Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Neerijnen, correctieve herziening Tinnegieter met identificatienummer NL.IMRO.0304.BPbgtinnegieter-1803 van de Gemeente Neerijnen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden bedrijf
een ambachtelijk, handels-technisch, constructietechnisch of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf in milieucategorie 1 of 2, al dan niet met ondergeschikte productiegebonden detailhandel.
1.4 aan-huis-verbonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat, in een woonruimte wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte productiegebonden detailhandel.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte
een aangebouwd of vrijstaand bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, of het fokken en houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- Grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt,- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven worden hieronder ook begrepen;
- Niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond. Niet-grondgebonden bedrijven zijn intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en grondgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen en sommige viskwekerijen en wormenkwekerijen;
- Grondgebonden veehouderij:
een agrarisch bedrijf voor het houden van vee waarbij het houden van vee geheel of grotendeels afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf kan beschikken, met uitzondering van mestkalverhouderijen, paardenhouderij en manege.
1.9 archeologisch deskundige
de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.
1.10 archeologisch monument
terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
1.11 archeologisch onderzoek
onder archeologisch onderzoek wordt verstaan het verrichten van een archeologisch onderzoek, in de zin van de KNA. Een archeologisch onderzoek mag enkel worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet of een certificaat ex artikel 5.1 Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.12 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.16 bed and breakfast
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed and breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.17 bedrijf/niet agrarisch bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.18 bedrijfsgebouw
een gebouw dat geschikt is voor bedrijfsmatige activiteiten, waaronder ook maatschappelijke- en sportgerelateerde activiteiten worden gerekend, niet zijnde kassen.
1.19 bedrijfswoning
een woonruimte in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.20 bestaand
bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder en een zolder voor zover die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn geworden.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 dagrecreatie
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang in de vorm van extensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op natuurbeleving en landschapsbeleving zoals wandelen, skeeleren, fietsen of kanoën.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.
1.30 erfbeplanting
visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.
1.31 evenement
alle tot vermaak en recreatie bedoelde tijdelijke al dan niet periodiek terugkerende activiteiten op of aan de openbare weg, dan wel voor publiek toegankelijk, zoals feesten, markten, braderieën, sportwedstrijden, voorstellingen, optochten en dergelijke.
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 glastuinbouwbedrijf
een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen, ruimtelijk gezien geheel of nagenoeg geheel met behulp van een constructie van glas, kunststof of een andere materiaal soort voor een overkapte teelt of veredeling van gewassen (zoals kassen, boog-, tunnel- en rolkassen en wandelkappen) van minimaal 1.500 m².
1.34 hoofdgebouw
een of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.
1.35 horecabedrijf
een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies en van maaltijden en spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café.
1.36 hulpgebouw (agrarisch)
een solitaire schuur/stal in het agrarisch gebied die dient voor de stalling van pony's, paarden schapen en / of geiten alsmede gebouwtjes / containers ten behoeve van beregeningsinstallaties.
1.37 kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend bestemd of opgericht dan wel kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.38 kas
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m, niet zijnde (tijdelijke) ongeconditioneerde tunnelkassen van folie.
1.39 kleinschalig kamperen
een voorziening gericht op kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, zoals kamperen bij de boer;
1.40 kleinschalige mestverwerking
het verwerken van mest van bedrijven uit de directe omgeving tot een maximum van 36.000 ton per jaar.
1.41 landschappelijke waarde
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin.
1.42 maaiveld
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.43 opslag, buitenopslag
buitenopslag van goederen die een regelmatige verplaatsing behoeve vanwege productie en/of handel voor het eigen bedrijf.
1.44 opslag, dynamische (binnen)opslag
binnenopslag van goederen die een regelmatige verplaatsing behoeve vanwege productie en/of handel voor het eigen bedrijf.
1.45 opslag, statische (binnen)opslag
binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf. Het betreft bijvoorbeeld (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.46 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.47 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.48 plattelandswoning
een (voormalige bedrijfs-)woning gelegen binnen een agrarisch of bedrijfsmatig bouwvlak zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en het (agrarisch) bedrijf.
1.49 seizoensarbeiders
werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn.
1.50 seksinrichting
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.51 teeltondersteunende kas
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerd klimaatomstandigheden.
1.52 teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen
voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals hagelnetten, stellingen en regenkappen, niet zijnde teeltondersteunende kassen.
1.53 ter zake deskundige
de saab of een andere door het bevoegd gezag aangewezen deskundige.
1.54 veldschuur
een solitaire schuur / stal in het agrarisch gebied die dient als opslag / stalling ten behoeve van het agrarisch bedrijf en / of agrarische activiteiten en als zodanig is aangeduid.
1.55 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan, met dien verstande dat:
- bij gesplitste (monumentale) woningen van voor 1940 de oorspronkelijke voorgevel als voorgevel(rooi)lijn wordt aangehouden, tenzij in een specifiek geval anders is vastgelegd.
1.56 voorgevelrooilijn
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 peil
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- grondgebonden agrarische bedrijven;
- hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten;
- één bedrijfswoning, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
- kleinschalig kamperen;
- de huisvesting van seizoensarbeiders;
- dagrecreatie;
- tuinen, erven en verhardingen;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- evenementen.
