op 50 meter. Aangezien plangebied 1 op circa 75 meter van de rijksweg ligt, is een plasbrand niet van invloed afgezien van eventuele rookontwikkeling afkomstig van de plasbrand, maar is dit niet direct levensbedreigend. Binnen plangebied 2 kunnen bij dit scenario dodelijke en gewonde slachtoffers worden verwacht. Ook zal er schade optreden aan de gebouwen (brandhaarden, vervorming van hout en kunststof e.d.). De inzet van de hulpdiensten richt zich op het redden en verlenen van eerste hulp aan de slachtoffers en het veiligstellen van het bron- en effectgebied.

Bleve:

Een Bleve kan ontstaan als gevolg van een ongeval met een tankwagen met LPG (GF3):

1. Een scheur ontstaat in de tankwand waardoor het tot vloeistof verdichte gas expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt (koude-Bleve).

2. De tankwagen wordt aangestraald door een omgevingsbrand, waardoor de integriteit van de tankwandconstructie het begeeft en een warme-Bleve ontstaat.

Afhankelijk van de constructie en de intensiteit van de brand vindt binnen 20 minuten een Bleve plaats. Indien de tank een (onbeschadigde) hittewerende coating heeft wordt een mogelijke Bleve uitgesteld tot 75 minuten. Bij een koude Bleve ligt als gevolg van de overdruk de 100% letaliteitgrens op 80 meter en de 1% letaliteitgrens op 200 meter. In geval van een warme Bleve ligt als gevolg van de hittestraling de 100% letaliteitgrens op 100 meter en de 1% letaliteitgrens op 240 meter. Aangezien beide plangebieden op circa 33 tot 75 meter afstand liggen zijn er bij deze scenario's gewonden en dodelijke slachtoffers te verwachten.

De inzet van de hulpdiensten is afhankelijk van het scenario, indien mogelijk wordt de situatie gestabiliseerd door middel van het koelen/afschermen van de tank en het veiligstellen van de omgeving. Indien er reeds een Bleve is opgetreden dan richt de inzet zich op het redden en verlenen van eerste hulp aan de slachtoffers en het bestrijden van branden in de omgeving.

Toxische wolk:

Van toxische vloeistoffen (LT2) wordt de toxische wolk als gevolg van een ongeval met een tankwagen met salpeterzuur als maatgevend gezien. Bij een klein lek van 15 mm in de tankwand ligt de 100% letaliteitgrens op < 10 meter en de 1% letaliteitgrens op 15 meter. Bij het catastrofaal falen van de tankwagen is dit respectievelijk 25 meter (100%) en 70 meter (1%). Voor plangebied 2 zijn gewonden en dodelijke slachtoffers te verwachten. Aangezien plangebied 1 (bouwkavel Bergpas) op circa 75 meter van de rijksweg A1 ligt zijn hier niet direct dodelijke slachtoffers te verwachten. Wel zijn er slachtoffers te verwachten met (ademhalings-) klachten die voor behandeling naar het ziekenhuis moeten gaan.

Bereikbaarheid van het plangebied en de risicobron:

Het is van belang dat de hulpdiensten tijdens een ramp of een zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden. Een goede bereikbaarheid is hierbij van essentieel belang. Vanwege het vrijkomen van gevaarlijke stoffen is het wenselijk dat het plangebied en de risicobron bovenwinds tenminste tweezijdig kan worden benaderd. De risicobron (op de rijksweg A1) is in voldoende mate te bereiken via de rijksweg in beide richtingen. De kavels in de geluidwal zijn goed te bereiken via de Valutaboulevard en de Euroweg of de Hanzeboulevard en de Hamburgweg of Holleweg. De kavelzijde aan de Bergpas wordt ontsloten via de Lindenboomseweg en de kavelzijde aan de Olympus wordt ontsloten aan de Bergenboulevard. Deze straat loopt over in een fietspad en is aandachtspunt bij de verdere planuitwerking.

Bluswatervoorzieningen in het plangebied en bij de risicobron:

De brandweer dient snel te kunnen beschikken over voldoende bluswater, zowel primaire (brandkranen) alsook secundaire (geboorde put) of tertiaire (openwater), om een incident adequaat te kunnen bestrijden. Uit de beoordeling van de bluswatervoorzieningen blijkt dat nog niet alle bouwkavels in voldoende mate zijn voorzien van primaire bluswatervoorzieningen. De Euroweg is al voorzien van bluswatervoorzieningen. Voor de ontwikkelingen aan de Bergpas geldt dat naast de primaire bluswatervoorziening hier een secundaire bluswatervoorziening gewenst is. Deze bestaat uit een brandweeropstelplaats naast de al aanwezige waterpartij, zodat men van daaruit water kan oppompen. De brandweeropstelplaats zal worden meegenomen in het inrichtingsplan voor de openbare ruimte. De bluswatervoorzieningen zullen overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften / richtlijnen worden gerealiseerd.

 

Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron om zichzelf in veiligheid te brengen indien een ramp of een zwaar ongeval plaatsvindt. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid in het rampgebied is bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Ten aanzien van de eerder genoemde maatgevende ongevalscenario's die het plangebied bedreigen adviseert de VRU over het Bleve- en toxische wolk scenario. Ten aanzien van deze scenario's is het wenselijk dat er in het kader van de zelfredzaamheid maatregelen worden getroffen. De partiële herziening maakt het mogelijk om kantoren en een hotel met leisure-faciliteiten te realiseren. Gezien deze bestemmingen mag niet worden verondersteld dat de gebruikers en bezoekers allemaal zelfredzaam zijn en zich op tijd in veiligheid kunnen brengen, eventueel begeleid door zelfredzame personen. De tijd om te kunnen vluchten voor minder zelfredzame personen kan te kort zijn als gevolg van snelle blootstelling aan één van de maatgevende scenario's. Het is dan ook noodzakelijk dat de vluchtroutes uit de gebouwen een goede aansluiting krijgen op de openbare weg, zodat er een snelle en veilige ontvluchting via de openbare weg kan plaatsvinden. Voor de kavels in de geluidwal is dit geen probleem. Voor de kavel aan de Bergpas is dit een aandachtspunt bij de verdere planuitwerking.

