direct naar inhoud van Artikel 3 BEDRIJVENTERREIN
Plan: De Kolk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.03020000BP01001-0001

Artikel 3 BEDRIJVENTERREIN

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor BEDRIJVENTERREIN aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding categorie A: bedrijven tot en met categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, die als bijlage bij deze voorschriften is gevoegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding categorie B: bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, die als bijlage bij deze voorschriften is gevoegd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding categorie C bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, die als bijlage bij deze voorschriften is gevoegd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding categorie D: bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, die als bijlage bij deze voorschriften is gevoegd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding categorie E: bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, die als bijlage bij deze voorschriften is gevoegd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 1 dienst-/bedrijfswoning, deze uitsluitend zijn bestemd voor een bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduidingen lpg, voor niet meer dan één lpg-tankstation in het plangebied (met bijbehorend vulpunt, reservoir en afleverpunt) met een lpg doorzet van niet meer dan 1.000 m³/jr, mits de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 1 van de
    Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen binnen het bouwperceel van deze risicovolle inrichting of op gronden met de bestemming VERKEER, VERKEER - VERBLIJF, GROEN of BOS;
  • h. ter plaatse van de aanduiding monument (gemeentelijk), voor het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde;

met daarbijbehorende gebouwen, tenzij anders in dit plan is geregeld bedrijfswoningen daaronder niet begrepen, andere-bouwwerken, erven, tuinen, groen, nuts- en parkeervoorzieningen, alsmede voorzieningen voor de waterhuishouding, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwperceel niet meer dan 5.000 m² bedraagt en dat:

  • i. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van de onder g genoemde inrichting;
  • j. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • k. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
  • l. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994 niet zijn toegestaan.
  • m. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van detailhandel in weggebonden artikelen bij een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding afwijkende perceelsoppervlakte geldt dat de oppervlakte van het bouwperceel geldt zoals die bestaat op het tijdstip van

terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

  • o. ter plaatse van de aanduiding maximaal bebouwingspercentage 40 een bouwperceeloppervlakte van respectievelijk 2.000 en 3.500 m2 is toegestaan, met uitzondering van een bouwperceel ter plaatse van de aanduiding wijzingsbevoegdheid I, waarvoor een bouwperceeloppervlakte geldt van niet meer dan 2.000 m2.
3.2 Beschrijving in hoofdlijnen

De in deze bestemming aan de gronden toegekende doeleinden zullen met het plan worden nagestreefd op de wijze, zoals hierna in hoofdlijnen is beschreven:

  • a. uitgangspunt is de realisering van een lokaal bedrijventerrein en een gefaseerde realisatie van het plan, waarbij maximaal 15 hectare in de eerste fase wordt uitgegeven. De overige gronden in de 2e fase mogen pas worden uitgegeven nadat 75% van de gronden in de 1e fase is uitgegeven en na instemming van de gemeenteraad. Het college van burgemeester en wethouders zal op dat moment aannemelijk moeten maken dat er voldoende behoefte aan uitgeefbare bedrijfsgrond is en daarbij zullen de navolgend aspecten worden beschreven:
  • inventarisatie en analyse van de beschikbare ruimte van alle bedrijventerreinen in Nunspeet;
  • inzicht in het verloop van de uitgifte van de 1e fase;
  • actualisatie behoefteonderzoek;
  • a. er dient sprake te zijn van een hoogwaardig en herkenbaar groen verzorgd bedrijvenpark passend in de directe omgeving: een Veluws werklandschap met waardevolle en beeldbepalende groenelementen;
  • b. er dient te worden voorzien in retentievoorzieningen die samen met de groenvoorzieningen geïntegreerd zullen worden in een retentiegebied.
  • c. het bedrijventerrein dient zich te onderscheiden in 3 deelgebieden met ieder een eigen uitstraling en gebruiksmogelijkheden. Voor de in het noorden van het plangebied gesitueerde beekzone geldt landschappelijke kwaliteit en kleinschalige gebouwen. Het in het zuiden gesitueerde deelgebied is voorbestemd voor grootschalige bedrijven met grote buitenruimtes en voor het 'centraal gelegen' deelgebied geldt het aspect 'zichtlocatie' met extra aandacht voor beeldkwaliteit;
  • d. het aspect duurzaam bouwen dient bij de planontwikkeling tot uitdrukking te komen;
  • e. het parkeren dient zo veel mogelijk op eigen terrein dan wel inpandig te worden opgelost. Voor de beekzone geldt de aanleg van een gemeenschappelijke parkeervoorziening.
3.3 Bouwvoorschriften

