direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schothorst-Zielhorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00103-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Uit de Wet ruimtelijke ordening vloeit voort dat gemeenten vanaf 1 juli 2013 verplicht zijn om actuele bestemmingsplannen te hebben (niet ouder dan 10 jaar). Dit is van belang om (kleinschalige) ruimtelijke activiteiten te kunnen faciliteren, ongewenste ontwikkelingen te weren en rechtszekerheid te bieden aan belanghebbenden. Voor gebieden waar geen actueel bestemmingsplan geldt, mogen gemeenten geen leges in rekening brengen voor activiteiten die een relatie hebben met het bestemmingsplan.

Tot 1 juli 2013 heeft Amersfoort met succes gewerkt aan het actualiseren van haar (verouderde)bestemmingsplannen. Voor nu is een belangrijke opgave om de geldende bestemmingsplannen actueel te houden. Zo ook voor het bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 10 mei 2005. Om hier gevolg aan te geven dient de gemeenteraad voor 10 mei 2015 een nieuw plan vast te stellen. Eveneens wordt daarmee voldaan aan de wettelijke verplichting en zijn de legesinkomsten veilig gesteld.

Door alle nieuwe bestemmingsplannen volgens een soortegelijke systematiek op te stellen, wordt eenheid in kaartbeeld en planregels tot stand gebracht. Hierdoor wordt de rechtszekerheid en de gebruiksvriendelijkheid van de bestemmingsplannen vergroot.

Ook wordt voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is volgens de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) gemaakt. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige manier worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie.

Dit bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter. Dit houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, als uitgangspunt is genomen. Daarbij is het feitelijke gebruik, de bestaande bebouwing, de geldende rechten en het vastgestelde beleid van belang voor de op te nemen bestemmingen. Verder zijn plannen, die zowel bestuurlijk als maatschappelijk akkoord zijn en waarover geen discussie meer bestaat, opgenomen. Het gaat daarbij met name om projecten waarvoor vrijstelling/ontheffing/afwijking van het bestemmingsplan is verleend en waarvoor de gehele ruimtelijke-juridische procedure is afgerond.

Het beheersgerichte karakter van het bestemmingsplan betekent niet dat alles voor de komende tien jaar wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Het is namelijk niet zinvol om voor elke wijziging een afzonderlijk bestemmingsplan te maken. Kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden op perceelsniveau, zoals uitbreiding, zijn dan ook meegenomen in voorliggend bestemmingsplan.

Nieuwe ontwikkelingen op perceelsoverschrijdend niveau worden alleen meegenomen in herzieningen van bestemmingsplannen, zoals voorliggend plan, wanneer alle relevante onderzoeken zijn uitgevoerd, burgemeester en wethouders kunnen instemmen met de ontwikkeling en er een (exploitatie)overeenkomst is getekend met de gemeente. Is dit niet het geval dan wordt de ontwikkeling niet meegenomen in de herziening en wordt voor de ontwikkeling zo nodig een afzonderlijk bestemmingsplan gemaakt of een projectbesluit genomen.

1.2 Bestemmingsplan

1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan

Het plangebied omvat de wijken Schothorst en Zielhorst. Samen vormen deze wijken de eerste grote uitbreidingen aan de noordzijde van Amersfoort. Schothorst Zuid kwam overwegend in de jaren '70 tot stand, Schothorst Noord in de jaren '80 en Zielhorst eind jaren '80 en begin jaren '90. In beide wijken samen, wonen ruim 20.000 mensen.

Voor een uitvoerige beschrijving van de ontwikkelingsgeschiedenis en de bestaande situatie in het plangebied, zie hoofdstuk 2 Bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0001.jpg"


Het plangebied wordt in het zuiden begrensd door het Valleikanaal en de spoorlijn Amersfoort - Zwolle. De westelijke begrenzing wordt gevormd door de Maatweg en de Hamseweg, terwijl de noord- en oostgrens van het plangebied worden gevormd door Park Schothorst, de Laan naar Emiclaer en de Rondweg Oost.

1.2.2 Geldende plannen

Binnen het plangebied gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen:

  • 1. Bestemmingsplan Schothorst Zielhorst 2005
    Raad: 10-05-2005, GS: 29-11-2005, ABRS: 30-08-2006
  • 2. Amersfoort Noord, plan vna uitwerking, Zielhorst, deelplan K
    College: 29-03-1988, GS: 14-06-1988
  • 3. Kavel Nijenrode/Schothorsterlaan, NL.IMRO.0307.BP00005
    Raad: 06-11-2012
  • 4. Bestemmingsplan Maatweg, NL. IMRO.0307.BP00018
    Raad: 25-06-2013, ABRS 09-04-2014

Het overgrote deel van het plangebied valt binnen het bestemmingsplan 'Schothorst-Zielhorst 2005'. De bestemming van het perceel Emiclaerseweg 13 is bij dit plan vernietigd door de Afelding bestuursrecht van de Raad van State (ABRS). Voor dit perceel geldt het bestemmingsplan Amersfoort-Noord, Plan van uitwerking, Zielhorst, deelplan K. Het gaat om het perceel Emiclaerseweg 13. Ook de bestemming van het perceel Balladelaan 208 is door de ABRS vernietigd. De bestemming van dit perceel is inmiddels gerepareerd in het bestemmingsplan 'Maatweg'.

Om de bouw van 1 woning op de hoek Schothorsterlaan-Nijenrode mogelijk te maken, is het bestemmingsplan 'Kavel Nijenrode/Schothorsterlaan' vastgesteld.

1.2.3 Totstandkoming van het bestemmingplan

Dit bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan voor de wijken Schothorst en Zielhorst. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter. Dit betekent dat helder moet worden vastgelegd wat de bestaande situatie in het plangebied is, aangezien dit als uitgangspunt voor het bestemmingsplan wordt genomen.

Voor van het vastleggen van de bestaande situatie zijn allereerst de geldende bestemmingsplannen in het plangebied bestudeerd. Daarbij is ook gebruik gemaakt van de kennis in de wijk (zie paragraaf Maatschappelijke uitvoerbaarheid). Verder zijn recente luchtfoto's bekeken en hebben er voor het hele plangebied inventarisaties in het veld plaatsgevonden.

De situatie die op deze manier is vastgelegd, is een momentopname waarbij geen nieuwe ontwikkelingen zijn meegenomen. Slechts recente plannen, die al maatschappelijk en bestuurlijk akkoord zijn en waarvan de ruimtelijk-juridische procedures volledig zijn doorlopen, zijn opgenomen. Uitzonderingen hierop zijn opgenomen in paragraaf Nieuwe ontwikkelingen.

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels (zie Regels) waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en de toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting begint na dit inleidende hoofdstuk met een beschrijving van de bestaande situatie in Hoofdstuk 2. Hierin worden de huidige functies en het ontstaan daarvan beschreven. Ook wordt kort ingegaan op de bestaande planologische situatie. In Hoofdstuk 3 staan de beleidskaders beschreven die voor dit plangebied relevant zijn en in Hoofdstuk 4staat de planbeschrijving. De planbeschrijving geeft aan welke ruimtelijke keuzes er gemaakt zijn en waarom. De uitvoeringsaspecten, met name milieubeperkingen, worden in Hoofdstuk 5 uiteengezet. In Hoofdstuk 6 wordt per bestemming in gegaan op de juridische planopzet. Tot slot behandelt Hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk staat onder andere een overzicht van de ontvangen (vooroverleg) reacties en hoe hiermee is omgegaan in dit bestemmingsplan.

De regels zijn ingedeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en de wijze van meten. In Hoofdstuk 2 staan de regels voor de verschillende bestemmingen. Algemene regels, die betrekking hebben op alle bestemmingen, zoals algemene bouwregels, staan in Hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregel.


Op de verbeelding is aangegeven welke bestemmingen waar gelden. Door in de digitale verbeelding te klikken, zijn alle relevante gegevens voor de betreffende locatie te zien.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Inleiding


Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied. Verder komen de diverse functies, kenmerken en de aanwezige belangen die in het plangebied aanwezig zijn aan bod.

De beschrijving van omgevingsaspecten (zoals water, geluid maar ook archeologie) en de gevolgen van de gewenste ontwikkelingen voor deze aspecten, staan genoemd in Hoofdstuk 5.

2.2 Ontwikkelingsgeschiedenis

De wijken Schothorst en Zielhorst zijn in een van oorsprong agrarisch gebied gebouwd. Het achtervoegsel “horst” verwijst naar een hoger gelegen terrein in een omgeving van overwegend laag gelegen, natte en moerassige gronden. De hoge en dus droge ligging maakte de horst in de middeleeuwen bij uitstek geschikt voor gebruik voor bewoning en bouwland. De lage gronden werden gebruikt als hooi- en weiland. Schothorst en Zielhorst zijn namen van oude boerderijen in het voormalig agrarisch gebied.

Van de oorspronkelijke landelijke structuur resteren nog: de Zwarte Steeg, de Schothorsterlaan (die gedeeltelijk in het plangebied ligt), de Koperwetering (in sterk gewijzigde vorm), de Emiclaersestraat, die overgaat in de Emiclaerseweg, en de Zielhorsterlaan. De Emiclaersestraat en -weg, van oudsher één pad, dienen thans als fietsroutes. Zowel in Schothorst als in Zielhorst staan nog enkele oude boerderijen.

Tot eind jaren dertig had dit gebied veel van wateroverlast te lijden. Door de aanleg van de Afsluitdijk en het Valleikanaal kon het waterpeil beter worden beheerst en kwam het gebied voor stedelijke bebouwing in aanmerking.


De huidige woonwijken Schothorst en Zielhorst zijn overwegend in de periode 1970-1990 gebouwd. Het door de gemeente opgestelde uitbreidingsplan werd in 1969 door Gedeputeerde Staten van Utrecht vastgesteld. Als eerste, in de jaren ’70, kwam het zuidelijk deel van Schothorst tot stand. Zielhorst en het noordelijk deel van Schothorst volgden in de jaren ‘80 en begin jaren ’90, nadat Amersfoort was aangewezen als groeistad. Deze aanwijzing als groeistad ging gepaard met een uitbreiding van het gemeentelijke grondgebied.


De ruimtelijke structuur en het bebouwingsbeeld van beide wijken verschillen aanmerkelijk. De ruimtelijke structuur van Zielhorst wordt in vergelijking met Schothorst meer bepaald door de oorspronkelijke landschappelijke kenmerken en infrastructuur, met name wegen en waterlopen. Daarnaast vertoont het bebouwingsbeeld van Zielhorst een grotere verscheidenheid.


Binnen de wijk Schothorst kan onderscheid worden gemaakt tussen een noordelijk en een zuidelijk deel. De stedenbouwkundige opzet van beide wijkdelen verschilt onderling sterk.


Schothorst Zuid

Schothorst Zuid werd als eerste gerealiseerd. Deze wijk is nog gebaseerd op de zogenaamde “bloembladtheorie” zoals die in de jaren ‘50 was geformuleerd door de toenmalige stadsarchitect Zuiderhoek. Door de aanleg van de nieuwe wijken aan de noord- en oostzijde zou de binnenstad weer het hart van de gemeente worden. Bij het ontwerpen van Schothorst Zuid werd geen rekening gehouden met het bestaande wegenpatroon en de kavelstructuur: een geheel nieuw wegenstelsel werd over het bestaande patroon geprojecteerd. Vanuit de wijk Koppel werden radiaalwegen aangelegd (Holkerweg en Kattenbroekerweg). Deze radiaalwegen worden ongeveer in het midden van de wijk verbonden door de Paladijnenweg die evenwijdig aan het Valleikanaal loopt. Haaks op de radiaalwegen zijn straten aangelegd die via pleintjes toegang geven tot de woningen; doorgaand verkeer is zoveel mogelijk van woonverkeer gescheiden.

De wijk kenmerkt door een ruimtelijke opzet met 'licht, lucht en ruimte' als belangrijkste uitgangspunten. Dit vertaalt zich in het algemeen door: een heldere hiërarchische verkeerstructuur, een orthogonaal verkavelingspagroon, een groene buffer langs de randen van de woonwijk, een grote hoeveelheid openbaar groen binnen de woonwijk en een seriematige bouw van de woningen.


De buurten zelf worden gedomineerd door centrale parkeerpleinen, groene speelvelden en wandelpaden, die voor de onderlinge verbinding zorgen.


Langs de radiaalwegen zijn plantsoenen aangelegd, waardoor het buitengebied als het ware de wijk is ‘binnengetrokken’, een principe dat ook in de jaren dertig veelvuldig is toegepast. De wijk kenmerkt zich door een duidelijke scheiding van functies (wonen, groen, voorzieningen). Schothorst Zuid laat zich het beste omschrijven als een rationeel stempelverkavelingsplan.


Het gebied ten zuiden van de Paladijnenweg, tot aan het Valleikanaal, heeft een ander karakter dan het gebied ten noorden van deze weg. Bij de aanleg van Schothorst Zuid zijn in dit gebied in eerste instantie noodvoorzieningen gebouwd. Deze zijn later omgezet in het kader van verdichting van de stad. Er staat een aantal omvangrijke maatschappelijke voorzieningen (middelbare scholen en verzorgingstehuis). ook is een aantal flats en eengezinswoningen (tussen Kattenbroekerweg en Balladelaan) gerealiseerd.

De strook tussen Paladijnenweg en Valleikanaal heeft een bijzonder karakter gekregen omdat het een van de “binnenstedelijke structuurelementen” is, die naast andere elementen, bij elkaar de stad de nodige samenhang beogen te geven. De kanaalzone wordt gezien als onderdeel van de stedelijke hoofdgroenstructuur, gekoppeld aan het verkeersontsluitings-systeem waarvan de ringwegen en de radiaalwegen deel uitmaken. Uit stedenbouwkundige overwegingen verdienen de knooppunten aandacht als oriëntatiepunten in de stad. Enkele opmerkelijke architectonische verschijningsvormen kunnen daarbij behulpzaam zijn. Een goed voorbeeld hiervan is de ‘vuurtorenflat’, aan de Balladelaan.


Schothorst Noord

De stedenbouwkundige inzichten waren bij het bouwen van Schothorst Noord aanmerkelijk gewijzigd. Uit stedenbouwkundig oogpunt is er wel naar gestreefd om Schothorst Noord zoveel mogelijk een samenhangend geheel met Schothorst Zuid te laten vormen. Dit komt tot uiting in een aansluiting op de bestaande structuur van de hoofdwegen. Schothorst Noord is minder een stempelplan dan Schothorst Zuid; bij het maken van het plan voor Schothorst Noord is aangesloten op de geografische- en bodemgesteldheid. Deze aansluiting is echter niet op buurt- en kavelniveau doorgezet.


In Schothorst Noord zijn goede voorbeelden van in de tijd gewijzigde stedenbouwkundige inzichten te zien. Als eerste werd de buurt tussen de Sara Burgerhartsingel en het Kanteklaarpad opgezet. Dit is een typische ‘woonerfbuurt’: kronkelende straatjes met een besloten karakter. Daarna werd de buurt tussen Hamseweg en Kattenbroekerweg gebouwd. Hier bevinden zich veel zogenaamde “raketwoningen”: relatief goedkope woningen met veel ruimte. Het noorden van de wijk (ten noorden van de Abraham Blankaartsingel) kenmerkt zich door een efficiënte, rationele verkaveling, die duidelijk ontworpen is in een economisch slechtere tijd. In het oosten van Schothorst Noord bevindt zich weer een geheel ander type buurt: tussen Nijenrode en Zielhorst (rondom Theo Uden Masmanstraat). Deze woningen zijn ontworpen door de architect Hertzberger. Er is bij de opzet van deze buurt rekening gehouden met het oude landschap: er zijn elementen aangebracht die geïnspireerd zijn op het oorspronkelijke landschap, zoals berken- en elzenlanen en een verkaveling als een slagenlandschap. Bij de ontwikkeling van woonbuurten wordt steeds meer aandacht besteed aan stedenbouw en architectuur, en wensen van bewoners.


