direct naar inhoud van Regels
Plan: Geluidwal Vathorst en Bergpas(west)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00118-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Partiële herziening geluidwal Vathorst en Bergpas(west) van de gemeente Amersfoort en
het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde plan objecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0307.BP00118-0201;

het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen de geometrisch bepaalde plan objecten met bijbehorende regels als vervat in het SGML-bestand NL.IMRO.0307.BP00070-0303;

1.3 atrium

voetgangersgebied in een transparante gebouwde voorziening;

1.4 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen een afhaalservice van etenswaren, de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.5 horeca van categorie a:

horecabedrijven die, gelet op de aard en omvang ervan, zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies in de omgeving van deze horecabedrijven, zoals restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.6 perifere detailhandel

branches van detailhandel die zich buiten de aangewezen detailhandelslocaties mogen vestigen vanwege de aard of omvang van de artikelen (zoals auto's, bouwmarkt, keukens, woninginrichting).

1.7 leisure

Vrijetijdsvoorziening met een toeristische en/of recreatieve aantrekkingskracht.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Bedrijventerrein 3f

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein 3f" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.2 zoals aangeduid in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen van de gemeente Amersfoort);
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, wegen en fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen (met uitzondering van parkeren voor de voorgevel op maaiveldniveau) en laad- en losvoorzieningen en erven;
  • c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - gemengd" (sbt-gd) aan de Bergpas-West is een hotel, horeca-a en een bioscoop toegestaan;
  • d. bedrijfsgebonden, onzelfstandige kantoren zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren bij de toegelaten bedrijven en mits de vloeroppervlakte van die kantoren per bedrijf minder bedraagt dan 50% van het brutovloeroppervlak van het bedrijf, tenzij dit percentage ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, op basis van verworven rechten al afwijkend is;
  • e. functieverruiming ten behoeve van:
    vrije tijdsvoorzieningen (fitness, dansschool, leisure, sport, cultuur e.d.):
    vergaderfaciliteiten/congres;
    persoonlijke dienstverlening (kapper, stomerij e.d.);
    maatschappelijke functies

    is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. overeenstemming met de Visie Werklocaties zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
    • 2. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid zoals is vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag:
    • 3. uit het oogpunt van milieu geen belemmeringen zijn, indien nodig - op aangeven en ter beoordeling van de gemeentelijke milieudeskundige - onderbouwd met een milieuonderzoek;
    • 4. er moet sprake zijn van een acceptabele verkeersafwikkeling en een acceptabele verkeersveiligheidssituatie, indien nodig - op aangeven en ter beoordeling van de gemeentelijke verkeersdeskundige - onderbouwd met een verkeersonderzoek;
    • 5. in overeenstemming met Horecanota en Nota Detailhandel zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;
    • 6. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming niet wordt belemmerd;
    • 7. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;

met dien verstande dat toepassing van de afwijking niet mag leiden tot feitelijke wijziging van de bestemming.

    • 1. Rijkswaterstaat zal geraadpleegd dienen te worden indien de functieverruiming plaatsvindt op een perceel nabij de rijkswegen A1 en A28 en vallend binnen de contourenkaart (*), zolang het Tracébesluit niet in werking is getreden.

* Voor het project knooppunt Hoevelaken is in samenspraak een Contourenkaart opgesteld waarbinnen het project knooppunt Hoevelaken moet kunnen worden uitgevoerd als maximale grens van het gebied. De Contourenkaart is onderdeel van de tweede bestuursovereenkomst knooppunt Hoevelaken (BOK2).

  • f. ter plaatse van de aanduiding (dhp) is perifere detailhandel toegestaan, waarbij ondergeschikt nevenassortiment ten behoeve van verkoop is toegestaan tot maximaal 10% van het bruto bedrijfsvloeroppervlak;
  • g. bedrijven, zijnde categorieën inrichtingen die zijn aangewezen in artikel 2.1, derde lid van het Bor (geluidzoneringsplichtige inrichtingen), zijn uitgesloten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding (sv-p) is parkeren toegestaan behalve op maaiveldniveau;

met dien verstande dat:

- de gewenste inrichting van het gebied met bebouwing, private buitenruimte, wegen, groen en water past in de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in paragraaf 4.1.6 van het Bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen en de supervisor van de gemeete (in ontwikkelfase) en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (in beheerfase) is geraadpleegd;

- per bedrijf voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

2.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.

2.2.1 Gebouwen algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven, danwel zoals is aangegeven in de regels;
  • c. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd;
  • d. de gebouwen dienen zich met hun representatieve zijde te oriënteren in de richting van de op de verbeelding aangegeven figuur "gevellijn";
  • e. voor de bebouwingsvlakken van de geluidwalkavels gelden de volgende verkavelingsregels :
    - een bebouwingsvlak moet minimaal 70 en maximaal 120 meter bedragen;
    - nabij de westkant van de Dantzigweg/Hamburgweg mag de bouwkavel meer dan 120 meter bedragen;
    - de groene tussenruimte dient minimaal 45% van de lengte van de aangrenzende kavel te zijn met een minimum van 45 meter en dient te worden ingericht als geluidwal (zie beeldkwaliteitseisen opgenomen in paragraaf 4.1.6.7 van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen);
    - als de groene tussenruimte kleiner is dan 55 meter moet boven de 15 meter geluidwalbebouwing het gebouw op de kopse kanten 5 meter terugspringen;
    - voor de kavel gelegen tussen het spoor en Lubeckweg geldt dat er minimaal 80 meter groene tussenruimte moet zijn tot het begin van de geluidwalkavel.
  • f. onverminderd het bepaalde onder a. b. c. d en e gelden voor de bedrijfsgebouwen in het gebiedsdeel "De Geluidswal" (zoals benoemd in het Beeldkwaliteitsplan, m.u.v. de Accenten) de navolgende specifieke bepalingen:
    • 1. aan de zijde van de rijksweg A1 gelden, in afwijking van de op de verbeelding aangegeven bebouwingsgrens, de navolgende bebouwingsgrenzen, gerekend vanaf de voet van de geluidswal:

a. 8 m uitsluitend voor bebouwing in het (groenblijvende) talud van de geluidswal;

b.12 m voor bebouwing tussen een hoogte van 6 m en 9 m; op deze hoogten moet in de bebouwingsgrens worden gebouwd;

c.8 m voor bebouwing vanaf een hoogte van 9 m met dien verstande dat vanaf een hoogte van 12 m in de bebouwingsgrens moet worden gebouwd dan wel tot maximaal 2 m achter de bebouwingsgrens (“uitkragingen”); de totale lengte van deze uitkragingen bedraagt minimaal 30% en maximaal 80% van de lengte van het gebouw;

d.18 m voor de open ruimte tussen de in lid 2, sub e. onder 2 genoemde bebouwingsaccenten;

2. vanaf een bouwhoogte van 15 m mogen aan de zijde van de A1 uitsluitend bebouwingsaccenten worden gebouwd, waarin minimaal 70 % van het kantoorgedeelte van het bedrijf wordt gerealiseerd;

  • g. voor de bouw of verbouw van gebouwen die onderdeel worden/zijn van de geluidwal moet minimaal 50% van de gevel, gelegen aan de kant van de A1, voldoen aan de minimale absoptie van klasse A3 (0,8) volgens NEN-EN 1793-1;
  • h. voor de functie hotel, waar mensen ook 's nachts aanwezig zijn en slapen, geldt dat de nooduitgangen van de snelweg af gericht moeten zijn;
  • i. de hoogte van reclamezuilen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • j. in afwijking van het bepaalde in lid 2 geldt voor nutsvoorzieningen dat deze tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • k. van telefooncellen, vuilcocons, abri's, transformatorhuisjes en andere nutsgebouwtjes mag de oppervlakte niet meer dan 50 m² en de hoogte niet meer dan 4 m bedragen.

2.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

max. bouwhoogte  
palen, masten en andere tekens   10 m  
Verlichtingsmasten en
Antenne-installaties, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn  
12 m  
luifels en ander straatmeubilair   6 m  
andere overkappingen   3 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   6 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  
geluidwerende voorzieningen   15 m  
brand-/vluchttrappen   15 m  

2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter waarborging van de beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a. de situering en de afmetingen van (delen van) gebouwen en andere bouwwerken,

b. de situering van parkeerplaatsen, en

c. de situering van in- en uitritten.

2.4 Afwijken perifere detailhandelsbedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 1 en lid 2 onder a. ten behoeve van perifere detailhandelsbedrijven, mits uit een recent onderzoek is gebleken dat sprake is van een acceptabele afwikkeling van het met dergelijke vestigingen samenhangende verkeer. Deze afwijkingsbevoedheid kan voor de De Bergpas(west) voor maximaal 21.100 m² bvo worden toegepast, voor de Geluidswalprojecten ten westen van de Bergpas voor maximaal 37.809 m² bvo en voor de Geluidwalkavels ten oosten van het spoor voor max.114.307 m² bvo.

2.5 Afwijken Staat van Bedrijfsactiviteiten
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 2.1 voor het toestaan van bedrijven in een hogere categorie van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen e.o. en snelwegen van de gemeente Amersfoort), dan wel andere bedrijven toestaan die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten maar daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de effecten naar de omgeving, zoals bedoeld in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering", uitgave 2009;
  • b. Een bedrijf uit een toegestane milieucategorie kan niet worden toegelaten als de milieueffecten groter zijn dan de effecten van de toelaatbare milieucategorie.
2.6 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen in het gebiedsdeel “De Geluidswal” buiten de hoogtescheidingslijn tot een hoogte van 21 m;

b. het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van reclamezuilen tot een hoogte van 20 m;
c. het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het bouwen van:

1. lichtmasten en andere palen en masten tot een hoogte van 9 m;

2. andere bouwwerken, waaronder begrepen erf- of terreinafscheidingen, tot: - een hoogte van 2 m op het voorerf,
- een hoogte van 4 m elders,

mits dat niet leidt tot een onevenredige afbreuk van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.

d. een bestemmings- of een bebouwingsgrens met ten hoogste 10 m;

e. het bepaalde in lid 1 - ten behoeve van het parkeren op maaiveld - in afwijking van het beeldkwaliteitsplan, zodanig dat de bouwgrens gedeeltelijk maximaal 16 meter mag worden teruggelegd met uitzondering van de hoeken van de kavel en minimaal 40% van de lengte van de kavel op de hoeken van de kavel moet worden gerealiseerd
met dien verstande dat de supervisor van de gemeente (in ontwikkelfase) en bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (in beheerfase) is geraadpleegd;

f. het bepaalde in lid 1 ten behoeve van het bouwen van ondergrondse parkeervoorzieningen ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding (sv-p) "specifieke vorm van verkeer-parkeerterrein" mits het groene talud van de geluidswal, behoudens een verkeersontsluiting, niet wordt doorbroken;

g. van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van het lager bouwen dan de voorgeschreven minumum bouwhoogte dan wel het hoger bouwen dan de voorgeschreven maximum hoogte, met dien verstande dat niet hoger mag worden gebouwd dan 21 m;

h. lid 2 ten behoeve van het bouwen van erfafscheidingen voor de voorgevel tot ten hoogste 2 m;

i. bij de specifieke bouwaanduiding (sh-hot) in het bouwvlak aan de Bergpas(west) mag van de bouwhoogte worden afgeweken tot 36 meter ten behoeve van de functie hotel, indien er sprake is van een bijzondere vormgeving en een uitzonderlijke goede ranke en slanke uitstraling kan tot 48 meter worden afgeweken (zonder toename van het programma);

j. van de hoogtescheidingslijnen in het bouwvlak aan de Bergpas(west) kan met 15 % worden afgeweken en in geval van een bijzondere architectonische kwaliteit kan met meer dan 15 % worden afgeweken, mits het bouwvolume niet toeneemt;

k.indien de noodzaak aangetoond is in de groene tussenruimte tussen de gerealiseerde bedrijfskavels (zoals beschreven in de verkavelingsregels in artikel 2.2.1. onder e) is een specifieke vorm van verkeer - parkeren (sv-p) toegestaan voor het realiseren van extra parkeerplaatsen in de vorm van gebouwde parkeervoorzieningen, verborgen – niet zichtbaar - in het groene talud van de geluidswal. Voorwaarde is een zodanig grondpakket voor groen dat de continuïteit van de groene geluidswal wordt gewaarborgd;

m. van de bouwvlakken aan de Bergpas(west) kan worden afgeweken, mits de afwijking in zijn geheel voldoet aan één van de volgende modellen:

a. basismodel

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0025.png"

b. model 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0026.png"

c. model 2

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0027.png"

d. model 3

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00118-0301_0028.png"

m. de afwijking kan worden geweigerd indien door het verlenen ervan de beoogde stedenbouwkundige kwaliteit onevenredig wordt aangetast dan wel onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