Artikel 8

1. Indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, wordt in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing van die vergunning tevens ingegaan op:

a. 1°. de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan of besluit wordt vastgesteld, rekening houdend met de in dat gebied reeds aanwezige personen en de personen die in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan of de geldende bestemmingsplannen of een omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten zijn, en

2°. de als gevolg van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft;

b. het groepsrisico op het tijdstip waarop het plan of de vergunning wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat plan of besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de oriëntatiewaarde;

c. de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die bij de voorbereiding van het plan of de vergunning zijn overwogen en de in dat plan of die vergunning opgenomen maatregelen, waaronder de stedenbouwkundige opzet en voorzieningen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte, en

d. de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.

Ad a 1 en a 2: Het aantal personen waarmee is rekening gehouden is vermeld in bijlagen 1 en 2 en summier beschreven in paragraaf 4.3.1 van het rapport (zie bijlage bij toelichting).

Ad b: Het groepsrisico stijgt vanwege het bestemmingsplan van maximaal 0,828 maal de oriënterende waarde bij 343 slachtoffers per km naar maximaal 0,841 maal de oriënterende waarde bij 343 slachtoffers.

Ad c.: er zijn geen maatregelen overwogen ter beperking van het groepsrisico.

Ad d: er zijn geen alternatieven in beeld.

Rond de A1 ter hoogte van het plangebied moet rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter. Het plangebied ligt buiten deze afstand zodat er geen belemmeringen vanwege de PAG zijn.

Spoor

Voor het spoordeel wat de geluidswal kruist worden in de Regeling basisnet vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico gegeven. Deze zijn afhankelijk van het betreffende deel 1 tot 6 meter. Gezien deze afstand is er geen belemmering vanwege het plaatsgebonden risico voor de geplande ontwikkeling.

Voor het groepsrisico kan een deel van het extra toe te laten geluidswalkavel binnen 200 meter vanaf de spoorbundel worden gerealiseerd. De mogelijke toename in bevolking is dermate laag dat de invloed op de hoogte van het groepsrisico verwaarloosbaar is. Bij eerdere berekeningen is voor de huidige situatie een groepsrisico berekend van 0,045 maal de oriënterende waarde bij 560 slachtoffers. Gezien de hoogte van het groepsrisico is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico conform artikel 8 van het Bevt niet noodzakelijk.

Omdat het spoor binnen 200 meter vanaf de geplande locatie ligt moet een verantwoording van het groepsrisico plaats vinden conform artikel 7 van het Bevt.

Artikel 7

In de toelichting bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning wordt, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:

a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en

b. voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.

Ad a.: direct aan de overzijde van de A1 bevindt zich de hulppost voor brandweer en ambulance aan Het Hofslot 1. Het ziekenhuis Meander bevindt zich hemelsbreed op circa 3,3 km van het plangebied aan de Bergpas. De brandweerpost aan de Kleine Koppel bevindt zich op circa 3,7 kilometer vanaf het plangebied.

Ad b.: Binnen 200 meter vanaf het spoor kunnen de geluidswalkavels worden vergroot. Verwacht mag worden dat alle aanwezigen binnen deze kavels voldoende zelfredzaam zijn. In tegenovergestelde richting vanaf het spoor zijn er voldoende vluchtwegen.

Het bestemmingsplangebied overlapt niet met het plasbrandaandachtsgebied van het spoor.

4.2.8 Conclusie externe veiligheid

Het plangebied ligt in het invloedsgebied van de Rijksweg A1 en het doorgaande spoor in de richting van Zwolle. Het plaatsgebonden risico is voor zowel de A1 als het spoor geen probleem. Het groepsrisico is verantwoord. Het plangebied ligt buiten het plasbrandaandachtsgebied van zowel de A1 als het spoor.

4.3 Geluid

4.3.1 Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.

Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:

  • het bestemmen van gronden voor nieuwe of gewijzigde geluidgevoelige objecten nabij (spoor-) wegen en industrieterreinen;
  • het bestemmen van gronden voor de realisatie of wijziging van (spoor-) wegen (met uitzondering van rijksinfrastructuur, zie § 5.8.2) en industrieterreinen;
  • het wijzigen van zonegrenzen van industrieterreinen.

De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.

4.3.2 Swung 1

Per 1 juli 2012 is Swung 1 in werking getreden. Het gaat om een wijziging van de Wet milieubeheer die onder andere heeft geresulteerd in de invoering van geluidsproductieplafonds voor rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen). Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidsproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs rijkswegen en spoorwegen. De ligging van de referentiepunten, de grenswaarden en de bijbehorende gegevens zijn opgenomen in een openbaar, elektronisch toegankelijk geluidsregister. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dat jaarlijks aantonen.

De nieuwe regels zijn, wat de rijksinfrastructuur betreft, in plaats gekomen van de regels in de Wet geluidhinder omtrent de aanleg en reconstructie van een weg en de aanleg of wijziging van een spoorweg. Bij bouwen langs rijkswegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder gelden, maar moet bij de berekening van de geluidsbelasting gebruik gemaakt worden van de brongegevens uit het register. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing.

4.3.3 Verkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel hieronder).

Tabel: zones langs wegen

  aantal rijstroken   zonebreedte (meter)  
stedelijk gebied   1 of 2   200  
  3 of meer   350  
buitenstedelijk gebied   1 of 2   250  
  3 of 4   400  
  5 of meer   600  

In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

4.3.4 Spoorweglawaai

Spoorwegen hebben een zone, waarvan de breedte afhankelijk is van de hoogte van het geluidsproductieplafond. In artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder is de breedte van de zone aangegeven. De zonebreedte varieert van 100 tot 1.200 meter en is afhankelijk van het geluidsproductieplafond. Bij ontwikkelingen rond geluidsgevoelige bestemmingen in de zone of wijzigingen aan de spoorlijn moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 55 en 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

4.3.5 Industrielawaai

Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers, is op grond van art. 41 van de Wgh een geluidszone vastgesteld. In geval van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone of een wijziging aan het industrieterrein of de geluidszone is een akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 50 en 65 dB(A) (Letm), afhankelijk van de situatie. Buiten de zone mag de geluidsbelasting nooit meer dan 50 dB(A) (Letm) bedragen. Er dient te worden gewaarborgd dat deze waarde, en de eventuele vastgestelde hogere grenswaarden niet worden overschreden. Middels zogenaamd zonebeheer wordt daarvoor continu de totale vergunde geluidsbelasting vanwege het industrieterrein beheerd.