Schothorst Noord wordt in het algemeen gekenmerkt door een dichte bebouwing met vooral eengezinswoningen aan woonerven, parkeerplaatsen voor de deur en – met uitzondering van bomen – weinig groen. Het Stadspark Schothorst, dat buiten het plangebied valt, vervult hier de recreatieve, groene functie.


Tijdens de ontwikkeling van Schothorst Noord werd op de grens met Schothorst Zuid een winkelcentrum gebouwd. Winkelcentrum Schothorst ligt thans centraal in de wijk. Rond 1990 is een NS voorstadhalte geopend aan de oostelijke rand van de wijk. Het gebied rondom het station heeft een duidelijke knooppunt-functie. Het is een belangrijke schakel tussen bedrijventerrein De Hoef en de woonwijken.


Zielhorst

Zielhorst is na Schothorst de eerste woonwijk in het noordelijke uitbreidingsgebied. Zielhorst kent een duidelijke driedeling door de verkeersstructuur. Dit is typisch voor heel Amersfoort Noord: schillen (geledingen) vanuit het Park Schothorst. De eerste schil vanuit het Park loopt tot de Bombardonstraat, de tweede schil tot aan de Albert Schweitzersingel en de derde schil tot aan de Rondweg Oost. De woningen in de eerste schil zijn gericht naar het Park.

In Zielhorst zijn veel verschillende architectonische vormen. Er is bewust voor gekozen om elke buurt zijn eigen karakter te geven: elke buurt is ontworpen door een andere architect, met elk zijn eigen stijl. Binnen de drie schillen zijn hierdoor ook weer diverse geledingen aangebracht. Zo is een gevarieerde woonomgeving ontstaan.

In de wijk bevindt zich het zogenaamde park Zielhorst, een “etalage” van hedendaagse architectuur (tegen het Park Schothorst aan). Een andere stedenbouwkundig interessante buurt is de Vlinderbuurt, in het noordoosten van het plangebied (tussen Albert Schweitzersingel, Zijderupsvlinder en Heidevlinder). Deze buurt is ontworpen door de architect Ruysenaars en kent een typische strokenbouw-verkaveling.


De ontsluiting van de wijk verloopt in hoofdzaak via de Albert Schweitzersingel. Deze weg heeft tal van vertakkingen de wijk in. Voorzieningen zijn geconcentreerd rond deze Albert Schweitzersingel. Het NS-station Schothorst ligt aan de zuidelijke rand van de wijk.

Zielhorst heeft veel openbaar groen. Het water is bewust geconcentreerd langs wegen en in openbare ruimte, zo min mogelijk aan de achterkant van huizen.Er is in Zielhorst meer rekening gehouden met traditionele elementen in het landschap. Zo zijn de enkele oude boerderijen die er nog staan, opgenomen in de nieuwe groenstructuur.

2.3 Monumenten en waardevolle panden

In de wijken Schothorst en Zielhorst bevinden zich geen gemeentelijke- of rijksmonumenten. Wel kent het gebied waardevolle panden welke hierna kort worden beschreven.

Schothorst-Zuid

Boerderij 'Klein Liendert' (of Groot Liendert?). Deze boerderij is later gesplitst in vier woningen: Rodderikweg 31 en 33 en Robbeknolerf 41 a en 41 b.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0002.jpg"

Schothorst-Noord

  • Het Hallehuis (aan de Sandenburg): architectonisch waardevol, maar ook cultuurhistorisch; het pand is specifiek ontworpen voor woongroepen, zo zijn er gemeenschappelijke ruimten en gezamenlijke binnenplaatsen in het gebouw;

    afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0003.jpg"
  • Een oude boerderij aan de Schothorsterlaan 92;

    afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0004.jpg"
  • Het pand aan de Schothorsterlaan 94: kenmerkend zijn de hoekpilasters en de versieringslijst onder het dak (een zogenaamde klimmende fries).

    afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0005.jpg"
  • De Bekroning 2, het pand dateert vermoedelijk uit 1731 maar heeft een laat 18de- of vroeg 19de eeuwse vormgeving. Dit voormalige woonhuis was vroeger aan de Emiclaerseweg 9 gelegen. Nu is het een beeldbepalend pand binnen de nieuwbouwwijk en vormt een schakel naar het verleden van het gebied. Het pand is na een restauratie in 1992-1993 in gebruik als inloophuis De Ontmoeting.

Zielhorst

In het park Zielhorst staat een aantal villa's die als ensemble beeldbepalend zijn voor het karakter van het gebied rond de Haussmannstraat. Het wijkje werd eind jaren 90 van de 20ste eeuw gebouwd als zogenoemd 'etalageproject', een staalkaart van 42 vrije sectorwoningen, die gezamenlijk een staalkaart vormen van de hedendaagse architectuur. Bekende architecten, zoals Alberts en Van Huut, Van Berkel, Blom, Mecanoo en Van Schijndel, hebben hiervoor een ontwerp gemaakt. Het voornaamste doel van dit initiatief was de kwaliteit van het ontwerp te vergroten. Hierbij heeft dit wijkje als 'voorportaal'gediend voor Kattenbroek en Nieuwland.

2.4 Functies

Het plangebied van bestemmingsplan Schothorst Zielhorst is een gebied waar veel functies voorkomen. Hoewel het grotendeels een woongebied is, komen ook maatschappelijke functies voor (onder andere onderwijs, opvang, culturele instellingen), detailhandel, horeca, bedrijven en kantoren.

De woonfunctie neemt de belangrijkste plaats in. De overige functies staan ten dienste van deze woonfunctie en hebben hoofdzakelijk een functie als wijkvoorziening. Enkele concentraties van deze overige functies zijn bijvoorbeeld de maatschappelijke voorzieningen aan de Paladijnenweg en detailhandel aan het Pieter Stastokerf.

Wonen

Schothorst is een van de dichtbevolkste wijken van Amersfoort. In Schothorst Noord is deze dichtheid nog iets hoger dan in Schothorst Zuid. Schothorst Zuitd is gebouwd in de jaren '70, maar kent ook een aantal hoogbouwprojecten van recentere data. Schothorst Noord is gebouwd in de jaren '80 en bestaat voornamelijk uit laagbouw. Uitzondering daarop is te vinden bij het NS Station Schothorst.

Schothorst ken tee gevarieerd woningaanbod van huur en koop, in verschillende prijsklassen. Verder is er een ruim en gevarieerd aanbod van seniorenhuisting. Er wonen relatief veel gezinnen in met name Schothorst Noord, Schothorst Zuid is wat meer vergrijsd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0006.jpg"

Zielhorst is gebouwd aan het einde van de jaren '80 en begin jaren '90. Het woningaanbod betaat met name uit koopwoningen van type eengezinswoning, met hier en daar lage flats. Er wonen met name gezinnen in deze wijk. In zowel Schothorst als Zielhorst bevindt zich een woonwagenkamp.

Het plangebied kent een grote diversiteit aan woningtypes voor. Van vrijstaande- twee-onder-een-kap- en rijenwoningen tot seniorenwoningen, bovenwoningen en appartementen. Daarbij zijn er ook verschillende verscheidingsvormen te ontdekken. Woningen met een traditioneel zadeldak, een lessenaarskap, plat afgedekte woningen maar ook onder architectuur gebouwde woningen zijn terug te vinden in het plangebied.

Maatschappelijke voorzieningen

In Schothorst en Zielhorst komen verspreid over het gebied diverse kleine concentraties van maatschappelijke voorzieningen voor.

In het plangebied staan zowel meerdere basisscholen als middelbare scholen. Ook kent het plangebied een groot aanbod aan verstigingen voor kinderopvang. Er bevinden zich 3 gebouwen met een religieuze functie. Verder staat er verspreid over het plangebied een aantal panden voor de gezondheidszorg. Het gaat daarbij om huisartspraktijken, tandartspraktijken en en een aantal overige medische praktijken.

Culturele voorzieningen in het gebied zijn de wijkcentra het middelpunt en de trefhorst.

Sport

In het plangebied staat een aantal losse gymzalen, in gebruik bij basisscholen en sportverenenigigen. Verder staat Sporthal Zielhorst bij het Meridiaan College. Naast gebruik door deze school, is hier een aantal verenigingen actief en wordt de sporthal incidenteel gebruikt voor het houden van niet-sport evenementen. Overige openbare sportvoorzieningen kent het plangebied niet.

Detailhandel

In Schothorst zijn is de detailhandel geconcentreerd in het wijkwinkelcentrum aan het Pieter Statokerf. Dit centrum ligt centraal in de wijk en heeft een ruim aanbod aan winkels. Naast dit wijkwinkelcentrum is er ook een winkelcomplex aan de Balladelaan. In Zielhorst is slechts een kleine detailhandelsvoorziening aanwezig aan de Albert Schweitzersingel. Bewoners van Zielhorst makern voornamelijk gebruik van het nabij gelegen winkelcentrum Emiclaer in de wijk Kattenbroek.

Horeca

De horecavestigingen van de categorie a (cafetaria's, restaurants en café's) bevinden zich bij de detailhandelsconcentraties aan de Balladelaan, het Pieter Stastockerf en de Albert Schweitzersingel. Verder wordt op een aantal plekken binnen de maatschappelijke bestemming horeca van de categorie c (sportkantine, buurthuis e.d.) toegestaan.

Bedrijven

Verspreid over het plangebied komt een beperkt aantal bedrijven voor. Het gaat vooral om bedrijven in een lagere milieucategorie, die zich bevinden aan de Hamseweg en aan de Homerusstraat.


Daarnaast komt er enige bedrijvigheid voor in de vorm van beroepen aan huis. Het gaat hier om bedrijfjes in woningen of in bijbehorende bouwwerken van woningen, waarbij de bedrijfsdoeleinden ondergeschikt zijn aan de woonbestemming. Voorbeelden hiervan zijn, kleine kantoren en ontwerpstudio’s.


Nutsvoorzieningen: Verspreid over het plangebied komen, veelal kleinere, nutsvoorzieningen voor. Dit zijn met name trafo’s.


Kantoren

In het plangebied komen slechts beperkt kantoren voor. Tegenover Station Schothorst, aan de Zielhorsterweg, bevindt zich een concentratie van kantoren en aan de Henri Dunantstraat staat nog een groot kantoorgebouw.

2.5 Openbare ruimte

Ontsluiting
Het plangebied is voor het gemotoriseerd verkeer op het stedelijk hoofdnetwerk aangesloten door drie wegen: de Zielhorsterweg, de Ringweg Koppel en de Rondweg Oost. De gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) zijn: de Holkerweg, Kattenbroekerweg, de Sara Burgerhartsingel, de Sonnetweg, de Cornelis Drebbelstraat en de Zijderupsvlinder. De overige wegen die van belang zijn voor de interne ontsluiting in het plangebied zijn de Paladijnenweg, de Balladalaan, de Sagenlaan, de Bombardonstraat, de Stradivariusstraat, de Trombonestraat en de Trompetstraat. De overige wegen in het plangebied zijn aangewezen als woonerf of als erftoegangswegen (30 km-wegen).


Openbaar vervoer
Schothorst en Zielhorst worden onstloten door diverse stads- en streekbuslijnen en het NS-station Schothorst.


Parkeren
De opzet van de wijk is, gelet op het feit dat het een oudere wijk is, niet afgestemd op huidige autogebruik waardoor er sprake is van enige parkeerdruik. Parkeren vindt met name in de straten plaats, op parkeerpleintjes of op het eigen perceel. Verder zijn er relatief veel garageboxen te vinden in het plangebied.


Groenvoorzieningen
Verspreid over het plangebied komen plantsoenen en groenstroken voor. In Zielhorst is relatief meer groen dan in Schothorst. In Schothorst Zuid is opvallend meer openbaar groen dan in Schothorst Noord. Grenzend aan het plangebied bevindt zich het park Schothorst. Dit parkt omringt het oude landgoed en heeft een hoge landschappelijke ecologische en recreatieve waarde.

In de groenstrook langs de Nijernrode staat een monumentale knot-els. Deze herdenkingsboom herinnert aan de twee inwoners van Amersfoort die hier tijdens WOII zijn gefusilleerd.


Water
In het plangebied zijn komen watergangen en -partijen voor, met name in Schothorst Noord en Zielhorst. Het gaat om sloten en enkele vijvers.

In verband met het waterbeheer heeft het Waterschap een aatnal watergangen aangewezen als primaire dan wel tertiaire watergang. Beide hebben een belangrijke waterbergingsfuncite.


Speelvoorzieningen
In het plangebied liggen zeer verspreid over de wijk diverse speelvoorzieningen voor kinderen in alle leeftijdscategorieen. Sommige hebben een kleinschalig karakter (met name in Schothorst) en andere zijn meer in clusters opgezet, zoals speelplekken in de grotere plantsoenen (Zielhorst).


Recreatieve fiets- en wandelpaden

In het plangebied zijn enkele fiets- en wandelpaden met een recreatieve functie aanwezig.

2.6 Bestaande planologische situatie

In paragraaf 1.2 is een overzicht gegeven van de geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Daarnaast zijn vele vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen verleend sinds 2005. Het gaat hier met name om het plaatsen van dakopbouwen, het uitbreiden van woningen, plaatsen van bergingen, maken van erkers en het wijzigingen van het gebruik voor het uitoefenen van een beroep aan huis.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan "Schothorst-Zielhorst" op gemeentelijk-, provinciaal- en rijksniveau. Dit beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.

Het relevante milieubeleid wordt apart aan de orde gesteld in Hoofdstuk 5. Milieu bestaat uit veel verschillende aspecten, vormt een zwaarwegend belang bij bestemmingsplannen en ruimtelijke ontwikkelingen en verdient hierom uitgebreide aandacht.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Gemeente

3.2.1.1 Inleiding

Tot 1 juli 2013 heeft Amersfoort met succes gewerkt aan het actualiseren van haar (verouderde) bestemmingsplannen. Voor nu is een belangrijke opgave om de geldende bestemmingsplannen actueel te houden. Dit geldt uiteraard ook voor de wijken Schothorst en Zielhorst. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 10 mei 2005, wat inhoudt dat de raad voor 10 mei 2015 een nieuw plan vast moet stellen. Daarmee wordt ook voldaan aan de wettelijke verplichting die voortvloet uit de Wet ruimtelijke ordening. Bovendien zijn met een tijdig vastgesteld plan de legesinkomsten veilig gesteld.

3.2.1.2 Modelkeuze

In de gemeente Amersfoort is de procedure voor bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie "Rol van de Raad in RO-procedures" (vastgesteld op 10 februari 2009). In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen: model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure. Model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad aan toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Voor bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst is de procedure behorende bij model 2 voorgesteld. Model 2 wordt toegepast bij bestemmingsplannen voor grotere gebieden die geactualiseerd moeten worden, waarbij de bestaande situatie de basis vormt. Voor deze gebieden is het wenselijk dat de raad van te voren kaders vaststelt in de vorm van een startnotitie. Daarna kan het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Deze kenmerken zijn van toepassing op het nieuwe bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst. Het nieuwe bestemmingsplan wordt opgesteld voor een groot gebied dat geactualiseerd moet worden. De bestaande, feitelijke en planologische situatie en het geldend, vastgesteld beleid zijn daarbij uitgangspunt.

3.2.1.3 Startnotitie

Op 24 juni 2014 heeft de raad de startnotitie voor het bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst vastgesteld. In de startnotitie staat volgens welke systematiek het bestemmingsplan wordt ogpesteld en zijn de belangrijkste uitgangspunten en aandachtspunten benoemd. ook is in de startnotie aangegeven dat het bestemmingsplan voldoet aan de criteria voor toepassing van model 2 (volgens de notitie Rol van de raad in ro-procedures, januari 2010). Dit houdt onder meer in dat er direct een ontwerpbestemmingsplan wordt gemaakt (en niet eerst een voorontwerp).

3.2.1.4 Structuurvisie Amersfoort 2030

Op 9 juli 2013 is door de raad de "Structuurvisie Amersfoort 2030" vastgesteld. De centrale ambitie volgens de Koers Structuurvisie Amersfoort 2030 is dat Amersfoort zich verder ontwikkelt tot een vitale en duurzame stad als onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad met een centrumfunctie voor de regio Amersfoort. De ruimtelijke doelstellingen uit de Koers zijn:

  • Amersfoort realiseert voldoende woningen voor een diverse bevolking (vooral voor de drie doelgroepen: jonge gezinnen en gezinsvormers, vitale ouderen en jongeren en studenten) en met het accent op binnenstedelijk bouwen;
  • Amersfoort levert haar bijdrage aan een gevarieerde bedrijvigheid in de regio, waarbij het accent voor Amersfoort ligt op een verdere ontwikkeling als kennisstad;
  • Amersfoort blijft een groene stad met een goede samenhang tussen groene (en blauwe) gebieden in en om de stad en een versterking van de kwaliteit van de (openbare) ruimten in de stad;
  • Amersfoort biedt mensen een prettig leefklimaat in de wijken;
  • Amersfoort biedt een sprankelend cultureel klimaat en biedt ruimte aan diverse voorzieningen die passen bij de centrumfunctie van de stad in de regio;
  • Amersfoort wil de ambitie om een CO2 neutrale stad te zijn in 2030 zoveel mogelijk ruimtelijk faciliteren;
  • Amersfoort zorgt voor het behoud van haar cultureel erfgoed en ontwikkelt zich op stedenbouwkundig-architectonisch hoogwaardig niveau;
  • Amersfoort streeft naar goede bereikbaarheid van de stad en zorgt voor verbindingen in de stad (met name naar het centrum), waarbij duurzaam vervoer een prominentere rol krijgt.
3.2.1.5 Woonvisie Amersfoort 2011-2020

In de woonvisie Amersfoort 2011 – 2020 (vastgesteld 27 september 2011) staat beschreven met welk woonbeleid de gemeente aan de slag gaat. Daarbij gaat het onder meer om meer ruimte voor eigen initiatieven, inbreng en kracht van burgers en minder regels en een bescheidener rol van de overheid.


De meest in het oog springende ambities in de Woonvisie 2011-2020 zijn:

  • 1. voldoende woningen bouwen om te voorzien in de woningbehoefte en de doorstroming op de woningmarkt;
  • 2. voldoende woningaanbod in het sociale segment;
  • 3. de woningvoorraad toekomstbestendig maken door duurzaam bouwen;
  • 4. meer ruimte om de functies wonen en werken te mengen.


Doel

De Woonvisie geeft inzicht in de woningbehoefte, zodat er in Amersfoort kan worden voorzien in voldoende huisvesting die aansluit op deze woningbehoefte. Daarbij wordt aangetekend dat de gemeente de huisvestingsopgave niet alleen kan oplossen. Kennis en ervaring, om oplossingen voor complexe vraagstukken te vinden, zijn aanwezig bij de mensen, organisaties en bedrijven in de samenleving. Voor de gemeente betekent dit een andere en bescheidenere rol op de woningmarkt.


Programma voor de stad

De vraag naar wonen in Amersfoort is en blijft groot. Voldoende nieuwbouw is belangrijk om de doorstroming op gang te houden zodat er in alle segmenten van de markt woningen beschikbaar komen. Er is voldoende planologische ruimte voor de realisatie van gemiddeld 900 woningen per jaar.

Uitgangspunt voor het woningbouwprogramma vormen de uitbreiding van het centrumstedelijk woonmilieu, het versterken van de naoorlogse wijken en de verdere uitbouw van het groenstedelijk wonen in Vathorst. Alleen voor de grotere nieuwbouwlocaties worden de gewenste woonmilieus omschreven en geeft de Woonvisie richting aan de wijze waarop deze locaties worden ingevuld (woonmilieuprofiel).

Naast de uitbreiding van het groenstedelijk woningaanbod in Vathorst (sterk gericht op gezinnen) en met de vernieuwingsopgave van Amersfoort Vernieuwt, ligt er een opgave in de uitbreiding van het aanbod centrumstedelijk wonen in Amersfoort. Dit om de positie als stedelijk hart van de regio te versterken.


Nieuwbouw in bestaande wijken

Voor andere delen van de stad en bij ontwikkelingen op kleinere locaties zal de nieuwbouw moeten passen binnen het daar aanwezige woonmilieu en ligt voor ons de focus op een zorgvuldig proces van de programmakeuze. Vanuit ons woonbeleid geven wij geen randvoorwaarden mee over het programma op kleine locaties (tot circa30 woningen). Bij grotere nieuwbouwlocaties in bestaande wijken vragen wij aan de ontwikkelende partijen om op basis van een analyse van de woningbehoefte in de wijk of buurt tot planontwikkeling te komen. Dit moet passen bij de sfeer en schaal van de buurt. Ontwikkelaars en corporaties geven daar zelf invulling aan en wij geven daarvoor alleen een procesvereiste mee.


Beschikbaarheid van woningen

De woonvisie blijft aandacht houden naar het aanbod van woonruimte voor woonconsumenten die zijn aangewezen op het sociale woningsegment. Daarbinnen is maatwerk nodig voor bijzondere doelgroepen die extra zorg en begeleiding nodig hebben. De gemeente maakt afspraken met de corporaties voor een nieuwe benadering waarbij de focus wordt gelegd op het aantal woningzoekenden dat aan een passende woning wordt geholpen. Het doel hiervan is de zoektijd van actief woningzoekenden te verlagen. Daarvoor krijgen de corporaties de ruimte om woningen te verkopen of te verhuren op een manier die aansluit op de behoefte van de groepen die zijn aangewezen op het sociale woningsegment. Dit maatwerk resulteert in een efficiënte inzet van de sociale voorraad.

Nieuwbouw in de sociale sector

De verwachting is dat de behoefte van het aantal huishoudens dat is aangewezen op het sociale segment de komende jaren op peil zal blijven. Om ook het gemiddelde jaarlijkse aanbod van woningen in het sociale segment op peil te houden zou de sociale woningvoorraad in omvang ook gelijk moeten blijven. Dat betekent dat in principe een gesloopte sociale huurwoning, de vrije verkoop van sociale huurwoningen of een huurverhoging naar de vrije sector gecompenseerd moet worden door nieuwbouw in de sociale sector. Corporaties geven aan dat er momenteel financieel beperkt ruimte is voor groei van de sociale huurvoorraad. De financiering van nieuwe sociale woningen zal betaald moeten worden uit de verkoop van huurwoningen en uit de herontwikkeling van locaties waar sociale huurwoningen zijn gesloopt. Buiten een mogelijke korting op de grondkosten (die in de grondexploitatie wordt gefinancierd uit de opbrengsten van de vrijesectorwoningen) zijn er geen gemeentelijke- of rijkssubsidies voor sociale woningbouw.

Speciale aandacht blijft uitgaan naar de huishoudens die door een lager inkomen zijn aangewezen op het sociale segment. Verschillende partijen en maatschappelijke instellingen richten zich op de huisvesting en zorg voor deze groepen. Wij laten aan deze partijen de ruimte om met hun kennis en ervaring tot de best passende oplossing te komen voor deze doelgroepen.


Functiemenging van wonen en werken

Wij willen ruimte geven voor functiemenging omdat dat past binnen de stedelijke dynamiek en de veranderende woonwensen. De vervlechting van wonen en werken zien we in alle stedelijke woonmilieus, maar met verschillende accenten. Dit is ook de lijn in Visie Werklocaties waar bij werkfuncties een verschuiving zichtbaar is van grootschaligheid naar kleinschaligheid en van formele locaties (kantoor- en bedrijfsterreinen) naar informele locaties (gemengde zones en woonwijken). Functiemenging kan op verschillende schaalniveaus gestalte krijgen: binnen de woning, in de straat, in de buurt, in delen van de stad. De mate van stedelijkheid speelt een rol bij de kansen voor combinaties van wonen en werken. Functiemenging draagt bij aan de reuring, sociale veiligheid, levendigheid en afwisseling in de woonomgeving.


Kwaliteitseisen

De centrumstedelijke compacte invulling van locaties rondom de binnenstad sluit aan bij de duurzaamheidsambitie die uitgaat van intensief ruimtegebruik. Voor een duurzame stad is het daarnaast nodig dat nieuwbouwwoningen voldoende kwaliteit en toekomstwaarde hebben. Vooruitlopend op de komende vergrijzing is levensloopgeschikt bouwen het uitgangspunt. Ook in de bestaande voorraad zijn investeringen nodig om de kwaliteit, aanpasbaarheid, energiezuinigheid en mogelijkheden voor duurzame energieopwekking te verbeteren. Vanuit woonbeleid zijn energiebesparende maatregelen en energiezuinige nieuwbouw belangrijk omdat energielasten een steeds groter onderdeel vormen van de woonlasten. Mensen met lage inkomens wonen veelal in slecht geïsoleerde woningen en worden daardoor extra getroffen door de stijgende energieprijzen. In de bestaande woningbouw is veel energie te besparen door na-isolatie van de woningen. Bij nieuwbouw moet zoveel mogelijk gestreefd worden naar energieneutraal bouwen.


Woonbeleid vanuit een nieuwe bestuursfilosofie

Woningmarktontwikkelingen en nieuwbouw die voor de stad belangrijk worden benoemd, onder de aandacht gebracht bij betrokkenen in de stad, zonder zelf een pasklaar antwoord te geven. Kwalitatief goede en gewilde woningbouw komt tot stand door de interactie tussen woonconsument en marktpartijen. Daarvoor worden minder regels gesteld. De gemeente heeft het vertrouwen dat marktpartijen, woningcorporaties, zorgpartijen en de bewoners zelf hun eigen rol en verantwoordelijkheid nemen.

3.2.1.6 Huisvestingsverordening

In de raadsvergadering van 27 september 2011 is de Huisvestingsverordening 2011 vastgesteld. Deze verordening vertaalt het beleid van de woonvisie naar meer concrete regelgeving. Zo zijn in deze verordening onder andere regels over de verdeling van woonruimte, inschrijving woningzoekenden, urgentie, kamerverhuur en splitsing opgenomen.

Voor dit bestemmingsplan zijn de regels voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte (kamergewijze verhuur) van belang. De gemeenteraad wil onder voorwaarde de mogelijkheid bieden om een woning om te zetten in kamers en deze vervolgens te verhuren. De beleidsregels "Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort" geven hiervoor toetsingscriteria (bijvoorbeeld over brandveiligheid, gezondheid, comfort, hygiëne en parkeren).

Bij kamerverhuur tot drie kamers wordt geen aanvullende parkeereis gesteld. Kamerverhuur vanaf vier kamers is alleen mogelijk via een gemeentelijke parkeertoets (op kosten van de aanvrager). De gemeente zal bepalen of het parkeren door de kamerverhuur opgevangen kan worden op privaat terrein of in de openbare ruimte. De aanvullende parkeernorm per extra bewoner is (op dit moment) 0,6 parkeerplaats bovenop de voor de woning geldende norm. In de openbare ruimte mag de parkeerdruk door de kamerverhuur 's avonds en 's nachts namelijk niet boven de 90% komen.

In voorliggend bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om kamergewijze verhuur mogelijk te maken mits aan de beleidsregels wordt voldaan.

3.2.1.7 Visie Werklocaties 2030

Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie Werklokaties 2030 vastgesteld.

In deze visie wordt de ambitie uitgesproken om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken, regionaal. Met de Visie Werklokaties wordt de koers aangegeven voor het verbeteren van randvoorwaarden om een aantrekkelijke woon- en werkstad te blijven.

Meer functiemenging en werkgelegenheid in wijken en gemengde gebieden

We zien de verschuiving van werkgelegenheid van reguliere werklocaties naar wijken en gemengde gebieden (de ‘verspreide werklocaties’) en de verwachting is dat deze trend verder doorzet. Verspreide werklocaties worden dan ook steeds belangrijker: gezien de trend is er behoefte aan en ze zijn steeds meer nodig om voldoende ruimte te bieden voor banengroei. Wij willen voor werkfuncties op verspreide werklocaties meer ruimte bieden. Dit past bij de stedelijke dynamiek: wij staan positief tegenover, en zullen ruimhartig omgaan met functiemenging. Dit past ook in ons streven naar meer stedelijke woonmilieus, met name in en rond het centrum, zoals ook opgenomen in de Woonvisie.

Wij hanteren hier een breed begrip van ‘werken’ (of bedrijven, bedrijvigheid). Naast kantoren of bedrijfsruimte kan het ook gaan om voorzieningen, cultuur, zorg, onderwijs en dergelijke. Bij functiemenging op verspreide werklocaties hebben we het over schone bedrijvigheid. Bovendien zal het in pure woongebieden overwegend gaan om kleine bedrijven. In meer gemengde en/of stedelijke gebieden zullen vaker ook grote bedrijven passen. Wij kunnen niet op voorhand bepalen waar en hoe meer functiemenging gaat ontstaan, daarvoor zijn marktpartijen aan zet.


Regeling bedrijven en beroepen aan huis

Begin 2010 hebben wij de mogelijkheden voor bedrijven en beroepen aan huis verruimd. De regeling bedrijven en beroepen aan huis geldt voor de hele stad. Het is onder voorwaarden toegestaan om aan huis een bedrijf te hebben met maximaal drie werkzame personen (eigenaar/bewoner en twee werknemers). Deze regeling zetten wij voort. Voor het grootste deel van de stad voorzien we hiermee in de mogelijkheden die er voor functiemenging zijn. Deze regeling is bedoeld om kleinschalige bedrijvigheid gekoppeld aan de woonfunctie in woongebieden mogelijk te maken, waarbij het woon- en leefklimaat behouden blijft.

3.2.1.8 Nota Detailhandel 2011

Op 29 maart 2011 is de geactualiseerde Nota detailhandel vastgesteld. Het detailhandelsbeleid is een toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Uitvoering betekent dat het nieuwe toetsingskader wordt gebruikt. Ook is het nieuwe beleid input voor nieuwe bestemmingsplannen.

Het geactualiseerde detailhandelsbeleid geeft een visie op de detailhandelsontwikkelingen in Amersfoort. Het beleid geeft ook handvatten om dat resultaat te bereiken doordat het een economisch toetsingskader biedt voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen.

Basiskeuzes voor beleid:

  • We optimaliseren de betaande detailhandelsstructuur.
  • We geven ruimte aan dynamiek en nieuwe initiatieven. We wijzen gebieden aan waar detailhandelsontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
  • De gemeente stelt voorwaarden en geeft kaders waarbinnen ontwikkeling mogelijk is.
Algemeen toetsingskader  
Toetsingswijze   Het bestemmingsplan is het juridisch bindende kader voor nieuwe ontwikkelingen. Dit economische toetsingskader voor detailhandel komt daarom aan de orde als een nieuwe ontwikkeling niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen gelden daarnaast ook de toetsingskaders van overig beleid, zoals het beleid voor verkeer en parkeren, ruimtelijke ordening, milieu, etc.  
Detailhandel buiten de detailhandelstructuur   Uitbreiding van het aantal winkelmeters is op deze locaties niet mogelijk, behoudens een vijftal panden in de woonwijk Vathorst, die bij wijze van proef de bestemming detailhandel kunnen krijgen en bedoeld zijn voor startende ondernemers.