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
- de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen met derden mag niet minder bedragen dan 5 m.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
- de afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
- Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' anders is weergegeven;
- De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m.
3.2.3 Teeltondersteunende kassen
Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:
- teeltondersteunende kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- de afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
- de oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m;
- de bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m;
- de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2 m;
- de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 5 m;
- de bouwhoogte van torensilo's en installaties mag niet meer bedragen dan 12 m;
- de bouwhoogte van energievoorzieningen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven mag niet meer bedragen dan 12 m;
- de bouwhoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 6 m;
- de bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
- kuilvoerplaten en mestzakken zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak.
- de bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat een poer vierkant dient te zijn en dat de oppervlakte per poer niet meer dan 1 m² mag bedragen.
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
- het bouwen van betonpalen ten behoeve van het ondersteunen van fruitbomen is toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
- het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is toegestaan, mits:
- de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m².
3.2.6 Paardenbakken
Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende bepalingen:
- paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m²;
- lichtmasten zijn niet toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
het bepaalde in
artikel 3.2.1 sub a voor het bouwen van hulpgebouwen ten behoeve van hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten onder de volgende voorwaarden:
- het aantal hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan één per hectare;
- de afstand van het hulpgebouw tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
- er sprake is van een landschappelijk inpassing;
- het bepaalde in artikel 3.2.2 sub d voor een goothoogte tot maximaal 7,5 m, onder de volgende voorwaarde:
- de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige;
- het bepaalde in artikel 3.2.3 voor de bouw van teeltondersteunende kassen tot een maximale oppervlakte van 1.500 m²;
- het bepaalde in artikel 3.2.3 voor de bouw van teeltondersteunende kassen ten behoeve van boomteelt tot een maximale oppervlakte van 2.500 m²;
- het bepaalde in artikel 3.2.4 ten behoeve van de bouwhoogte van torensilo's, installaties en energievoorzieningen tot maximaal 15 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
- boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, behoudens bestaande en vervanging van bestaande boomgaarden.
- het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
- het opslaan van goederen van derden en het stallen van caravans;
- het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
- het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning;
- mestverwerking;
- grootschalige opslag van aardoliehoudende vloeistoffen of schadelijke stoffen.
3.4.2 Kleinschalig kamperen
- Kleinschalig kamperen is toegestaan, waarbij maximaal 15 standplaatsen tot maximaal 3.000 m² is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak.
- Binnen het bouwvlak is maximaal 75 m² aan sanitaire voorzieningen toegestaan.
3.4.3 Huisvesting seizoensarbeiders in bedrijfsgebouwen
De vestiging van seizoensarbeiders binnen bestaande bedrijfsgebouwen is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de voor bewoning ingerichte gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
- er mogen niet meer dan 12 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden;
- de oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 200 m²;
- de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar, waarbij er op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden de huisvesting moet zijn onderbroken;
- er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.
3.4.4 Evenementen
Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd. Voor maneges zijn per jaar maximaal 2 evenementen toegestaan;
- het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
- het evenement dient te voldoen aan het gemeentelijk beleid;
- er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden;
- de duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer bedragen dan 5 dagen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.1 en
artikel 3.4 ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf, met dien verstande, dat:
- de gezamenlijke vloeroppervlakte aan niet-agrarische activiteiten niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde oppervlak tot een maximum van 350 m², met uitzondering van agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal stroomrug' waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 700 m²;
- nevenfuncties uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwing;
- de uitoefening van de nevenfunctie geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
- er geen buitenopslag voor de nevenfunctie plaatsvindt;
- de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt;
- de afwijking gepaard gaat met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan;
- de omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
de volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
- kleinschalige detailhandel tot maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;
- kleinschalige horeca, tot maximaal 50 m² en een bijbehorend terras tot maximaal 100 m²;
- vakantieappartementen, waarbij maximaal 3 eenheden zijn toegestaan tot maximaal 195 m²;
- trekkershutten tot een totaal maximaal oppervlak van 60 m²;
- productiegebonden detailhandel inclusief opslag tot maximaal 50 m² verkoopvloeroppervlakte;
- dagrecreatie, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m² en 750 m² ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal stroomrug';
- zorgfunctie, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m² en 375 m² ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal stroomrug';
- statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m² en 1.500 m² ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal stroomrug';
- semi agrarische bedrijvigheid, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m² en 600 m² ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal stroomrug'
- niet agrarische bedrijvigheid, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m² en 600 m² ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal stroomrug'.
- cumulatie van nevenfuncties, met uitzondering van statische binnenopslag en kleinschalig kamperen, is toegestaan tot maximaal 50% van de bedrijfsbebouwing, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 350 m2 en 700 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal stroomrug'.
