1.1 plan
het bestemmingsplan Windpark Deil van gemeente Neerijnen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand van gemeente Neerijnen als NL.IMRO.0304.BPbgwindparkdeil.1703 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-verbonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat, in een woonruimte wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte productie-gebonden detailhandel.
1.6 aan-huis-verbonden bedrijf:
een ambachtelijk, handels-technisch, constructietechnisch of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf in milieucategorie 1 of 2, al dan niet met onder-geschikte productiegebonden detailhandel, dat in een woonruimte wordt uitgeoefend.
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren.
1.8 archeologisch onderzoek
onder archeologisch onderzoek wordt verstaan het verrichten van een archeologisch onderzoek, in de zin van de KNA. Een archeologisch onderzoek mag enkel worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend vol-gens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bedrijfswoning
een woonruimte in of bij een gebouw of bouwwerk of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw, bouwwerk of het terrein noodzakelijk is.
1.13 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.14 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder en een zolder voor zover die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn geworden.
1.15 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 compact transformatorstation
bouwwerk behorend bij een windturbine ten behoeve van het op spanning houden van de interne parkbekabeling van het windpark.
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horeca-bedrijf wordt hieronder niet begrepen.
1.21 drinkwaterwinning
activiteiten die samenhangen met de winning van drinkwater
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt,- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteelt-bedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkvee-bedrijven en rundveebedrijven worden hieronder ook begrepen.
1.24 grondgebonden veehouderij
een veehouderijbedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengende vermogen van de onbebouwde gron-den in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden veehouderijbe-drijven zijn in ieder geval rundveehouderij- en melkveehouderijbedrijven.
1.25 intensieve veehouderij
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rund-veemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapen-houderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebon-den melkrundveehouderij.
1.26 kas
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de pro-ductie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1, 5 m.
1.27 landschappelijke waarde
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin.
1.28 maaiveld
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden. Inleidende regels 6
1.29 natuurversterkingsplan
plan dat maatregelen bevat ter compensatie van het verlies aan natuurwaarden als gevolg van de bouw en het gebruik van windturbines binnen gebieden die zijn aangewezen in het kader van het Gelders Natuurnetwerk (GNN).
1.30 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers en bemalingsinstallaties.
1.31 opstelplaats
een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine.
1.32 peil
- voor gebouwen binnen 5m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.33 rotor
Het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub of wiekenas van een windturbine.
1.34 rotordiameter
de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven.
1.35 seizoenarbeiders
werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn.
1.36 schakel-/inkoopstation
bouwwerk bedoeld voor het onderbrengen van schakel- en meetapparatuur om de windturbines te verbinden met het landelijke elektriciteitsnet.
1.37 ter zake deskundige
de saab of een andere door het bevoegd gezag aangewezen deskundige.
1.38 toetsingskader defensieradar
het geheel van regels en beleid als genoemd in het Barro en het Rarro waarmee wordt bepaald of de verstoring van het radarbeeld als gevolg van de oprichting van windturbines aanvaardbaar is of niet.
1.39 veiligheidszone Gasunie
de veiligheidszone die aangehouden wordt bij windturbines in de nabijheid van ondergrondse buisleidingen voor aardgas en aardolieproducten met een werkdruk van meer dan 15 Bar.
1.40 vereveningseffect
toename van stikstofemissie binnen een inrichting terwijl binnen een of meerdere andere inrichting(en), al dan niet in hetzelfde plangebied, een afname van de stikstofemissie plaatsvindt zodat de totale stikstofdepositie op een voor stikstof overbelast Natura 2000 - gebied ten opzichte van de voor het betreffende gebied relevante referentiedatum aantoonbaar niet toeneemt, of door de initiatiefnemer wordt aangetoond dat er concreet zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming, dan wel indien aangetoond wordt dat de toename past binnen, bij of krachtens de Wet natuurbescherming opgestelde regels.
1.41 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.42 voorgevelrooilijn
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.43 woonruimte
een besloten ruimte, die al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd is voor de bewoning door één huishouden.
1.44 windpark
het geheel aan windturbines dat door dit plan mogelijk gemaakt wordt.
1.45 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht.