direct naar inhoud van 4.7 Duurzaamheid
Plan: Liendertseweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00073-0301

4.7 Duurzaamheid

4.7.1 Beleid

Duurzaamheid is de samenhang vinden op sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. Daarbij moeten lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen in het zicht blijven. Duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw.

Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. Bij duurzaam bouwen gaat het om maatregelen boven het wettelijke minimum. De ambities van het Rijk zijn vastgelegd in het werkprogramma 'Schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor klimaat'. Via convenanten met o.a. het bedrijfsleven en gemeentes wordt hier invulling aan gegeven. In het convenant 'Lente-akkoord' is afgesproken dat wordt gestreefd naar een stapsgewijze aanscherping van de energie-eisen tot energieneutrale nieuwbouw in 2020.

De gemeente stimuleert duurzaam bouwen. Duurzaamheid is een kernwaarde in het coalitieakkoord. Dit is vertaald in duurzaamheidsambities. Zo is Amersfoort in 2030 een stad zonder CO2 uitstoot. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het duurzaamheidsprogramma van Amersfoort moet in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces rekening worden gehouden met duurzaam en milieubewust bouwen.

Beleid hierover is verankerd in het Milieubeleidsplan gemeente Amersfoort 2008-2011 (geldigheid met twee jaar verlengd). Met de woningcorporaties Portaal en De Alliantie zijn in Amersfoort afspraken gemaakt over duurzaam bouwen in het convenant Samen Duurzaam. In onderstaande paragrafen staat het gemeentelijk beleid verder toegelicht ten opzichte van duurzaam bouwen.

4.7.2 Prestatieafspraken duurzaam bouwen

Het college van Amersfoort heeft op 11 oktober 2011 besloten het duurzaam bouwen beleid gemeentebreed te baseren op het instrument GPR-Gebouw. Met dit instrument worden duurzaamheidsprestaties voor vijf verschillende thema's uitgedrukt in een score op een schaal van 0 tot 10, hoe lager de milieubelasting, hoe hoger de score. Hiermee zijn de gemeentelijke beleidsdoelstellingen vertaald naar de volgende prestatiescores voor nieuwbouw:

  • Energie: 7,5
  • Milieu: 7,0
  • Gezondheid: 7,0
  • Gebruikskwaliteit: 7,0
  • Toekomstwaarde: 7,0

Bovengenoemde prestatiescores gelden voor alle bouwprojecten en projecten waarbij de gemeente prestatie- of samenwerkingsconvenanten met externe partners afsluit.

Bij nieuwe wettelijke aanscherpingen van de energiecoëfficient (EPC) , zal ook de GPR score voor het thema energie verder worden verhoogd.

4.7.3 Materiaalgebruik nieuwbouw

Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod.

Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya toegepast te worden.

4.7.4 Groene daken en gevels

Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels wordt sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Overige natuurvriendelijke maatregelen in de bouw zijn te vinden in de checklist “Natuurvriendelijke maatregelen in de bouw”.

4.7.5 Proces duurzaam bouwen

Bij bouwprojecten dient vroegtijdig te worden overlegd met de afdeling Milieu van de gemeente Amersfoort over de sturing van ontwerp- en materiaalkeuzen. Doel van dit overleg is:

      • a. Het vroegtijdig bepalen van de milieu-ambities en het in beeld brengen van kansen;
      • b. een programma van 'dubo'-eisen op stellen;
      • c. de aanpak van duurzaam bouwen in vullen;
      • d. vast te stellen hoe tijdens het ontwerp en de bouw wordt getoetst op de uitgangspunten van duurzaam bouwen door de afdeling Vergunningen-, Toezicht en Handhaving (VTH).

Indien het streefniveau niet wordt gehaald (zie paragraaf 5.9.2) wordt met de bouwende partij overlegd over de redenen voor ontstane belemmeringen. Gezamenlijk wordt bekeken welke oplossingen mogelijk zijn.

4.7.6 Duurzaamheid in relatie tot het plangebied

De mogelijkheden en kansen in het kader van duurzaamheid worden aangepakt op het niveau van de gehele wijk.


In het algemeen is het plan zo opgebouwd dat bestaande structuren behouden kunnen blijven. Ingrepen op niveau van (ondergrondse) infrastructuur kunnen daarmee worden beperkt. Ingrepen in groenstructuren dienen deze juist te versterken. Ingrepen op niveau van bebouwing dienen een houdbaarheidsdatum te hebben die langer is dan 50 jaar. Dat vereist enige mate van flexibiliteit, wat ook de negatieve aspecten van een monofunctionele wijk zal kunnen inperken.


Naast de algemene duurzaamheideisen voor de bouwkundige opzet van het ontwerp, onderstaand een aantal aanvullingen, deels algemeen, deels locatiespecifiek. Onder de algemene eisen vallen bijv. het nastreven van een gesloten kringloop voor sloop, water, energie en afval. Maar ook het principe van de Trias Energetica: eerst isoleren, dan duurzame energie en vervolgens aanvullen met andere energiebronnen.


Wat op stedebouwkundige niveau belangrijk is, zijn de volgende aspecten:

  • Het versterken van de sociale infrastructuur, door toepassen van het principe van 'ogen op het maaiveld, ogen naar elkaar';
  • Het verleiden van mensen te investeren in hun eigen woonomgeving;
  • Het mogelijk maken een goede mix te realiseren tussen verschillende woonmilieus en werken;
  • Het openbaar gebied in te richten op verblijven en ontmoeten, i.p.v. alleen maar op verkeer. Dit betekent ontwerpen op de menselijke schaal en maat;
  • Ontwerpen op de wind. Dit in het kader van het creeren van behaaglijke verblijfsgebieden, maar ook om de omgevingstemperatuur te manipuleren. Dit kan d.m.v. (landschaps)inrichting, maar ook door het zorgvuldig positioneren van bebouwing (rekening houdend met het bestaande stedebouwkundig 'grid' van de wijk);
  • Ontwerpen op zon en schaduw, bijv. d.m.v. de keuze van bomen de zoninstraling minimaliseren in de zomer en lente. Door bij de orientatie van dakvlakken rekening te houden met de zonzijde van de woning, kan in de toekomst evt. gebruik worden gemaakt van zonne-energie. Maar gebruik maken van zon en schaduw kan ook door de verschillende ruimtes binnen een ontwerp slim te positioneren, zoals slaapkamers aan de noord- en oostzijde en wonen aan de zuid- en westkant (rekening houdend met het bestaande stedebouwkundig 'grid' van de wijk).


De toegankelijkheid en het succes van het park worden mede bepaald door de aanhechting op de bestaande en nieuwe infrastructuur en groenstructuren, de positionering van bijzonder functies (zoals werken) en de orientatie van de verschillende functies. Daarnaast is ook 'de behaaglijkheid' in het park van belang. Op stedebouwkundig niveau is het tevens van belang iedere plek en ruimte binnen de totale context te positioneren en daarmee restgebieden, anonieme plekken, hangplekken, etc. (letterlijk buiten de sociale context) te voorkomen. De omwonenden en gebruikers van het openbaar gebied moeten zich mede verantwoordelijk voelen voor het openbaar gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00073-0301_0007.jpg"

Oriëntatie en heersende windrichting