direct naar inhoud van 5.10 Duurzaamheid
Plan: Hooglanderveen en Vathorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00066-0301

5.10 Duurzaamheid

5.10.1 Normen en beleid

In 2030 is Amersfoort een stad zonder CO2 uitstoot. Deze ambitie van een Duurzame Stad vraagt een aanpak, die alle betrokken partijen verbindt en helpt deze ambities te realiseren. Een duurzaam project realiseren is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in zicht blijven.

Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp en bouwproces is belangrijk. Al op stedenbouwkundig niveau moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Naast het gemeentelijk beleid moet bij de uitwerking van de plannen op bouwplanniveau tevens rekening worden gehouden met het landelijk beleid: het Klimaatakkoord 2007-2011. Hierin is vastgesteld dat in 2020 de nieuwbouw klimaatneutraal moet zijn. Het rijk gaat de komende jaren stapsgewijs de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) aanscherpen. Voor woningbouw is de EPC in januari 2011 van 0,8 al naar 0,6 verlaagd. De volgende aanscherping naar 0,4 wordt in 2015 ingevoerd met als doel energieneutrale nieuwbouwwoningen in 2020.

Andere aspecten zijn technische duurzaamheid, economische en sociale duurzaamheid. Het streven is naar een wijk met balans tussen economische, ecologische en sociale duurzaamheid.

5.10.2 Duurzaamheid plangebied

Vanuit natuur, milieu en ecologie zijn (ecologische duurzaamheid) doelstellingen geformuleerd voor het wonen, werken en recreëren in Vathorst. Milieuvriendelijk bouwen, beperken van energie- en watergebruik, integraal waterbeheer, stimuleren van openbaar vervoer en beperken van automobiliteit zijn daarbij uitgangspunten. Omdat de wijk ruimte wil bieden aan een verscheidenheid aan leefvormen en behoeften, óók voor toekomstige generaties, is flexibiliteit het uitgangspunt; de wijk moet veranderingen in de tijd kunnen opnemen, technisch solide zijn en in beeld en gebruiksmogelijkheden blijven appelleren aan de behoeften. Flexibiliteit van de basisstructuur is één duurzaamheidaspect en richt zich op de functionele duurzaamheid. Flexibel betekent hier dat woningen zonder grote (milieu)problemen kunnen worden aangepast, gesplitst of samengevoegd of zelfs van functie kunnen veranderen. Compact bouwen rond haltes, stations en centrumvoorzieningen draagt bij aan het beperken van de mobiliteit en leidt tot energiebesparing.

5.10.3 Economische en sociale duurzaamheid

Economische duurzaamheid richt zich op de fysieke en functionele levensduur van de wijk. Duurzaamheid in deze zin betekent het voorkomen van kapitaalvernietiging door slijtage en gebrek aan flexibele gebruiksmogelijkheden. Maar evenzeer moet gedacht worden aan de aanwezigheid van economische functies, gericht op het functioneren van de wijk. De mogelijkheid van hun ontwikkeling mag niet worden beperkt door de ruimtelijke structuur en de (afwezigheid van) relaties en verbindingen.

Vanuit het oogpunt van sociale duurzaamheid zijn aan de wijk gehechte bewoners nodig. De basis hiervoor is een aangename wijk, waar het woongenot wordt bepaald door de woning en de woonomgeving en door de voorzieningen en relaties. De verscheidenheid en menging van leefstijlen, de vele functionele mogelijkheden, het kunnen veranderen van woning binnen de wijk (wooncarrière), de vrije keuzes in individualiteit en collectiviteit zijn enkele van de aspecten die hiertoe bijdragen.

5.10.4 Prestatieafspraken voor de duurzaamheid, het instrument GPR-gebouw

De gemeente Amersfoort wil controleerbare prestatieafspraken voor de duurzaamheid van gebouwen. In oktober 2011 is de DCBA- systematiek (uit het werkboek Duurzaam Bouwen en Wonen) voor het vastleggen van prestatiefafspraken voor duurzaamheid van gebouwen vervangen door GPR- gebouw methodiek. Het oorspronkelijke DCBA C- ambitieniveau is vertaald naar de minimale scores van het GPR-gebouw voor de duurzaamheid van gebouwen.

Met dit instrument wordt de duurzaamheidprestatie van een gebouw voor de vijf thema's gekwantificeerd. Deze thema's verdeeld over de drie P's zijn als volgt: "Energie en Milieu (Planet), Gezondheid en Gebruikskwaliteit (People) en Toekomstwaarde (Profit).

De minimale duurzaamheidprestaties gelden voor alle woon- en utiliteitsfuncties (kantoren, bedrijven scholen, winkels en anderen).

Voor het inrichten van de openbare ruimte gelden duurzame richtlijnen, die zijn samengevat in het document "Richtlijnen voor inrichtingswerken in de openbare ruimte".

Met behulp van het instrument GPR-gebouw zijn de gemeentelijke beleidsdoelstellingen vastgelegd c.q. vertaald naar een prestatiescore van het instrument GPR-gebouw. Per thema wordt een score gegeven op een schaal van 0 tot 10. Hoe hoger de score des te lager de milieubelasting.

Voor nieuwbouw moet worden gestreefd naar de volgende scores per thema:

  • Energie: 7,5
  • Milieu: 7,0
  • Gezondheid: 7,0
  • Gebruikskwaliteit: 7,0
  • Toekomstwaarde: 7,0


Hiermee wordt (deels) invulling gegeven aan de ambitie van de gemeenteraad om als stad in 2030 CO2 neutraal te zijn en daarmee te voldoen aan de kernwaarde duurzaamheid uit het coalitieakkoord.

Bovengenoemde prestatiescores gelden voor alle bouwprojecten of ontwikkelingsgebieden waarbij de gemeente prestatie- of samenwerkingconvenanten met externe partners afsluit voor alle woon- en utiliteitsfuncties.

Met de toekomstige, wettelijke aanscherping van energieprestatie voor woningen en de invoering per 1 januari 2013 van materiaalgebonden prestatie-eisen voor woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen, worden de relevante GPR score's verder verhoogd.

5.10.5 Energieprestatie

Voor het energiegebruik van de woningen, bedrijven en andere gebouwfuncties geldt een energieprestatienorm voor de gebouwen die 10% lager is dan de wettelijke geldende energieprestatienorm. Deze enrgieprestatie-eis is vertaald in de GPR-Gebouw minimum score van 7,5 voor thema Energie. Met de volgende wettelijke aanscherping van de energiecoëfficiënt (EPG) in 2015, zal de GPR score voor het thema energie verder worden verhoogd. om uiteindelijk te komen tot energieneutrale nieuwbouw in 2020.

Tot 2020 hoeven de te realiseren woningen in Vathorst niet direct energieneutraal te zijn. De toegepaste maatregelen mogen echter niet belemmerend werken om op termijn energieneutraliteit te bereiken. Voor Vathorst worden samen met de ontwikkelaars de mogelijkheden verkend om toekomstgericht te gaan bouwen (zodanig te bouwen dat duurzame aanpassingen snel en eenvoudig in een later stadium kunnen worden gerealiseerd). Deze maatregelen worden "No Regret maatregelen" genoemd.

5.10.6 Energievisie in plangebied

Er zijn diverse mogelijkheden om aan de landelijke en gemeentelijke ambities op het gebied van energie te voldoen. Er zal daarom een keuze moeten worden gemaakt voor een energieconcept. Hierbij kan worden gekozen voor lokale of collectieve oplossingen. Voor elke nieuw te ontwikkelen plangebied dient een energievisie gemaakt worden die per plangebied, de bestaande kansen en kwaliteiten in kaart brengt.

Er wordt optimaal gebruik gemaakt van passieve zonne-energie door een optimale zongerichte verkaveling en ontwerp, bouwtechnische maatregelen (onder andere extra isolatie, toepassen van zonneboilers, geclusterd compact bouwen en warmteterugwinsystemen uit ventilatielucht). Er wordt gestreefd naar maximale energie inzet, afkomstig van duurzame bronnen (zon, warmte- en koude opslag, biomassa).

In Vathorst wordt voor de energielevering in de verschillende plangebieden een energiemix van HR-ketels, warmtekrachtkoppeling en warmtepompen in combinatie met Warmte - en Koudeopslag toegepast.

In de volgende plangebieden worden energetisch gezien, verschillende energieleveringconcepten gerealiseerd: De Laak (warmtekrachtkoppeling), De Velden (HR ketels, zonnecollectoren en zonnepanelen), De Bron (warmtepompen in combinatie met Warmte - en Koudeopslag gesloten systemen bij ca 600 woningen), Hooglanderveen (HR ketels in combinatie met zonnecollectoren en zonnepanelen).

5.10.7 Grondstoffen / afval

De inzet bij de planontwikkeling van Vathorst richt zich enerzijds op het beperken van het gebruik van grondstoffen. Dit betreft zowel de materiaaltoepassing bij de realisatie van de wijk (beton, zand, hardhout) als het gebruik van energie en water. Anderzijds wordt er naar gestreefd het milieu zo min mogelijk te belasten met afvalstoffen en met vervuiling van bodem, water en lucht.

Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod. Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya te worden toegepast.

Een integraal, op duurzaamheid gericht, afvalbeheer behelst een samenhang tussen de wijze van afvalinzameling en de daaruit voortvloeiende stedenbouwkundige maatregelen. In het plangebied De Laak vindt afvalinzameling bij voorkeur ondergronds plaats. In alle andere plangebieden wordt afvalinzameling bovengronds. Afvalcontainers worden op eigen terrein geplaatst (niet in openbare ruimte).

Tijdens de bouw vindt gescheiden inzameling en afvoer van afval plaats.

In 2012 wordt een onderzoek gestart naar een nieuw Grondstoffenplan voor de periode 2013-2016. Er wordt onderzocht welke concrete kansen er liggen voor de implementatie van het concept "'cradle to cradle" (afval=grondstof) in het kader van onder andere de bestaande stad en gebiedsontwikkeling.

5.10.8 Nieuwe bouwinitiatieven

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend. Bij bouwinitiatieven wordt gekeken naar de kansen op het gebied van duurzaamheid. Maatregelen om deze duurzaam te bouwen / te ontwikkelen zijn in die paragraaf beschreven. Algemeen dient bij bouwprojecten vroegtijdig overlegd te worden met de afdeling milieu van de gemeente Amersfoort over de sturing van ontwerp- en materiaalkeuzen. Doel van dit overleg is:

  • het vroegtijdig in kaart brengen van 'duurzaam bouwen' kansen;
  • indien het streefniveau niet wordt gehaald (zie paragraaf 5.10.4 "GPR instrument, prestatieafspraken") wordt met de bouwende partij overlegd over de redenen voor ontstane belemmeringen. Gezamenlijk wordt bekeken welke oplossingen mogelijk zijn;
  • tijdige toetsafspraken van het voorlopig ontwerp en het definitief ontwerp, evenals het toetsen van het bestek en de uitvoering door de afdeling Vergunningen-, Toezicht en Handhaving (VTH).