4.3.6 Geluidsnota gemeente Amersfoort

De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort, vastgesteld op 11 november 2008). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan het verlenen van hogere grenswaarden worden verbonden.

4.3.7 Geluid in relatie tot het plangebied

De gemeente Amersfoort wil graag inzicht in de akoestische consequenties van de voorgenomen wijzigingen en heeft Goudappel Coffeng opdracht gegeven om hiervoor een akoestische analyse uit te voeren. Daarbij is een vergelijking gemaakt tussen de oorspronkelijk beoogde afscherming en de situatie conform de partiele herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west).

Goudappel Coffeng heeft op 1 augustus 2016 het rapport 'Akoestische analyse Bestemmingsplan geluidswal Vathorst en Bergpas (west)' opgesteld. Kenmerk AMF183/Kmc/1309.01 en opgenomen als bijlage 3 van de toelichting.

De conclusie van dit rapport luidt als volgt:

Het bestemmingsplan betreft een deel van de (toekomstige) bebouwing in de geluidswal tussen de Rijksweg A1 en de achterliggende woningen in Vathorst.
Voor de bestemmingsplanvlakken wordt nog steeds een minimale mate van afscherming van geluid geborgd door het toepassen van minimale bouwhoogten. Dit is in lijn met de oorspronkelijk beoogde geluidsafscherming. Het bestemmingsplan maakt echter de opdeling van bouwvlakken mogelijk, waardoor een flexibeler plan ontstaat.

Voor geen van de waarneempunten is een geluidstoename berekend ten opzichte van de beoogde geluidsafschermende voorzieningen in de oorspronkelijke plannen. De beoogde wijzigingen in het bestemmingsplan hebben dus geen negatieve consequenties op de achterliggende woningen ten opzichte van de oorspronkelijk beoogde geluidsafscherming.

4.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

De 'Wet luchtkwaliteit' is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de Wet volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;

2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;

3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij

aan de luchtverontreiniging;

4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).


Ad. 3

De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen, is er sprake van een NIBM project.

De relevante stoffen ten gevolge van wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De bijbehorende grenswaarden zijn weergegeven in tabel X. Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie het meest kritisch.

Tabel X: Grenswaarden luchtkwaliteit voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

Stof   Te toetsen grootheid   Grenswaarde (mg/m3)   Geldig vanaf  
NO2   Jaargemiddelde concentratie   40   2015  
  Uurgemiddelde concentratie die maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden     200   2010  
PM10   Jaargemiddelde concentratie   40   2011  
  24-uurgemiddelde concentratie, die maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden     50   2011  

Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied

Bij het NSL hoort een jaarlijkse monitoring van de concentraties NO2 en PM10. Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren hiervoor gegevens aan. De door de gemeente opgegeven gegevens worden verwerkt samen met landelijke luchtkwaliteitsinformatie en gegevens over emissies van voertuigen. De berekende concentraties worden voor de stedelijke wegen bepaald op een afstand van 10 meter uit de wegrand. Bij rijkswegen kan deze afstand groter zijn. De resultaten van de monitoring zijn te vinden op www.nsl-monitoring.nl.

Hieronder zijn de concentraties PM10 en NO2 uit de monitoringstool 2016 weergegeven rondom het plangebied voor 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0018.png"

De jaargemiddelde concentratie voor PM10 lag in 2015 in de directe omgeving van het plan lager dan 35 mg/m3. Uit de gegevens van de monitoringstool blijkt dat deze concentratie tussen 20 en 21 mg/m3 lag. Dat is ruim onder de norm van 40 mg/m3. Het maximum aantal van 35 overschrijdingsdagen voor PM10 werd rondom het plangebied niet overschreden (niet weergegeven). Dit aantal ligt hier rond 8 dagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0019.png"

Ook de jaargemiddelde concentratie voor NO2 ligt in 2015 in de directe omgeving van het plan lager dan 35 mg/m3. Uit de gegevens van de monitoringstool blijkt dat deze langs de snelweg grofweg tussen de 29 en 32 mg/m3 ligt. Dat is ruim onder de norm van 40 mg/m3.

De verwachting is dat in de toekomst de concentraties luchtvervuilende stoffen verder zullen afnemen. Daarom zullen ook in de toekomst geen grenswaarden worden overschreden. De prognoses voor 2020 en 2030 in de monitoringstool laten dit ook zien.

Bijdrage van het plan

De ontwikkeling aan de Bergpas West en meer flexibiliteit in de geluidwalkavels leveren meer bebouwingsmogelijkheden op. Voor de geluidwalkavels is niet zeker of er daadwerkelijk meer gebouwd zal worden dan al mogelijk was, maar voor het toetsen aan de luchtkwaliteit gaan we uit van een extra verkeersaantrekkende werking.

Om de bijdrage van deze ontwikkeling aan de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken, is gebruik gemaakt van de zogenaamde NIBM-tool (zie http://www.infomil.nl/onderwerpen/ klimaat-lucht/luchtkwaliteit/slag/hulpmiddelen/nibm-tool/).

De verkeersaantrekkende werking is bepaald op 1857 motorvoertuigen per gemiddelde weekdag. Hiervan is 4,8% vrachtverkeer. Met behulp van de NIBM-tool is bepaald welke bijdrage dit aantal extra verkeersbewegingen veroorzaakt. De NIBM tool gaat uit van een worst case benadering. Hieronder is het resultaat van de berekening weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0020.png"

De ontwikkeling levert een bijdrage van maximaal 2,46 mg/m3 NO2 en 0,38 mg/m3 PM10. Aangezien volgens de monitoringstool de concentraties NO2 en PM10 in 2015 lager zijn dan 35 mg/m3, kan worden geconcludeerd dat de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties van 40 mg/m3 niet zullen worden overschreden.

Conclusie

Rond het plangebied wordt volgens de monitoringstool overal voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De maximale bijdrage van de extra bebouwingsmogelijkheden die dit plan geeft, levert naar verwachting geen overschrijdingen van de normen voor NO2 en PM10 op. Daarmee is het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

5.1.1 Wat is een bestemmingsplan en een partiële herziening

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. De grondgebruiker kan niet worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar de grondgebruiker mag ook geen andere functie uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan bouwen.

Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Het karakter van een partiële herziening is dat het bestemmingsplan waarvan wordt afgeweken in stand blijft, maar dat ten aanzien van de regels of de verbeelding wijzigingen plaatsvinden. Het gaat derhalve niet om een nieuwe bestemming maar om een herziening van de bestemming op onderdelen, zoals het wijzigen van de bouwregels, het toevoegen van een functie aan de bestemmingsomschrijving of het toevoegen of wijzigen van een aanduiding. Het geldende bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen blijft ook na de herziening van kracht.
Een partiële herziening is dus iets anders dan een 'postzegel' bestemmingsplan waarbij de geldende regeling, zowel plankaart (verbeelding) als voorschriften (regels), in zijn geheel verdwijnt in ruil voor het nieuwe bestemmingsplan.

5.1.2 Waaruit bestaat deze partiële herziening uit

Deze partiële herziening bestaat uit:

  • De verbeelding (voorheen plankaart).
  • De regels (voorheen voorschriften).
  • De toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van de partiële herziening. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van de herziening. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.

Hieronder volgt een toelichting op de regels.

5.2 Toelichting op regels

In het eerste hoofdstuk zijn de inleidende regels opgenomen. De inleidende regels bevatten de begripsbepalingen en de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.

In hoofdstuk 2 zijn de regels van de verschillende bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels en daarna eventuele wijzigingsbevoegdheden. Hiermee wordt flexibiliteit geboden.

5.2.1 Uitleg bestemmingen

Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.

Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.

5.2.1.1 Bestemming "Bedrijventerreinen"

Er zijn bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.2 toegestaan zoals aangeduid in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - gemengd" (sbt-gd) aan de Bergpas-West is een hotel, horeca-a en een bioscoop toegestaan.
Functieverruiming is toegestaan, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden, ten behoeve van:

vrije tijdsvoorzieningen (fitness, dansschool, leisure, sport, cultuur e.d.):
vergaderfaciliteiten/congres;
persoonlijke dienstverlening (kapper, stomerij e.d.);
maatschappelijke functies

Rijkswaterstaat zal geraadpleegd dienen te worden indien de functieverruiming plaatsvindt op een perceel nabij de rijkswegen A1 en A28 en vallend binnen de contourenkaart (*), zolang het Tracébesluit niet in werking is getreden.

* Voor het project knooppunt Hoevelaken is in samenspraak een Contourenkaart opgesteld waarbinnen het project knooppunt Hoevelaken moet kunnen worden uitgevoerd als maximale grens van het gebied. De Contourenkaart is onderdeel van de tweede bestuursovereenkomst knooppunt Hoevelaken (BOK2).

Bedrijven, zijnde categorieën inrichtingen die zijn aangewezen in artikel 2.1, derde lid van het Bor (geluidzoneringsplichtige inrichtingen), zijn uitgesloten en ter plaatse van de aanduiding (sv-p) is parkeren toegestaan behalve op maaiveldniveau, mits voldaan wordt aan een aantal beeldkwaliteitsvereisten.

Voor het bouwen van gebouwen gelden een aantal specifieke regels zowel voor de geluidwalkavels als voor de ontwikkeling van de locatie aan de Bergpas(west). Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter waarborging van de beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken nadere eisen te stellen ten aanzien. Ook zijn er nog diverse afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten aanzien van het bouwen.

5.2.1.2 Bestemming "Groen"

De gronden waarvan het groene karakter in stand moet worden gehouden hebben de bestemming "Groen" gekregen. De gronden zijn daarmee bestemd voor groenvoorzieningen, parken en plantsoenen, voet- en fietspaden en speelvoorzieningen Ter plaatse van de aanduiding (sg-gw) is een geluidwal toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding (sv-p) is parkeren toegestaan. Er wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Er mogen enkel nutsvoorzieningen worden gerealiseerd en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen.

5.2.1.3 Bestemming "Water"

De watergangen in het plangebied die door het Waterschap zijn geclassificeerd als primaire watergangen hebben de bestemming "Water" gekregen in het bestemmingsplan.

5.2.1.4 Bestemming "Waarde - archeologie"

Dit bestemmingsplan kent drie dubbelbestemmingen Waarde - archeologie. Het gaat om drie verschillende categorieën van bescherming. Categorie 1 kent de hoogste bescherming. Een archeologisch onderzoeksrapport dient te worden overlegd bij bodemingrepen dieper dan 30 cm. Bij categorie 2 gaat het om bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m2 , bij categorie 3 om bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m2 en bij categorie 4 om bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 10.000 m2 .
Er mag slechts worden gebouwd indien aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn vastgesteld. Er zijn uitzonderingen op het overleggen van een onderzoeksrapport en er kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden. Daarnaast is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren (gekoppeld aan de verschillende oppervlakten) dan 500 m². Ook hierop zijn uitzonderingen mogelijk en kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop, bijvoorbeeld door middel van een bestemmingsplan, een aangewezen bouwplan is voorgenomen. Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. In die gevallen dat de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. Wanneer de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst. Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.

Het bestemmingsplan “Partiele herziening geluidwal Vathorst en Bergpas (West) ” betreft een aanpassing van het bestemmingsplan “Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen voor het gebied Geluidwalkavels langs de A1, waarbij het juridische en planologische instrumentarium is geactualiseerd. Het bestemmingsplan bevat een (beperkt) aantal ontwikkelingen:

  • de ontwikkeling van het entreegebied Bergpas(west);
  • een aangepast verkaveling in de geluidwal met flexibeler bebouwingsvlakken.

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6. onder f Bro dient in de toelichting inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan.

De ontwikkeling van het entreegebied Bergpas(west) valt onder het plangebied Vathorst waarvoor de gemeente Amersfoort ten behoeve van de realisatie een samenwerkingsovereenkomst is aangegaan met het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst (OBV). Op basis van de beschikbare informatie is het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.

