direct naar inhoud van 2.1 Europees- en rijksbeleid
Plan: Regterweistraat 5
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0304.BPwaaregterweistr5-1204

2.1 Europees- en rijksbeleid

2.1.1 Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren in een goede toestand te brengen en te houden. Uitgangspunt is waterbeheer op het gebied van stroomgebieden. In 2009 dient voor ieder stroomgebieddistrict een stroomgebiedbeheersplan te zijn vastgesteld. In het stroomgebiedbeheersplan staan afspraken over de te behalen kwantitatieve en kwalitatieve waterdoelen.

De oppervlaktewateren dienen (in principe) in 2015 een goede ecologische en een goede chemische toestand te bereiken. In het grondwater moet in dat jaar sprake zijn van een goede chemische en een goede kwantitatieve toestand. De deadline 2015 geldt met name voor beschermde gebieden (onder andere zwemwateren en Natura 2000-gebieden).

In §4.7 is aangegeven wat de consequenties voor het plangebied zijn.

2.1.2 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte (2006) worden de uitgangspunten voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd, waarbij het gaat om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt.

De nota bevat daarmee niet alleen de ruimtelijke uitspraken zoals die eerder in het ontwerp van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening waren opgenomen, maar ook die uit het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) en uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP), voor zover het kabinet daaraan vasthoudt. Daarnaast worden in de Nota Ruimte ook de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven opgenomen.

De kern van het beleid ligt in het toepassen van efficiënte manieren om met de ruimte om te gaan. Uitgangspunt van het beleid is dat de ruimtebehoefte zoveel mogelijk wordt gehonoreerd en dat er gezocht wordt naar mogelijkheden om tegelijkertijd ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. De focus ligt op vier algemene doelen:

  • Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • Borging van de veiligheid.

In de Nota Ruimte zijn alleen uitspraken opgenomen die een specifiek nationaal ruimtelijk belang dienen of die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. Rode contouren komen daarom in de nota niet meer voor; een goede waarborging en ontwikkeling van de kwaliteit van specifieke natuurgebieden en landschappen wel.

Conclusie

Het vastleggen van de nieuwe gewenste bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan past binnen de Nota Ruimte.

2.1.3 Waterwet


Op 22 december 2009 trad de Waterwet in werking. De nieuwe wet verving acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland en zes verschillende vergunningen werden ondergebracht in één nieuwe vergunning. De Waterwet zorgt zo voor een overzichtelijker en eenvoudiger waterbeheer: minder regels, minder lasten voor burgers en bedrijven en meer samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hiermee wordt jaarlijks een bedrag van 19 miljoen euro aan administratieve lastenvermindering gerealiseerd. Met de Waterwet hebben het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen moderne wetgeving in handen om integraal waterbeheer te realiseren. Dit betekent: zorgen voor waterveiligheid en het tegengaan van watervervuiling, wateroverlast en watertekorten. Ook verplicht de Waterwet waterschappen en gemeenten om hun taken en bevoegdheden onderling af te stemmen, in het bijzonder voor de riolering en de zuivering van afvalwater.

In §4.7 is aangegeven wat de consequenties voor het plangebied zijn.

2.1.4 Nationaal Waterplan


Pijler onder het waterbeleid voor de komende jaren is het in 2009 door het kabinet vastgestelde Nationaal Waterplan. Kernwoorden zijn een duurzaam, klimaatbestendig waterbeleid en doelmatig waterbeheer, zowel organisatorisch als financieel. Voorop staat het vergroten van de waterveiligheid, oftewel een goede bescherming tegen overstromingen. Ook op het punt van waterkwantiteit (het voorkómen van wateroverlast en droogte) en waterkwaliteit (schoner water) stelt de overheid in het Nationaal Waterplan hoge ambities.

In de afgelopen tien jaar gaven de Vierde Nota waterhuishouding, de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water een belangrijke impuls aan het waterbeheer. Dit gaat met het Nationaal Waterplan een nieuwe fase in.

In §4.7 is aangegeven wat de consequenties voor het plangebied zijn.

2.1.5 Wet luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn ondergebracht in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen. Daarmee zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005), de Regeling saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen.

De aanleiding daartoe is de maatschappelijke discussie die ontstond als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De grenswaarden voor verschillende stoffen zoals voorgeschreven in de richtlijn 1999/30 EG van de Raad van de Europese Unie zijn niet gewijzigd ten opzichte van het Besluit luchtkwaliteit 2005. Maar de wet maakt nu wel onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. In het nieuwe Besluit NIBM (Niet in betekenende mate) met onderliggende regelingen is vastgelegd onder welke omstandigheden ruimtelijke ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en als zodanig niet getoetst hoeven te worden aan de vigerende normen voor NO2 en PM10

Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL.

In §4.5 is aangegeven wat de consequenties voor het plangebied zijn.

2.1.6 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is sinds 27 oktober 2004 van kracht. Het besluit verplicht gemeenten risicovolle situaties van inrichtingen ten opzichte van kwetsbare bestemmingen binnen 3 jaar te saneren als het plaatsgebonden risico hoger is dan 10-6 voor 2010. Voor wat betreft het groepsrisico wordt een motiveringsplicht wettelijk geregeld. Krachtens het Bevi moeten alle besluiten in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening integrale aspecten van externe veiligheid afwegen.

In §4.4 is aangegeven wat de consequenties voor het plangebied zijn.

2.1.7 Flora- en faunawet

Op basis van de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet is het een vereiste om inzicht te bieden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zullen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of zijn leefgebied, zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Zijn de effecten niet weg te nemen, bijvoorbeeld door een andere locatie te kiezen, of op een andere manier naar een oplossing te zoeken, terwijl de uitvoering van het plan noodzakelijk wordt geacht (dwingende redenen van groot openbaar belang) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden aangevraagd en zal moeten worden voorzien in compensatie. Daar waar ontwikkelingen plaatsvinden, geldt in dit kader een onderzoeksplicht.

In §4.8 is aangegeven wat de consequenties voor het plangebied zijn.

2.1.8 Nota Belvedere

De nota Belvedere geeft de visie van het kabinet weer op de wijze waarop met cultuurhistorische kwaliteiten bij de toekomstige inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De nota is een belangrijke bouwsteen voor de Vijfde nota over de Ruimtelijke Ordening en de Nota natuur, bos en landschap voor de 21ste eeuw. De nota Belvedère levert dus vooralsnog geen ‘eigen’ beleid op, maar moet doorwerken op andere beleidsvelden. Het initiatief voor de nota komt van OC&W; de nota is mede ondertekend door VROM, LNV en V&W.

Een groot deel van de gemeente Neerijnen, behoort tot het Belvederegebied Tieler- en Culemborgerwaard. Het plangebied De Colonie valt binnen het Belvederegebied.

De Belvedère gedachte is behoud door ontwikkeling. Voor de Tieler- en Culemborgerwaard zijn de kenmerken vooral gericht op de componenten recreatieve belevingswaarde, de verervingswaarde en de woongenotswaarde.

Conclusie

Het plan voor herontwikkeling op een bestaande en bebouwde locatie is niet in strijd met de Belvèdere gedachte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0304.BPwaaregterweistr5-1204_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0304.BPwaaregterweistr5-1204_0004.png"

Figuur 3: Kaart met Belvedere gebieden en uitsnede Tieler- en Culemborgerwaard (bron: Nota Belvedere)