Winkels buiten de detailhandelsstructuur kunnen in bestaande omvang aanwezig blijven en ook opvolging door nieuwe ondernemers blijft mogelijk.
 
Internetverkoop   Bij internetverkoop worden artikelen getoond op internet en wordt ook de transactie afgehandeld via internet. Als deze activiteiten op locatie plaatsvinden is er sprake van detailhandel. Het tonen van artikelen en afhandelen van de transactie is daarom niet toegestaan op een locatie zonder detailhandelsbestemming, omdat dat dat oneigenlijk concurrentie met detailhandel kan zijn.

Als internetverkoop plaatsvindt op een locatie met woonbestemming, geldt het bestemmingsplan ‘Beroepen en bedrijven huis’. Het afhalen van artikelen is in dit geval ook uitgesloten, vanwege de verkeersaantrekkende werking die die de afhaalfunctie met zich meebrengt.
 
Wijkwinkelcentra  
Functie   Aankoop van voornamelijk dagelijkse artikelen.
 
Positie in de detailhandelsstructuur   Aanvullend op stadshart en verspreid over de stad:
Voor grote ontwikkelingen in wijkwinkelcentra (>1000 m² bruto vloeroppervlakte) moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat de nieuwe ontwikkeling niet zal leiden tot duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur.
 
Toetsingskader voor wijkwinkelcentra   Voor de wijkwinkelcentra is uitbreiding van het aantal winkelmeters toegestaan.

Voor grote ontwikkelingen (meer dan 1000m² bruto vloeroppervlakte) moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat de nieuwe ontwikkeling niet zal leiden tot duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur.  
Toetsingskader voor winkelstrips en verspreide winkels   We breiden de overige verspreide winkels en winkelstrips niet verder uit, behoudens een vijftal panden in de woonwijk Vathorst, die bij wijze van proef de bestemming detailhandel kunnen krijgen en bedoeld zijn voor startende ondernemers.

Uitbreiding van verspreide winkels en winkelstrips kunnen de detailhandelsstructuur verzwakken, ten koste van het totale voorzieningenniveau. Op deze locaties staan wij positief tegenover flexibiliteit in bestemmingen, zodat hier andere functies kunnen ontstaan. Huidige verspreide winkels kunnen desgewenst blijven bestaan. Door de doorstroming van winkeliers naar andere winkellocaties blijven ook hier vestigingsmogelijkheden bestaan voor startende ondernemers aan het begin van hun winkelcarrière.  

3.2.1.9 Horeca

Met de Nota horecabeleid 2006-2010 streeft de gemeente naar een horecaontwikkeling die de ruimtelijke en economische aantrekkingskracht en de kwaliteit van het wonen, werken, winkelen en verblijven in de gemeente Amersfoort versterkt.


Net als elders in Amersfoort is het uitgangspunt voor de horeca in Schothorst Zielhorst dat bewoners een passend aanbod krijgen. Voor wijkoverstijgende horeca (uitgaan, verblijven) kan men terecht in het centrum van Amersfoort.

In beginsel wordt in de bestaande wijken geen uitbreiding van het aantal horecabedrijven toegestaan. Er wordt wel gestreefd naar kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod, waarbij de wijkverzorgende functie primair staat. Daar waar in de komende jaren buurt- en wijkwinkelcentra worden (her)ontwikkeld, streeft de gemeente naar een gelijktijdige herontwikkeling van het horecaaanbod. Het gaat daarbij om winkelondersteunende horeca en waar nodig de vestiging (of verplaatsing) van een in de buurt en wijkverzorging passende horecafunctie (buurtcafé, fastfood en (afhaal)restaurant e.d.).

3.2.1.10 Verkeer- en vervoerplan

Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Daarbij worden sluipverkeer en doorgaand verkeer geweerd en de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbeterd. Stilstaand verkeer is slecht voor de luchtkwaliteit. Met de toenemende ontwikkelingen in de stad ligt hier een opgave om een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem in te richten voor alle modaliteiten. De gemeente wil de beschikbare verkeersruimte op het wegennet optimaal gaan benutten. Dit houdt in dat gekeken wordt naar een slimmere indeling van bestaande rijstroken en ook, waar dit winst voor de totale afwikkeling oplevert, extra opstelstroken op kruispunten met verkeerslichten worden toegevoegd.

Op grond van het Verkeers- en Vervoersplan en het landelijke meerjarenplan Verkeersveiligheid is de verkeersveiligheidsvisie 'Duurzaam Veilig' geïntroduceerd. Op basis van deze visie zijn de wegen in Amersfoort volgens de leidende principes ingedeeld in twee categorieën: gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. De gebiedsontsluitingswegen (50 km-wegen) hebben een doorstroom functie om het doorgaand verkeer in het gebied af te wikkelen en de erftoegangswegen (30 km-wegen) hebben een verblijfsfunctie om het verblijfsgebied veilig toegankelijk te maken.

3.2.1.11 Nota parkeernormen

In de nota parkeernormen Amersfoort zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is ook aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.

3.2.1.12 De kracht van Sport, kadernota voor het sportbeleid 2008-2015

Deze nota vormt het beleidskader dat beschrijft op welke wijze in de periode 2008-2015 invulling wordt gegeven aan het gemeentelijke sportbeleid. Het formuleert doelstellingen voor de sport op zichzelf maar ook voor de sport in samenhang met andere beleidssectoren, zoals jeugd- en gezondheidsbeleid.

De centrale missie is dat Amersfoort een sportieve stad wil zijn waarin de kracht van de sport in zijn meest brede betekenis wordt benut. Daartoe wordt gestreefd naar:

  • een sportaanbod dat voor iedereen toegankelijk is;
  • sportvoorzieningen die zoveel mogelijk aansluiten bij vraag en behoefte;
  • een 'gezonde' verenigingsstructuur die een afspiegeling vormt van de samenleving;
  • het vergroten van de mogelijkheden voor de ontwikkeling van jong talent
    .

Deze missies worden aan de hand van de thema's sportstimulering, topsport, sportaccommodaties en beheer en exploitaite uitgewerkt.

Gestreefd wordt naar een sportvoorzieningenniveau dat aansluit bij de groei en de behoefte van de stad zonder daarbij overigens de relatie met de regio uit het oog te verliezen. Het voorzieningenniveau in 2015 moet passen bij een stad van 160.000 inwoners. In dit jaar moet de stad beschikken over een aantal sportvoorzieningen met een bovenlokaal karakter.

Het genoemde thema 'sportaccommodaties' kan als direct ruimtelijke relevant beschouwd worden. Zo wordt met sportverenigingen de mogleijkheid verkend om extra maatschappelijke taken te vervullen en te functioneren als een centraal punt in de wijk. Daarbij worden ook de zogenaamde combinatiefuncties ingezet, waarmee er sprake is van een intensievere benutting van het terrein of de accommodatie. Voor het bestemmingsplan betekent dit het opnemen van een mogelijkheid voor brede sportverenigingen waarbij ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen worden toegelaten.

3.2.1.13 Bomenbeleid

Voor het kappen van bomen is in de meeste gevallen een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen nodig. De grondslag voor deze omgevingsvergunning staat in artikel 2.2 lid 1 onder g Wabo. Dit is verder uitgewerkt in de artikelen 4.10 t/m 4.12 van afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Bij de besluiten over het al dan niet verlenen van deze vergunning worden alle relevante aspecten gewogen. Hierbij gaat het om de natuurwaarde, landschappelijke waarde, beeldbepalende waarde, cultuurhistorische waarde, waarde voor de leefbaarheid en de waarde voor de directe omgeving (stadsschoon). Wanneer een of meerdere van deze waarden in het gedrang komen, wordt de vergunning geweigerd.

3.2.1.14 Welstandsnota en beeldkwaliteitsplan

Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren maar daarnaast de stad haar eigen karakter laten behouden en zo mogelijk te versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een goede balans tussen individueel belang en algemeen belang.

Welstandsvrije gebieden

Op basis van het Coalitieakkoord Amersfoort 2010-2014 is een experiment gestart welstandsvrije gebieden om het effect ervan inzichtelijk te krijgen. In welstandsvrije gebieden vindt er bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor een (ver)bouwplan geen toets aan de welstandscriteria plaats zoals die zijn vastgelegd in de Welstandsnota Amersfoort. De overige voorschriften zoals uit het bouwbesluit en de regels uit het bestemmingsplan (ook als daarin beeldkwaliteitseisen staan) blijven uiteraard wel gelden. Welstandsvrij bouwen betekent dus niet regelvrij of vergunningsvrij bouwen.In het kader van dit experiment is 'Het Gein' in Schothorst aangewezen als een van de welstandsvrije gebieden.
Er is nog weinig ervaring met welstandsvrije gebieden in Amersfoort. Met dit experiment in verschillende soorten gebieden, wil de gemeente inzicht krijgen in de effecten van welstandsvrije gebieden. Kan met minder welstandsregels de kwaliteit van de wijk instand gehouden worden. De uitkomsten van het experiment kunnen mede bepalend zijn voor het aanwijzen van meer of minder welstandsvrije gebieden in Amersfoort. Op dit moment zijn er nog onvoldoende plannen gerealiseerd op basis waarvan een betrouwbare conclusie getrokken kan worden.

3.2.1.15 Prostitutiebeleid / Verbod op sexsinrichtingen

Het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2000). In deze nota is bepaald, dat er maximaal zeven seksinrichtingen in Amersfoort kunnen worden gevestigd.

In het facetbestemmingsplan 'Gebruiksbepalingen en seksinrichtingen' van de gemeente Amersfoort is voor alle geldende bestemmingsplannen een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken als of voor een seksinrichting. Dit gebeurt met uitzondering van vijf locaties waar de bestaande seksinrichtingen worden gelegaliseerd.
De gemeente heeft zich bij de afweging om de inrichtingen te legaliseren laten leiden door onderstaande ruimtelijke aspecten. De overige twee seksinrichtingen zullen op een later tijdstip middels een bestemmingsplanherziening op een geschikte locatie worden ingepast. Op 1 september 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan aangaande het bovengenoemde facetbestemmingsplan en heeft de regeling zoals Amersfoort deze hanteert, geaccepteerd (200308704/1).

Ook in de regels van het voorliggende bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het vestigen van een seksinrichting. Deze keuze is gebaseerd op het bovengenoemde beleid. Seksinrichtingen hebben vanwege hun uitstraling en openingstijden immers een ruimtelijke impact op de omgeving die zich onderscheid van overige bedrijven.


Overige aspecten:

Naast het bovenstaande zijn de volgende aspecten bij de afweging van een locatie voor de vestiging van een seksinrichting in ieder geval ruimtelijk relevant geacht:

  • geen concentratie van prostitutie in een straat, buurt, wijk of gebied;
  • geen seksinrichting in een flat of specifieke woonstraat;
  • ligging aan een doorgaande weg;
  • geen seksinrichting in tussenwoningen of panden met half-steensmuren;
  • geen onaanvaardbare toename van de verkeersbelasting in een straat;
  • voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein of in de directe omgeving;
  • geen aanstootgevende en/of storende (licht)reclames;
  • geen seksinrichting in de nabijheid van kerken, moskeeën, (avond)scholen, clubgebouwen voor jeugdigen en daarmee vergelijkbare functies.
3.2.2 Provincie

3.2.2.1 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan 2013-2028

Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan 2013-2028 (PRS) is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De PRS gaat daarom vergezeld gaan van de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de PRV. Deze is wel bindend voor de gemeenten. De PRV beperkt zich tot onderwerpen die in de PRS zijn aangemerkt als provinciaal belang.

Het provinciaal ruimtelijk beleid in de PRS bestaat uit drie pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden in het provinciale beleid tot twee belangrijke beleidsopgaven. Opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats. Accent op de binnenstedelijke opgave en Behoud en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied. Bij het accent op de binnenstedelijke opgave wil de provincie tenminste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.

Het plangebied Schothorst-Zielhorst is gelegen binnen de rode contour en maakt onderdeel uit van het stedelijk gebied. Binnen het plangebied zijn geen ontwikkelingen voorzien die een provinciaal belang dienen.

3.2.3 Rijk

3.2.3.1 De Nota Ruimte

In de Nota Ruimte (april 2004) zijn deel 3 van de Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte geïntegreerd. Algemene uitgangspunten van de nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Het nationale ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. In het beleid en de uitvoering daarvan is het van belang dat er een goede koppeling en bundeling plaatsvindt tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, milieu en veiligheid.

3.2.3.2 Nationaal Verkeers- en Vervoersplan 2001-2020, van A naar Beter

De hoofddoelstelling is: Nederland biedt aan iedereen een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze hoofddoelstelling wordt in het NVVP vertaald naar doelstellingen voor bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid .

  • Bereikbaarheid: tegemoet komen aan de behoefte aan mobiliteit en transport. Gestreefd wordt naar behoud en verbetering van de leefbaarheid. De verbindingen over de weg moeten positief worden gewaardeerd door burgers, bedrijven en potentiële investeerders. De bereikbaarheid wordt beter door minder oponthoud en een betrouwbare reistijd.
  • Leefbaarheid: nog schoner, nog zuiniger, nog stiller. Nederland wil tot de best presterende landen in Europa op het gebied van milieu en leefomgeving behoren. Dit betekent voor verkeer en vervoer: minder uitstoot van vervuilende stoffen, minder geluidshinder en minder versnippering van landschap.
  • Veiligheid: het ambitieniveau blijft hoog. De doelstelling voor 2010 voor de verkeersveiligheid op de weg is een reductie van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden met 25% ten opzichte van het huidige niveau. De veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen moet in ieder geval op het huidige niveau blijven.

3.3 Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst is een bestemmingsplan dat de bestaande situatie (opnieuw) vastlegt. Er worden geen grote, nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen het plangebied. Daarmee is het bestemmingsplan niet in strijd met de uitgangspunten uit het rijks-, provinciaal- of gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst is een actualisatie van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen, waarbij de bestaande situatie (geldend beleid, planologische en feitelijke situatie) als vertrekpunt is genomen. Daarbij is gekeken in hoeverre het mogelijk is om het bestemmingsplan flexibeler of globaler te maken dan het voorgaande bestemmingsplan.

De bedoeling van deze actualisatie is om 'beleidsneutraal' een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Dit houdt in dat vastgesteld beleid (zie hoofdstuk 3 van deze toelichting) is verwerkt in het nieuwe bestemmingsplan en er geen nieuwe beleidsbeslissingen worden genomen.

Hoe het vastgestelde beleid in dit bestemmingsplan is vertaald, wordt in dit hoofdstuk toegelicht. Voor zover sprake is van voorzienbare ontwikkelingen worden deze aansluitend beschreven.

4.2 Uitgangspunten

Voor de herziening Schothorst-Zielhorst zijn in de startnotitie de volgende algemene uitgangspunten vastgelegd:

  • In het belang van het kunnen faciliteren van ruimtelijke activiteiten, het weren van ongewenste ontwikkelingen en het bieden van rechtszekerheid aan belanghebbenden, vereist de Wet ruimtelijke ordening dat gemeenten actuele bestemmingsplannen hebben.
  • Coalitieakkoord 2014-2018: deregulering in termen van minder regels, versoepeling van regels, een kortere doorlooptijd van procedures, gemeentelijke kosten en economische en maatschappelijke opbrengsten. Dit vraagt om een visie op globaal en!offlexibel bestemmen.
  • De geldende planologische situatie, bestaande uit de geldende bestemmingsplannen en verleende vrijstellingen, ontheffingen, afwijkingen en projectbesluiten wordt in het bestemmingsplan overgenomen. Dit geldt eveneens voor vastgesteld beleid.
  • Het bestemmingsplan biedt ruimte voor het bestemmen van initiatieven, mits de kaders zijn vastgesteld, de noodzakelijke onderzoeken zijn uitgevoerd en het kostenverhaal verzekerd is. Belanghebbenden worden tijdens de informatie ronde van harte uitgenodigd met initiatieven te komen.
  • Communicatie met belanghebbenden op interactieve wijze.

4.3 Beschrijving van ruimtelijke keuzes

4.3.1 Wonen

De wijken Schothorst en Zielhorst zijn hoofdzakelijk woonwijken waar verschillende woningtypes voorkomen. Er is voor gekozen om deze woningen vast te leggen in overeenstemming met de bestaande situatie zoals recent is geïnventariseerd. In plaats van het vastleggen van de diverse goot- en bouwhoogten is er in voorliggende plan voor gekozen om de woningen in bouwlagen vast te leggen. Dit zorgt voor meer flexibiliteit bij eventuele (ver)bouwplannen.

Vanuit de wens om langer thuis te blijven wonen, groeit de vraag naar mogelijkheden voor mantelzorg. Amersfoort kent hier in de bestemmingsplannen een standaard regeling voor. Inmiddels is mantelzorg een onderwerp waarvan ook op rijksniveau het belang wordt gezien. Dit betekent dat sinds 1 november 2014 voor het bieden van mantelzorg in of bij de woning, binnen bepaalde voorwaarden, geen omgevingsvergunning meer vereist is.

Inmiddels blijkt er ook behoefte te onstaan aan de zogenaamde kangoeroewoningen. Daarbij is eveneens sprake van een gecombineerde woonvorm, echter deze vorm staat los van hulpbehoevendheid. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een jong gezin met werkende ouders, waarbij het gezin bij de grootouders inwoont (of vice versa) en waarbij de groothouders de zorgtaken overnemen. Om in te spelen op deze behoefte wordt onderzocht of het mogelijk is om in bestemmingsplannen een afwijkingsbevoegdheid op te nemen waarbij binnen een vastgesteld kader een kangoeroewoning gerealiseerd kunnen worden. Op dit moment zijn de resultaten hiervan nog onvoldoende concreet om de regeling in dit plan op te nemen. Initiatieven worden zelfstandig op haalbaarheid onderzocht en in dien dit het geval is worden ze via een zelfstandinge procedure vastgelegd.

Kamerbewoning is geregeld in de door de raad vastgestelde Huisvestingsverordening 2011 en via de beleidsregels 'Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'. In de bestemmingsplannen is dit vertaald naar een afwijkingsbevoegdheid, waarbij een zelfstandige woonruimte omgezet kan worden naar een onzelfstandige woonruimte. Uiteraard zijn hier wel voorwaarden aan verbonden en geldt er bij meer dan 3 kamers een aanvullende parkeereis.

4.3.2 Structureel groen

In de periode voorafgaand aan het bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst 2005 is voor deze wijken vastgesteld welke groenvoorzieningen als 'structureel groen' moeten worden aangemerkt en als openbaar gebied behouden moeten blijven. Hetgaat daarbij om structuurbepalende groenelementen die veelal ook een recreatieve functie hebben of als speelvoorziening fungeren.

Voor groenelementen zonder structurele functie is destijds besloten dat voor verkoop in aanmerking komen. Deze gronden zijn daarbij aan de woonbestemming toegevoegd.

Inventarisatie van de bestaande situatie laat zien dat er voor wat betreft het structurele groen geen substantiële wijzigingen hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat deze structuur weer opnieuw als groen wordt vastgelegd in het bestemmingsplan.

4.3.3 Parkeren

De wijken in het plangebied zijn ontstaan vanaf de jaren 70. Het autogebruik en het autobezit is sindsdien substantieel gewijzigd, wat zou kunnen leiden tot knelpunten.

Gespreken met bewoners van het plangebied tijdens de gehouden informatiemarkt, leert ons dat er op een aantal plekken het parkeren al als knelpunt wordt ervaren. Tijdens inventarisatie ter plaatse is vastgesteld dat deze situaties nog geen aanleiding zijn tot het aanleggen van extra parkeervoorzieningen. Omdat dit in de nabije toekomst zou kunnen wijzigen, is het zaak dat hier adequaat actie op ondernomen kan worden. In het bestemmingsplan wordt dan ook een regeling opgenomen om extra parkeervoorzieningen te maken. Gelet op de wens om het niveau van het structurele groen in het plangebied op peil te houden, wordt hier wel een aantal strenge voorwaarden aan gesteld.

4.3.4 Maatschappelijke gebouwen

Binnen het plangebied staan verschillende gebouwen met een maatschappelijke bestemming. Het gaat dan sportvoorzieningen, medische voorzieningen, sociaal-culturele voorzieningen, religieuze voorzieningen en onderwijs- en opvangvoorzieningen. In het bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst 2005 zijn deze diverse voorzieningen nader aangeduid, om te voorkomen dat ze onderling uitwisselbaar worden. Via een binnenplanse vrijstelling is het mogelijk om opvang- en onderwijslocaties ook voor andere doeleinden te gebruiken, mits dit geen storend effect heeft op de woonomgeving. Het gaat dan om educatieve-, medische-, sociaal-medische voorzieningen en openbare dienstverlening.

Om nog meer in te kunnen spelen op flexibel gebruik van maatschappelijke gebouwen, maakt dit bestemmingsplan het mogelijk om via een afwijking meerdere functies, zoals bijvoorbeeld het vereningingsleven, toe te laten in deze gebouwen. Belangrijke voorwaarde is dan wel dat er voldaan moet worden aan de geldende parkeernormen en dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig mag worden aangetast.

4.3.5 Ondernemerschap

Op grond van de door de raad vastgestelde visie werklocaties wordt een functiemenging van wonen en werken toegejuicht. In dit kader is of wordt in alle bestemmingspalnnnen van Amersfoort een regeling opgenomen om een aan huis gebonden beroep of bedrijf te starten. Om het woon- en leefklimaat veilig te stellen, zijn hier uiteraard wel voorwaarden aan verbonden.

In het plangebied zijn opvallend veel garageboxen aanwezig. Uit de inventarisatie van de bestaande situatie blijkt dat een aantal van deze boxen al in gebruik is als bedrijfsruimte. Verder wordt een groot aantal boxen gebruikt voor opslag en niet voor het stallen van een voertuig. Vanuit de wens voor functiemenging wordt het in dit bestemmingsplan via een afwijking mogelijk voor kleinschalige bedrijfjes om zich in deze garages te vestigen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de regeling voor beroep en bedrijf aan huis. Belangrijke voorwaarde bij de afwijking is wel dat er absoluut geen knelpunt mag ontstaan voor wat betreft het parkeren. Verder mag geen sprake zijn van detailhandel, een verkeersaantrekkende werking of een verstoring van het woon- en leefklimaat.

4.4 Nieuwe ontwikkelingen

4.4.1 Emiclaerseweg 13

Voor dit perceel is er een haalbaar initiatief voor de bouw van 4 woningen ingediend. Hierbij is ook een verklaring getekend waarmee de kosten verzekerd zijn. Alle benodigde onderzoeken zijn gedaan en de initiatiefnemer is in gesprek met de omwonenden.

4.4.2 Laan naar Emiclaer 2

Dit perceel is in eigendom van de gemeente Amersfoort en staat te koop. In overleg met omwonenden is voor dit perceel een concept-programma van eisen opgesteld en vertaald in dit nieuwe bestemmingsplan. Dit programma van eisen is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. De schets voor de nieuwe verkaveling ziet er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0007.png"

4.4.3 Hamseweg 83

In het voorgaande bestemmingsplan 'Schothorst-Zielhorst 2005' was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een tweede vrijstaande woning op het perceel Hamseweg 83. De eigenaar van het perceel heeft ons verzocht de wijzigingsbevoegdheid om te zetten naar een directe bouwmogelijkheid.

Om aan dit verzoek te kunnen voldoen is een akoestisch onderzoek (bijlage 2) uitgevoerd, en een bomen effect rapportage (bijlage 3)

De locatie ligt in de geluidzone van de Hamsweg en de Elly Takmastraat. Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van deze wegen op de nieuwe woning. Daarbij is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook de Eline Veerestraat meegenomen. Deze weg heeft geen zone, omdat de maximum snelheid 30 km/uur bedraagt.

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting vanwege de Elly Takmastraat en de Eline Veerstaat onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ligt. De geluidbelasting vanwege de Hamseweg ligt alleen aan de westgevel van de nieuwe woning boven de voorkeursgrenswaarde. De geluidbelasting is ten hoogste 52 dB, inclusief aftrek art. 110g Wgh. Omdat geen bron- of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting op de gevel te reduceren, worden zogenaamde hogere waarden vastgesteld. De woning voldoet aan de voorwaarden die hieraan worden gesteld in de Geluidsnota Amersfoort Wet geluidhinder. De woning heeft geluidluwe gevels. De gevelwering moet voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit.


De conclusie uit de bomen effectrapportage is dat er voor 3 bomen te zijner tijd een omgevingsvergunning voor het kappen zal moeten worden aangevraagd. Deze bomen zijn geen onderdeel van de gezichtsbepalende bomengrens en het betreft hier zogenaamde zaailingen. Deze bomen behoren niet tot de dominante boomlaag. Verwijderen van deze bomen feeft geen nadelig effect op de gezichtbepalende boomstructuur zoals beschreven in het bestemmingsplan 'Schothorst-Zielhorst 2005'.

4.4.4 Stationsomgeving Schothorst

Busstation Schothorst en het plein tussen de bushaltes en het NS-station worden vernieuwd. Er komt meer ruimte voor de bussen. De fietsenstallingen op het plein verhuizen naar de andere zijde van het spoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0008.png"

Op station Schothorst is de aansluiting van de bus op de trein – en omgekeerd – nu niet goed. De bussen hebben te weinig plaats om stil te staan, elkaar te passeren en vlot weg te rijden. Dit zorgt voor vertragingen of te vroeg vertrekkende bussen. Reizigers missen zo de aansluiting op hun trein of bus. Om dit probleem aan te pakken, moet er meer ruimte voor de bussen komen.

Een uitbreiding van het busstation (aan de ‘Schothorst’-kant) betekent dat de fietsenstallingen die nu op het plein staan, gaan verdwijnen. Deze verhuizen naar de andere zijde van het spoor, aan de kant van bedrijventerrein De Hoef. Dit gaat ten koste van negen autoparkeerplaatsen bij het NS-station.

De gemeente grijpt dit project aan om de openbare ruimte in de stationsomgeving aantrekkelijker te maken. De uitstraling van het plein wordt een stuk beter. Er is meer ruimte nodig voor de bussen, maar er komt ook ruimte vrij vanwege de verhuizing van de fietsenstallingen. De gemeente kijkt, samen met de NS, naar een goede invulling van het voormalige kaartjesloketgebouw bij het station, aan de Zielhorsterweg 65.

Ook aan de kant van De Hoef wordt de inrichting aangepast, zodat deze prettiger wordt voor reizigers en werknemers van de kantoren in De Hoef.

4.4.5 Albert Schweitzersingel 69 (voormalige bibliotheek)

De voormalige bibliotheek aan de Albert Schweitzersingel staat op dit moment leeg en te koop. Er hebben zich al diverse geïnteresseerden gemeld bij de stadsmakelaar, maar een difinitieve koper heeft zich nog niet gemeld. Zolang het niet bekend is wat de nieuwe functie van dit pand wordt, blijft de geldende bestemming ongewijzigd.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.

5.1.1 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011

Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 (verder PMP) is de verbindende schakel tussen het Europese en nationale milieubeleid enerzijds en de regionale uitwerking van het milieubeleid anderzijds. De provincie hecht er groot belang aan om haar ambities op het gebied van milieu en duurzaamheid vast te leggen en te delen.

De provincie blijft zich inspannen op het gebied van leefomgevingskwalitieit: zij behouden en herstellen de milieukwaliteit in de provincie, met luchtkwaliteit en geluidhinder als speerpunten. Hierbij staat de gezondheid van de burgers van de provincie Utrecht centraal. Daarnaast wil de provincie door de goede milieukwaliteit de voorwaarden scheppen voor de natuur en instandhouding van de biodiversiteit. De provinciale inspanningen op het gebied van luchtverontreiniging, hinder en externe veiligheid zijn steeds gericht op een gezonde leefomgeving en/of biodiversiteit.

Conform de Wet milieubeheer is Provinciale Staten verplicht minimaal eenmaal in de vier jaar een milieubeleidsplan vast te stellen. Omdat er nog geen nieuw ‘plan' is, is verlenging van het bestaande plan per 1 december 2012 aan de orde. Het huidige PMP wordt verlengd zonder ingrijpende wijzigingen, behalve dat de voorgenomen bezuinigingen worden verwerkt in het verlengde plan.

5.1.2 Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011

In het milieubeleidsplan formuleert de gemeente Amersfoort haar ambities op het gebied van milieu. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Het project Randenbroek Zuid raakt aan alle drie de thema's. De geluidsoverlast van de A28 is nader onderzocht en er dienen maatregelen genomen te worden om gezond en veilig te wonen in Randenbroek Zuid. Duurzaam bouwen moet worden verbreed naar duurzaam wonen. Diffuse verontreiniging van afstromend regenwater moet fors worden verminderd en de kansen voor schoon water moeten worden benut bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij 'Klimaat en Energie' wordt ingezet op CO2-neutrale gemeente in 2030. Bij 'Natuur en Milieu' wordt de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

5.2 Water

5.2.1 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

5.2.2 Nationaal Waterplan (2009)

Het Nationale Waterplan (NWP) is de opvolger van de vierde nota waterhuishouding en geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het NWP is het rijksplan voor het waterbeleid. Het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor de toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

5.2.3 Waterplan provincie Utrecht

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.

5.2.4 Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem (tegenwoordig Vallei en Veluwe) zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

5.2.5 Waterplan gemeente Amersfoort 2005-2015

Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Veluwe en Vitens Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater.


Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.

5.2.6 Gemeentelijk rioleringsplan 2012-2021

De afgelopen planperiode 2007-2011 werden de 'Wet gemeentelijke watertaken' en de Waterwet van kracht. Met deze wetten zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:

  • Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater (Wet milieubeheer, artikel 10.33),
  • Inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt (Waterwet, artikel 3.5), en
  • Treffen van doelmatige maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater (Waterwet, artikel 3.6).

De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken wordt vastgelegd in het wettelijke verplichte gemeentelijke rioleringsplan (Wet milieubeheer, artikel 4.22), daarom ook wel het 'verbreed gemeentelijke rioleringsplan' genoemd.

5.2.7 Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

5.2.8 Water in relatie tot het plangebied

Water in dit bestemmingsplan

Het streefbeeld voor oppervlaktewater voor Schothorst en Zielhorst is "Water voor de wijk". De inrichting van de oppervlaktewateren wordt daarbij afgestemd op de wensen van bewoners, waarbij ook de natuur lokaal meer kansen krijgt. In het plangebied komen watergangen en -partijen voor, met name in Schothorst Noord en Zielhorst. Het gaat om sloten en enkele kleinere vijvers. De primaire en tertiaire watergangen hebben een belangrijke waterbergingsfunctie.


Hemelwater

Het is van belang dat het grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.


Het regenwater in het plangebied moet zoveel mogelijk worden verwerkt op eigen terrein, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem. Alleen als dit niet mogelijk is, moet het gescheiden worden aangeboden op het gemeentelijke riool.