Wat betreft de aanpassing van de verkaveling in de geluidswal maakt deze onderdeel uit van de vastgestelde grondexploitatie Vathorst Bedrijventerrein. In het door de grondexploitatie Vathorst Bedrijventerrein bestreken gebied voert de gemeente een actief grondbeleid. De kosten bestaan onder andere uit verwervingskosten en kosten bouw- en woonrijp maken; kosten welke bij een actief grondbeleid (in eerste instantie) redelijkerwijs ten laste van de gemeente behoren te komen. De opbrengsten bestaan uit verkoopopbrengsten van bouwrijpe grond. Deze verkoopopbrengsten worden aangewend voor de dekking van de kosten. Zoals uit de meest recente vastgestelde grondexploitatie blijkt kunnen niet alle kosten van grondexploitatie worden gedekt met grondopbrengsten. Het tekort wordt gedekt middels de Voorziening voorraad onderhanden werk (zie jaarrekening 2015). De aanpassing in het bestemmingsplan kan, doordat de afzetbaarheid van de kavels toeneemt, bijdragen dit tekort te verminderen.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Tussen gemeente en verschillende instanties moet, waar nodig, overleg over het plan worden gevoerd. Daarna wordt een ontwerpplan ter visie gelegd. Iedereen heeft dan de gelegenheid om hun visie omtrent het plan te geven. Pas daarna kan het bestemmingsplan vastgesteld worden.

6.3.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Volgens de notitie "Rol van de raad in RO procedures" is voor het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen de procedure van model 2 gevolgd. Dit betekent dat voorafgaand aan de start van de wettelijke bestemmingsplanprocedure geen inspraak plaatsvindt. Wel wordt een inloopavond voor belanghebbenden georganiseerd.

6.3.3 Wettelijk (voor)overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.


De volgende instanties hebben het conceptontwerpbestemmingsplan op 2 mei 2017 ontvangen met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1 Wro te reageren op het plan:

1. Provincie Utrecht

2. Waterschap Vallei&Eem

3. Veiligheidsregio Utrecht

4. Regionale Uitvoeringsdienst

5. Min. I. en M. / RWS

6. Gasunie

7. Kamer van Koophandel

8. Vereniging van Amersfoortse Bedrijven

9. Vereniging van Amersfoortse Ondernemers

10. SGLA

11. Smink

12. OBV

6.3.4 Reacties uit het vooroverleg

Naar aanleiding van het verzoek om te reageren op het concept-ontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zijn er reacties ontvangen van de provincie Utrecht en van de Veiligheidsregio Utrecht. Hieronder worden de twee reacties weergegeven vergezeld van een gemeentelijke reactie.

Provincie Utrecht: 

De provincie heeft op dit voorontwerpbestemmingsplan de volgende opmerkingen:

1. Het plangebied ligt binnen het stedelijk gebied. Binnen het stedelijk gebied stellen wij voorwaarden aan uitbreiding van diverse functies. Het bestemmingsplan is onvoldoende duidelijk over de (nieuwe) bouwmogelijkheden die ontstaan door de flexibiliteit ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Daardoor is niet inzichtelijk hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de artikelen 4.2 Bedrijventerreinen, 4.3 Kantoren en 4.4 Detailhandel van de PRV. Zoals bekend dient het bestemmingsplan te voldoen aan deze regels. Uit het bestemmingsplan blijkt daarom onvoldoende hoe dit zich verhoudt tot deze regels. Wij verzoeken u daarom dit inzicht te verschaffen.

2. Ten aanzien van detailhandel wil ik opmerken dat u alleen de afwijkingsbevoegdheid voor perifere (volumineuze) detailhandel van bestaande bouwmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan kan blijven faciliteren in voorliggend bestemmingsplan. Ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden is het niet zondermeer mogelijk perifere (volumineuze) detailhandel te faciliteren, ook niet met een afwijkingsbevoegdheid (art 4.4 lid 2 onder c PRV).

3. Ten aanzien van kantoren wil ik opmerken dat u in artikel 2 lid 1 onder e. zelfstandige kantoren toestaat tot 50% van het totale bruto vloeroppervlak binnen een bedrijfsverzamelgebouw met minimaal drie bedrijven. Omdat u niet stelt dat de kantoren gelieerd en daarmee ondergeschikt zijn aan de bedrijfsfuncties faciliteert u daarmee in uw bestemmingsplan zelfstandige kantoren. Dit is strijdig met artikel 4.3 lid 2 van de PRV.

Reactie gemeente:

ad 1 Het plangebied ligt inderdaad binnen het stedelijke gebied.

Planologisch-juridisch is er geen uitbreiding van Bedrijventerrein, Kantoren of Detailhandel waarvoor een nieuwe ruimtelijke onderbouwing zal moeten worden gegeven (artikelen 4.2 Bedrijventerreinen, 4.3 Kantoren en 4.4 Detailhandel van de PRV). Voorliggende partiële herziening wordt gemaakt om de entree van Vathorst aan de Bergpas(west) te verbeteren en het mogelijk maken van flexibilisering in de geluidwal van Vathorst. De bestemmingen, gebruiksbepalingen en afwijkingsmogelijkheden wijzigen niet. Ze worden in het nieuwe bestemmingsplan vastgelegd overeenkomstig de huidige planologisch-juridische regeling.


Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan is er in de nieuwe situatie weliswaar sprake van aaneengesloten bouwvlakken (in plaats van 'losse' vlakken) maar per saldo is het nog maar de vraag of er meer wordt gebouwd, m.u.v. de Bergpas(west), er kan zelfs ook minder worden gebouwd. Dit vloeit voort uit de combinatie van stedenbouwkundige regels en de beeldkwaliteit. Tussen de verschillende bouwvlakken dient namelijk een bepaalde afstand in acht genomen te worden. Er is wel meer flexibiliteit in de positionering van gebouwen mogelijk. Zo bieden we ruimte om de huidige volumes te realiseren maar creëren we ook een mogelijkheid om juist invulling te geven aan kleinere volumes. Wij zien in de markt dat daar ook behoefte voor is, vandaar deze herziening van het bestemmingsplan.

Met de flexibele verkaveling is er dus:

1. Bij de Bergpas(west) meer uitgeefbare grond/te bebouwen grond/bvo's mogelijk;

2. Bij geluidwalkavels ten westen van de Bergpas(west) minder, gelijk of meer uitgeefbare grond/te bebouwen grond/bvo's mogelijk;

3. Bij geluidwalkavels ten oosten van het spoor gelijk of minder uitgeefbare grond/te bebouwen grond/bvo's mogelijk.
Ter verduidelijking wordt verwezen naar de afbeeldingen hieronder.


