De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de aanleg en instandhouding van landschappelijke waarden en natuurwaarden;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
wegen, paden en parkeervoorzieningen;
extensief recreatief medegebruik;
ter plaatse van de aanduiding ‘speciale vorm van natuur - dierenverblijf’: een dierenverblijf
ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een ontsluitingsweg.
4.2 Bouwregels
4.2.1
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen niet worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'dierenverblijf'. Hierbij geldt dat:
ter plaatse van de aanduiding ‘speciale vorm van natuur - dierenverblijf:
gebouwen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven aanduidingsvlak mogen worden gebouwd;
de bebouwing een maximale oppervlakte mag hebben van 75m2;
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 meter;
de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
de afstand van de bebouwing tot de perceelgrenzen tenminste 5 meter bedraagt;
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 1,5 meter.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeesters en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);
de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het vellen van bos;
het aanbrengen van niet-omkeerbare verharding en/of verharde oppervlakte van meer dan 100 m2;
het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.
4.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 4 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd of het tijdstip van het kracht worden van dit plan;
noodzakelijk zin in verband met de realisering van de bestemming en/of het landgoed;
noodzakelijk zin in verband met de realisering van een ontsluiting binnen 20 meter aan weerszijden van de aanduiding ‘ontsluiting’ op de verbeelding.
4.3.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 4 lid 3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden van de gronden.