Op de tot BEDRIJVENTERREIN bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

3.3.1

voor gebouwen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer dan het op de plankaart aangegeven percentage bedragen;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte mogen/mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen met dien verstande dat bij een aangegeven goothoogte de dakhelling niet meer dan 30 graden mag bedragen;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen de gebouwen mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat binnen een afstand van 20 meter van de als monument (gemeentelijk) aangeduide gronden niet mag worden gebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met f geldt dat afwijkingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
3.3.2

voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het gebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een antenne-installatie mag niet meer dan 40 m bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen

3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
3.5 Vrijstelling bouwvoorschriften
3.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

  • a. 3.1 voor de bouw van een bedrijfswoning met een inhoud van niet meer dan 600 m³, met dien verstande dat:
  • dit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding categorie A en categorie B;
  • de bedrijfswoning onderdeel moet zijn van het bedrijfsgebouw of daarmee direct verbonden is;
  • de oppervlakte van het bedrijfsgebouw niet minder mag bedragen dan 250 m2;
  • b. 3.3.1 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot met niet meer dan 2 m, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding wijzigingsbevoegdheid I;
  • c. 3.3.1 onder d en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot 2 m;
  • d. 3.3.1 onder e en toestaan dat de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen wordt verminderd tot 0 m;
  • e. 3.3.2 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van een ander-bouwwerk wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
3.5.2

De in 3.5.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;

en voor wat betreft de onder a genoemde vrijstelling voorts:

  • g. indien - in geval van een zonering als bedoeld in de Wet geluidhinder - wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een hogere grenswaarde is verleend dan wel indien sprake is van een bouwkundige constructie met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A).
3.5.3

Voor een besluit tot vrijstelling geldt de in 17.1.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.6 Specifieke gebruiksvoorschriften

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 14 onder a, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden binnen een afstand van 20 meter van de als monument (gemeentelijk) aangeduide gronden voor opslag- en parkeerdoeleinden. Dit geldt niet indien de oppervlakte van die omringende gronden voor minimaal 70% voor groen(voorzieningen) is ingericht

3.7 Vrijstelling gebruiksvoorschriften
3.7.1

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

  • a. 3.1 en met het oog op de bedrijfsvoering toestaan dat de oppervlakte van een bouwperceel van 5.000 m2 en een bebouwingspercentage van 70% maximaal 7.500 m2 gaat bedragen, mits het bedrijf zowel qua afzet als herkomst van de werknemers een naar aard en schaal passend en overwegend lokaal karakter behoudt;
  • b. 3.1 en bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens dat lid toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, doch met inachtneming van het volgende:

- Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;

- vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;

- Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.

  • c. 3.1 en een Bevi-inrichting toestaan indien de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. Artikel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting of op gronden met de bestemming VERKEER, VERKEER - VERBLIJF, GROEN of BOS, en een verantwoording is gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  • d. 3.1 en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
  • 1. detailhandel in volumineuze goederen;
  • 2. bouwmarkten;
  • 3. detailhandel in meubelen en woninginrichting, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het kernwinkelapparaat en wijkwinkelvoorzieningen;
  • e. 3.1 en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor een bedrijfswoning;
  • f. 3.1 onder o en toestaan dat de oppervlakte van de met maximaal bebouwingspercentage 40 aangeduide gronden maximaal 5.000 m2 bedraagt.
3.7.2

De in 3.7.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
3.7.3

Voor een besluit tot vrijstelling geldt de in 17.1.2 vermelde voorbereidingsprocedure

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde:

  • a. ter plaatse van de aanduiding wijzigingsbevoegdheid I, de bouwvlakken gedetailleerd aan te geven zulks met het oog op een nader gewenste verkaveling;
  • b. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk toe te staan, met dien verstande dat de afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten niet minder mag bedragen dan de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven;
  • c. op de plankaart aangegeven aanduidingen met betrekking tot de functie te wijzigen of te verwijderen.
3.8.2

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de aanvaardbaarheid voor wat betreft milieu, veiligheid en luchtkwaliteit.
3.8.3

Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 3.8.2 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vindt de wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.

3.8.4

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 17.1.1 vermelde voorbereidingsprocedure.