De meer uitgeefbare grond/te bebouwen grond/bvo's aan bedrijventerrein beschouwen we echter marginaal en ondergeschikt ten opzichte van de afspraken die gemaakt zijn in het Convenant Bedrijventerreinen Regio Amersfoort 2011-2030.

In de periode 2010-2020 is voor de regio Amersfoort berekend dat er nog behoefte is aan ongeveer 80 hectare bedrijfsruimte (exclusief eventuele niet-bedrijfsruimte die op bedrijventerreinen kan landen). De werklocaties die momenteel in ontwikkeling zijn (voor Amersfoort gaat het om Bedrijvenpark Vathorst en De Wieken Zuid) en de werklocaties die in de planning staan (voor Amersfoort gaat het om De Wieken Noord) voorzien in de berekende behoefte tot 2020. Nieuwe planlocaties tot 2020 zijn naar de huidige inzichten niet nodig.


Planologisch is er voor detailhandel aangegeven dat dit niet meer mag worden dan het bestaande toegestane, voor de onderbouwing zie ad 2. zelfstandige vestiging van kantoren is niet mogelijk, zie ad 3.


ad 2 Eerbiedigende werking van de bestaande afwijkingsmogelijkheid voor pefifere detailhandel en zicht op realisatie

De onherroepelijk geldende afwijkingsregels uit het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen en de daarbij betrokken volumes of metrages wijzigen niet. Om daar een eerbiedigende werking aan te geven hebben wij de huidige maximale afwijkingsmogelijkheid berekend en als maximum afwijkingsmogelijkheid toegevoegd aan de regels van voorliggende partiële herziening. Het nieuwe bestemmingsplan bevat dus geen nieuwe bestemmingen of nieuwe regels die voorzien in nieuwvestiging of uitbreiding van detailhandel, zoals bedoeld in artikel 4.4, lid 2 van de PRV, herijking 2016).

De berekeningen zijn gebaseerd op de fysieke mogelijkheden uit het vigerend bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen.
Er worden in de berekening vier gebieden onderscheiden, te weten:
- Bergpas(west) (1)
- Geluidwalkavels uitgeefbare grond ten westen van de Bergpas (2)
- Geluidwalkavels ten oosten van het spoor (3)
- Geluidswalkavels tussen de Bergpas en spoor wijzigt in maximaal m² niet (4)

Ter verduidelijking wordt verwezen naar de afbeeldingen hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0021.png"  afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0022.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0023.png"

TABEL berekeningen gebaseerd op vigerend bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen

Vigerend plan
 
Mogelijk maximaal te bebouwen oppervlak m²

(=uitgeefbaar terrein –
(8m onbebouwde zone x lengte kavels)  
Indicatie maximaal m² b.v.o.*

 
1. Bergpas-west

 
4.220

(onbebouwd = 8 m x75 m=600m2)
 
21.100
(uitgegaan van 5 bouwlagen
boven 1 pp-laag)  
2. Geluidswalkavels uitgeefbare grond ten westen van de Bergpas
 
8.593

(onbebouwd = 8m x 90+90+90 = 2.160 m²)  
37.809

(uitgegaan van 5 bouwlagen boven pp laag, factor 4,4 doordat bovenste twee lagen 70% van de bgg zijn)
 
3. Geluidswalkavels ten oosten van het spoor   25.979

(onbebouwd= 8m (120+198+118+120)=4448)  
114.307

(uitgegaan van 5 bouwlagen boven pp laag, factor 4,4 doordat bovenste twee lagen 70% van de bgg zijn)
 
totaal   38.792   173.216  

* Voor de indicatie voor de m² bvo zijn het aantal bouwlagen gebaseerd op gerealiseerde geluidswalbebouwing en/of plannen hiervoor.

Conclusie eerbiedigende werking

De afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 2.4 voor de perifere detailhandelsdoeleinden kan alleen worden toegepast voor De Bergpas(west) voor gezamenlijk 21.100 m², voor de Geluidswalprojecten ten westen van de Bergpas voor gezamenlijk 37.809 m² en voor de Geluidwalkavels ten oosten van het spoor voor gezamenlijk 114.307 m².
Aan artikel 2.4 zijn genoemde maximale m² bvo toegevoegd en artikel 2, lid 1, onder e is geschrapt uit de regels.

Op deze manier is de nieuwvestiging van perifere detailhandel zodanig gelimiteerd dat het gebruik correspondeert met wat er nu al mogelijk is volgens de onherroepelijke afwijkingsmogelijkheid van het huidig plan. Op deze manier is er sprake van een eerbiedigende werking ten aanzien van de bestaande onherroepelijke afwijkingsmogelijkheid en er is er geen conflict met het actuele provinciale beleid. De definitie van perifere detailhandel correspondeert met de PRV.


Overigens gaan we uit van het b.v.o. en niet van het bestemmingsvlak omdat het aantal m² b.v.o. meer zegt over de ruimtelijke impact en mogelijkheden dan het bestemmingsvlak sec. Het bestemmingsvlak is veel ruimer en er moet nog een nadere verkaveling plaatsvinden zodat het geen goede indicatie geeft. Gelet hierop is het het aantal m² b.v.o. een beter maatstaf dan het bestemmingsvlak.


Zicht op realisatie.

De provinciale toelichting bij artikel 4.4. lid 3 geeft aan dat wanneer detailhandel (a) nog niet is gebouwd, (b) er geen bouw- of omgevingsvergunning is aangevraagd en er (c) ook geen zicht is op realisatie van het gebouw en het gebruik overeenkomstig de bestemming detailhandel, het ruimtelijk besluit dan niet langer dient te voorzien in een detailhandelsbestemming. Is er wel zicht op realisatie dan kunnen bestaande detailhandelsbestemmingen worden gecontinueerd. Blijkens de tekst van de PRV kan zicht op realisatie blijken uit vastgestelde visies, onderzoeken of afgesloten contracten.