3.5.2 Afwijken kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.4.2 ten behoeve van extra standplaatsen, waarbij maximaal 25 standplaatsen tot maximaal 5.000 m² is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak, mits:
- sprake is van een landschappelijke inpassing;
- de omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat;
3.5.3 Afwijken ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders in bedrijfsgebouwen en/of logiesgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in
artikel 3.4.3, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de voor bewoning ingerichte gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
- de noodzaak dient aangetoond te zijn door een advies van een ter zake deskundige;
- er mogen niet meer dan 32 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden;
- de oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 400 m²;
- de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
- er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden;
- de mgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
3.5.4 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in woonunits en/of stacaravans
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in
artikel 3.4.3 voor het huisvesten van seizoensarbeiders in woonunits en/of stacaravans, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er is aangetoond dat huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet mogelijk is;
- de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. In geval de afwijking meer dan 12 seizoensarbeiders betreft, dient hieromtrent vooraf advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige;
- de woonunits en/of stacaravans mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
- er mogen niet meer dan 32 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden;
- de oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 400 m²;
- de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
- er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden;
- de omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
3.5.5 Afwijken afstand boomgaarden tot gevoelige functies
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.4.1 sub a ten behoeve van de realisering van een boomgaard binnen 50 m van gevoelige functies, mits uit onderzoek blijkt dat:
- de afwijking milieuhygiënisch inpasbaar is;
- er geen hinder is voor omliggende (bedrijfs)woningen en bedrijven.
3.5.6 Afwijken ten behoeve van kleinschalige mestverwerking
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 3.4.1 sub f ten behoeve van kleinschalige mestverwerking, mits:
- de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige;
- de mestverwerking in hoofdzaak gebruik maakt van biomassastromen uit de directe omgeving;
- het digestaat van de mestverwerking een organische meststof is die in hoofdzaak weer wordt afgezet in de directe omgeving;
- de (agrarische) bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven niet mogen worden beperkt.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- voor niet agrarische functies wordt het bestemmingsvlak verkleind tot 5.000 m²;
de oppervlakte aan bebouwing voor niet agrarische functies mag niet meer bedragen dan 500 m², met uitzondering van:
- wijziging ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug', waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 750 m²;
- niet agrarische functies in de vorm van recreatie waarbij de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' niet meer mag bedragen dan 750 m²;
- niet agrarische functies in de vorm van zorgfuncties niet meer mag bedragen dan 250 m² en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' niet meer dan 375 m²;
- niet agrarische functies in de vorm van statische opslag niet meer mag bedragen dan 500 m² vermeerderd met 75% van de bestaande opstallen en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal stroomrug' 750 m² vermeerderd met 75% van de bestaande opstallen;
- overtollige bebouwing, met uitzondering van monumentale bebouwing en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dient te worden gesloopt;
- in afwijking van het bepaalde onder d mag het geheel aan bestaande bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van semi-agrarische bedrijvigheid;
- in afwijking van het bepaalde onder d mag voor iedere 5.000 m² aan gesloopte kassen 125 m² aan nieuwe bedrijfsgebouwen worden gebouwd, waarbij het totaal aan nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 500 m²;
- buitenopslag is niet toegestaan;
- bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2 conform de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- in afwijking van het bepaalde onder i is bedrijvigheid in een hogere milieucategorie toegestaan mits het bedrijf niet meer milieuhinder veroorzaakt dan het bestaande bedrijf;
- er is geen hinder voor omliggende (bedrijfs)woningen en bedrijven;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- de wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.
3.6.2 Wijziging ten behoeve van realisatie eerste bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de wijziging kan alleen worden verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
- de wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf;
- er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een ter zake deskundige inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning;
- de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
- er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
- er dient voldaan te worden aan de bouwregels van artikel 3.2.1;
- de wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan;
- er dient te worden voldaan aan het gemeentelijk woningbouwprogramma.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden dienen alleen bij projecten in het kader van de Tracéwet en projecten met een bodemingreep/ verstrorende werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 10.000 m² te worden onderzocht op eventuele archeologisch waardevolle resten.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
6.2 Bebouwingspercentages
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met een verleende vergunning tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Algemene gebruiksregels
In die gevallen dat het bestaande gebruik, dat in overeenstemming met een verleende vergunning tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de gebruiksregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt dat gebruik in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
7.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het gebruiken van gebouwen ten behoeve van de huisvesting van de verzorgers van paarden;
- evenementen tenzij uitdrukkelijk toegestaan.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 Overige zone - oeverwal stroomrug
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - oeverwal stroomrug' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke elementen van de rivieroeverwallen en stroomruggen.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
- Van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhoud van een (bedrijfs)woning, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
Van deze regels en toestaan dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg niet minder mag bedragen dan 10,0 m, met dien verstande dat:
- de afwijking stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
- er geen onevenredige hinder ontstaat voor omliggende functies.
Van deze regels en toestaan dat de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens met derden niet minder mag bedragen dan 2,0 m, met dien verstande dat:
- de afwijking stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
- er geen onevenredige hinder ontstaat voor omliggende functies.
- Van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.
- Van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
Van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevellijn of voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
- de overschrijding van de voorgevellijn of voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2,0 m;
- de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
Van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
Van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40,0 m;
- ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50,0 m;
- ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10,0 m;
Van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
- de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10 % van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Wijzigen Waarde - Archeologie 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- aan gronden alsnog de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen indien uit aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Neerijnen, correctieve herziening Tinnegieter'