a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
b. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
c. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:
de onbebouwde en tussen de gebouwen en de openbare weg gelegen gronden met de bestemming Bedrijventerrein voor de buitenopslag van goederen;
gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
vrijstaande bijgebouwen voor doeleinden van zelfstandige bewoning.
d. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist en deze is verleend.
e. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen:
1. die, voor zover het betreft aardgastransportleidingen, een diameter hebben van minder dan 4" en/of een druk van minder dan 40 bar;
2. die, voor zover het betreft transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie, een diameter hebben van minder dan 4";
f. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder a indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
g. Voor een besluit tot vrijstelling geldt de in 17.1.2 vermelde voorbereidingsprocedure.