Zicht op realisatie kan de gemeente Amersfoort aantonen doordat er reeds diverse contracten zijn gesloten met eindgebruikers en ontwikkelaars die graag perifere detailhandel willen vestigen op de gronden die vallen in voorliggende partiële voorziening. Met Bauhaus is een LOI gesloten en met Babypark is er een overeenkomst tot gronduitgifte.
Daarnaast is er een Marktvisie voor de walkavels d.d. 16 september 2016, gemaakt door CBRE (een gerenommeerd makelaarskantoor met een goede researchafdeling). Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting. Deze Marktvisie toont aan dat op dit moment enkele grote partijen op zoek zijn naar ruimte voor ontwikkeling van hun winkelconcept. Deze partijen zijn dan ook op zoek naar vrij omvangrijke locaties.


Tot slot valt uit de Nota Detailhandel 2014 van de gemeente Amersfoort op te maken dat detailhandel er op gericht is dat de schaalvergroting een van de belangrijkste motoren achter de dynamiek in de detailhandel is. Dit is momenteel vooral te vinden bij de grotere formules met een bovenregionale aantrekkingskracht, die zich op perifere locaties (voornamelijk bedrijventerreinen) vestigen. We willen deze perifere detailhandel zoveel mogelijk clusteren om zo de bedrijven te laten profiteren van elkaars nabijheid, aantrekkingskracht en gemeenschappelijke faciliteiten. Clustering kan resulteren in meer bezoekers. Daarnaast draagt concentratie ook bij aan het beperken van het aantal verkeersbewegingen.

Ad 3 Kantoor
Artikel 2 lid 1 onder e. waarin zelfstandige kantoren worden toegestaan tot 50% van het totale bruto vloeroppervlak binnen een bedrijfsverzamelgebouw met minimaal drie bedrijven is geschrapt. Kantoren gelieerd en daarmee ondergeschikt aan de bedrijfsfuncties zijn toegestaan.

  • Veiligheidsregio Utrecht (VRU):
    Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de rijksweg A1, A28 en het

spoor Amersfoort-Zwolle waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Als gevolg van de gewijzigde ontwikkeling van de bouwkavel aan de Bergpas West neemt het groepsrisico toe van 0,828 naar 0,841 maal de oriënterende waarde bij 343 slachtoffers.

In de vooroverlegreactie gaat de VRU in op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op de rijksweg A1 alsmede de mogelijkheden tot zelfredzaamheid in het plangebied in het kader van de verantwoording van het groepsrisico.

Advies:

1. De verantwoording van het groepsrisico aan te passen op basis van de informatie in de toelichting van het advies over de “Voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp”.

2. Bij de nadere planuitwerking van de bouwkavels in het plangebied rekening te houden met een goede ontsluiting (middels twee onafhankelijke aanrijroutes), en een bluswatervoorziening te realiseren die voldoet aan de gestelde eisen uit de 'Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid'. (Brandweer Nederland,2012).

3. De verantwoording van het groepsrisico aan te passen op basis van de informatie in de toelichting van mijn advies over “Zelfredzaamheid”.

4. In de partiële herziening als regel op te nemen dat (zoveel als mogelijk) de in- en uitgangen alsook nooduitgangen niet uitkomen aan de zijde van de rijksweg en het spoor. Hiermee wordt voorkomen dat mensen naar de risicobron toe (moeten) vluchten.

5. In de partiële herziening als regel op te nemen dat gebouwen die in het plangebied worden gerealiseerd over een adequaat functionerend centraal afsluitbaar ventilatiesysteem dienen te beschikken alsmede dat er lekwerende voorzieningen bij raam- en deuropeningen worden getroffen. Door het treffen van deze voorzieningen worden de aanwezigen in het gebouw beschermd tegen het ongevalsscenario met een toxische wolk.

6. De toekomstige gebouweigenaren in het plangebied een verplichting (in de omgevingsvergunning) op te leggen om een calamiteitenplan op te stellen waarin de ongevalsscenario's staan beschreven die veroorzaakt worden door de rijksweg A1/A28 en/of het spoor. In het calamiteitenplan wordt per scenario vastgelegd wat het handelingsperspectief (vluchten of schuilen) van de aanwezigen dient te zijn om zichzelf in veiligheid te brengen.

Reactie gemeente:

Ad 1 en 3

De informatie van de VRU over "Voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp" en over "Zelfredzaamheid" is toegevoegd aan de verantwoording van het groepsrisico in de externe veiligheidsparagraaf.

Wat betreft de informatie over “Effecten van een incident met gevaarlijke stoffen” merken we het volgende op. Terwijl de VRU als hulpverleningsdienst een effectbenadering hanteert, hanteren wij vanuit de ruimtelijke ordening een risicobenadering. Het is terecht dat de hulpverlening vanuit haar eigen verantwoordelijkheid kijkt naar het totaal aantal gewonden dat bij ongevallen met gevaarlijke stoffen kan ontstaan. Vanuit de risicobenadering nemen wij echter de kans op zo'n ongeval mee in onze overweging. We verwijzen hierbij naar een rapport van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS), waarin het volgende wordt vermeld: "De AGS is van mening dat een risicobenadering, zoals die wordt gehanteerd binnen het vigerende ruimtelijke ordenings- en milieubeleid, de basis moet zijn voor het toestaan dan wel verbieden van bepaalde activiteiten met gevaarlijke stoffen of ontwikkelingen in de nabijheid van inrichtingen of transportassen.

Ad 2
Waterleidingbedrijf Vitens zorgt in overleg met de gemeente voor de aanwezigheid / aanleg van het drinkwaterleidingnet in combinatie met brandkranen (dit is de primaire bluswatervoorziening). Vitens houdt rekening met de voorgeschreven capaciteit van de brandkranen. De gemeente is verantwoordelijk voor het aanwijzen van het openbare leidingtracé. Gebruikelijk is een tracé langs de openbare weg, waaraan de kavels grenzen. De Euroweg is al voorzien van bluswatervoorzieningen.

Voor de ontwikkelingen aan de Bergpas geldt dat naast de primaire bluswatervoorziening hier een secundaire bluswatervoorziening gewenst is. Deze bestaat uit een brandweeropstelplaats naast de al aanwezige waterpartij, zodat men van daaruit water kan oppompen. De brandweeropstelplaats zal worden meegenomen in het inrichtingsplan voor de openbare ruimte. De bluswatervoorzieningen zullen overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften / richtlijnen worden gerealiseerd.

