direct naar inhoud van Regels
Plan: Elisabethlocatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00081-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Elisabethlocatie met identificatienummer NL.IMRO.0307.BP00081-0301, van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.7 bebouwing

één of meer bouwwerken;

1.8 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;

1.9 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, of het uitoefenen van een kleinschalig bedrijf aan huis die:

  • a. geen milieuvergunningplichtige of meldingsplichtige bedrijven zijn in het kader van de Wet milieubeheer, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van de regels deeluitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
  • b. geen horeca, seksinrichtingen en detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit en behoudens internetwinkels;
  • c. in aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is;
1.10 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;

1.11 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.23 evenement

een evenement in de openlucht, al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens:

a. dat op één dag plaatsvindt, inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
b. waarbij niet minder dan 80 en niet meer dan 150 personen worden verwacht;
c. dat is gericht op het bereiken van een publiek voor informerende, educatieve, vermakelijke, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden;
d. waarbij geen versterkt geluid ten gehore wordt gebracht en
e. waarbij geen kunstlicht wordt gebruikt,

met dien verstande dat het gebruik van de in het inrichting- en beheerplan Elisabethlocatie aangewezen vertelplek voor educatieve doeleinden niet als evenement wordt beschouwd.

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geluidsluwe gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht met een maximale geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai van 48 dB;

1.26 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 horeca van categorie a:

dienstverlening door middel van de exploitatie van restaurants, snackbars, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van (alcoholhoudende) drank ondergeschikt is aan het nuttigen van etenswaren;

1.28 horeca van categorie b:

dienstverlening door middel van de exploitatie van cafés, dancings, bowling-centra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven waar het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende drank;

1.29 horeca van categorie c:

dienstverlening door middel van exploitatie van horeca, welke exploitatie niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke op het perceel dan wel in het gebouw wordt uitgeoefend;

1.30 huishouden:

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.31 inrichting-en-beheerplan Elisabethlocatie

bij deze regels behorend en daarvan deeluitmakend plan, waarin in beelden en tekst de inrichting en het beheer van het gebied van het bestemmingsplan zijn aangegeven;

1.32 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet tot stand komt, ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.33 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.34 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.35 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.36 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1, 75 meter beneden peil;

1.37 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.38 overbouwing:

een deel van een gebouw, gelegen boven het peil, vrij van het aansluitende afgewerkte terrein, dat ter weerszijden wordt ondersteund door hetzelfde gebouw;

1.39 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.40 overkapping

een ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

1.41 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.42 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.43 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  • d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  • f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.44 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.45 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.46 publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis:

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis bestaande uit hoofdzakelijk baliewerkzaamheden of andere diensten die publiek aantrekken, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus, kinderopvang, ateliers en dergelijke; in tegenstelling tot niet-publieksgerichte beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis;

1.47 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.49 souterrain:

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 meter boven het (straat)peil is gelegen;

1.50 speelvoorziening

kleine speeltuigen, zoals wipkippen, schommels, boomhutten, schuilgelegenheden en andere soortgelijke kleine sport- en speelvoorzieningen;

1.51 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.52 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.53 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.54 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.55 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.56 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning in de vorm van musea, ateliers, galeries, een creativiteitscentrum en andere vergelijkbare activiteiten met een op cultuur, natuur, recreatie en/of educatie gerichte (publieks)functie;
  • b. sociale en sociaal-culturele voorzieningen met een op cultuur, natuur, recreatie en/of educatie gerichte (publieks)functie;
  • c. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van kinderopvang met een totale bruto-vloeroppervlakte van 350 m2;
  • d. horeca van categorie c;
  • e. groen;
  • f. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeer- en nutsvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

3.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   6 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   4 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b ten behoeve van het bouwen van zonnepanelen en zonneboilers, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de betrokken gebouwen;
  • b. de toegestane bouwhoogte met ten hoogste 3 meter wordt overschreden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Parkeren

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor de voorgevel van het hoofdgebouw (ketelhuis) of het verlengde daarvan voor parkeren.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van gevels;
  • b. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de dakconstructie.


Verlening vergunning

a. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in lid 3.5. onder a en b, indien geen aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden en/of de met de wijziging verband houdende ecologische belangen.

b. Alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 3.5. vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit.

Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 3.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;

3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.


Verlening vergunning

  • a. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in lid 3.6. indien het belang van cultuurhistorie en de met de sloop verbonden ecologische belangen hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed.
  • b. Alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 3.6 vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit.

Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 3.6 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. sloopwerkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. sloopwerkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur en landschap in de vorm van bos, park, plantsoen, gazon, grasland, weiden, water, hagen en tuinen;
  • b. een natte en droge ecologische verbindingszone, zoals is aangegeven in het van deze regels deel uitmakende inrichting-en-beheerplan Elisabethlocatie, zoals dat door de raad op 17 december 2013 is vastgesteld;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • d. recreatief gebruik onder meer in de vorm van spelen, verblijven en beleven;
  • e. wandelpaden;
  • f. tuinen met een openbaar karakter, zoals nutstuinen, pluktuinen, buurttuinen of daarmee vergelijkbare groenvoorzieningen;
  • g. dierenweide;
  • h. cultuur en ontspanning in de vorm van een speelheuvel met vertelplek;
  • i. maximaal vier evenementen als medegebruik per jaar;
  • j. in- en uitritten en ontsluitingswegen uitsluitend op de Heiligenbergerweg en voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) gronden met de bestemmingen Gemengd en Wonen;
  • k. parkeren ten dienste van de gronden met de bestemming Gemengd;
  • l. een buitenruimte ten behoeve van gebouwen ten dienste van kinderopvang in de bestemming Gemengd;
  • m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen met de bijbehorende ontsluitingen en de overige voorzieningen, zoals die zijn aangegeven in het van deze regels deel uitmakende inrichting-en-beheerplan Elisabethlocatie, zoals dat door de raad op 17 december 2013 is vastgesteld;


met dien verstande dat:

  • n. de gronden worden ingericht volgens het in lid 4.1. onder m. genoemde inrichting-en-beheerplan;
  • o. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke Nota Parkeernormen, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

4.2.1 Niet voor bewoning bestemde gebouwen

Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bruto-inhoud van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m3;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens, parkmeubilair, (beeldende) kunstwerken, speeltoestellen, perceelsafscheidingen, kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding en de voetpaden, bouwwerken ten behoeve van natuurdoeleinden, zoals vleermuiskelders, -torens, ijsvogelmuren, bouwwerken ten dienste van het recreatieve gebruik met maximaal één uitkijktoren en bouwwerken ten dienste van een speelduin/vertelplek.
  • b. lichtmasten zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de parkeervoorziening die nabij het ketelhuis wordt aangelegd;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
  max. bouwhoogte  
(beeldende) kunstwerken   10 m  
lichtmasten, wegwijzers en verkeerstekens   6 m  
speelvoorzieningen 5 m  
bouwwerken ten dienste van natuurdoelen 5 m  
uitkijktoren 7 m  
bouwwerken ten dienste van een speelduin/vertelplek 3 m  
overige andere bouwwerken   2 m  

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van het bepaalde in het onder 4.1. onder k genoemde Inrichting- en beheerplan, nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en vormgeving van gebouwen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken en om redenen van stedenbouwkundige, ecologische en/of landschappelijke inpasbaarheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkende maatvoering andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van andere bouwwerken met een grotere hoogte, met dien verstande dat:

  • a. tegen deze hoogte geen bezwaren bestaan vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting en vormgeving;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige ecologische waarden.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden in afwijking van het in lid 4.1 onder m genoemde inrichting-en-beheerplan Elisabethlocatie;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van intensieve vormen van recreatie zoals fietscrossen en military en als kampeerterrein.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde situering van groen-, landschaps- en inrichtingselementen en de andere voorzieningen, zoals beschreven in het in lid 4.1 onder m genoemde inrichting-en-beheerplan Elisabethlocatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van de in dat plan voorgeschreven inrichting, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan uitgangspunten en doelstellingen van het in lid 4.1 onder m genoemde Inrichting- en beheerplan Elisabethlocatie;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. in- en uitritten;
  • d. bermen en groenvoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   10 m  
verlichtingsmasten   12 m  
straatmeubilair   2 m  
verkeerstekens en - regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen   4 m  
overige andere bouwwerken   4 m  

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één vrijstaande woning;
  • b. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

6.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de woning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van de woning mogen niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de woning moet zijn voorzien van tenminste één geluidsluwe gevel.

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   6 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   4 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

 

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Bij de woning zijn beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toegestaan, onder de voorwaarde dat:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de eventuele bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de eventuele bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.


met dien verstande dat bij de woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

6.3.2 Parkeren

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan voor parkeren.

6.4 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1. onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 6.3.1. onder b en e genoemde voorwaarden.

 

Artikel 7 Waarde - archeologie 3 (dubbelbestemming)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie 3 (WRA-3)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie 3 (WRA-3)' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

7.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

7.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 7.2.1. met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm of de oppervlakte niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

7.2.3 Verlening vergunning
  • a. burgemeester en wethouders verlenen de in lid 7.2.1. bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

7.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.2.5 Weigering

De in lid 7.2.1. bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, tenzij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m2 :

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos, boomgaard of bomen waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

7.3.1 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. De aanvrager van de vergunning als bedoeld in lid 7.3. legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. De in lid 7.3.1 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

7.3.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 7.3.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

7.3.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.3.4 Weigering

De in 7.3 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

7.3.5 Uitzondering

Het in lid 7.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 m2;
  • b. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 7.2 van toepassing is;
  • c. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Artikel 8 Waarde - archeologie 4 (dubbelbestemming)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie 4 (WRA-4)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie 4 (WRA-4)' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

8.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

8.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.2.1. met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm of de oppervlakte niet meer dan 10.000 m2 bedraagt;.
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

8.2.3 Verlening vergunning
  • a. burgemeester en wethouders verlenen de in lid 8.2.1. bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
    er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

8.2.4 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
8.2.5 Weigering

De in lid 8.2.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, tenzij de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10.000 m2:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos, boomgaard of bomen waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm.

8.3.1 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. De aanvrager van de vergunning als bedoeld in lid 8.3 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. De in lid 8.3.2 beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

8.3.2 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 8.3.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

8.3.3 Voorwaarden verlening vergunning

De volgende in lid 8.3.2 genoemde voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de vergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

8.3.4 Weigering

De onder lid 8.3.bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

8.3.5 Uitzondering

Het in lid 8.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlak beslaan van ten hoogste 10.000 m2;
  • b. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 8.2 van toepassing is;
  • c. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
  • c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
10.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  • a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  • b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaar¬tui¬gen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    • 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  • b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  • a. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  • b. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
12.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 12.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  • a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  • c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
  • d. daardoor de stedenbouwkundige, landschappelijke en/of ecologische belangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Elisabethlocatie”.