2.7 Wijzigingsbevoegdheid

Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van die soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen, taluds en beplantingen;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, oppervlaktewater, waterkering en waterkerende voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen met uitzondering ter plaatse van de aanduiding geluidwal (sg-gw), daarop echter weer uitgezonderd een in- en uitritt aan de Lindeboomseweg welke noodzakelijk is voor het bereiken van het bouwvlak, mits de inrit 50 meter bedraagt en 2 rijstroken bevat zodat er voldoende bufferruimte aanwezig is;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding (sg-gw) een geluidwal;
  • h. parkeren ter plaatse van de aanduiding (sv-p) met uitzondering op maaiveldniveau;
  • i. terras ter plaatse van de aanduiding (tr) uitsluitend ten dienste van de functie hotel zoals toegestaan in artikel 2.1 onder c;
  • j. ter plaatse van de aanduiding (sv-p1) is een gebouwde parkeervoorziening toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter;
  • k. ter plaatse van de aanduiding (sg-a) is een atrium toegestaan (zijnde een voetgangersgebied in een transparante gebouwde voorziening) met een maximale hoogte van 15 meter;
  • l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen ook in de vorm van groen- en speelvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals abri's, telefooncellen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

3.2.1 Niet voor bewoning bestemde gebouwen

Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bruto-inhoud van de gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m3;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m.

3.2.2 Geluidswal

Voor het oprichten van de geluidswal gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van de wal is 9 m met een groen begroeid scherm van 3 m hoog;
  • b. de wal is asymetrisch met aan de snelwegzijde een steiler talud (1:2) dan aan de andere zijde (1:3);

3.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken met uitzondering van de geluidswal gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, schakelkasten, pergola's, straat- en pleinmeubilair, ondergrondse afvalcontainers, glascontainers, (beeldende) kunstwerken, kleine speeltoestellen, perceelsafscheidingen en kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding en de voet- en fietspaden;
  • b. de hoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidwerende voorziening' mag niet meer bedragen dan 21 meter, met inachtneming van een vrije doorgangshoogte van ten minste 6 meter boven het onderliggende maaiveld;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   10 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   12 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
andere overkappingen   3 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   4 m  
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  
geluidwerende voorzieningen   21m  

  • d. ter plaatse van de aanduiding geluidswal (sg-gw) zijn toegestaan:
    - voorzieningen voor het opwekken van licht- en zonne-energie met inachtneming van de toegestane hoogte en asymmetrie van de geluidwal;
    - andere bouwwerken ten dienste van de geluidwal tot een hoogte van 6 m;
    - andere bouwwerken ten dienste van aangrenzende bestemmingen, zoals informatieborden en wegwijzers tot een hoogte van 2 m;
    - uitzichttorens- c.q. posten tot een hoogte van 10 m, gerekend vanaf de top van de geluidwal,mits
    de voorzieningen en bouwwerken het verkeer niet hinderen of daarvoor gevaar opleveren en deze de geluidwerende werking van geluidswallen en geluidsschermen en soortgelijke voorzieningen niet aantasten;

3.3 Afwijking
3.3.1 Afwijkende maatvoering andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.3 voor:

  • a. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
  • b. het bouwen van bewegwijzering, licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere hoogte;
  • c. de hoogte van de geluidswal en geluidsscherm, voor zover uit akoestisch onderzoek is gebleken dat zulks mogelijk of nodig is;
  • d. het realiseren van maximaal twee reclamezuilen van maximaal 30 meter op bedrijventerrein Vathorst.


een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • I. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • II. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • III. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
  • IV. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Oppervlaktewater en andere vormen van waterberging, inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken mogen alleen worden verkleind indien de hoeveelheid waterberging die daarmee gemoeid is in de directe omgeving wordt gecompenseerd.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. onverminderd het bepaalde in artikel 3.1 is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) speelvoorzieningen of voet- of fietspaden aan te leggen, waarvan de gezamenlijke verharde oppervlakte meer bedraagt dan 15% van het bestemmingsvlak, dan wel meer bedraagt dan 1.000 m².
  • b. Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden de natuurlijke, cultuurhistorische of landschappelijke waarden van de betreffende groenvoorziening niet in onevenredige mate worden aangetast.
  • c. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:
    • 1. werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 2. andere werken en/of werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bescherming van het waterschapsbelang, zoals de instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding,
  • b. watergangen en -partijen,
  • c. onderhoudspaden, taluds, oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en bermen met de daarbij behorende kunstwerken;
  • d. overbouwingen en onderdoorgangen ten behoeve van het wegverkeer en langzaam verkeer;
4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals stuwen, gemalen, duikers en bruggen, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de beheerder bij het beoordelen van een aanvraag wordt geraadpleegd omtrent de voorwaarden die, gelet op het waterschapsbelang, aan de uitvoering van de bouwwerken moeten worden gesteld.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoofd)ontsluitingswegen met maximaal 2 rijbanen en ten hoogste 4 rijstroken;
  • b. openbaar vervoersstroken en halteplaatsen;
  • c. in-, uitvoeg- en opstelstroken;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. in- en uitritten;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. bermen, taluds en groenvoorzieningen;
  • h. watergangen en -partijen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen (beeldende)kunstwerken en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen en (verlichtings)masten   15 m  
aanwijsborden, verkeerstekens en -installaties   15 m  
(beeldende) kunstwerken   8 m  
geluidwerende voorzieningen   3 m  
overige andere bouwwerken   4 m  

Artikel 6 Waarde - Archeologie categorie 2 (dubbelbestemming)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 6.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

6.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - Archeologie categorie 2 (dubbelbestemming)' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

6.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

6.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder 6.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. normaal onderhoud in reeds geroerde gronden;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • d. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • e. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

6.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 6.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

6.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
6.2.5 Weigering

De onder 6.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

6.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

6.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 6.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 6.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

6.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 6.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

6.3.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 6.3.3 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

6.3.5 Weigering

De onder 6.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

6.3.6 Uitzondering

Het in 6.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 100 vierkante meter.

6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

6.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.

6.4.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 6.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

6.4.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 6.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:

  • a. de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de werken of werkzaamheden meer bedraagt dan 100 m²;
  • b. indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg

6.4.4 Weigering

De onder 6.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

6.4.5 Uitzondering

Het in 6.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 100 vierkante meter, of niet dieper zijn dan 30 cm.

Artikel 7 Waarde - Archeologie categorie 3 (dubbelbestemming)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden, waarbij geldt dat:

  • a. deze bestemming primair is ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. wanneer in het geval van een ontwikkeling - in het gebied behorende bij deze ontwikkeling - twee of meer categorieën gelden, dan is de hoogste verwachtingswaarde van toepassing op het gehele bij de ontwikkeling behorende gebied;
  • c. het bepaalde in 7.1 onder b is niet van toepassing, wanneer na vooroverleg met de gemeentelijk archeoloog blijkt dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

7.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mogen ten dienste van de bestemming Waarde - Archeologie categorie 3 (dubbelbestemming) uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

7.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

7.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder 7.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • c. de oprichting van een bouwwerk waarbij de hiermee samenhangende bodemingrepen wel dieper zijn dan 30 cm, maar de oppervlakte van deze bodemingrepen niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • d. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

7.2.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de onder 7.2.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

7.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.2.5 Weigering

De onder 7.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm en met een oppervlakte van meer dan 500 m2, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm en met een oppervlakte van meer dan 500 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm en de oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van meer dan 500 m2 grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.
7.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de vergunning als bedoeld in 7.3 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder 7.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

7.3.3 Uitzonderingen

Het in 7.3 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 vierkante meter.

7.3.4 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 7.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden

7.3.5 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.3.6 Weigering

De onder 7.3 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.4.1 Slopen van bouwwerken

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk te slopen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen.

7.4.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen vergunning voor het slopen van bouwwerken indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 7.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad, of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

7.4.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in 37.4.2 onder b genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden, zoals:


de sloopwerkzaamheden vanaf het maaiveld en dieper, worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer deze werken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm onder het maaiveld en het grondoppervlak van de werken of werkzaamheden meer bedraagt dan 500 m²;


indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden bij burgemeester en wethouders, die in het belang van de archeologische monumentenzorg

7.4.4 Weigering

De onder 7.4.2 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

7.4.5 Uitzondering

Het in 7.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 vierkante meter, of niet dieper zijn dan 30 cm.