Grondwater

De grondwaterstand in Schothorst en Zielhorst varieert tussen de +- 1,0 en 2,0 meter beneden maaiveld. Onderzoek naar klimaatgevolgen heeft uitgewezen dat de grondwaterstand ten gevolge van klimaatontwikkelingen op verschillende locaties in Amersfoort nog zo'n 20 tot 30 cm gaat stijgen. In het onderstaande figuur is het worst case scenario te zien voor Amersfoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0009.jpg"
Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat deze zo moeten worden geordend en ingericht dat dit past bij de bestaande grondwaterstanden. Om problemen door grondwateroverlast in de toekomst te voorkomen moeten eventuele kelders en parkeergarages tot aan maaiveld waterdicht zijn.


Riolering

In het gehele gebied, behalve het begin van de Hamseweg, is een gescheiden rioolsysteem aanwezig. Dit houdt in dat het afvalwater en regenwater door verschillende leidingen wordt afgevoerd. Het vuile water wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering en het regenwater wordt geloosd op het oppervlaktewater. Met betrekking tot de afvoer van hemelwater gaat de voorkeur uit naar het niet aansluiten op de riolering van schone verharde oppervlakken.

5.2.9 Reactie Waterschap Vallei en Eem

p.m.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Wettelijk kader

De 'Wet luchtkwaliteit' is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. De kern van deze wet bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de wet volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
  • 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
  • 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal;
  • 5. Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Ad 1. De relevante stoffen ten gevolge van wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De bijbehorende grenswaarden zijn weergegeven in navolgende tabel. Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie het meest kritisch.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0010.jpg"
Tabel: Grenswaarden luchtkwaliteit voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).


Ad. 3 Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project.
Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.

In het Besluit NIBM is een anticumulatiebepaling opgenomen, die het 'opknippen' van projecten moet tegengaan. Projecten moeten als één locatie worden beschouwd als ze a) gebruikmaken van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur en b) binnen 1000 meter van elkaar liggen. Projecten waarvan de toename van de concentraties ter plaatse niet meer bedraagt dan 0,1 µg/m3 kunnen buiten beschouwing blijven.


Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorging-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.

Binnen Amersfoort wordt het beleid gehanteerd dat nieuwe scholen en kinderdagverblijven tenminste 100 meter van rijkswegen moeten liggen.

5.3.2 Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend. De enige ontwikkeling die wordt meegenomen is de bouw van 4 woningen op het perceel Emiclaerseweg 13. Het aantal van 4 woningen ligt ruim onder de NIBM-grens van 3000 woningen (bij twee ontsluitingswegen). Dit project draagt dus Niet In Betekenende Mate bij aan de luchtverontreiniging en hoeft niet verder te worden getoetst.


Bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) hoort een jaarlijkse monitoring van de concentraties NO2 en PM10. Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren hiervoor gegevens aan. De door de gemeente opgegeven gegevens worden verwerkt samen met landelijke luchtkwaliteitsinformatie en gegevens over emissies van voertuigen. De berekende concentraties worden voor de stedelijke wegen bepaald op een afstand van 10 m uit de wegrand. Bij rijkswegen kan deze afstand groter zijn. Op plaatsen waar geen mensen kunnen komen en waar de blootstellingsduur zeer kort is, wordt niet getoetst aan de normen. De resultaten van de monitoring zijn te vinden op www.nsl-monitoring.nl.


Hierna zijn voor het plangebied de concentraties PM10 en NO2 uit de monitoringstool 2013 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0011.jpg"

Het maximum aantal van 35 overschrijdingsdagen voor PM10 wordt in en rondom het plangebied niet overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0012.jpg"


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0013.jpg"

Voor NO2 geldt dat op alle toetspunten in en rondom het plangebied al in 2012 werd voldaan aan de grenswaarde van 40 mg/m3. De hoogste concentraties zijn te vinden langs de drukste wegen, de rijksweg A1 / Rondweg Oost, de Ringweg Koppel en de Zielhorsterweg. Als in 2015 aan de grenswaarde voldaan moet worden, ligt de concentratie NO2 volgens de prognoses van de monitoringstool overal lager dan 38,5 mg/m3.

5.3.3 Conclusie

In het plangebied wordt volgens de monitoring van het NSL overal op tijd voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De enige ontwikkeling binnen dit verder conserverende plan is de bouw van 4 woningen. Deze dragen 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de luchtverontreiniging. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.4 Bedrijven- en milieuzonering

Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.

5.4.1 Inrichting Besluit omgevingsrecht

Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist.

In het plangebied komen geen edrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.

5.4.2 Bedrijven- en milieuzonering in relatie tot het plangebied

I“In het Winkelcentrum Schothorst, Zielhorst en Balladelaan zijn concentraties van met name detailhandelbedrijven en ondersteunende horecabedrijven aanwezig. Deze bedrijven, als mede het beperkt aantal bedrijven dat gevestigd is op overige locaties verspreid over het plangebied behoren hoofdzakelijk tot de “lichte” milieucategorieën 1 en 2, met de bijbehorende afstandseis van maximaal 30 m”

5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Beleid en normstelling

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verboden risico’s moeten aanvaardbaar blijven.

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
5.5.2 Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Zowel in het besluit als in de circulaire zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken ) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.

Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).

5.5.3 Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. In deze circulaire staat het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken.

Naar verwachting eind 2014 treden het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in werking. Tot die tijd zijn zogenaamde risicoruimten te vinden in de genoemde circulaire.

5.5.4 Besluit externe veiligheid buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

5.5.5 Externe veiligheid in relatie tot het plangebied

Voor het plangebied is beoordeeld of er sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen. In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de resultaten van dit onderzoek. In bijlage XX is het gehele rapport opgenomen (Externe Veiligheid bestemmingsplan Schothorst Zielhorst Amersfoort. RUD Utrecht, projectnummer SB|G/POLR/81087EE6, dd. 22 augustus 2014).


Inrichtingen

Aan de Rondweg-Oost is een tankstation gevestigd waar onder andere LPG wordt verhandeld. Vanwege de verkoop van LPG valt het tankstation onder de werkingssfeer van het Bevi. De doorzet aan LPG is beperkt tot maximaal 1000 m3 per jaar.


De PR 10-6 risicocontour raakt de Rondweg-Oost. Er liggen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen binnen deze PR contour. Hieruit volgt dat er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan zijn vanwege het plaatsgebonden risico van het tankstation.


Voor het groepsrisico moet rekening worden gehouden met een invloedsgebied van 150 m rondom het vulpunt, het reservoir en bij nieuwe situaties ook de afleverzuil. Het invloedsgebied ligt voor een gedeelte over het plangebied. Binnen het invloedsgebied liggen meerdere woningen. Het groepsrisico van het LPG tankstation bedraagt maximaal 0,0068 maal de oriënterende waarde. Conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer moet bij het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan het groepsrisico worden verantwoord. Deze verantwoording is gegeven in paragraaf 4.3 van het rapport in bijlage XX.


In en nabij het plangebied zijn drie zwembaden met opslag van chloorbleekloog. Dit levert geen beperkingen op voor het bestemmingsplan Schothorst Zielhorst.


Transport van gevaarlijke stoffen

Binnen de gemeente Amersfoort is een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld.

Voor het plangebied is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rondweg-Oost en industrieterrein de Hoef relevant. Conform de Handreiking analyse risico's transport (HART) hebben wegen binnen de bebouwde kom geen PR 10-6 risicocontour.

Aangezien het groepsrisico niet verder toeneemt en de oriënterende waarde niet wordt overschreden is het groepsrisico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg geen probleem voor de externe veiligheid. Verdere verantwoording van het groepsrisico is conform de Rnvgs niet noodzakelijk.


Ten noord-oosten van Zielhorst ligt de Rijksweg A1. Over de A1 vindt transport met gevaarlijke stoffen plaats. Voor het plaatsgebonden risico moet rekening worden gehouden met een veiligheidszone van 3 meter, gemeten vanaf het midden van de weg. Hieruit wordt geconcludeerd dat er vanwege het plaatsgebonden risico geen belemmering is voor het plangebied.

Het berekende groepsrisico bedraagt per kilometer 0,96 maal de oriënterende waarde bij 1075 slachtoffers. Er is vanwege het bestemmingsplan Schothorst Zielhorst geen toename van het risico. Aangezien het groepsrisico niet toeneemt en de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden is geen verdere verantwoording van het groepsrisico vereist.


Het doorgaande spoor door Amersfoort ligt binnen en grenst aan het plangebied. Over dit spoor vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Voor het plaatsgebonden risico gelden vaste afstanden, die hier maximaal 7 meter bedragen, gemeten vanuit het hart van het spoor. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Hiermee is er geen belemmering vanwege het plaatsgebonden risico door het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor.

Uit de berekening van het groepsrisico volgt een maximaal groepsrisico per km van 0,15 maal de oriënterende waarde bij 696 slachtoffers. Het groepsrisico neemt niet toe vanwege het bestemmingsplan Schothorst Zielhorst. Aangezien het groepsrisico niet toeneemt en de oriënterende waarde niet wordt overschreden is er geen verdere verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

5.5.6 Plasbrandaandachtsgebied

Voor wegen en hoofdspoorwegen waarover vervoer van aanzienlijke hoeveelheden brandbare vloeistoffen plaatsvindt, zijn in de Regeling basisnet plasbrandaandachtsgebieden (PAG) aangewezen. Een PAG is een zone van 30 meter aan weerszijden van het wegvak of baanvak, gemeten vanaf de buitenste kantstrepen van de weg of vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel voor het doorgaand verkeer, waar bij het realiseren van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten rekening moet worden gehouden met de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen. Het bevoegd gezag moet motiveren waarom de ontwikkeling op die plek mogelijk gemaakt wordt. Daarnaast gelden er volgens het Bouwbesluit 2012 aanvullende bouwvoorschriften in een plasbrandaandachtsgebied.

In Amersfoort geldt er een PAG langs het hele traject van de rijkswegen A1 en A28 door de gemeente. Voor het spoor geldt binnen Amersfoort een PAG voor het traject Baarn – Amersfoort West – Amersfoort Oost (tot de splitsing van het spoor richting enerzijds Zwolle en anderzijds Apeldoorn) en voor het traject Amersfoort Oost – Putten (richting Zwolle). Voor de spoortrajecten Amersfoort richting Utrecht, Amersfoort Oost richting Apeldoorn en voor de Ponlijn geldt geen PAG.

Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen zijn binnen deze zone levert dit geen belemmeringen op.

5.6 Bodem

5.6.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Volgens het Bro (artikel 3.1.6) zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.

Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd. De bescherming van de bodem en de handhaving of verbeteting van de bodemkwaliteit is landelijk geregeld via de wet bodembescherming en het besluit bodemkwaliteit.

5.6.2 Wet bodembescherming

De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.

De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.

De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.

Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.

De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.

5.6.3 Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het besluit bodemkwaliteit is het handhaven van de balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem voor ontwikkelingen zoals woningbouw. In het esluit zijn regels opgenomen over kwaliteitsborging, bouwstoffen, grond en baggerspecie.

5.6.4 Bodem in relatie tot het plangebied

Voor het bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Amersfoort een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.

Zowel Schothorst als Zielhorst zijn relatief nieuwe wijken. Daarbij wordt Schothorst gerekend bij de oudere uitbreidingen (tot 1990) en Zielhorst bij de recente uitbreidingen (vanaf 1990). Daardoor zijn er weinig historisch verdachte locaties wat bodemverontreiniging betreft. In Schothorst in de omgeving van de Paladijnenweg zijn in 1991 / 1992 bodemonderzoeken uitgevoerd naar aanleiding van nieuwbouw. Tijdens deze bodemonderzoeken zijn, afgezien van enkele licht verhoogde gehalten, geen verontreinigingen in de bodem aangetroffen.

In Schothorst Noord is een grootschalig bodemonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van verontreinigingen op de plek van een voormalig slibdepot. Dit voormalige slibdepot wordt globaal begrensd door de volgende wegen: Boekendaal, Elsenburg, Abraham Blankaart-singel en Camera Obscura / Goudestein. Bij de ontwikkeling van Schothorst Noord is de oude sliblaag verwijderd en is een laag schone grond aangebracht. Uit het bodemonderzoek is echter gebleken dat niet alle slib verwijderd is. Er bevinden zich op diverse plaatsen nog oude slibresten met licht tot sterk verhoogde gehalten aan met name zink. Minerale olie komt in matig verhoogde gehalten voor. Deze slibresten bevinden zich op een diepte van 1 tot 3 meter beneden het maaiveld en veroorzaken geen risico's voor de volksgezondheid of het milieu. Aan de hand van het onderzoek is geconcludeerd dat saneringsmaatregelen niet noodzakelijk zijn. Wel moet in dit gebied bij grondverzet rekening met eventuele verontreiniging worden gehouden.

In het verleden heeft sanering plaatsgevonden van een ernstige verontreiniging ter plaatse van een tankstation aan de Balladelaan 208.
In Zielhorst zijn in het verleden enkele bodemonderzoeken uitgevoerd naar aanleiding van nieuwbouw, bouwvergunning bij uitbreiding of overdracht. Deze onderzoeken zijn in de periode 1995 – 2000 uitgevoerd, b.v. in de omgeving van de Gaudistraat en Le Corbusierstraat. De resultaten van deze onderzoeken wijzen uit dat er geen noemenswaardige verontreinigingen in de bodem ter plaatse aanwezig zijn. Voorafgaand aan de bouw van de basisschool De Kameleon (Stradivariusstraat) is in 1996 bodemonderzoek uitgevoerd. Ook hier werden geen noemenswaardige

verhoogde gehalten in de bodem aangetroffen.

Afgezien van het voormalige slibdepot in Schothorst Noord, zijn momenteel in Schothorst en Zielhorst, voor zover bekend, geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig.

De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Amersfoort geeft per te onderscheiden zone een indicatie van de algemene milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Aangegeven wordt wat de achtergrondgehalten van diverse stoffen in een gebied zijn. Dit kan van belang zijn bij grondverzet.De wijk Schothorst ligt in de zone “Oude uitbreidingen en oude kernen” en wordt aangemerkt als een licht verontreinigd gebied met als kwaliteit “industrie”. In de bovengrond zijn licht verhoogde achtergrondgehalten aan koper en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) aanwezig. Zielhorst maakt onderdeel uit van de zone 'Amersfoort Noordoost'. Deze zone is aangemerkt als relatief schoon met als kwaliteit “Landbouw/natuur”.

Door de realisatie van de stadsuitbreiding zijn verontreinigingen veelal gesaneerd. Plaatselijk kunnen verhoogde gehaltes van zware metalen in het grondwater voorkomen. Uiteraard kan plaatselijk de bodemkwaliteit sterk verschillen, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een bedrijfsactiviteit of door ander menselijk gebruik. Voor elk bouwplan moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit gebeurt in het kader van de Woningwet. In artikel 8 van deze wet is bepaald dat de gemeente moet onderzoeken of door het gebruik geen risico's ontstaan voor de gebruikers van het object door eventueel aanwezige verontreiniging. Dit is verder uitgewerkt in de bouwverordening van de gemeente. In de bouwverordening is ook aangegeven in welke situaties eventueel vrijstelling kan worden verleend van de plicht tot bodemonderzoek. Aangezien de verplichting tot het uitvoeren van bodemonderzoek al sterk verankerd is in wet- en regelgeving en in de bouwverordening, zijn in de regels van dit bestemmingsplan geen bepalingen opgenomen op het gebied van bodemonderzoek. Per aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt de situatie beoordeeld.

In het plangebied zijn in het verleden bodemsaneringen uitgevoerd. Daarbij is gesaneerd tot een waarde, die in overeenstemming is met het beoogde gebruik. Op basis van deze gegevens wordt geconcludeerd dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik. Het onderzoek is vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van een globale inventarisatie. Nader gedetailleerd onderzoek kan nodig zijn als de plannen verder zijn uitgewerkt en er sprake is van bijvoorbeeld nieuwe verblijfsruimtes, en er geen vrijstellingsmogelijkheden zijn van de plicht tot bodemonderzoek.