Een ontsluiting middels twee onafhankelijke aanrijroutes zal zeker aanwezig zijn bij de kavels in de geluidwal. Via de Valutaboulevard en de Euroweg of de Hanzeboulevard en de Hamburgweg of Holleweg kan altijd zowel vanuit het noorden als vanuit het zuiden aangereden worden. De kavelzijde aan de Bergpas wordt ontsloten via de de Lindenboomseweg en de kavelzijde aan de Olympus wordt ontsloten aan de Bergenboulevard. Deze straat loopt over in een fietspad en is aandachtspunt bij de verdere planuitwerking.


Ad 4, 5 en 6

We zullen via het bestemmingsplan geen extra maatregelen eisen, zoals (nood-) uitgangen van de snelweg af, een centraal afsluitbaar ventilatiesysteem of een calamiteitenplan. Aangezien we een risicobenadering hanteren leveren deze maatregelen een verwaarloosbare veiligheidswinst op. Bovendien zorgt het voor (onnodig) scheve verhoudingen met de omliggende kavels, waarvoor dit soort maatregelen niet zijn voorgeschreven. We gaan er daarnaast vanuit dat er voldoende vluchtmogelijkheden zullen zijn van de snelweg af, zonder dat dit nu specifiek vastgelegd hoeft te worden. Voor de kavels in de geluidwal geldt dat de entree van het gebouw sowieso aan de van de snelweg afgekeerde zijde zal zijn, dus mensen kunnen vluchten van de snelweg af. Alleen voor de functie hotel, waar mensen ook 's nachts aanwezig zijn en slapen, nemen we in de regels van het bestemmingsplan op dat de nooduitgangen van de snelweg af gericht moeten zijn. Overigens geldt voor de voorgestelde maatregelen centraal afsluitbaar ventilatiesysteem en calamiteitenplan dat deze zaken niet ruimtelijke relevant zijn. Deze kunnen niet worden geregeld in het bestemmingsplan.

6.3.5 Reacties naar aanleiding van inloopbijeenkomst

Op donderdag 31 augustus 2017 is er in het I-centrum van Vathorst aan de Veenslagen 2 een inloopbijeenkomst gehouden over het voorontwerpbestemmingsplan 'Partiele herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west)'. Het plan kon worden ingezien, er konden vragen worden gesteld aan de medewerkers van de gemeente en/of aan het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst. Tevens konden er reacties worden achtergelaten.

Op 14 augustus 2017 zijn - in een verspreidingsgebied - ruim 700 brieven verstuurd aan bewoners, bedrijven en gebruikers in het plangebied. Op het kaartje hieronder is het verspreidingsgebied met roze arceringen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0024.png"

De uitnodiging voor de inloopbijeenkomst is ook geplaatst in de Stadsbrichten van Amersfoort Nu op 30 augustus 2017 en op de website van Vathorst op 22 augustus 2017.

We hebben 1 schriftelijke reactie ontvangen over het voorontwerp van de heer J.P. van Middelaar. Aangegeven wordt dat het jammer is dat bij de oorspronkelijk ontwikkeling van de entree van Vathost onvoldoende is nagedacht over de kwaliteit bovendien is de architectuur ook geen succes. De compensatie door het plaatsen van een 'blok' hotel zal de aandacht van bovenstaande wel reduceren. Maar toch wordt voorgesteld om in plaats van hoogbouw een prachtig park aan te leggen op deze locatie. Dat zal extra aandacht genereren. Financieel gezien zal deze keus lastig zijn maar toch wordt gehoopt dat dit voorstel in overweging wordt genomen. Met een landschapspark maak je een wereld van verschil.

Reactie gemeente: het aanleggen van een landschapspark is inderdaad een aardige suggestie maar in de eerste plaats is dat inderdaad financieel gezien geen haalbare kaart.

Daarnaast ontvingen wij - voor de inloopbijeenkomst - op 28 augustus 2017 een mail van M.J. Schlüter. Deze reactie komt op kort samengevat op het volgende neer:

Betrokkene is tegen hoogbouw in het aangegeven gebied. Dit betekent een ernstige vervuiling van het uitzicht en verlies van privacy door mogelijke inkijk in de woning en op het dakterras. Daarnaast zal de verkeersdrukte weer aanzienlijk toenemen. De wachttijden van de verkeerslichten is nu al op z'n zacht gezegd niet ideaal, voor zowel auto's als fietsers. Zeker de verkeerslichten voor de richting en vanaf "Smink" zijn voor het overige verkeer zeer slecht afgesteld.

Reactie gemeente: inzake de door betrokkene verwachte 'vervuiling van het uitzicht en het verlies van privacy' wordt opgemerkt dat - in vergelijking met de bestaande bouwmogelijkheden - het de verwachting is dat het gelet op de afstand tot de woning van betrokkene wel enigszins zal meevallen. Ook wordt hierbij opgemerkt dat het hoogsteaccent aan de kant van de rijksweg is gelegen.

Voor de zorg rondom toename van de verkeersdrukte wordt verwezen naar paragraaf 3.2 van de Toelichting waar wordt ingegaan op het verkeer.

6.3.6 Zienswijzen

Het ontwerp van de 'Partiële herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west)' heeft van donderdag 19 april tot en met woensdag 30 mei 2018 ter inzage gelegen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in de zienswijzennota bestemmingsplan 'Partiele herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west)' (doc.nr. #5824352). Eén zienswijzen richt zich met name tegen de hoogte. De andere zienswijzen is van Rijswaterstaat (hierna: RWS).
Het is jammer dat de reactie van RWS niet in het kader van het vooroverleg is gegeven terwijl RWS wel als vooroverlegpartner is benaderd.

De zienswijzen geven geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wel is in de toelichting van het bestemmingsplan in paragraaf 4.3 de verwijzing naar een verkeerde bijlage gecorrigeerd (2 i.p.v. 3) en is in paragraaf 1.2.2 de ligging van het plangebied middels andere plaatjes verduidelijkt.

Het bestemmingsplan is samen met de zienswijzennota ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 18 september 2018 heeft de gemeenteraad van Amersfoort bij besluitnummer 5826490 het bestemmingsplan 'Partiële herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west)' ongewijzigd vastgesteld.

6.4 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.

Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.

Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).

In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Bijlagen bij toelichting