direct naar inhoud van Artikel 10 Waarde - archeologishe verwachtingswaarde
Plan: Nunspeet Zuid-Oost
Plantype: bestemmingsplan artikel 10
IMRO-idn: NL.IMRO.03020000BP01017-

Artikel 10 Waarde - archeologishe verwachtingswaarde

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

10.2 bouwvoorschriften

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 9 mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

10.3 vrijstelling van de bouwvoorschriften
10.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel1010.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

10.3.2

Ontheffing als bedoeld in artikel 10.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
10.3.3

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 10.3.1, winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

10.4 aanlegvergunning
10.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 10.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m vanaf maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
10.4.2

Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

10.4.3

Het in artikel 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 100 m2 en niet dieper dan 0,5 m vanaf het maaiveld;
  • c. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • d. de werken en werkzaamheden:
  • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • e. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.