direct naar inhoud van Artikel 10 Gemengd - 2
Plan: Hooglanderveen en Vathorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00066-0301

Artikel 10 Gemengd - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande, twee aaneengebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen;
  • b. bijzondere woonvormen;
  • c. uitsluitend op de begane grond en daaronder gelegen bouwlagen: ook voor onderwijs, gezondheidszorg, religie, verenigingsleven, buurt- of wijkcentrum en/of openbare dienstverlening, niet zijnde opvangvoorzieningen, met een maximum oppervlak van 100 m²;
  • d. speel- en groenvoorzieningen;
  • e. water en waterpartijen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. wegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en parkeervoorzieningen;
  • h. tuinen en erven,


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag;

10.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming.

10.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd, tenzij ter plaatse een bebouwingspercentage of een maximaal bebouwde oppervlakte is aangegeven; in dat geval geldt dat bebouwingspercentage of de bebouwde oppervlakte;
  • c. de afstand van een achtergevel van een hoofdgebouw tot de achtergevel van een achterliggende woning, bedraagt tenminste 15 m;
  • d. de afstand tussen de voorgevels van woningen onderling, dan wel voorgevels en achtergevels van woningen onderling, mag niet minder dan 10 m bedragen, tenzij de bestaande afstand al minder bedraagt;
  • e. het bepaalde onder c en d is niet van toepassing bij hoekoplossingen, patiowoningen en clusterwoningen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • g. de voor-, achter- en zijgevels zoals deze bij realisatie van de hoofdgebouwen ontstaan, worden aangemerkt als bebouwingsgrens waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwdiepte in ieder geval mag bedragen:
      • voor aaneengesloten woningen: 9 meter;
      • voor halfvrijstaande woningen: 10 meter;
      • voor vrijstaande woningen: 12 meter;
  • h. de goothoogte en hoogte zoals deze bij realisatie van de hoofdgebouwen ontstaan, worden aangemerkt als maximale goothoogte en hoogte waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd;
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk op een afstand van niet minder dan 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel achter het verlengde daarvan, dient te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de aan- en bijgebouwen een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag:
    • 1. voor percelen tussen de 0 m2 en 100 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20% van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 20m2;
    • 2. voor percelen tussen de 100 m2 en 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20 m2, vermeerderd met 14% van het meerdere van 100 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 75 m2;
    • 3. voor percelen groter dan 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 75 m2, vermeerderd met 2,5% van het meerdere van 500 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 100 m2;
  • f. Bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder e wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend;
  • g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

10.2.3 Erkers en ingangspartijen

Aan de voorgevel van een woning mogen binnen en buiten het bouwvlak erkers en ingangspartijen worden gebouwd, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van de erker of ingangspartij mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning maximaal 1,5 meter zijn, mits de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 m bedraagt;
  • b. de goothoogte van de erker of ingangspartij mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 meter;
  • c. de oppervlakte van de erker of ingangspartij voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • d. de erker of ingangspartij dient minimaal 1 m uit de erfgrens worden geplaatst;
  • e. de erker of ingangspartij mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel beslaan;
  • f. de erker of ingangspartij mag niet worden gebruikt als (uitbreiding van) bergingen en schuren.

10.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen en (verlichtings)masten   9 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
overkappingen   3 m  
speelvoorzieningen   5 m  
erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
overige bouwwerken   2 m  

10.3 Specifieke gebruiksregels

10.3.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het beroep of bedrijf door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend welke bewoner maximaal 2 medewerkers mag hebben;
  • b. het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken voor beroep of bedrijf niet mag leiden tot een (onevenredige) afbreuk of aantasting van:
    • 1. het woonkarakter van de woning;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de (primaire) woonfunctie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 4. het woongenot en de woonsituatie van de aangrenzende gronden en bebouwing;
    • 5. het woonkarakter en woonmilieu van de straat, buurt of wijk.
  • c. er geen sprake is van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. maximaal 35% van de bebouwde oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden benut voor het beroep of bedrijf, met een maximum van 75 m²;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • f. er geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning mogen plaatsvinden, met uitzondering van in- en uitladen;
  • g. het geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer betreft, zoals deze luidt op het tijdstip van het verkrijgen van rechtskracht van dit plan, met dien verstande dat in ieder geval zijn toegestaan de activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor de regeling beroep en bedrijf aan huis zijn aangemerkt als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld voor wat betreft hun ruimtelijke uitwerking voor de omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • i. reclame-uitingen maximaal 0,15 m² zijn en plat tegen de gevel worden gemonteerd of vrijstaand op een maximale hoogte van 1 meter op eigen terrein.
     
10.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woonruimte;
  • b. het gebruik van garageboxen voor bedrijfsmatige opslag en overige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels

10.4.1 Kamerverhuur

Burmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 onder a voor het gebruiken van een woning voor kamergewijze verhuur, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de in Amersfoort geldende normen voor omzetting naar kamerverhuur zoals vastgelegd in paragraaf 3.1 van de 'Huisvestingsverordening Amersfoort 2011' en hoofdstuk 3 van de 'beleidsregels woonruimteverdeling gemeente Amersfoort'.

10.4.2 Opvangvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1, voor het toestaan van opvangvoorzieningen, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • b. mits er uit het oogpunt van milieu geen belemmeringen zijn;
  • c. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

10.4.3 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1 onder c ten behoeve van publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de in Amersfoort geldende parkeernormen, waarbij de parkeereis op eigen terrein wordt opgelost;
  • b. wanneer de parkeereis niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost, de extra parkeerbehoefte wordt opgevangen op al aanwezige parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een maximum van 3 parkeerplaatsen, mits het betreffende gebied de extra parkeerdruk kan opvangen;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan de onder lid 10.3.1 genoemde voorwaarden.