5.7 Geluid

5.7.1 Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.

Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:

  • het bestemmen van gronden voor nieuwe of gewijzigde geluidgevoelige objecten nabij (spoor-) wegen en industrieterreinen;
  • het bestemmen van gronden voor de realisatie of wijziging van (spoor-) wegen (met uitzondering van rijksinfrastructuur, zie § 5.8.2) en industrieterreinen;
  • het wijzigen van zonegrenzen van industrieterreinen.

De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.

5.7.2 Swung 1

Per 1 juli 2012 is Swung 1 in werking getreden. Het gaat om een wijziging van de Wet milieubeheer die onder andere heeft geresulteerd in de invoering van geluidsproductieplafonds voor rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen). Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidsproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs rijkswegen en spoorwegen. De ligging van de referentiepunten, de grenswaarden en de bijbehorende gegevens zijn opgenomen in een openbaar, elektronisch toegankelijk geluidsregister. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dat jaarlijks aantonen.

De nieuwe regels zijn, wat de rijksinfrastructuur betreft, in plaats gekomen van de regels in de Wet geluidhinder over de aanleg en reconstructie van een weg en de aanleg of wijziging van een spoorweg. Bij bouwen langs rijkswegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder gelden, maar moet bij de berekening van de geluidsbelasting gebruik gemaakt worden van de brongegevens uit het register. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing.

5.7.3 Verkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel).


 
aantal rijstroken   zonebreedte (meter)  
stedelijk gebied   1 of 2   200  
  3 of meer   350  
buitenstedelijk gebied   1 of 2   250  
  3 of 4   400  
  5 of meer   600  

Tabel: zones langs wegen

In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

5.7.4 Spoorweglawaai

Spoorwegen hebben een zone, waarvan de breedte afhankelijk is van de hoogte van het geluidsproductieplafond. In artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder is de breedte van de zone aangegeven. De zonebreedte varieert van 100 tot 1.200 meter. Bij ontwikkelingen rond geluidsgevoelige bestemmingen in de zone of wijzigingen aan de spoorlijn moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 55 en 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

5.7.5 Industrielawaai

Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers, is op grond van art. 41 van de Wgh een geluidszone vastgesteld. In geval van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone of een wijziging aan het industrieterrein of de geluidszone is een akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting bedragen respectievelijk 50 en 65 dB(A) (Letm), afhankelijk van de situatie. Buiten de zone mag de geluidsbelasting nooit meer dan 50 dB(A) (Letm) bedragen. Er dient te worden gewaarborgd dat deze waarde, en de eventuele vastgestelde hogere grenswaarden niet worden overschreden. Middels zogenaamd zonebeheer wordt daarvoor continu de totale vergunde geluidsbelasting vanwege het industrieterrein beheerd.

5.7.6 Geluidsnota gemeente Amersfoort

De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort, vastgesteld op 11 november 2006). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.

5.7.7 Geluid in relatie tot het plangebied

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend. De enige ontwikkeling die wordt meegenomen is de bouw van 4 woningen op het perceel Emiclaerseweg 13.


Geluidskartering

In 2012 zijn voor heel Amersfoort geluidkaarten opgesteld die de geluidbelasting van wegen, spoorwegen en industrieterreinen inzichtelijk maken. Op de kaarten is met contouren aangegeven hoe hoog de geluidbelasting van een bepaalde bron op een bepaalde locatie is in het jaar 2011. Ook voor de geluidbelasting van het totaal van alle geluidsbronnen is een kaart gemaakt (Geluidskartering 2011, zie www.amersfoort.nl/geluid).


In de navolgende figuren a t/m d zijn de contouren weergegeven voor respectievelijk railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai van rijkswegen en gemeentelijke wegen en voor het totaal van alle bronnen. Voor industrielawaai zijn de resultaten niet weergegeven, omdat het plangebied geen overlap heeft met de geluidzone rond industrieterrein Isselt. De geluidbelasting vanwege industrielawaai in het plangebied is overal lager dan 50 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0015.jpg"

Figuur: Geluidbelasting volgens de Geluidskartering 2011 vanwege a) railverkeer, b) wegverkeer op rijkswegen, c) wegverkeer op gemeentelijke wegen en d) totaal van railverkeer, wegverkeer en industrielawaai op het plangebied Schothorst Zielhorst. De kartering geeft een indicatie van de geluidbelasting op de gevel op een hoogte van 4 meter.

De geluidskartering bevat geen gegevens over de geluidisolatie van woningen. Dit betekent dat de geluidbelasting op de gevel niet direct iets zegt over het geluidniveau binnen. Bij bijvoorbeeld nieuwbouw of geluidgesaneerde woningen is de gevelwering zodanig dat de geluidsituatie binnen prima is, terwijl de geluidbelasting op de gevel hoog kan zijn.

Een deel van het plangebied is relatief hoog belast door geluid van het spoor. Het gaat om het zuidoostelijke deel van het plangebied. In het overgrote deel van het plangebied is de geluidbelasting vanwege railverkeerslawaai laag.

Voor wegverkeerslawaai geldt een aftrek (volgens art. 110g Wet geluidhinder) op de berekende waarde van 2 dB voor een weg met een maximum snelheid >70 km/uur of 5 dB voor een weg met een maximum snelheid <70 km/uur. Deze aftrek is nog niet verwerkt in de data in de figuur. Voor wegverkeerslawaai van de rijksweg A1 geldt dat de belasting uiteraard het hoogst is in de noordoostelijke hoek van het plangebied. Bij een beperkt aantal woningen is de gevelbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde die geldt voor nieuwe woningen. In de figuur voor wegverkeer van gemeentelijke wegen is goed te zien dat de geluidbelasting het hoogst is langs de drukkere ontsluitingwegen. In de wijk neemt het verkeer en daarmee ook de geluidbelasting af. Op de meeste plaatsen geldt dat wanneer één zijde van de woning een hoge geluidbelasting heeft, de andere zijde (veel) stiller is. Dit beeld wordt bevestigd in de figuur met de totale geluidbelasting van alle bronnen.

Emiclaerseweg 13

Deze nieuw te bouwen woningen liggen niet in de zone van wegen of van de spoorlijn. De dichtstbijzijnde weg met een maximumsnelheid van 50 km/uur ligt op > 300 meter afstand. Alle wegen rondom het plangebied zijn 30 km/uur wegen. Dit betekent dat niet hoeft te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een grove berekening uitgevoerd voor de geluidbelasting vanwege de 30 km/uur wegen in de directe omgeving van het plan. Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting vanwege de Henry van de Veldestraat op de rand van het perceel op een hoogte van 4,5 meter 41 dB bedraagt (incl. aftrek art. 110g Wgh). De geluidbelasting vanwege de Granpre Molièrestraat op de rand van het perceel op een hoogte van 4,5 meter bedraagt 43 dB (incl. aftrek). Dit is ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB die geldt voor 50 km/uur wegen. De geluidbelasting van omliggende wegen is dus geen belemmering voor de realisatie van deze woningen. De standaard gevelwering volgens het Bouwbesluit is genoeg om een voldoende laag binnenniveau te realiseren.

5.7.8 Conclusie

Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. Bij de bouw van 4 woningen aan de Emiclaerseweg 13 is geluid geen probleem. Er hoeven geen extra eisen te worden gesteld in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

5.8 Duurzaamheid

5.8.1 Beleid

Een duurzaam project realiseren is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in zicht blijven.
Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp en bouwproces is belangrijk. Al vroeg in deze planfase moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Concrete aandachtspunten voor Schothorst en Zielhorst zijn energie, het voorkomen van wateroverlast, energieneutrale renovaties van de bestaande woningen en GPR-gebouw.

5.8.2 Energie

Bij duurzaamheid is het verminderen van het verbruik van fossiele brandstoffen een van de meest urgente opgaven voor de komende jaren. Dit wordt onderschreven door de gemeente Amersfoort die ambitieus dit probleem wil aanpakken. Leidend tot een CO2-neutrale stad in 2030. De transitie van onze stad, die nu nog afhankelijk is van fossiele brandstoffen, vraagt om een aanpak, die alle betrokken partijen verbindt en helpt deze ambities te realiseren.

Bij eventuele nieuwbouw ontwikkelingen in dit gebied dienen alle kansen aangegrepen te worden om de toekomstige gebouwen energieneuraal te realiseren.

Vanaf 2020 moeten alle gebouwen energieneutraal worden gebouwd. De technieken en concepten om dat te realiseren zijn nu al uitontwikkeld en economisch rendabel.

5.8.3 Klimaatadaptatie (voorkomen wateroverlast)

Naast verduurzaming en energieneutraal renoveren en bouwen zal rekening moeten worden gehouden met veranderingen in het klimaat. Voor Nederland gaat het met name over wateroverlast.

De verstedelijking en klimaatverandering betekent dat onze stad steeds kwetsbaarder wordt voor extreme weersomstandigheden. Wateroverlast, droogte en hitte kunnen grote gevolgen hebben voor de economie, ecologie en voor de volksgezondheid. Om schade nu en in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen, is extra aandacht nodig voor de inrichting en het beheer van het stedelijk gebied. Het behoud van de bestaande groengebieden en het aanleggen van het nieuwe groen vraagt continu aandacht.

“Het Waterrobuust Bouwen” staat voor een werkwijze om stedelijk gebied zodanig in te richten, dat het wateroverlast als gevolg van klimaatverandering zoveel mogelijk wordt voorkomen.

5.8.4 Vergroenen stedelijke omgeving

Het vergroenen van de stedelijke omgeving, door bijvoorbeeld groen in de openbare ruimte en het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels wordt aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren blijkt uit een in opdracht van het ministerie van EL&I uitgevoerde studie (KPMG, 'Groen, gezond en productief' (TEEB NL), 08-2012) dat groen ook goed is voor de gezondheid en het gezondheidsbudget. Daarnaast heeft groen ook een functie voor waterberging waardoor de piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpt groen in de stad hittestress te voorkomen en fijnstof op te vangen, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit.

Overige natuurvriendelijke maatregelen in de bouw zijn te vinden in de checklist “Natuurvriendelijke maatregelen in de bouw”.

5.8.5 Minimale duurzaamheidsscore (GPR-gebouw)

Naast de ontwerpeisen uit de Basiseisen worden controleerbare prestatieafspraken gemaakt over de duurzaamheid van gebouwen. De gemeente èn diverse partijen binnen Amersfoort hebben gekozen voor toepassing van het landelijke instrument GPR-Gebouw. Voor meer informatie over dit instrument, zie www.gprgebouw.nl. Voor de thema's Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde wordt gemeten hoe een gebouw scoort op een schaal van 0 tot 10. De gemeente heeft voor nieuwbouw een ambitie van GPR-gebouw per thema van minimaal 7,0 en voor het thema energie een hoger streefniveau van een score van minimaal 7,5 (vastgesteld beleid op 11-10-2011). Hiermee wordt deels invulling gegeven aan de ambitie van de gemeenteraad om als stad in 2030 CO2 neutraal te zijn en daarmee te voldoen aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord.

In 2015 worden de GPR –eisen tegelijkertijd met het verlagen van EPG- norm aangescherpt.

5.8.6 Materiaalgebruik (nieuwbouw)

Er wordt aandacht gevraagd voor het toepassen van duurzame materialen. Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod. Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya toegepast te worden.

De milieuvriendelijke materialen worden steeds belangrijker. Bij eventuele nieuwbouwontwikkelingen van woningen en kantoren wordt het inzichtelijk maken van milieuprofielen van materialen verplicht. In de toekomst worden milieueisen aan gesteld.

5.8.7 Duurzaam slopen en hergebruik van bouwmaterialen, streven naar een afvalloos Amersfoort

De bouwsector is verantwoordelijk voor ca 40% van de grondstoffengebruik. Het verduurzamen van deze sector levert een significante bijdrage aan de wereldwijde klimaat- en grondstoffenproblematiek. Indien in dit gebied de bestaande gebouwen worden gesloopt , (die geen nieuwe herbestemming kunnen krijgen) en er worden nieuwe gebouwen gerealiseerd, dan biedt het een kans om het hergebruik van sloopmaterialen te stimuleren. Het hoogwaardig hergebruik van vrijkomende bouw- en sloopmaterialen wordt door gemeente onder aandacht gebracht. Het duurzaam slopen voorkomt grondstofschaarse en het ontstaan van niet bruikbare sloopfracties.

Het bouwen van toekomstbestendige gebouwen met een lange 'levenscycylus' voorkomt het ontstaan van sloopafval.

5.8.8 Duurzaamheid in relatie tot het plangebied

De combinatie van appartementen en rijtjeswoningen op een relatief klein oppervlak, verhoogt de kansen voor een collectief energiesyteem. Daken van appartementencomplex standaard geschikt maken van zonne-energiesystemen.

Bij nieuwbouwwoningen standaard toepassen van de zgn. van No Regret maatregelen mogelijk maken. Deze maatregelen verhogen toekomstbestendigheid van woningen en bieden kansen voor gefaseerde realisatie van duurzame maatregelen tegen relatief laag investeringsbudget. Bij nieuwbouw woningen wordt gevraagd om standaard aansluiting (loze leidingen) t.b.v. zonnepanelen te realiseren.

Bij bouwprojecten dient vroegtijdig te worden overlegd met de afdeling Milieu van de gemeente Amersfoort over de sturing van ontwerp- en materiaalkeuzen ook een lijst van de gekozen van No Regeret maatregelen.

5.8.9 Duurzame renovatie woongebouwen

Bij de appartementengebouwen het streven naar 'energieneutrale' renovatie wordt aanbevolen. De kansen op zgn. Nul-Op-deMeter renovatie in kaart te brengen (meer informatie bij het programma Energiesprong). Energieneutrale woningen garanderen betaalbare huisvesting en stabiele woonlasten voor inwoners op lange termijn, vormen basis voor levensbestendige woningen, die comfortabeler en gezonder zijn in gebruik.

5.9 Ecologie en Landschap

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.

5.9.1 EU-Vogelrichtlijn / 1979 en EU-Habitatrichtlijn / 1992

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.

5.9.2 Toets in het kader van gebiedsbescherming

De toets in het kader van gebiedsbescherming vindt zijn oorsprong in de Natuurbeschermingswet 1998 en draagt zorg voor de bescherming van natuurwaarden. De wet kent drie typen gebieden:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn).

Plannen dan wel projecten in deze gebieden, maar ook daar buiten in verband met de zogenaamde externe werking, kunnen vergunningplichtig zijn.

Naast de gebiedsbescherming die voortkomt uit de Natuurbeschermingswet 1998 kennen we de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen. Waarbij de meest recente versie nu het Natuurbeheerplan 2011 is. In het Streekplan heeft de EHS een zogenaamde Groene Contour gekregen, de grenzen van de EHS zijn daarbij bijna volledig overgenomen uit het natuurbeheerplan.


Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van gebieden die binnen de groene contour vallen en die per saldo significant negatieve gevolgen hebben voor de te behouden waarden en kenmerken, zijn niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het “nee, tenzij” principe). Op basis van een afweging tussen het te beschermen belang en het met het plan of project gemoeide belang wordt al dan niet toestemming verleend door de provincie. Wordt een plan of project na afweging van belangen toch toegestaan, dan moet een besluit worden genomen over mitigerende (mitigeren is verzachten of verlichten) en compenserende maatregelen (het zogenaamde compensatiebeginsel). Als de mitigerende maatregelen onvoldoende zijn, moeten compenserende maatregelen worden getroffen: maatregelen waarmee nieuwe waarden worden gecreëerd die vergelijkbaar zijn (in kwantiteit of kwaliteit) met de verloren gegane waarden.

5.9.3 Toets in het kader van soortenbescherming

De toets in het kader van soortenbescherming is met de wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet (1 juli 2002) wettelijk vastgelegd. Bij elk plan dat ingrijpt op standplaatsen van planten of verblijfplaatsen van dieren, dient getoetst te worden wat het effect is op beschermde soorten, die met name genoemd zijn in de Flora- en faunawet.

5.9.4 Flora- en Faunawet

De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora en faunawet behorende besluiten.

Dat houdt in dat bij planvorming uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met de gevolgen die ruimtelijke ingrepen hebben voor de instandhouding van de beschermde soort.

Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe AmvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Deze AMvB, betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit zal sprake zijn van een drietal categorieën beschermingsniveaus:

  • Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten;
  • Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten;
  • Niveau 3: streng beschermde soorten.


Tegen deze wettelijke achtergrond worden de nieuwe ontwikkelingen beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving.

Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.

5.9.5 Ecologie en Landschap in relatie tot het plangebied

Binnen en langs de grenzen van het bestemmingsplangebied ligt een aantal grotere groengebieden die van belang zijn binnen de (ecologische) groenstructuur. In het noordwesten het landgoed - en stadpark Schothorst en aan de zuidzijde de ecologische verbindingszone Valleikanaal en Eem. De noordoever van het Valleikanaal valt nog binnen het plangebied.

Het Valleikanaal is onderdeel van de ecologische verbindingszone voor planten en dieren tussen aanwezige en te ontwikkelen natuurgebieden in de omgeving van de Heiligenbergerbeek, het Valleikanaal en de Barneveldse Beek. Aan de oostzijde gaat de verbindingszone verder langs de Eem. Bij het kanaal past een beeld van natuurvriendelijk ingerichte oevers met oeverlandjes. Langs de oevers plas-drasbermen, ruigtes, riet, struweel, (schraal)graslanden en kleine bosschages. Deze inrichting is tussen 2005 en 2010 grotendeels gerealiseerd. De natuurwaarden worden door een ecologische dubbelbestemming beschermd.


Behalve de hiervoor geschetste hoofdgebieden is er een aantal groenstroken die een belangrijk onderdeel zijn van de samenhangende groenstructuur. Dit zijn de oevers en groenstroken langs de watergangen. Daarnaast de grote groenstroken langs de Holkerweg en de Kattenbroekerweg. Door inrichting en beheer kunnen deze groenstroken het leefgebied van inheemse planten en dieren vergroten. Voor de oevers geldt het aanleggen van natuurlijke oevers daar waar mogelijk is. Het beheer moet gericht zijn op inheemse planten en dieren.


Soort-en gebiedsbescherming

Plannen worden getoetst aan de wettelijke kaders voor soort- en gebiedsbescherming.

Dit plan valt niet binnen de gebiedsbescherming van de natuurbeschermingswet. De oevers van het valleikanaal zijn aangewezen als ecologische verbindingszone binnen de ecologische hoofdstructuur.

Vanuit de flora-en faunawet zijn er geen belemmeringen te verwachten voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Wel dient bij bouw- en renovatieplannen gecontroleerd te worden of er wettelijk beschermde soorten aanwezig zijn. Het geschikte seizoen hiervoor is maart tot en met september.


In de stedelijke stenige omgeving is een aantal soorten te verwachten die bij bouw en/of verbouw in het geding kunnen zijn. Het gaat daarbij om:

  • Vleermuizen die een gebouw of spouwmuur gebruiken als verblijfplaats.
  • Vogels met een nest dat jaarrond is beschermd. Dit zijn oa huismus en gierzwaluw.
  • Ook in (te kappen) bomen kunnen vaste verblijfplaatsen van vogels en vleermuizen zitten.


Aanwezigheid van beschermde planten en dieren is in bijna alle gevallen geen belemmering voor het realiseren van een bestemming. Het kan wel nodig zijn een ontheffing aan te vragen in het kader van de flora- en faunawet. Zo'n ontheffing wordt door het nemen van compenserende en/of mitigerende maatregelen in bijna alle gevallen verleend. Als voorbeeld het inmetselen van neststenen in de nieuwbouw.


Naast wat er moet vanuit de wet zijn er aan en in gebouwen allerlei mogelijkheden om wat voor natuur te doen. Dit heeft waarde voor planten en dieren en draagt daarnaast bij aan een gezonde leefomgeving. Op de website van de gemeente Amersfoort zijn voorbeelden te vinden van het inbouwen van vleermuisverblijven, het inmetselen van gierzwaluwstenen en/of het vergroenen van de omgeving van een gebouw.

Zie hiervoor www.amersfoort.nl/groenestad onder het kopje "wat kunt u zelf doen voor de groene stad?" Ook de website www.checklistgroenbouwen.nl geeft ideeën.


5.10 Archeologie

5.10.1 Beleid

In 1992 hebben de lidstaten van de Raad van Europa het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta, dat ook wel het verdrag van Valletta wordt genoemd, heeft als doel het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat hierbij om archeologische resten als nederzettingen, grafvelden en gebruiksvoorwerpen.

In het verdrag zijn drie belangrijke principes genoemd om het archeologisch erfgoed te beschermen:

  • 1. Streven naar behoud van archeologische waarden op de oorspronkelijke plaats, aangezien de bodem zorgt voor een goede conservering van archeologische resten;
  • 2. Tijdig rekening houden met de mogelijkheid van of aanwezigheid van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen, door vooraf onderzoek te doen naar de ondergrond. Door tijdig onderzoek te verrichten kunnen archeologische waarden makkelijker veilig worden gesteld;
    • a. De verstoorder (vaak de initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling) betaalt voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud op de oorspronkelijke plaats niet mogelijk is.

In Nederland is op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden (waarmee de monumentenwet 1988 is gewijzigd). Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen. Bovenstaande principes zijn nu stevig verankerd in de wet en daarmee ook in de ruimtelijke ordening.

Archeologische beleidskaart
In lijn met de nieuwe Nederlandse archeologiewetgeving is een al bestaande Amersfoortse kaart met archeologisch belangrijke plaatsen (ABP-kaart) omgezet in een archeologische beleidskaart waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten. Deze archeologische beleidkaart is samen met de erfgoedverordening op 28 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad en kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden die daadwerkelijk waardevol zijn en daardoor een hoge archeologische verwachting hebben en andere gebieden hebben een middelmatige of zelfs lage archeologische verwachting.

Bescherming per gebied

Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet. De paarse gebieden op de archeologische beleidskaart zijn al beschermd via de Monumentenwet. Dit zijn veelal rijksmonumenten met een hoge bescherming, deze hoeven dan ook niet meer specifiek op de verbeelding van het bestemmingsplan te worden aangegeven voor extra bescherming.

Voor de overige gebieden is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen om de waarden in de grond te beschermen.

------------

Artikel 38a Monumentenwet:
"De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van het in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten."

5.10.2 Archeologie in relatie tot het plangebied

Vanwege het grote ruimtelijke belang van archeologische waarden en de wettelijke plicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met archeologie is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'waarde-archeologie' opgenomen. Met een dubbelbestemming maken we duidelijk dat archeologie op zichzelf moet worden beoordeeld en dat archeologie ten opzichte van de andere bestemming(en) van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een regeling voor het bouwen op en gebruik van grond, dat een zwaarder gewicht heeft dan de regeling voor de andere bestemmingen op dezelfde locatie. In de regeling haken we aan op het beleid dat beschreven is in de erfgoedverordening van de gemeente Amersfoort, waar een archeologische beleidskaart deel van uitmaakt. Hiermee zijn initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen verplicht om onderzoek te doen naar archeologische waarden in het gebied voordat eventuele bouwwerkzaamheden beginnen. Aangetroffen archeologische resten in een gebied moeten verplicht veilig worden gesteld.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00103-0301_0017.jpg"

Een deel van een grote oost-west georiënteerde dekzandrug kenmerkt het landschap van dit gebied. Voorafgaand aan de bouw van de wijken Schothorst en Zielhorst heeft op een aantal plaatsen archeologisch onderzoek plaats gevonden. Hieruit is gebleken dat de dekzandrug en de flanken ervan al in de prehistorie in trek was voor bewoning. Vindplaatsen uit de Midden-Steentijd, Nieuwe-Steentijd, IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen maken dit gebied tot een van de archeologisch belangrijkste delen van de gemeente Amersfoort.


In het gebied van dit bestemmingsplan komen zowel vastgestelde archeologisch waardevolle gebieden als verwachtingsgebieden voor.

  • 1. Wettelijk beschermde monumenten (rijks- of gemeentelijk, paars gekleurd op de archeologische beleidskaart)
    Een dergelijk gebied komt binnen de grenzen van dit bestemmingsplan niet voor.
  • 2. Gebieden met hoge archeologische waarde (rood gekleurd op de archeologische beleidskaart)
    In het plangebied zijn drie gebieden met een hoge archeologische waardeaanwezig:
    • a. Lutteke Weede, aan de Hamseweg: heeft een middeleeuwse oorsprong en maakte deel uit van de Malen op het Hoogland.
    • b. Groot-Emiclaer: staat mogelijk op de resten van de belangrijke 13de-eeuwse hof Emiclaer en maakte deel uit van de Malen op het Hoogland.
    • c. Liendert: boerderij van middeleeuwse oorsprong, die deel uitmaakte van de Malen van het Hoogland.

      Vanwege de hoge archeologische waarden op deze locaties is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen dat altijd archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voorafgaand aan bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld. Hiervoor is een dubbelbestemming "waarde-archeologie categorie 1" opgenomen.
  • 3. Gebieden met een hoge archeologische verwachting (oranje gekleurd op de archeologische beleidskaart)
    De hoge archeologische verwachting beslaat een groot deel van het noordelijk deel van het plangebied. De archeologische verwachting is hoog vanwege de dekzandrug die zich hier bevindt. Bij opgravingen in de jaren '80 en '90 zijn veel archeologische vondsten gedaan, met name uit de prehistorie. In het westelijk deel van het plangebied bevindt zich, vanwege de ligging van een dekzandkop, ook een gebied met hoge archeologische verwachting.

    Vanwege de hoge archeologische verwachting is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij plangebieden groter dan 100m2 waarbinnen ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm plaatsvinden.
  • 4. Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (geel gekleurd op de archeologische beleidskaart)
    De middelhoge archeologische verwachting komt voor in het oosten en zuidoosten van het plangebied. In deze gebieden is de trefkans op archeologische sporen aanwezig, maar in geringere mate dan bij de hoge verwachtingsgebieden. Het gebied wordt gekenmerkt door lagere dekzanden met hier en daar een hogere kop. Dit soort gebieden waren aantrekkelijk voor jager-verzamelaars (Midden Steentijd), maar kunnen ook bewoningsporen uit de Nieuwe Steentijd en de IJzertijd bevatten.
    In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat bij een middelhoge archeologische verwachting archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij plangebieden groter dan 500 m2 waarbinnen ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm plaatsvinden.
  • 5. Gebieden met een lage archeologische verwachting (groen gekleurd op de archeologische beleidskaart)
    In het grootste deel van het westelijk plangebied bestaat de bodem uit een dalvormige laagte en heeft daarom een lage archeologische verwachting voor nederzettingssporen.

    In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat bij een lage archeologische verwachting alleen archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij plangebieden groter dan 10.000 m2 waarbinnen ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm plaatsvinden.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Inleiding

6.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.

Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden over de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

6.1.2 Waaruit bestaat een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit:

  • De verbeelding (voorheen plankaart).
  • De regels (voorheen voorschriften).
  • De toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.

6.1.3 Principe-opzet plangebied

In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:

Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.

Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend. Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.

6.1.4 Procedurebepalingen bij afwijking en wijziging

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.

Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.

Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.

6.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.

6.2.1 Regels

De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels en een bepaling uitsluiting aanvullende werking bouwverordening.
  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.

6.3 Retrospectieve toets

Om te komen tot dit nieuwe bestemmingsplan Schothorst Zielhorst zijn in eerste instantie de mogelijkheden uit de ter plaatse geldende regelingen overgenomen. Vervolgens is geïnventariseerd welke aanvullende procedures er de afgelopen planperiode zijn gevoerd om bouwwerken of gebruik toe te laten. Deze mogelijkheden zijn doorgevoerd in de regels.

Naast deze mogelijkheden zijn de regels ook in overeenstemming gebracht met het vastgestelde beleid. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om een zelfstandige woonruimte om te zetten naar een onzelfstandige woonruimte, zijn er meer mogelijkheden voor wat betreft functiemenging, kent de maatschappelijke bestemming meer onderlinge uitwisselingsmogelijkheden. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op het nieuwe Bor.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst betreft met name een aanpassing van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij het juridische en planologische instrumentarium is geactualiseerd.

Het bestemmingsplan bevat een (beperkt) aantal particuliere ontwikkelingen waarvoor een overeenkomst wordt gesloten met de initiatiefnemer. Daamee zijn de kosten verzekerd. De initiatieven zijn inhoudelijk beschreven in paragraaf 4.4..

Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen.

Gelet op het stelsel van de Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Aangezien voorliggend bestemmingsplan een actualisatie betreft van verouderde plannen, waarbij de mogelijkheden uit die plannen opnieuw worden opgenomen, en voor de nieuwe ontwikkelingen een overeenkomst is gesloten, is het vaststellen van een (nieuw) exploitaiteplan niet nodig.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.3.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie over het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.3.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 2. Model 2 wordt toepast bij bestemmingsplannen voor grotere gebieden die geactualiseerd worden, waarbij de bestaande situatie de basis vormt. Deze kenmerken zijn van toepassing op het nieuwe bestemmingsplan Schothorst-Zielhorst.

Het nieuwe bstemmingsplan wordt opgesteld voor een groter gebied dat geactualiseerd moet worden. De bestaande, feitelijke en planologische situatie en het geldend, vastgesteld beleid zijn daarbij uitgangspunt. Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept ontwerp-bestemmingsplan.

Om de bewoners van de wijken Schothorst en Zielhorst wel te betrekken bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan, is er op 2 juli 2014 een informatie markt gehouden. Alle adressen in het plangebied hebben hiervoor een uitnodiging ontvangen. Doel was om van de bewoners te horen wat hun mening is over hun woonomgeving, wat men wenselijk vindt en wat niet. De resultaten van deze markt zijn gebruikt als inbreng voor het opstellen van het concept ontwerpbestemmingsplan. Deze resultaten zijn verwerkt in een verslag en als Bijlage 4 opgenomen bij deze toelichting.

Op 3 november 2014 is er een inloopbijeenkomst georganiseerd over het concept ontwerp bestemmingsplan. Ook hiervoor zijn alle bewoners van Schothorst en Zielhorst per brief uitgenodigd. Tijdens is bijeenkomst is de gelegenheid geboden om het plan te bekijken, vragen te stellen en opmerkingen te maken. Deze zijn vervolgens weer betrokken bij het maken van het ontwerpbestemmingsplan. Ook heeft een terugkoppeling plaatsgevonden van het resultaat van de gehouden informatiemarkt van 2 juli 2014 en bestond de mogelijkheid daarover in gesprek te gaan.

7.3.3 Wettelijk (voor)overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Op 2 december 2014 heeft een aantal instanties (waterschap, VRU, SGLA, Alliantien en Portaal) een concept van het ontwerpbestemmingsplan ontvangen met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1 Wro te reageren op het plan.

7.3.4 Reacties uit het vooroverleg

In het kader van het vooroverleg is een reactie ontvangen van het Waterschap Vallei en Eem. Uit het plan blijkt niet dat er mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen zijn, waardoor zij geen opmerkingen heeft. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen, wat betekent dat zij geen opmerkingen hebben.

7.3.5 Vaststelling bestemmingsplan

p.m.

7.4 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.

Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar ook via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.