direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 't Hul Noord
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01218-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De vraag naar woningbouw is de afgelopen jaren toegenomen, zo ook in de gemeente Nunspeet. Om een bijdrage te leveren aan het invullen van de woonbehoefte is in de Structuurvisie 't Hul Noord, die op 27 mei 2021 is vastgesteld, de locatie 't Hul Noord aangewezen om tot woongebied te ontwikkelen. Het voornemen van de gemeente is om maximaal 750 woningen, een school en ondersteunende voorzieningen te realiseren. Het nieuwe woongebied zal ontsloten worden door een nieuwe bovenlokale ontsluiting via de Bovenweg.

Deze ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt herzien om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de wegen Kolmansweg, Hullerweg/Molenweg en Oude Zeeweg. Daarnaast is een deel van de Bovenweg onderdeel van het plangebied. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0002.png"

Ligging plangebied (bron: openstreetmaps.org)

1.3 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. Met de bestemming wordt geregeld wat de functie van de grond is. Ook geeft het bestemmingsplan aan wat er gebouwd mag worden, waarvoor de gebouwen gebruikt mogen worden en is het een toetsingskader voor omgevingsvergunningen. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting en is opgesteld volgens de laatste afspraken over de RO Standaarden 2012.

Verbeelding

De verbeelding, een kaart, laat zien welke bestemmingen er gelden. Met aanduidingen kan meer informatie worden gegeven over wat is toegestaan, bijvoorbeeld met bouwvlakken of maatvoeringen.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden.


Opzet van de toelichting

In deze toelichting is het volgende opgenomen:

  • een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan (hoofdstuk 2);
  • een samenvatting van het relevante Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid (hoofdstuk 3);
  • in hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het plan getoetst op grond van het geldende beleid en de relevante milieuwetgeving. Ook wordt beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • hoofdstuk 5 geeft de verantwoording van de keuze van bestemmingen en wat er met de bestemmingen wordt beoogd;
  • het verslag van de procedure (hoofdstuk 6): de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

De toelichting voldoet hiermee aan de eisen die worden gesteld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Bij de voorbereiding van dit plan is het niet nodig om een milieueffectrapport, als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer, op te stellen. In paragraaf 4.1.7 is dit nader onderbouwd.

Hoofdstuk 2 Het plan

In dit hoofdstuk wordt het plan beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde plan.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt tussen de Kolmansweg, Hullerweg/Molenweg en Oude Zeeweg. Daarnaast is de Bovenweg gedeeltelijk onderdeel van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft dit globaal aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0003.png"

Luchtfoto met plangebied rood omlijnd

In de Structuurvisie 't Hul Noord (zie bijlage 1) is de huidige situatie in het plangebied en de omgeving uitgebreid in beeld gebracht. In deze paragraaf zijn de belangrijkste onderdelen beknopt beschreven.

Aan de noordzijde van de Kolmansweg ligt de zandrug Rug van Wessinge, die eindigt bij het Veluwemeer. Parallel aan deze zandrug is een ontginningsstrook aanwezig. De boerderijen die aan deze ontginningsstrook werden gebouwd vormden de basis voor het ontstaan van Nunspeet. Naast deze lintbebouwing zijn ook de historische groenstroken in en rondom het plangebied bepalende cultuurhistorische elementen.

Het gebied loopt geleidelijk af van zuidoost naar noordwest, waarbij ten noorden van het plangebied de verhoogde Rug van Wessinge ligt. De slotenstructuur staat haaks op het Veluwemassief en de Kolmansweg. De openheid, watergangen en enkele historische houtsingels bepalen het karakter van het gebied. Langs de omliggende wegen staan bomenrijen die deels onderbroken zijn.

De Kolmansweg, Hullerweg, Molenweg, Bovenweg en Oude Zeeweg zijn momenteel landelijke wegen. De Bovenweg, Kolmansweg en Hullerweg zijn onderdeel van het fietsknooppuntennetwerk en van enkele wandelroutes. Bij de molen is een fietsknooppunt aanwezig. In het plangebied zijn geen paden of wegen aanwezig. Op de Bovenweg wordt verderop in deze paragraaf nader ingegaan.

De bebouwing rondom het plangebied heeft een landelijke en kleinschalige uitstraling en is redelijk divers: er is lintbebouwing aanwezig, maar ook erven met agrarische bedrijfsbebouwing. De bebouwing staat in lijn met de verkavelingstructuur. De omliggende recreatieparken zijn relatief kleinschalig en hebben een rechtlijnige verkaveling en hebben rondom een groen karakter.

Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de bebouwde kom van Nunspeet. Tussen de Hullerweg en het plangebied liggen nog enkele functies: een agrarisch bedrijf aan de Oude Zeeweg 2 en een paar woningen. Aan de oostzijde liggen achter de Hullerweg/Molenweg de woonwijk Molenbeek en een recreatieterrein. Ten noorden van het plangebied ligt één woning ten zuiden van de Kolmansweg en aan de overzijde van de weg zijn agrarische gronden en een recreatieterrein aanwezig. Ook is ten noordoosten van het plangebied de molen De Duif aanwezig. Het plangebied grenst in het westen aan een recreatieterrein en enkele woningen. Aan de overzijde van de Oude Zeeweg liggen agrarische gronden met nog enkele woningen gelegen aan de weg.

Het plangebied zelf bestaat voornamelijk uit agrarische gronden met daarin historische groenstructuren. Een klein agrarisch gebouwtje in de noordoosthoek en de bedrijfsbebouwing van de melkveehouderij aan de Oude Zeeweg 2 is de enige bebouwing binnen het plangebied.

Ook het tracé van de Bovenweg tussen de kruisingen met de Molenweg en Elburgerweg is onderdeel van het plangebied. Rondom de weg is voornamelijk agrarische grond gelegen. Langs het tracé bevinden zich een intensieve veehouderij, manege, verschillende (vrijstaande) woningen en bomenrijen.

De Bovenweg betreft een zogenoemde 'erftoegangsweg', die als functie het ontsluiten van aanliggende erven en gebieden heeft. Het Plakkewegje, het Wezenland en de Veelhorsterweg sluiten aan op de Bovenweg. Het verkeer over de Bovenweg gaat over dezelfde rijbaan en er is in geen asmarkering. Naast gemotoriseerd verkeer maken ook fietsers gebruik van deze weg. Op enkele plaatsen zijn drempels aanwezig om de snelheid van het verkeer af te remmen. Navolgende afbeelding geeft een impressie van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0004.png"

Huidige situatie Bovenweg (bron: Google Streetview)

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Structuurvisie 't Hul Noord

De Structuurvisie 't Hul Noord is op 27 mei 2021 vastgesteld. Vanuit een ruimtelijke analyse en beleidsanalyse is een visie voor realisatie van een woonbuurt van 500 tot 600 woningen opgesteld die zo goed mogelijk ingepast wordt in het stedenbouwkundig en landschappelijk weefsel van Nunspeet. Dit heeft geleid tot navolgende visiekaart. De structuurvisie is als bijlage 1 opgenomen bij dit plan, waarin de visiekaart inclusief legenda te zien is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0005.png"

structuurvisiekaart

Navolgend is de hoofdopzet van de structuurvisie beschreven.

Landschappelijk raamwerk

De basis wordt gevormd door een sterk landschappelijk raamwerk waarbinnen flexibel en gefaseerd onder andere een duurzame wijk kan worden gerealiseerd. Er wordt ingezet op het versterken van het landschap, waarbij huidige functies zoals recreatieterrein De Hofstee en de landelijke woonkavels langs de Hullerweg logisch aansluiten op het nieuwe raamwerk. Door een sterke houtsingelstructuur te combineren met

deze landelijke woonkavels en een overgangszone met waterretentie, is er een goede balans tussen de landschappelijke kernkwaliteiten zoals die ook op provinciaal niveau zijn beschreven: openheid behouden/beleven en herstellen/versterken groenstructuur.

Er wordt gestreefd naar behoud en versterking van natuurwaarden en cultuurhistorische waarden. Dit wordt gedaan door:

  • Het respecteren van het recreatiefeconomisch product en uitstraling van molen De Duif.
  • Het herstellen van een oud historisch kerkenpad door het plangebied.
  • Behoud van de karakteristiek van de oude historische wegen Bovenweg, Molenweg en Kolmansweg.

Verkeer en aanhechting bestaande kern

De verkeersontsluiting heeft specifieke aandacht. Verbetering van de Bovenweg zorgt voor een goede aansluiting met de Rondweg-Oost en daarmee voor een goede afwikkeling en doorstroming van het autoverkeer.

Door langzaamverkeerroutes, waterstructuur en groenstructuur te laten aansluiten op de kern ontstaat er een goede samenhang met de bestaande kern van Nunspeet. Hierdoor zal de nieuwe wijk integraal onderdeel uit gaan maken van de kern en als ‘echt’ Nunspeetse wijk gaan functioneren. De Hullerweg wordt alleen voor bestemmend verkeer waardoor het ook een aantrekkelijke fietsroute wordt. De bestaande lintbebouwing wordt versterkt door de nieuwe bebouwing hierop aan te laten sluiten en deze kavels/erven groen in te passen. Ook krijgt molen De Duif een centrale rol bij de entree van de wijk vanuit de Hullerweg.

Duurzame en gezonde wijk

Door de ligging en de ruimte ontstaat ook de kans om een wijk te realiseren waarbij aspecten van een duurzame leefomgeving zo optimaal mogelijk worden ingezet. Hieronder wordt verstaan dat de wijk op het gebied van Ruimte (o.a. woningbouwprogramma, landschapsstructuur, beeldkwaliteit), Klimaat (o.a. weersbestendigheid, biodiversiteit, circulair) en Mens (o.a. veilig, gezond, voorzieningen) zo optimaal mogelijk wordt uitgewerkt. Al deze componenten samen zorgen voor een duurzame wijk.

Zorgvuldig inpassen locaties bestaande bewoners en bedrijven

De gemeente streeft ernaar om de locaties van zowel bestaande bewoners als bedrijven zorgvuldig in te passen in de planontwikkeling. De gemeente vindt het belangrijk om samen met haar inwoners te bepalen hoe deze zorgvuldige inpassing er uit moet zien. Op basis van de participatie is het uitgangspunt geformuleerd dat de gemeente er naar streeft dat zowel bestaande ondernemers als bewoners van het gebied zo min mogelijk hinder ondervinden van de ontwikkeling en realisatie van ’t Hul Noord. Dit betekent ook dat de kwaliteit van de leefomgeving van bestaande bewoners zo veel mogelijk moet worden behouden. Concreet betekent dit:

  • Het streven naar realisatie van een groene buffer tussen de bestaande woningen en de nieuwbouwwoningen.
  • Een bouwhoogte van de woningen van maximaal 3 bouwlagen.
  • Het borgen van de bereikbaarheid van bestaande woningen en bedrijven met alle vervoersmiddelen.
  • Het streven om zo veel mogelijk rekening te houden met bestaande, zakelijke rechten en verplichtingen die regelen dat participanten hun bestaande woningen en/of bedrijven kunnen blijven gebruiken. Een voorbeeld daarvan is een recht van overpad om van het eigen erf (heersende erf) over het erf van de buren (dienende erf) naar de openbare weg te mogen gaan. Een ander voorbeeld is dat bewoners het gebruik van grondwater in het gebied moeten kunnen voortzetten.
2.2.2 Uitwerking

De Structuurvisie 't Hul Noord is uitgewerkt tot een stedenbouwkundige visie. Deze is opgenomen in bijlage 2. Deze stedenbouwkundige visie vormt de basis voor voorliggend bestemmingsplan. Navolgend wordt de hoofdlijn van de stedenbouwkundige visie toegelicht. De stedenbouwkundige visie is raadpleegbaar voor een uitgebreidere toelichting.

Het ruimtelijk concept is dat de woonwijk een zelfstandige eenheid wordt. Hier horen de volgende uitgangspunten bij:

  • Behoud van de identiteit van bestaande linten (Kolmansweg, Molenweg, Hullerweg, Oude Zeeweg).
  • Een naar binnen gekeerde oriëntatie van bestaand woongebied (ten zuiden van 't Hul Noord/Hullerweg).
  • De Rug van Wessinge als overgang naar open landelijk gebied.
  • Geen verbonden hoofdontsluitingsstructuur met omliggende gebieden/woonwijken, maar ontsluiting via de Bovenweg.

Dit ruimtelijk concept is in de stedenbouwkundige visie nader uitgewerkt tot een structuurmodel. Het structuurmodel hanteert de volgende uitgangspunten:

  • 't Hul Noord is één overgangszone van stedelijk gebied (Nunspeet) naar buitengebied: een landelijke wijk met een sterk groen/blauw raamwerk.
  • Het groen-blauwe raamwerk bestaat uit bestaande houtsingels en watergeulen en wordt versterkt door het terugbrengen en toevoegen van nieuwe groenstructuren en zichtbaar maken van de Hullerbeek. Hiermee worden de structuren vanuit de historie weer zichtbaar.
  • De groene en blauwe structuren van noord naar zuid bepalen de hoofdstructuur/-opzet. Daartussen komen de woonvelden waarbinnen diverse principes mogelijk zijn.
  • De hoofdstructuren worden alleen door de hoofdontsluiting onderbroken. Deze ontsluiting verbindt de verschillende (woon)gebieden met elkaar en zorgt voor de ontsluiting van de gehele wijk over de Bovenweg. De ontsluiting binnen de woonvelden zelf doorkruist deze structuren niet, met uitzondering van bijvoorbeeld een struinpad ten behoeve van langzaam verkeer.
  • Vanaf de Bovenweg begint eerst het entreegebied met de wijkvoorzieningen. Binnen de nieuwe woonwijk bevinden zich nog twee andere centrale punten van de wijk met buurtfuncties. Deze locaties liggen midden in elke deelgebied waar de groenstructuren elkaar kruizen.
  • Er komen verschillende typen woonvelden met ieder eigen uitgangspunten voor de inrichting, zie de stedenbouwkundige visie voor details. Binnen de woonvelden komen woningen, tuinen, parkeerplaasten, wegen en groen.
  • De bestaande bebouwing in het plangebied, waaronder de bebouwing van het bedrijf aan de Oude Zeeweg 2 verdwijnt in het kader van de ontwikkeling, zodat het beoogde woningbouwprogramma gerealiseerd kan worden. Hierbij is mede van belang dat er rondom de veehouderij Oude Zeeweg 2 een geurcontour ligt, die het bouwen van woningen rondom de veehouderij belemmert. Het stoppen van de veehouderij zorgt voor meer ruimte om het beoogde woningbouwprogramma te realiseren.

Het programma voor het plan is als volgt:

  • 750 woningen met een menging van woningtypologieën (vrijstaand, halfvrijstaand, rijwoningen, beneden-bovenwoningen, rug-aan-rugwoningen, appartementen). Het woningaantal is groter dan in de Structuurvisie 't Hul Noord, omdat de woningbehoefte sindsdien is gegroeid. Ook zijn er verhoudingsgewijs meer kleinere betaalbare woningen dan grote vrijstaande woningen, waardoor het aantal woningen ook is toegenomen. Woningen krijgen grotendeels maximaal 2 lagen met een kap.
  • Een school met dagopvang en ondersteunde functies voor circa 600 leerlingen;
  • Twee woonvelden met buurtvoorzieningen van 150 -500 m² bvo. Gedacht kan worden aan kleinschalig kantoor/bedrijfsruimte, een koffiecorner, een buurtcentrum of een zorgsteunpunt. Binnen de woonvelden is bebouwing in drie lagen met een kap toegestaan, zodat ook appartementen gerealiseerd kunnen worden.
  • Een kleinschalig horecapunt nabij de rotonde.

Op basis van de woningbehoefte in Nunspeet is een verdeling in prijscategorieën gemaakt voor de woningen van 't Hul Noord. Deze verdeling is in navolgende tabel opgenomen. In de regels van het bestemmingsplan zijn onderstaande percentages voor sociale huur, sociale koop (laag, midden en hoog) en middeldure huur als percentages minimum te realiseren aandeel van de woningen opgenomen. Omdat de gemeente particulier opdrachtgeverschap wil steunen, is in de regels bepaald dat minimaal 15% van de woningen in particulier opdrachtgeverschap wordt ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0006.jpg"

Het plan wordt in fasen uitgevoerd. Hierbij geldt dat geleidelijk vanuit de oostzijde wordt ontwikkeld. Op deze manier sluit het tempo waarin de woningen worden ontwikkeld aan bij de ontwikkeling van de woningbehoefte (zie ook de ladderonderbouwing in paragraaf 3.1). Om een inschatting te geven van de woningdichtheid zijn er 2 deelgebieden onderscheiden. Deelgebied 1 betreft het oostelijke deel van het gebied, deelgebied 2 het westelijke gebied. In deelgebied 1 worden 370 woningen mogelijk gemaakt, in deelgebied 2 gaat het om 380 woningen. In bijlage 2 is ook een proefverkaveling opgenomen om inzicht te geven hoe invulling wordt gegeven aan de gestelde uitgangspunten van voorliggend bestemmingsplan. Dit is zoals het woord zegt een 'proef' verkaveling. Bij de uitwerking kunnen er nog wijzigingen plaats vinden.

De navolgende uitsnede toont het structuurmodel dat de structuur vast ligt waarbinnen de ontwikkelvelden kunnen worden ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0007.png"

Uitsnede structuurmodel

Herstructuring Bovenweg

Het plan voorziet in een verlegging van het tracé van de Bovenweg. Dit is nodig om het extra verkeer vanwege de nieuwe woonwijk goed te kunnen afwikkelen. De ligging van de weg verandert maar beperkt, waarmee er sprake blijft van een verwijzing naar de historische weg. Vanaf de westkant, bij de kruising van de Bovenweg met de Molenweg, ligt het nieuwe tracé iets zuidelijker dan het bestaande tracé. Ter hoogte van de Bovenweg 2 wordt ten zuiden van het nieuwe tracé een nieuw fietspad aangelegd. Dit fietspad loopt grotendeels parallel aan het nieuwe tracé van de Bovenweg tot aan de te realiseren rotonde ter hoogte van de Bovenweg 17. Het Plakkewegje (ten noorden van het oude tracé) en de Wezenland (ten zuiden van het huidige tracé) worden niet meer via de bestaande kruisingen aangesloten op de Bovenweg. Bij de te realiseren rotonde komen deze wegen samen met de Bovenweg. Het noordelijke deel van de Wezenland wordt afgesloten voor autoverkeer. Fietsers kunnen van dit stuk weg gebruik blijven maken. Het plan voorziet in diverse oversteekplaatsen voor fietsers bij de rotonde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0008.png"

Impressie plangebied, west (concept ontwerp: Royal HaskoningDHV)

Ter hoogte van de Bovenweg 24 loopt het fietspad over in een parallelweg langs het nieuwe tracé. Deze parallelweg wordt iets ten oosten van de Bovenweg 26a aangesloten op het nieuwe tracé. Vanaf dit punt gaat het fietspad in oostelijke richting verder. De Veelhorsterweg wordt niet meer op dezelfde locatie aangesloten op de Bovenweg. Deze wordt parallel aan het nieuwe tracé doorgetrokken. Het nieuwe tracé wordt aangesloten op de bestaande Noordelijke Randweg. Tussen de parallelweg en de rotonde komt een fietspad. Tussen het nieuwe tracé van de Bovenweg en de parallelwegen/fietspaden is ruimte voor groen en enkele solitaire bomen. Navolgende afbeelding geeft een impressie van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0009.png"

Impressie plangebied, oost (concept ontwerp: Royal HaskoningDHV)

2.3 Duurzame stedenbouw

In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen bieden kansen om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen. Het energieneutraal maken van een gebouw kan bijvoorbeeld beter bij de bouw dan achteraf. Bij de inrichting van de buitenruimte kan rekening worden gehouden met het voorkomen van water- en hittestress. Het aanplanten van groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied.

Een duurzame leefomgeving is ook een plek waar mensen zich prettig en veilig voelen. In de stedenbouw zijn deze aspecten niet nieuw, maar de reden waarom ze worden meegenomen en hoe ze worden afgewogen verandert. Bij de afweging hoe duurzaamheidsdoelstellingen behaald kunnen worden speelt ook het financiële kader een rol: de te nemen maatregelen dienen in relatie worden bezien met investerings- en de beheerkosten.

Planspecifiek

In onderhavig plan is op de volgende wijze met het thema duurzaamheid rekening gehouden:

  • Er komt een landschapszone aan de noordkant van de nieuwe woonwijk, wat zorgt voor een prettige leefomgeving voor mens en dier. Groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied. Ook de groenstructuren binnen de woonwijk dragen hieraan bij. Het groen is direct vanuit de woonvelden beleefbaar en nodigt uit tot bewegen, spelen en sporten.
  • Het groen-blauwe raamwerk zorgt ervoor dat de Veluwe en de groene 'stapstenen' in de kern Nunspeet verbonden worden met het buitengebied en de Randmeren. Dit groen wordt als leef- of fourageergebied gebruikt door diverse diersoorten. Specifiek voor de groene specht, gewone dwergvleermuis, roodgatje, poelkikker en de winde ('the big 5' van Land van Wessinge) worden maatregelen genomen om het gebied voor deze soorten te versterken. Hiermee wordt 't Hul Noord een natuurinclusieve wijk. Zie de stedenbouwkundige visie (bijlage 2) voor meer informatie hierover.
  • Bij de bouw wordt aangesloten bij de dan geldende eisen/normen voor energie en circulair bouwen. Het toepassen van cradle-to-cradle-bouw en realiseren van energieneutrale bebouwing door middel van zonnepanelen en/of een warmtepomp is goed mogelijk.
  • Energie: een gezamenlijke energievoorziening is mogelijk binnen de buurtfuncties. Nieuwbouw biedt de kans om meteen voor een duurzame wijze van verwarming te kiezen, maar ook andere duurzaamheidsaspecten zijn bij nieuwbouw relatief eenvoudig te realiseren, zoals het opwekken van duurzame energie. Het is van belang de kansen voor het opwekken van duurzame energie te benutten om de gestelde toename van duurzaam opgewerkte energie te behalen.

Met het plan is sprake van duurzame stedenbouw.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.

De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.

Gebiedsgericht

De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.

In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro.

Ladder duurzame verstedelijking

Met het realiseren van 750 woningen, een school en buurtfuncties, is sprake van een stedelijke ontwikkeling waarvoor de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen dient te worden. De school en buurtfuncties zijn bedoeld voor de bewoners van de nieuwe woningen. Daarmee zorgt dit plan voor de behoefte aan de school en buurtfuncties. De locatie in de nieuwe woonwijk (nu buiten stedelijk gebied) is door de directe connectie met de woonwijk ook logisch. Voor de woningen wordt navolgend de ladder doorlopen.

Kwantitatieve behoefte

De behoefte aan woningen/woningbouw neemt de afgelopen jaren alleen maar toe. Dit geldt ook voor de gemeente Nunspeet.

Om een bijdrage te leveren aan het invullen van deze woningbouwbehoefte is, met de vaststelling van de Structuurvisie 't Hul Noord op 27 mei 2021, deze locatie aangewezen als gebied om te ontwikkelen voor woningbouw. Dit omdat de bestaande woningbouwplannen ontoereikend waren om te voorzien in de woningbouwbehoefte voor de gemeente Nunspeet.

In december 2022 is het regionale woningmarktonderzoek Noord – Veluwe verschenen. De woningbouwbehoefte voor Nunspeet vormt een onderdeel van deze rapportage. De basis voor de berekening van de woningbehoefte is de Primos-prognose. Voor de gemeente Nunspeet betekent dit dat op basis van deze prognose en het inhalen van het woningtekort er een behoefte bestaat aan 885 – 1195 woningen tot 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0010.png"

Ook na 2030 wordt nog een toename van het aantal huishoudens verwacht. In de genoemde rapportage is voor de regio Noord – Veluwe een doorkijk gemaakt tot 2040. Tussen 2030 en 2040 wordt nog een groei op de Noord – Veluwe voorzien van 5000 huishoudens. De verwachting is dat van deze groei 13% (650 woningen) in Nunspeet terecht komt.

In de regionale Woondeal Noord-Veluwe (zie paragraaf 3.2) is voor de gemeente Nunspeet tot en met 2030 een aandeel van 1.380 te realiseren woningen opgenomen.

Met het plan 't Hul Noord worden 750 woningen toegevoegd aan de woningvoorraad van de kern Nunspeet. Het plan zal gefaseerd worden uitgevoerd vanuit het oosten naar het westen.

De realisatie van het 't Hul Noord is nodig om te kunnen voorzien in de woningbehoefte van de gemeente Nunspeet, om die reden is de Structuurvisie 't Hul Noord op 27 mei 2021 vastgesteld. Het woningmarktonderzoek dat in december 2022 is verschenen onderstreept deze woningbehoefte voor de gemeente Nunspeet. In deze rapportage is naast de woningbouwbehoefte tot 2030 ook een doorkijk gemaakt tot 2040. Om die reden is een deel van deze toekomstige woonopgave opgenomen in 't Hul Noord en wordt in het plan 't Hul Noord de bouw van 750 woningen mogelijk gemaakt in plaats van de bouw van 600 woningen waar in regionale Woondeal Noord- Veluwe nog van wordt uitgegaan.

Kwalitatieve behoefte

In het regionale woningmarktonderzoek Noord – Veluwe dat in december 2022 is verschenen is niet alleen gekeken naar de kwantitatieve woningbouwbehoefte. Er is ook gekeken naar de kwalitatieve woningbouwbehoefte. Dit heeft voor de gemeente Nunspeet geresulteerd in verschillende prijscategorieën. Vervolgens is dit omgezet in percentages per prijscategorie waar 't Hul Noord aan zou moeten voldoen. Deze verdeling is in navolgende tabel opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0011.png"

In het Bro is de maximum koopsom sociale koop wettelijk begrensd op € 200.000,--. Voor een hogere grens is een wettelijke basis vereist. Die ligt in de door de gemeente verkregen experimentstatus ex artikel 7ad Besluit uitvoering Chw. De experimentstatus stelt het maximum op de NHG grens (€ 405.000,-- in 2023). De wettelijke regeling biedt de mogelijkheid dat de raad dit maximum lager vaststelt, na regionale afstemming. Het effect van de experimentstatus is dat de door de gemeente te onderscheiden subcategorie betaalbare koop in wettelijke zin nu ook tot de sociale koop wordt gerekend. Er zijn hierdoor 3 prijscategorieën binnen sociale koop waar de gemeente op kan en wilt sturen. Waaronder in voorliggend bestemmingsplan. De andere categorieën waarin wordt gestuurd zijn de sociale huur en middeldure huur.

Met deze kwalitatieve verdeling van de woningbouwbehoefte voldoet de gemeente Nunspeet aan de afspraken die zijn opgenomen in de Woondeal Noord – Veluwe. In deze woondeal die op 8 maart 2023 is ondertekend zijn naast afspraken over het aantal woningen dat de gemeente gaat realiseren tot 2030 ook afspraken gemaakt dat 2/3 deel van het aantal nieuw te bouwen woningen in de categorie “betaalbaar” (sociale- en middenhuur en sociale koop tot € 355.000) wordt gerealiseerd.

De percentages voor sociale huur, middeldure huur en sociale koop zijn in het bestemmingsplan vastgelegd. Dat geldt ook voor percentages van woningtyplogieën, rekening gehouden met deze verdeling.

Voor (collectief) particulier opdrachtgeversschap wil de gemeente nadrukkelijk ruimte bieden. Hiervoor is een verplichting opgenomen van minimaal 15 procent voor 't Hul Noord. Hiervoor is ook beleid opgesteld door de gemeente om met name groepen eensgezinden (denk aan knarrenhof voor ouderen of een rijtje met starterswoningen) tot een gezamenlijke ontwikkeling te komen.

Bovenstaande uitgangspunten zijn ook in een bij dit bestemmingsplan horende exploitatieplan vastgelegd.

Locatie

Het beoogde programma vraagt een groot ruimtebeslag. Dit ruimtebeslag is binnen bestaand stedelijk gebied niet beschikbaar. Het plangebied ligt tegen de kern Nunspeet aan op een logische plek voor uitbreiding. In de Structuurvisie, welke in bijlage 1 is opgenomen is een nadere onderbouwing gegeven voor de locatiekeuze.

De ladder voor duurzame verstedelijking is hiermee succesvol doorlopen.

Nationale Woon- en Bouwagenda

In de Nationale Woon- en Bouwagenda worden de oorzaken van de wooncrisis, de doelstellingen en de programmatische aanpak voor de komende jaren geschetst. Het doel van de Nationale Woon- en Bouwagenda is het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Nederland. Deze doelen zijn navolgend nader toegelicht.

  • Beschikbaarheid: het is streven naar een woning voor iedereen. Het doel is om te groeien naar het realiseren van 100.000 woningen per jaar (inclusief flex- en transformatiewoningen en splitsing van woningen). Het langetermijndoel is om 900.000 woningen tot en met 2030 te realiseren. Wat betreft flexwoningen is het streven 15.000 woningen per jaar op te leveren. Behalve op nieuwbouw wordt jaarlijks ingezet op het opleveren van 15.000 woningen door transformatie van winkelgebied en kantoren.
  • Betaalbaarheid: de ambitie is te komen tot betere aansluiting van woonlasten bij het inkomen, door het aantal huishoudens dat te hoge woonlasten draagt ten opzichte van het inkomen te verminderen en te zorgen dat meer mensen een voor hen passende en betaalbare woning kunnen vinden.
  • Kwaliteit: doel is om te komen tot voldoende woningen voor aandachtsgroepen en ouderen, perspectief voor kwetsbare gebieden en duurzame huisvesting die bereikbaar is voor iedereen. In kwetsbare gebieden zetten gemeente en corporaties in op herstructurering. Ook bij de bouw van nieuwe woningen en specifiek bij grootschalige woningbouw horen de leefbaarheid en een gezond leefmilieu nu en in de toekomst geborgd te zijn. Voor alle huishoudens, bedrijven en instellingen zullen is het de bedoeling een duurzame woning of een duurzaam gebouw binnen bereik te brengen, waarbij voor kwetsbare huishoudens gezorgd moet worden dat deze transitie betaalbaar is en blijft.

Vanuit deze doelen zijn een aantal programma's uitgewerkt. Hierin is voor woningbouw het streven opgenomen dat dat ten minste twee derde van de woningen betaalbare huur- en koopwoningen zijn, waarvan de helft door corporaties wordt gebouwd.

Planspecifiek

Het plan draagt bij aan het behalen van de drie hoofddoelen uit de Nationale Woon- en Bouwagenda. De woningvoorraad neemt toe met 750 woningen. Van de te realiseren woningen van voorliggend plan valt ten minste 68% in de categorie 'betaalbaar'. Leefbaarheid en een gezond leefmilieu zijn geborgd door onder andere groen een belangrijke plek te geven in het plan (zie paragraaf 2.2 en 2.3) en dat een gezond leefmilieu wordt bereikt is beschreven in paragraaf 4.1. Daarmee sluit het plan aan bij de Nationale Woon- en Bouwagenda.

3.2 Provinciaal beleid

Algemeen

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. De visie integreert een vijftal beleidsterreinen: ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De verordening is regelmatig geactualiseerd, de laatste versie is op 21 december 2022 vastgesteld door Provinciale Staten. Ten tijden van de procedure van voorliggend bestemmingsplan ligt er sinds mei 2023 een nieuw ontwerp omgevingsverordening ter inzage.

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:

  • Een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten;
  • Een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid;
  • Een voortvarend en innovatief circulair beleid;
  • Een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit;
  • Efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag;
  • Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat;
  • Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen.

Naast deze zeven ambities blijft het beleid uit de Omgevingsvisie uit 2014 gelden. Het gaat om de aanwijzing van functies van regionale oppervlaktewateren, van gebieden waar milieukwaliteit bijzondere bescherming behoeft, van Natura 2000-gebieden en van bijzondere natuurgebieden.

Voor een vijftal beleidsterreinen is het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland 2014 nog steeds geldig. Een hiervan is het ruimtelijk beleid. Het provinciaal belang ligt in het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. De klimaat-bestendigheid wordt vergroot, de mogelijkheden om zonne- en windenergie op te wekken zijn in kaart gebracht en de natuur- en landschappelijke kwaliteit blijft behouden. De provincie zet zich in voor vitale steden en dorpen en voor een duurzame verstedelijking, gericht op versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen. De kwalitatieve regionale opgave voor wonen is van provinciaal belang, net als het belang dat bij locaties met een bovenlokaal ontwikkelpotentieel die potenties benut worden. Het beleid voorziet in provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen en voor zorgvuldige locatie-afwegingen op regionaal niveau, waarbij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt ingezet. Voor wonen en werken geldt een regionale aanpak die gericht is op een gezonde en veilige woonomgeving, waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen en die goed bereikbaar is en goede voorzieningen heeft.

Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De laatste versie van de Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld op 21 december 2022. Een wijziging van de omgevingsverordening is in voorbereiding (Wijzigingsplan Omgevingsverordening 2023). Op 9 mei 2023 is besloten het ontwerp hiervan ter inzage te leggen. Deze toekomstige wijziging heeft geen grote effecten op de beoordeling van voorliggend plan.

Klimaatadaptatie

De provinciale omgevingsverordening bevat de instructieregel klimaatadaptie (2.65b). Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, moet op basis van deze instructieregel de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In die beschrijving moeten in ieder geval de volgende aspecten worden betrokken: waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. In paragraaf 4.6 is invulling gegeven aan de wijze waarop in dit plan is omgegaan met het voorkomen en/of beperken van de risico's van klimaatverandering.

Regionale Woondeal Noord-Veluwe

Met de provincie Gelderland zijn op basis van het provinciaal bod van 29 september 2022 afspraken

gemaakt over het Gelderse aandeel in de nationale opgaven. Het gaat daarbij om de realisatie van totaal 100.000 woningen in de periode tot en met 2030, waarvan minimaal 60% betaalbaar inclusief minimaal 28% sociale huurwoningen. In de regionale woondeal wordt een doorvertaling naar gemeenten gemaakt van de afspraken tussen Rijk en provincie. De gemeenten zetten zich, in samenwerking met corporaties en marktpartijen, in voor de realisatie van de opgave. Het gaat in de regio Noord-Veluwe om de realisatie van in totaal 12.728 huizen in de periode tot en met 2030 als bijdrage aan de provinciale en nationale opgave, waarvan minimaal 65% betaalbaar en inclusief minimaal 29% sociale huurwoningen.

Planspecifiek

Regionale woonagenda

In de Omgevingsverordening is onder meer bepaald dat een bestemmingsplan nieuwe woningen alleen mogelijk maakt als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. Er dient te worden voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hierop is ingegaan in paragraaf 3.1. De meest recente invulling van het provinciale beleid en de invulling van de regionale afstemming is de regionale Woondeal, welke hierna wordt behandeld.

Regionale Woondeal Noord-Veluwe

Voor de gemeente Nunspeet is een aandeel van 1.380 te realiseren woningen opgenomen. Het project 't Hul Noord is als sleutelproject genoemd in de woondeal met 600 te realiseren woningen. In voorliggend plan zijn uiteindelijk 750 te realiseren woningen opgenomen. Een deel van de woningen van deelgebied 2 worden naar verwachting niet voor 2030 gerealiseerd en vallen daarmee buiten de scope van de woondeal.

Nationaal landschap

Ook ligt het plangebied binnen de aanduiding 'Nationaal landschap maar buiten het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone', vanwege de ligging in Nationaal landschap Veluwe. Nieuwe bestemmingen die het Nationaal landschap aantasten zijn niet toegestaan. Binnen de Veluwe is het plangebied onderdeel van het deelgebied 'Randmeerkust Agrarisch'. Hierbij worden de volgende kernkwaliteiten omschreven: "Kleinschalige flank van het Veluwemassief met dorpen en buurtschappen, houtsingels en grasland. Er liggen bebouwingslinten parallel aan de hoogtelijnen." Er zijn specifiek voor het plangebied geen locatiespecifieke kernkwaliteiten geformuleerd.

In de stedenbouwkundige visie is rekening gehouden met de kernkwaliteiten van het nationaal landschap. Historische groenstructuren worden behouden en versterkt door de houtwallenstructuur aan te vullen, waar de woonvelden tussen komen te liggen. De bestaande lintbebouwing langs de wegen die het plangebied begrenzen blijft behouden en worden op een aantal plekken verder bebouwd. Hiermee wordt het Nationaal landschap in deelgebied Randmeerkust Agrarisch niet aangetast. De herstructurering van de Bovenweg is slechts een beperkte verplaatsing van de verkeersfunctie die de kernkwaliteiten van het landschap niet aantast. Hoewel er veel bebouwing wordt gerealiseerd wordt in het plangebied, zorgt dit niet voor een aantasting van de beschreven kernkwaliteiten van het gehele Nationaal landschap Veluwe.

Waardevol open gebied

In 2018 is de omgevingsvisie Nunspeet vastgesteld, waarin een doorkijk wordt gegeven richting 2030, om te groeien naar een vitale gemeente waar het goed wonen, werken en recreëren is. Gemeente Nunspeet is voornemens om een woningbouwlocatie te ontwikkelen. In het kader hiervan is in 2020 voor de woningbouwontwikkeling 't Hul Noord te Nunspeet een structuurvisie opgesteld en door de Provincie Gelderland is per brief van 1 oktober 2020 aangegeven dat er sprake is van een positieve grondhouding ten opzichte van deze ontwikkeling in Nunspeet. Derhalve zijn de plannen verder uitgewerkt in een structuurmodel en momenteel in een ontwerpbestemmingsplan. Voor de plannen is een uitgebreid participatietraject gevoerd.

Op basis van de Omgevingsverordening Gelderland is het plangebied gelegen in waardevol open gebied. Het streven is naar karakteristiek open landschap. Als uitgangspunt geldt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten niet zijn toegestaan. Het ontwikkelen van dit gebied tot woningbouwlocatie zorgt ervoor dat de openheid afneemt. In de omgevingsverordening is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarbij kan worden afgeweken van de omgevingsverordening voor het benutten van de fysieke leefomgeving voor een nieuwe ontwikkeling. Hiervoor geldt artikel 1.a3 in combinatie met artikel 1.a6, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er is sprake van een reëel openbaar belang;
  • b. Er zijn geen reële alternatieve locaties beschikbaar en;
  • c. Er worden tijdig effectieve compenserende maatregelen getroffen met het oog op de betrokken belangen.

Ad a. Er dient sprake te zijn van een reëel openbaar belang.

Er heerst in Nederland een tekort op de woningbouwmarkt. Vanuit het Rijk, provincie en gemeenten worden allerlei middelen ingezet om dit tekort te verminderen. Vanuit het provinciaal Actieplan Wonen is het noodzaak dat er een versnelling in de bouw van betaalbare woningen wordt gerealiseerd. Er is veel vraag naar woningen ook in de toekomst.

De gemeente Nunspeet heeft met de realisatie van de woningbouw locatie 't Hul – Noord op het oog om in de toekomst aan de woningvraag gedeeltelijk te kunnen voldoen. Dit is ook als zodanig in de Woondeal vastgelegd. De vraag naar woningen is niet alleen binnenstedelijk op te vangen, vandaar dat gekozen is voor de combinatie met 't Hul – Noord.

Ad b. Er zijn geen reële alternatieve locaties beschikbaar

Om ook aan de toenemende woningbehoeftevraag in de gemeente Nunspeet te voldoen is er een locatiestudie uitgevoerd om aan deze woningbouwbehoefte te voldoen. Hierbij is ook gekeken naar de mogelijkheid om bepaalde type woningen te realiseren, om zo ook vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Deze locatiestudie is opgenomen in de Structuurvisie 't Hul Noord van de gemeente. Er zijn 5 alternatieve locaties onderzocht, afgewogen en gekozen is om 't Hul – Noord nader te ontwikkelen. Per brief van 1 oktober 2020 heeft de Provincie dan ook aangegeven positief tegen de woningbouwplannen van 't Hul te staan om op deze wijze aan de woningbehoefte te voldoen, waarbij gesteld is dat Nunspeet niet voldoende woningen kan realiseren middels binnenstedelijke ontwikkeling en dus de locatie 't Hul Noord ook als locatie geschikt is om te ontwikkelen waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het landschap. Tot slot is deze locatie ook opgenomen in de omgevingsvisie van de gemeente Nunspeet dat in 2018 is vastgesteld, waarbij ook een integrale afweging heeft plaats gevonden.

Ad c. Er worden tijdig effectieve compenserende maatregelen getroffen met het oog op de betrokken

belangen.

De uitbreiding is niet mogelijk zonder in een gebied met een landschappelijke kwalificatie uit te komen. Hetzij nationaal landschap waar historisch groenstructuren een kernkwaliteit zijn en behouden/versterkt moeten worden, hetzij waardevol open gebied. Deze afweging heeft ook een rol gespeeld bij de locatiestudie die voor de gemeente Nunspeet is uitgevoerd. Door de ligging van het gebied ten zuiden van de “Rug van Wessinge” is er sprake van een dekzandrug. Op de dekzandruggen liggen van oudsher ook open bouwlanden met aan de rand de bebouwing en beplante wegen. In de lage veengronden (broekontginningsgebied) tussen de strandwallen was het landschap van oudsher natter en besloten, met een veelheid aan elzensingels op de kavelranden. In het gebied 't Hul Noord is geen sprake van een open polder, maar van een half open landschap met een structuur van hagen en bomen, waaraan te zien is dat er voorheen een kamerstructuur was (zie o.a. historische kaarten van 1910). Daarmee is in het plangebied ook niet echt sprake (geweest) van een open gebied. Het plangebied is maar een klein gebied in een veel wijder open landschap. Dit wijdere open landschap wordt niet aangetast. Er wordt in het plangebied geen hoogbouw gerealiseerd en ten noorden en westen van het plangebied blijft sprake van waardevolle open gebieden.

Door aan de noordzijde een groene strook voor waterretentie te reserveren gecombineerd met een sterke houtsingelstructuur wordt de historische groene kamerstructuur hersteld, waarmee wordt bijgedragen aan de landschappelijke kernkwaliteiten die vanuit het Nationaal landschap worden nagestreefd. Met de woningbouwontwikkeling worden de open ruimtes tussen deze structuur ingericht met woningen. De openheid van het landschap verdwijnt weliswaar hiermee, maar wel wordt rekening gehouden met de bestaande landschapsstructuur door deze zoveel mogelijk te behouden en te versterken. Daarnaast blijft er met de inrichting van het gebied aan de randen meer openheid richting de Kolmansweg. Bij de verkaveling wordt rekening gehouden met de landschappelijke zonering, waarbij ook geïnvesteerd wordt in herstel en aanleg van groenstructuren.

Gelet op het bovenstaande is de locatie 't Hul Noord noodzakelijk om aan de woningbehoeftevraag te voldoen in de gemeente Nunspeet en is er een ontheffing aangevraagd van de omgevingsverordening Gelderland ex artikel 1.a3 in combinatie met 1.a6 om de woningbouwlocatie te kunnen ontwikkelen.

Intrekgebied

Het plangebied is aangewezen als intrekgebied voor grondwater. Hierbinnen is de winning van fossiele energie niet toegestaan. Dit wordt in het plan niet mogelijk gemaakt.

Molenbiotoop

In de provinciale verordening is tevens de molenbiotoop van molen De Duif opgenomen. Binnen de molenbiotoop is geen nieuwe bebouwing of beplanting toegestaan als daardoor de windvang van de molen wordt beperkt. In dit plan is rekening gehouden met de molenbiotoop door binnen deze zone specifieke bouwregels op te nemen die de bouwhoogte beperken.

Het plan is passend binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie 2018 Nunspeet

De gemeente Nunspeet heeft gewerkt aan een integrale toekomstvisie voor de gehele gemeente: de Omgevingsvisie Nunspeet. De Omgevingsvisie Nunspeet is opgebouwd uit thema’s en een gebiedsgerichte uitwerking. De visie geldt tot en met 2030.

Planspecifiek

Aan de noordzijde van Nunspeet, ter hoogte van het plangebied is een zoekgebied voor woningbouw opgenomen. Hiermee is al voorgesorteerd op de locatiekeuze voor voorliggende ontwikkeling. In de omgevingsvisie is aangegeven dat de ontwikkeling moet worden afgestemd op de concrete behoefte. De uitbreiding moet aansluiten op de gebiedskarakteristiek, goed landschappelijk worden ingepast en goed bereikbaar zijn. Kernwoorden bij nieuwe woongebieden zijn: duurzaam, gezondheid, energieneutraal en levensloopbestendig. Tot slot is met betrekking tot wonen aangegeven dat collectief particulier opdrachtgeverschap moet worden gestimuleerd.

In de visie worden met betrekking tot cultuurhistorie de ‘Rug van Wessinge’ en de bestaande landgoederen benoemd om te versterken. Verder moeten energie- en klimaatopgaven en mogelijkheden rondom duurzame energieopwekking en energiebesparing in kaart worden gebracht. Ook moet gekeken worden of de uitbreiding onderdeel van een circulaire economie kan worden.

In het thema ‘gebiedsgericht milieu- en gezondheidsbeleid initiëren en accommoderen’ moet het gebiedsstreefbeeld Wonen als uitgangspunt dienen voor een woongebied zoals ‘t Hul Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0012.png"

Uitsnede kaart Omgevingsvisie 2018 Nunspeet met plangebied globaal aangegeven met stippellijn

In de Structuurvisie 't Hul Noord zijn op basis van de Omgevingsvisie 2018 Nunspeet de ambities voor het plangebied verder uitgewerkt (zie bijlage 1 en paragraaf 2.2.1) en hierop is de stedenbouwkundige visie (zie bijlage 2 en paragraaf 2.2.2) gebaseerd die de basis vormt voor voorliggende bestemmingsplan. Daarmee is het plan passend binnen de omgevingsvisie.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan 2005

Het Landschapsontwikkelingsplan is een toetsend en kaderstellend beleidsdocument op het gebied van de landschappelijke kwaliteit. Het document geeft een beschrijving van het landschap met hieruit voortkomend een landschapsvisie. In hoofdlijnen worden 3 gebieden onderscheiden: het open veenweide gebied, het halfopen overgangsgebied en het besloten Centraal Veluws Natuurgebied. De ontwikkelingsvisie bestaat uit enkele basisstrategieën die er op gericht zijn de contrasten tussen verschillende landschappen te handhaven en waar mogelijk te versterken. De basisstrategieën leggen een zonering over het buitengebied die overeen komt met de visueel-ruimtelijke karakteristieken. Aan de hand van 7 verschillende thema's wordt de visie verder uitgewerkt.

Planspecifiek

Op navolgende uitsnede en bijbehorende legenda zijn de uitgangspunten beschreven die van toepassing zijn op ‘t Hul Noord. Om het landschap te versterken, worden enkele doelstellingen benoemd in het Landschapsontwikkelingsplan die voor ‘t Hul Noord van toepassing zijn:

  • Realiseren van recreatieve verbindingen tussen buitengebied en de kern.
  • Open houden zone langs de Rug van Wessinge en inzetten voor natuurontwikkeling.
  • Versterken watersingelpatronen en houtwallenstructuur.
  • Versterken laanbeplanting.
  • Rekening houden met groene overgang dorp-buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0013.png"

Uitsnede kaart Landschapsontwikkelingsplan 2005

Met de genoemde ambities is rekening gehouden in het plan. Recreatieve verbindingen tussen buitengebied en kern worden gerealiseerd en de zone langs de Rug van Wessinge wordt een groen waterretentiegebied. Daarmee is er tevens een groene overgang tussen dorp en buitengebied. De bestaande groenstructuur van houtwallen in het plangebied blijft behouden en wordt aangevuld met nieuwe houtwallen passend binnen de houtwallenstructuur. Door het bovengronds brengen van een watergang wordt er gerefereerd aan de watersingelpatronen in dit landschap. Hoewel de ontwikkeling ervoor zorgt dat een open gebied bebouwd wordt, wat het landschap duidelijk verandert, wordt met de ontwikkeling wel de historische groenstructuur met groene kamers teruggebracht, waarmee rekening gehouden wordt met de uitgangspunten die zijn beschreven in het Landschapsontwikkelingsplan.

Het plan is passend binnen het Landschapsontwikkelingsplan 2005.

3.3.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Buitengebied 2018 (vastgesteld op 27 september 2018);
  • Buitengebied 2019 (vastgesteld op 25 juni 2020);
  • Molenbeek (vastgesteld op 25 juni 2009);
  • Parapluplan Parkeren (vastgesteld: 29 april 2021);
  • Parapluplan Bed en Breakfast (vastgesteld: 30 juni 2022);
  • Parapluplan Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten / Seizoensarbeiders e.a. (vastgesteld: 2 juni 2022).

De parapluplannen bevatten regels over specifieke onderwerpen, die voor zover van toepassing zijn overgenomen in dit bestemmingsplan. Op de overige plannen wordt navolgend ingegaan.

Buitengebied 2018

Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2018' geldt voor het grootste deel van de nieuwe woonwijk 't Hul Noord. Hierin heeft het overgrote deel de bestemming 'Agrarisch'. Op een kleine zone in de noordoosthoek van het plangebied ligt binnen deze bestemming de functieaanduiding 'parkeerterrein'. Een klein gebied in het noordoosten van het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Daarnaast zijn enkele groenstructuren bestemd als 'Natuur - Landschap'. Op delen van het plangebied liggen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Randmeerkust', 'Waarde - Overgangszone', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3'. Over het hele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. In het noordoosten van het plangebied ligt de gebiedsaanduding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

Buitengebied 2019

Voor het zuidwestelijke deel van de nieuwe woonwijk en ter plaatse van het grootste deel van de herstructureringslocatie van de Bovenweg geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019'. Ter plaatse van het bestaande tracé van de Bovenweg geldt de bestemming 'Verkeer'. Ter plaatse van een gedeelte van het nieuwe tracé geldt de enkelbestemming 'Agrarisch'. Tevens is ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' aanwezig. Op de agrarische gronden ten zuiden van het bestaande tracé geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Randmeerkust', terwijl op de agrarische gronden ten noorden van het bestaande tracé de dubbelbestemming 'Waarde - Dekzandrug' geldt. Het westelijk deel van het plangebied is gelegen binnen een gebied dat is aangeduid als 'vrijwaringszone - molenbiotoop', ten behoeve van een goede windvang van de in de omgeving gelegen molen.

Voor het zuidwestelijke gedeelte van de nieuwe woonwijk gelden de bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en 'Agrarisch'. Tevens gelden hier gedeeltelijk de dubbelbestemmingen 'Waarde - Randmeerkust' en 'Waarde - Archeologie 2', gedeeltelijk de gebiedsaanduiding 'overige zone - bestaande splitsing' en geheel de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

Molenbeek

Ter plaatse van het westelijke deel van het nieuwe tracé van de Bovenweg geldt het bestemmingsplan 'Molenbeek'. Binnen het plangebied geldt de enkelbestemming 'Agrarisch'. De gronden zijn aangeduid met de functie 'landschapswaarden' en 'specifieke vorm van waarde - openheid'. Tevens geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

Navolgende uitsnedes tonen de geldende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0014.png"

Uitsnede geldende bestemmingsplannen westelijk deel plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0015.png"

Uitsnede geldende bestemmingsplannen oostelijk deel plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Planspecifiek

Vanwege de functieverandering is het voor de nieuwe woonwijk nodig aan te tonen dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de toekomstige functies. Voor de herstructurering van de Bovenweg is geen bodemonderzoek nodig, verkeer is geen functie waarvoor de bodemkwaliteit van belang is.

Voor de gronden van de nieuwe woonwijk is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd dat is opgenomen in bijlage 3. Hierin is geconcludeerd dat voor bijna de gehele onderzoekslocatie een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden. Behoudens het boerenerf op de kadastrale percelen B5828 en B7509, is de rest van het plangebied onverdacht op het voorkomen van een bodem- en of asbestverontreiniging. Op deze gronden vormen de voormalige watergangen, voormalige wegen, bebouwing en de aanwezigheid van dammetjes aandachtspunten. Gezien de historie en het kaartmateriaal, zijn deze risico’s om bodemverontreiniging aan te treffen naar verwachting beperkt en staat dit de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg. Een onderzoek naar asbest wordt op de agrarische percelen vooralsnog niet noodzakelijk geacht, echter kan nog niet definitief worden uitgesloten dat er op de onderzoekslocatie geen asbestverdachte/-houdende bijmengingen in de grond aanwezig zijn.

Vooralsnog dient voor het boerenerf op percelen B5828 en B7509 (maximaal 1,2 hectare) uitgegaan te worden van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van een bodem- en of asbestverontreiniging. Hierbij vormen de (bedrijfs)activiteiten, mogelijke aanwezigheid van een bovengrondse tank, (element)verhardingen, de asbestverdachte dakbedekking met mogelijke druppelzones en de (voormalige) bebouwing aandachtspunten.

De percelen B6328 en B9402 zijn grotendeels recent (2020) in voldoende mate onderzocht. Deze percelen hoeven derhalve niet nader onderzocht te worden. Wel wordt aanbevolen om perceel B6328, waar bijmengingen met asfalt in de grond werden aangetroffen te onderzoeken, aangezien deze laag met voorgaand onderzoek niet is onderzocht.

Verkennend onderzoek is mogelijk gebleken op een beperkt aantal percelen. Voor de percelen B31, B1490, B1810, B1812, B1814, B1816, B3927, B5457 en B6328 is verkennend onderzoek gedaan, zie bijlage 4. Hieruit blijkt dat er op deze percelen vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen de voorgenomen ontwikkeling. Voor de overige percelen is geen toestemming verkregen van de grondeigenaar om verkennend bodemonderzoek uit te voeren. Voor deze gronden is in de regels van dit bestemmingsplan geborgd dat de gronden en gebouwen pas gebruikt mogen worden voor de beoogde functie als is aangetoond dat de bodemkwaliteit voldoend is voor de functie. Gezien het historisch bodemonderzoek is het bestemmingsplan ook ten aanzien van deze percelen uitvoerbaar.

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteit ter plaatse

In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt (bron: bijlage 3a, Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Gevoelige bestemmingen

Met het Besluit gevoelige bestemmingen wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10, PM2,5) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen een afstand van 300 meter van een rijksweg of 50 meter van een provinciale weg (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10, PM2,5 of NO2 dreigt/plaatsvindt. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:

  • scholen;
  • kinderdagverblijven;
  • verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.

Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.

Planspecifiek

Luchtkwaliteit ter plaatse van het plan

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 52584372_16065261 (aan de Elburgerweg ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:

  NO2 
(stikstofdioxide)  
PM10
(fijnstof)  
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof)  
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2022(µg/m3)   12,1 µg/m3   15,6 µg/m3   8,4 µg/m3  
Grenswaarde concentratie (µg/m3)   40 µg/m3   40 µg/m3   25 µg/m3  

De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Er is ook geen sprake van een dreiging van overschrijding van de grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig plan.

Bijdrage plan

Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het plan (750 woningen, een school en ondersteunende buurtfuncties) van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%, 1.500 woningen). 1.500 woningen zorgen gezamenlijk (uitgaande van gemiddeld 8 verkeersbewegingen per dag per woning) voor 12.000 verkeersbewegingen per dag, terwijl de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt conform het uitgevoerde verkeersonderzoek (zie paragraaf 4.4) zorgt voor 6006 extra verkeersbewegingen per weekdag en 6600 per werkdag. Daarmee is op basis van de te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project te concluderen dat dit project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De herstructurering van de Bovenweg zorgt er voor dat verkeersstromen anders gaan rijden, echter niet in dermate grote aantallen/afstanden dat dit zorgt voor een bijdrage aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:

  • woningen;
  • geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

Voor voorliggend document is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai. Hiertoe is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 5. In het onderzoek is bepaald wat de geluidbelasting is op de nieuwe woningen door omliggende wegen. Hieruit blijkt dat de 48 dB-contour van de Kolmansweg slechts over een heel beperkt deel van een enkel bestemmingsvlak Woongebied ligt. Binnen dat woongebied kan een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde eenvoudig vermeden worden door de woningen buiten de 48 dB contour te positioneren. Voor de overige woningen wordt de voorkeursgrenswaarde vanwege verkeer over de Kolmansweg op voorhand niet overschreden. Verkeer over de Bovenweg zorgt niet voor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor de nieuwe woningen. Het aanvragen van hogere waarden is daarmee voor de nieuwe woningen niet nodig. De Molenweg is een 30 km weg zonder geluidzone. Overige wegen zijn wegen met een lage verkeersintensiteit en daardoor akoestisch niet relevant.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is bepaald wat het effect is van de verkeersaantrekkende werking van het plan op de geluidbelasting van de maatgevende bestaande woningen langs de Kolmansweg. Hieruit blijkt dat de toename van de geluidsbelating op de gevels van bestaande woningen 1,29 dB bedraagt. Aangezien dit voor het menselijk oor nagenoeg niet waarneembaar is, is er geen sprake van een aantasting van het woon- en leefklimaat.

In het onderzoek is tevens onderzocht of de herinrichting leidt tot een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Voor 13 bestaande woningen is hier sprake van (er is een toename van 2 dB of meer). Voor de woning aan de Bovenweg 14 geldt dat deze met een afzonderlijke procedure wordt omgezet tot een andere niet geluidgevoelige bestemming. Voor de overige 12 woningen wordt een hogere waarde aangevraagd van ten hoogste 54 dB.

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.

Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wgv gelden de volgende normen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:

geurgevoelig object gelegen in:   maximaal toegestane geurbelasting
(odour units per m3 lucht)  
concentratiegebied binnen bebouwde kom   3,0 ouE/m3   
concentratiegebied buiten bebouwde kom   14,0 ouE/m³  
niet-concentratiegebied binnen bebouwde kom   2,0 ouE/m3  
niet-concentratiegebied buiten bebouwde kom   8,0 ouE/m3  

Als het geen bedrijf is waar een geuremissiefactor voor is vastgelegd gelden de volgende eisen:

  • binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 100 meter;
  • buiten de bebouwde kom geldt een afstand van 50 meter.

Tot slot geldt voor zowel dieren met als voor dieren zonder geuremissiefactoren altijd een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. Dit betreft 50 respectievelijk 25 meter voor hetzij binnen dan wel buiten de bebouwde kom.

De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.

Planspecifiek

Om te bepalen of er in de nieuwe woonwijk sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, is een geuronderzoek opgesteld. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Hierin wordt geconcludeerd dat sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen en school en dat de belangen van veehouderijen niet worden geschaad. Daarbij dient wel rekening gehouden te worden met de geurcontour van de bestaande veehouderij aan de Oude Zeeweg 2 die binnen het plangebied ligt. Deze contour betreft 100 meter vanaf de bestemming 'Agrarisch bedrijf' (zie navolgende afbeelding). Binnen deze contour mogen geen geurgevoelige objecten gerealiseerd worden, zolang de veehouderij een milieuvergunning heeft voor het houden van vee. Om dit te borgen is op de verbeelding een milieuzone opgenomen, waarbij in de regels is geborgd dat woningen pas gebruikt mogen worden als het bedrijf is gestopt of (met een omgevingsvergunning) als er aantoonbaar sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en het nog aanwezige bedrijf niet in de bedrijfsvoering wordt belemmerd. Het is de bedoeling dat het bedrijf stopt, zodat de locatie van het bedrijf zelf en de omliggende gronden voor woningbouw gebruikt kan worden. Hiermee verbetert de geursituatie in het plangebied en ook voor omliggende bestaande woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0016.png"

Geurcontour Oude Zeeweg 2 (bron: geuronderzoek)

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.

4.1.5 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

Er zijn een aantal milieubelastende functies in en rondom het plangebied aanwezig. In navolgende tabel zijn deze opgenomen en is aangegeven welke richtafstand wordt gegeven door de VNG. Navolgende afbeelding toont de richtafstanden op kaart. Het aspect geur van veehouderijen is in paragraaf 4.1.4 al aan bod gekomen en wordt hier buiten beschouwing gelaten.

  Milieubelastende functie   Activiteit   Richtafstand  
1   Oude Zeeweg 2   Agrarisch bedrijf, grondgebonden veehouderij   50 m (geur maatgevend: 100 m)  
2   Oude Zeeweg 30, De Hofstee   Recreatiepark   50 m  
3   Kolmansweg 8a, De Bijsselse Enk   Recreatiepark   50 m  
4   Molenweg 75   Recreatiepark   50 m  
5   Molenweg 107   Recreatiepark   50 m  
6   agrarisch bouwvlak   opslaggebouw   50 m  
7   Molenweg 91   fouragebedrijf en diervoeders   10 m  

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0017.png"

Milieuzonering op kaart

Rondom het plangebied liggen ook enkele paardenbakken/paddocks. Formeel hoeft er geen afstand tussen woningen en paardenbakken/paddocks te worden aangehouden. Vanuit een goede ruimtelijke ordening neemt de gemeente hierbij de richtafstanden in acht die gelden voor maneges: 30 meter.

Met voorgenoemde milieucontouren is rekening gehouden in het ontwerp, onder andere met de situering van de landschapszone. Het agrarisch bouwvlak nabij de molen vervalt met dit plan. Enkel binnen de richtafstand van het bedrijf aan de Oude Zeeweg 2 (en ter plaatse van het bedrijf zelf) worden in dit plan woningen mogelijk gemaakt. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is een milieuzone opgenomen waarbij in de regels is geborgd dat woningen pas gebruikt mogen worden als het bedrijf is gestopt of (met een omgevingsvergunning) als er aantoonbaar sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en het nog aanwezige bedrijf niet in de bedrijfsvoering wordt belemmerd.

Voor de geplande school geeft de VNG een richtafstand van 30 meter op basis van het aspect geluid. Voor de ondersteunende wijkfuncties die binnen hetzelfde bestemmingsvlak Maatschappelijk zijn toegestaan wordt niet een grotere richtafstand gegeven. Binnen 30 meter zijn geen bestaande woningen aanwezig. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is deze milieuzone opgenomen met een in de regels een bepaling dat woningen pas gerealiseerd mogen worden als er aantoonbaar sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tussen de maatschappelijke bestemming en de nieuwe woningen zit in ieder geval minstens 10 meter afstand vanwege een tussengelegen verkeersbestemming.

De buurtfuncties die op twee locaties in het plan mogelijk worden gemaakt, vallen onder milieucategorie 1. De woonvelden waarin deze functies gerealiseerd worden, kunnen gezien worden als een gemengd gebied waar een beperkte functiemenging gewenst is, met eventueel woningen boven de voorzieningen. Voor milieucategorie 1 is de richtafstand 0 meter in gemengd gebied.

Er zal daarmee sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe en de omliggende woningen. Ook worden er geen bedrijven belemmerd in de bedrijfsvoering.

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot milieuzonering.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, kampeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Planspecifiek

De nieuwe woningen en de school die het plan mogelijk maakt zijn kwetsbare objecten. Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0018.png"

Uitsnede risicokaart met deel plangebied met nieuwe kwetsbare objecten blauw omcirkeld

Uit de uitsnede van de risicokaart volgt dat er op circa 310 meter afstand aan de zuidkant van het plangebied de buisleiding N-570-20 aanwezig is. Gezien de grote afstand vormt deze geen belemmering voor de ontwikkeling. Op het recreatiepark De Hofstee is een propaangastank aanwezig. De plaatsgebonden risicocontour hiervan ligt grotendeels op het recreatieterrein zelf en reikt niet tot de beoogde nieuwe woonlocatie. Ook overige risicobronnen liggen op voldoende afstand. Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het plan.

Op het gebied van externe veiligheid is het plan uitvoerbaar.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Voor activiteiten die belangrijke milieugevolgen kunnen hebben, is het verplicht een milieueffectrapportage (m.e.r.) uit te voeren en een Milieu Effect Rapport (MER) te maken. Hiermee krijgt het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming. De m.e.r. onderzoekt de milieugevolgen van een plan of een besluit en (milieuvriendelijker) alternatieven. Een plan of besluit is m.e.r.-plichtig in een van de volgende situaties:

  • in het Besluit milieueffectrapportage, artikel 7.4 bijlagen C en D zijn activiteiten aangewezen waarvoor direct een m.e.r.-plicht geldt;
  • een m.e.r.-plicht kan volgen uit een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming;
  • op grond van de provinciale milieuverordening kunnen aanvullend op het Besluit m.e.r. activiteiten worden aangewezen waarvoor een m.e.r.-plicht geldt.

M.e.r.-beoordeling

Een aantal activiteiten op kleinere schaal zijn m.e.r.-beoordelingsplichtig als een indicatieve drempelwaarde uit bijlage D wordt overschreden. Ook als de drempelwaarden niet worden overschreven kan in overleg worden bekeken of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling, omdat er mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Er kunnen twee uitkomsten zijn:

  • als de conclusie is dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen. Dit wordt in het betreffende plan of besluit gemotiveerd en moet ook formeel bekend worden gemaakt door het bevoegd gezag;
  • als belangrijke nadelige milieugevolgen niet uitgesloten kunnen worden, moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen.

Planspecifiek

Het onderhavige plan betreft op basis van het Besluit milieueffectrapportage een project dat onder de drempelwaarden van categorie 11.2 blijft. Daarom kan volstaan worden met een vromvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie. In bijlage 7 is deze m.e.r.-beoordelingsnotitie opgenomen. Hieruit is gebleken dat er geen sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu in de omgeving. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Verder onderzoek in het kader van het Besluit milieueffectrapportage is niet nodig: het plan is niet m.e.r.-plichtig.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.


Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Planspecifiek

Beleid waterschap Vallei en Veluwe

In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan geeft het waterschap concreet invulling aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Daarnaast heeft het waterschap de Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst. In de Het Algemene beleidsregels (3e wijziging, 2017) bij de Keur 2013 wordt ten doel gesteld dat een uitbreiding van het verhard oppervlak in principe, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans neutraal moet plaatsvinden.

Voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden op basis van bovengenoemd beleid de volgende uitgangspunten:

  • Hemelwater wordt op basis van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' zoveel mogelijk ter plaatse vastgehouden. Wanneer lozen in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is kan geloosd worden op oppervlaktewater. Lozen op de riolering is in principe niet toegestaan;
  • Afvalwater niet zijnde 'schoon' hemelwater aansluiten op het riool;
  • Houdt bij het ontwerp rekening met de gemiddelde hoogste grondwaterstand;
  • De ontwikkeling dient in de gebruiksfase grondwaterneutraal te zijn. Structurele drainage of andere middelen om grondwater af te voeren zijn in principe niet toegestaan;
  • Geen uitlogende materialen gebruiken op plaatsen die in contact kunnen komen met (grond)water;
  • In de beleidsregels heeft het waterschap opgenomen dat het watersysteem bij een T=100- neerslaggebeurtenis moet blijven functioneren. Uitgangspunt is dat de aanleg van verharding geen extra belasting mag veroorzaken ten opzichte van de onverharde situatie. Om hieraan te voldoen, hanteert het waterschap een compensatienorm van 60 millimeter.

Watertoets

In bijlage 8 is een notitie opgenomen dat in gaat op de waterhuishoudkundige aspecten.

Huidig watersysteem

In navolgend figuur is het plangebied weergegeven op de leggerkaart van Waterschap Vallei en Veluwe. Binnen het plangebied liggen meerdere C-watergangen met een niet gereguleerd waterpeil. Deze watergangen zorgen voor de ontwatering en afwatering van het hemelwater en kunnen in droge periodes ook droogvallen.

Het hemelwater kan hier infiltreren of afgevoerd worden via het bekenstelsel naar de randmeren.

Ten zuiden van het plangebied ligt de Hulbeek (A-water). Deze watergang stroomt vanaf de Koningin Beatrixstraat in noordoostelijke richting af via een duiker langs de Hullerweg. Nabij het kruispunt van de Kolmansweg en de Bovenweg gaat de Hulbeek over in de Molenbeek. De Molenbeek splitst zich op en stroomt in noordelijke en oostelijke richting af ten zuiden van de Bovenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0019.png"

Overzicht oppervlaktewater met in het paars het plangebied (legger Waterschap Vallei en Veluwe)

Toekomstig watersysteem

In de toekomstige situatie wordt de Hulbeek verlegd en krijgt het een plek in het plangebied. In dit stadium is nog onduidelijk of en welke C-watergangen gedempt worden. Het dempen van watergangen heeft invloed op het watersysteem en de ontwateringsdiepte. Op dit moment kan nog geen inschatting gegeven worden van de effecten op het gebied. Wanneer meer gegevens beschikbaar van de grondwaterstanden zijn, kan de RHG bepaald worden. Op basis van de RHG kan ingeschat worden of aanvullende maatregelen nodig zijn (ontwateringsmiddelen/ophogen). Voor het bepalen van de bergingsopgave, zijn de oppervlaktes gebruikt uit de oppervlaktetekening zoals deze in de waternotitie is opgenomen.

Het totale oppervlak van het plangebied bedraagt 46,7 hectare. De woonwijk heeft een oppervlakte van circa 40 hectare en de Bovenweg een oppervlakte van circa 0,67 hectare. In navolgende tabel is de oppervlakteanalyse weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0020.png"

Benodigde waterberging

De waterbergingsopgave die de toename van verhard oppervlak compenseert, bedraagt daarmee 12.440 m3 (207.347 m2 x 0,06 m).

Van de totale bergingsopgave is 245 m3 afkomstig van het terrein van de Bovenweg (4.060 m2 x 0,06 m). Deze berging dient binnen het gebied van de Bovenweg gerealiseerd te worden. Aan de bergingsopgave kan voldaan

worden door wadi’s aan te leggen.

De bergingsopgave van de particuliere verharding dient op particulier terrein gerealiseerd te worden. De gemeente gaat hierbij uit dat 60 mm op particulier terrein wordt opgevangen, dit komt overeen met circa 6.980 m3. De bergingsopgave voor het openbaar terrein betreft circa 5.220 m3.

Voor de robuustheid van het watersysteem wordt in dit plan rekening gehouden met circa 30 mm berging van het particulier terrein in het openbare gebied. Hiermee komt de totale bergingsopgave op openbaar terrein op 8.710 m3 en voor particulier terrein op 3.490 m3.

Invulling waterberging

Om aan de openbare bergingsopgave te voldoen, zijn aan de noordzijde van de woonwijk wadi’s voorzien.

In dit stadium is het ontwerp niet concreet genoeg om de precieze invulling van de bergingsopgave uit te werken. Om voldoende berging te realiseren, is een wadi (waterdiepte van 0,3 m) nodig met een oppervlakte van circa 29.040 m2. Voor de herstructurering van de Bovenweg geldt een oppervlakte van circa 1.000 m2. Bij het ontwerp is rekening gehouden met een waterretentiezone van circa 55.000 m2 (inclusief paden, natuur, speelplekken, beek, taluds). Er is hierbij voldoende zicht op de uitvoerbaarheid met betrekking tot het realiseren van de benodigde hoeveelheid waterberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0021.png"

Hullerbeek

Zoals beschreven in paragraaf 2.2.2, wordt de Hullerbeek verlegd en zal door de

nieuwe woonwijk stromen. Dit zorgt voor wijzigingen in het bestaande watersysteem

en is daarom een belangrijk aandachtspunt voor de ontwikkeling van de wijk. Bovenstrooms ter hoogte van de duiker heeft de Hulbeek een hoger waterpeil dan benedenstrooms nabij de Kolmansweg. Bovenstrooms ter hoogte van de Hullerweg is een stuw nodig om het huidige waterpeil in dit gebied te waarborgen.

Conclusie

De hoofduitgangspunten van het plan worden uitvoerbaar geacht. Met het plan wordt de Hullerbeek weer zichtbaar gemaakt. Het hemelwater in de wijk wordt via bestaande en nieuwe greppels afgevoerd naar de landschapszone aan de noordkant. Hier liggen retentiegebieden om het water te bergen. Er is voldoende ruimte beschikbaar. De precieze invulling van de bergingsopgave vereist nadere uitwerking. Hierover blijft de gemeente in gesprek met Waterschap Vallei en Veluwe.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.


Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Voor het plan zijn twee quick scans flora en fauna uitgevoerd (voor de woonwijk en de herstructurering van de Bovenweg), welke zijn opgenomen in bijlagen 9 en 10. De conclusies hiervan zijn verwerkt in deze paragraaf. Voor de gronden van de Oude Zeeweg 2 is nog geen onderzoek uitgevoerd. In de regels is voor deze locatie een sloopverbod opgenomen, zolang niet met ecologisch onderzoek is aangetoond dat de Wet natuurbescherming niet wordt overtreden.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is de Veluwe op circa 1,5 km afstand. Gezien deze grote afstand en de aard van de ontwikkeling is er op voorhand geen sprake van negatieve effecten wat betreft trillingen, geluid, licht en optische verstoring. Om te bepalen of er sprake is van negatieve effecten wat betreft stikstofdepositie is een voortoets stikstofdepositie uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 11. Hieruit blijkt dat er na intern salderen zowel in de gebruiksfase als de aanlegfase geen sprake is van een bijdrage aan stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden groter dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van negatieve effecten op Natura 2000-gebied.

Soortenbescherming

In de quick scan voor de woonwijk is geconcludeerd dat aanvullend onderzoek nodig is naar marterachtigen, vleermuizen, roofvogels, uilen en sleedoornpage. Voor marterachtigen geldt dat dit deel van het plangebied mogelijk een functie heeft als vaste rust- en voortplantingsplaats. Voor vleermuizen en uilen heeft dit deelgebied mogelijk een functie als foerageergebied. Voor roofvogels geldt dat ook en kan het deelgebied mogelijk ook een functie hebben als nestlocatie. Voor de sleedoornpage heeft het deelgebied mogelijk een functie als voortplantingsplaats. Voor de Bovenweg is geconcludeerd dat een klein gebied mogelijk een functie als leefgebied heeft voor de sleedoornpage. De nadere onderzoeken worden uitgevoerd in het kader van de vergunningsfase. Omdat er geen reden is om aan te nemen dat eventueel benodigde ontheffingen Wnb voor deze soorten niet verkregen zouden worden, is het bestemmingplan uitvoerbaar. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van zoogdieren en algemene broedvogels. Voor deze soorten dienen maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De te nemen maatregelen zijn opgenomen in het onderzoeksrapport.

De uitvoerbaarheid van het plan voor ecologie is hiermee aangetoond.

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.

Ontsluiting

Het plan wordt voor wegverkeer ontsloten vanaf een te realiseren rotonde bij de huidige kruising Kolmansweg/Bovenweg. Vanaf deze rotonde zal de Molenweg niet meer bereikbaar zijn. Daarnaast komt er een knip in de Oude Zeeweg, zodat het verkeer vooral gebruik gaat maken van wegen die geschikt zijn voor de verwachte hoeveelheid verkeer. Ook wordt de Bovenweg gereconstrueerd, zodat er een ontsluitingsweg ontstaat die voldoende capaciteit heeft om het verkeer van voorliggende ontwikkeling te verwerken. Voor wegverkeer wordt dit de enige ontsluiting. In het rapport in bijlage 12 zijn de verkeerskundige effecten van deze reconstructie in beeld gebracht.

Voor langzaam verkeer worden er een aantal verbindingen gemaakt: centraal door het plangebied wordt een oud Kerkepad hersteld, aansluitend op een bestaande langzaam verkeersroute. Daarnaast worden nog in ieder geval 3 verbindingen gemaakt tussen de nieuwe woonwijk en de Hullerweg en Oude Zeeweg. De verbinding voor langzaam verkeer in het zuidwesten van de wijk zal ook als calamiteitenontsluiting gebruikt worden, evenals de noordelijke aansluiting van de centraal gelegen verbinding voor langzaam verkeer op de Kolmansweg.

Verkeersbewegingen

Om de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied en op de omliggende wegen te bepalen is een onderzoek uitgevoerd dat is opgenomen in bijlage 13. Hieruit blijkt dat het plan voor de woonwijk leidt tot een externe verkeersgeneratie van 6600 verkeersbewegingen per werkdag en 6006 per weekdag. Het verkeer van en naar de woonwijk rijdt vooral via de Bovenweg richting de Elburgerweg en verder. Daarnaast zal een veel kleiner deel van het verkeer via de Kolmansweg en Waterweg rijden.

Parkeren

Voor het plan is op basis van een mogelijke invulling van het plangebied een parkeerbalans opgesteld, welke is opgenomen in bijlage 2 (laatste pagina). Voor de parkeernormen is aangesloten bij de parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014). Uitgangspunt is dat binnen ieder woonveld de parkeerbehoefte van de daarbinnen gelegen functies wordt opgevangen. Uit de parkeerberekening blijkt dat dit mogelijk is. Direct parkeren aan de hoofdontsluitingsweg is niet toegestaan, en inritten evenmin.

Het plan is uitvoerbaar wat betreft verkeer en parkeren.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden (art. 3.1.6 lid 5 Bro). Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Algemeen

Navolgend worden aan de hand van het vigerende bestemmingsplan en de Erfgoedatlas van de gemeente Nunspeet de relevante cultuurhistorische elementen ter plaatse van het plangebied beschreven. Deze elementen worden vervolgens afzonderlijk toegelicht.

De volgende afbeelding toont een uitsnede van de Erfgoedatlas van de gemeente Nunspeet. Op de afbeelding is te zien dat het plangebied gelegen is in zones die aangeduid zijn als 'broekontginningen tussen hogere zandgronden', 'bijzondere broekontginning', 'strookkampen' en 'kampontginningen op dekzandrug'. Ter plaatse van het noordwesten van het plangebied ligt een zone met 'zeer veel recreatie of bebouwing'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0022.png"

Uitsnede erfgoedkaart gemeente Nunspeet oostelijk deel plangebied(bron: Erfgoedatlas)

Tevens zijn in het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Waarde - Randmeerkust' en 'Waarde - Overgangszone' opgenomen ter plaatse van het plangebied.

Randmeerkust  

Op basis van Bijlage 6 bij het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' geldt voor het gebied 'Randmeerkust' dat de gemeente streeft naar behoud en versterking van het open karakter van het landschap. Nieuwe wegen dienen zich in de bestaande verkavelingsstructuur te voegen en het karakter daarvan te versterken. Voor onderhavig plan is een ruimtelijk-landschappelijk ontwerp (stedenbouwkundige visie, zie 2.2.2opgesteld, waarbij gemotiveerd is hoe met de openheid is omgegaan. Het realiseren van een woonwijk zorgt ervoor dat de openheid vermindert, maar er wordt wel aangesloten bij de historisch op deze locatie voorkomende groene kamerstructuur.

Overgangszone

Bijlage 6 bij het vigerende bestemmingsplan beschrijft dat de gemeente ter plaatse van de overgangszone onder meer streeft naar het behouden en versterken van houtwallen, zonder het landschap dicht te zetten. Tevens heeft erfbeplanting een grote invloed op de beleving en kwaliteit van de omgeving. Om die redenen is met het plan sprake van het op plaatsen versterken van bestaande houtwallen, zodat dit passend is bij de beleving en kwaliteit van de omgeving. Met het plan blijven de kenmerken en kwaliteiten van het landgoederenlandschap en bestaande zichtlijnen richting en vanaf de Zuiderzeestraatweg behouden.

Molen(biotoop)  

Ten noordoosten van het plangebied is Molen de Duif aanwezig. Bij het bepalen van de maximale bouwhoogte van de nieuwe bebouwing dient met de molenbiotoop rekening gehouden te worden. Bij de molenbiotoop van beltmolen De Duif in Nunspeet geldt, dat een bouwhoogte is toegestaan indien de hoogte daarvan lager is dan het niveau van de molenbelt (4.20 meter) over een afstand tot de molen van 100 m. Tussen de 100 en 400 meter afstand van de molen is de uitkomst van navolgende molenbiotoopformule

maatgevend:

H(x) = x/n+c*z waarin:

  • H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters)
  • x = afstand van een obstakel tot de molen (in meters)
  • n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. In dit plan is de waarde 50 voor gesloten gebied.
  • c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2
  • z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + de hoogte van de molenbelt) = 23.00/2 + 4.20 = 15.70 meter

In de regels zijn de regels van de molenbiotoop ten aanzien van de maximale bouwhoogte geborgd.

De molen betreft een beeldbepalend object. Het betreft een molen die in 1886 is herbouwd. Op de locatie staat al sinds de 17e eeuw een molen. Met voorliggend plan wordt de aanwezigheid van de molen als oriëntatiepunt en het recreatiefeconomisch product versterkt.

Rug van Wessinge

In de cultuurhistorische atlas van de gemeente Nunspeet komt verder de 'Rug van Wessinge' naar voren. De Rug van Wessinge is een fraai voorbeeld van een lengteduin uit de laatste koude periode, gelegen aan de rand van de Veluwe. De zandrug is met maximaal drie meter opvallend hoog. De rug is 50 tot 250 meter breed en 7 kilometer lang. Door het opbrengen van potstalmest is de rug door boeren in de middeleeuwen en de nieuwe tijd geleidelijk opgehoogd. Naderhand is er echter ook veel zand afgegraven en verkocht, waardoor de rug lang niet overal meer de oorspronkelijke hoogte heeft. De Rug van Wessinge en andere, meer noordelijk gelegen lengteduinen, bepalen samen met de tussenliggende kommen en beken ook tegenwoordig nog de hoofdstructuur van het lager gelegen landschap ten noordwesten van Nunspeet. Navolgende afbeelding toont de lengteduin Rug van Wessinge met ter plaatse van de pijlen verlagingen door het afgraven van grond. In de stedenbouwkundige visie is rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde van de Rug van Wessinge. Het beoogde tracé van de Bovenweg volgt de loop van de Rug van Wessinge en deze blijft daarmee bepalend in het landschap. Aan het tracé worden geen slingerbewegingen toegevoegd die het reliëf van de rug aantasten. Met voorliggend plan wordt voorzichtig omgegaan met het aanbrengen van beplanting. Bebouwing wordt niet toegevoegd. De Rug van Wessinge wordt met voorliggend plan niet aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0023.png"

Afbeelding Rug van Wessinge

Broekontginningen

Ten zuiden van de Rug van Wessinge ligt een broekontginningsgebied met natte grond. Het gebied ligt onder een helling. Er zijn smalle sloten tussen percelen en er is een markante perceelsverdeling in grote blokken en een open en weids karakter. Ooit vormden de onbebouwde broekontginningen met grasland een landschappelijk contrast met de bewoonde dekzandruggen met akkers, boomgaarden en tuinen. Dit contrast is verminderd doordat de broekgebieden deels bebouwd zijn geraakt en er nu ook akkerland voorkomt. De variatie aan percelen blijft met voorliggend plan behouden. Tevens is met het plan nog altijd sprake van voldoende contrast met de Rug van Wessinge.

Strookkampen

In het zuidwesten van het plangebied bestaat het landschap uit zogenaamde strookkampen. Hier ontstond een lint met boerderijen, die op min of meer regelmatige afstand van elkaar lagen/liggen. Op de perceelsgrenzen lagen brede houtsingels of bosstroken met hakhout. Het landschap is kleinschalig en besloten, met behalve akkers, ook tuinen, weilanden en erven. Tegenwoordig is dit landschap nog steeds te herkennen. De bestaande lintbebouwing langs de wegen blijft met het plan behouden en wordt op een aantal plekken verder bebouwd. De bestaande houtwallenstructuur wordt aangevuld.

Historische wegen

Veel historische wegen in Nunspeet dateren uit de 19e en 20e eeuw. Veel wegen waren lokaal van aard, maar de gemeente Nunspeet was ook een schakel in het nationale verkeersnetwerk dat het westen van Nederland verbond met de steden aan de IJssel en Duitsland. Sommige oude verbindingwegen zijn tegenwoordig geasfalteerde verkeerswegen, waaronder ook de wegen die 't Hul Noord omkaderen en het tracé van de Bovenweg. Op de cultuurhistorische kaart is te zien dat dit wegen betreft die bestonden voor 1832. Met onderhavige ontwikkeling blijft deze historische structuur ten noorden van Nunspeet behouden.

Conclusie

Verder zijn er in of rondom het plangebied geen cultuurhistorische waarden (rijks- of gemeentelijke monumenten) aanwezig die van belang zijn voor het plan. Gelet op het voorgaande zijn er geen belemmeringen vanuit cultuurhistorie ten aanzien van het plan.

Archeologie

In het plangebied is op basis van de archeologische waarden- en verwachtingenkaart 2010 van de gemeente voornamelijk sprake van een lage archeologische verwachting. Binnen een gebied met een lage verwachting is geen archeologisch onderzoek nodig. Midden in het plangebied loopt een zone waar sprake is van een middelmatige archeologische verwachting. Hierbinnen geldt dat onderzoek nodig is bij het realiseren van bebouwing groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 meter of bij andere bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m. Daarnaast liggen er enkele zoneringen van archeologische monumenten in het plangebied. Op die locaties is onderzoek nodig bij het realiseren van bebouwing groter dan 120 m² en dieper dan 0,5 meter of bij andere bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m. In de zuidwestelijke punt van het plangebied is sprake van een middelhoge archeologische verwachting met conserverend dek. Hiervoor geldt hetzelfde beschermingsniveau als binnen de zoneringen van archeologische monumenten. In het bestemmingsplan worden de geldende dubbelbestemmingen voor archeologie overgenomen. Zo nodig wordt archeologisch onderzoek uitgevoerd in de vergunningsfase.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0024.png"

Uitsnede Archeologische waarden- en verwachtingskaart 2010 westelijk deel plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0025.png"

Uitsnede Archeologische waarden- en verwachtingskaart 2010 oostelijk deel plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01218-OW01_0026.png"

Uitsnede legenda Archeologische waarden- en verwachtingskaart 2010

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot cultuurhistorie en archeologie.

4.6 Klimaatadaptatie

Het klimaat verandert en steeds vaker worden we geconfronteerd met de gevolgen, zoals hitte, droogte, extreme neerslag en overstromingen.

Klimaatverandering is in een vergaand stadium en de effecten en risico’s voor onze samenleving worden steeds groter. Aan de ene kant moeten we de uitstoot van broeikasgassen verminderen, zodat de opwarming beperkt blijft. Aan de andere kant is het noodzakelijk om ons als samenleving aan te passen en voor te bereiden op de reeds ingezette klimaatveranderingen en de gevolgen daarvan. Niet alleen om schade te beperken, maar ook om kansen te benutten.

De nationale opgave voor klimaatadaptatie is beschreven in het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie en het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie met daarin een prominente rol voor gemeenten. Lokale gevoeligheden voor klimaatverandering moeten in kaart worden gebracht en als integraal onderdeel van beleid daadkrachtig worden aangepakt. Daarbij is het van belang zowel te kijken naar aanpassingen aan de bestaande openbare ruimte als naar nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Planspecifiek

Op basis van de (kaart)gegevens van de Klimaateffectatlas en atlasleefomgeving.nl zijn voor het plangebied de risico's met betrekking tot klimaatverandering vastgesteld.

Wateroverlast

Uit de kaartbeelden die horen bij het onderdeel wateroverlast is op te maken dat ter plaatse van het plangebied enige plasvorming wordt verwacht na een hevige bui (70-140 mm/2 uur). Deze plasvorming bevindt zich onder meer naast bestaande wegen, omdat hemelwater van de weg stroomt. In de toekomstige situatie zijn er in het plangebied overal greppels toegepast dat het hemelwater opvangt en deels afvoerd naar het noorden. Hier zijn retentiegebieden opgenomen om het water geleidelijk de grond in te laten zakken. Indien nodig kan het water uiteindelijk ook via watergangen worden afgevoerd. Het gebied zal ook voldoende drooglegging krijgen door het deels op te hogen. Ten opzichte van omliggende en bestaande woonkavels wordt zorgvuldig gekeken naar de aanslutingen zodat er geen wateroverlast ontstaat door bijvoorbeeld het toevoegen van groenstroken/greppels.

Hittestress

Uit de kaartbeelden die horen bij het onderdeel hittestress is op te maken dat voor het plangebied de gevoelstemperatuur hoger kan liggen dan in de huidige situatie. Binnen het plangebied worden middels het toevoegen van groen koelteplaatsen gerealiseerd. De groenstructuur is een belangrijke drager van het plan. De geplande nieuwbouw is goed geïsoleerd conform de huidige normen uit het Bouwbesluit. Daarmee zijn de woningen ook minder gevoelig voor opwarming wat relevant is voor warmte in de nachtelijke periode. Ook helpt de hoeveelheid groen en bomen voor schaduwwerking.

Droogte

Het plangebied kent een lage gevoeligheid voor droogtestress. Met het plan wordt voldoende hemelwaterberging gerealiseerd (zie paragraaf 4.2). Er wordt zoveel mogelijk water vastgehouden en hergebruikt in het gebied voor de beplanting.

Overstroming en waterveiligheid

De bijbehorende kaartbeelden laten zien dat het plangebied niet in de nabijheid van grote rivieren of keringen ligt. Voor het plangebied zijn er geen overstromingsrisico's in het geval een dijk bezwijkt.

Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot klimaatadaptatie.

4.7 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. In onderhavig plan wordt de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk voorzien. De gemeente voert een actieve grondpolitiek om de gronden te verwerven en tot ontwikkeling te brengen. De gemeente opent bij het vaststellen van het bestemmingsplan een grondexploitatie. De financiële doorrekening met daarin alle kosten en opbrengsten die voortvloeien uit de ontwikkeling van het bestemmingsplan en de eventuele bijdragen vanuit de gemeente laten een economisch uitvoerbaar bestemmingsplan zien.

Bij de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan beschikt de gemeente niet over alle eigendommen in het bestemmingsplangebied waarop aangewezen bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro kunnen worden gerealiseerd. Ook is er geen sprake van de situatie dat met deze eigenaren een anterieure overeenkomst over grondexploitatie is gesloten, waarbij afspraken zijn gemaakt over de toepassing van de wettelijke kostenverhaalsplicht. Gezien de wettelijke kostenverhaalsplicht, zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro, wordt voorzien in de vaststelling van een exploitatieplan.


De in het exploitatieplan opgenomen exploitatieopzet kan worden aangemerkt als een juridisch rekenmodel voor de uitvoering van de wettelijke kostenverhaalsplicht. De kostenverhaalsexploitatieopzet van een exploitatieplan geeft in beginsel geen inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan


Het exploitatieplan doorloopt een afzonderlijke voorbereidingsprocedure en wordt afzonderlijk van het ontwerpbestemmingsplan in ontwerp ter inzage gelegd.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

5.2 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

Groen

De groenstructuur binnen de nieuwe woonwijk en de landschapszone krijgt deze bestemming. Het realiseren van de groenstructuur en de landschapszone (beide aangeduid op de verbeelding) is met een voorwaardelijke verplichting geborgd.

Maatschappelijk

Deze bestemming is opgenomen met het oog op de te realiseren school. Het opgenomen bebouwingspercentage zorgt ervoor dat niet het hele bouwvlak bebouwd wordt.

Verkeer

Deze bestemming is opgenomen voor het nieuwe tracé van de Bovenweg en voor de gebiedsontsluitingsweg binnen de nieuwe woonwijk.

Water

De nieuwe watergang heeft de bestemming Water gekregen. Het realiseren van de watergang (aangeduid op de verbeelding) is met een voorwaardelijke verplichting geborgd.

Woongebied

Binnen deze bestemming komen de woonvelden te liggen met woningen, tuinen, groen, parkeerplaatsen en wegen. Het aantal woningen voor het gehele plan is in de regels vastgelegd op 750. Per woonveld is een minimum en maximum aantal woningen bepaald. Als de maxima van alle woonvelden worden opgeteld komt men tot 750. Per deelgebied (aangeduid op de verbeelding) is de verdeling in woningtypologieën vastgelegd en voor het totaal ook de prijssegementen: sociale en middeldure huur, sociale koop en voor PO-kavels (particulier opdrachtgeverschap).

In twee van de woonvelden (aangeduid als 'specifieke vorm van woongebied - buurtfuncties') zijn ook buurtfuncties mogelijk en is een hogere goot- en bouwhoogte toegestaan dan in de overige woonvelden. Daarnaast zijn er woonvelden aangeduid als 'specifieke vorm van woongebied - landschappelijk woonveld' en 'specifieke vorm van woongebied - lint', waarbinnen (evenals binnen 'specifieke vorm van woongebied - buurtfuncties') met een afwijkingsbevoegdheid een andere afstand tot de voorste of achterste perceelsgrens kan worden aangehouden dan in de reguliere woonvelden.

Binnen deze bestemming is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin de instandhouding van de hoofdstructuur van het plan (groenstructuur, landschapszone en watergang, langzaam verkeer) is geborgd evenals de herstructurering van de Bovenweg. Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is bepaald dat er per woonveld maximaal 4 aansluitingen mogen zijn op de hoofdontsluitingsweg in de wijk of omliggende bestaande wegen.

Gronden direct grenzend aan de bestemming Verkeer mogen niet voor parkeren of inritten op eigen terrein van woningen gebruikt worden. Met het oog op de ruimtelijke kwaliteit mogen er daarnaast geen achterkanten van woonpercelen aan de bestemming Verkeer liggen.

Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3

Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

Overige regels

Molenbiotoop

Ter bescherming van de windvang van de molen is de molenbiotoop uit het geldende bestemmingsplan overgenomen in dit bestemmingsplan, waarmee de maximale bouwhoogte binnen de betreffende aanduiding wordt beperkt.

Parkeren

In aanvulling op de gemeentelijke parkeerregels is opgenomen dat aan de parkeerbehoefte van de functies in een woonveld of het bestemmingsvlak Maatschappelijk, binnen datzelfde woonveld of bestemmingsvlak moet worden voldaan.

Milieuzones

Rondom de bestemming Maatschappelijk is een aanduiding 'milieuzone - geluid' opgenomen op de verbeelding. Binnen deze contour zijn woningen slechts mogelijk als is aangetoond dat er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en de maatschappelijke functies niet worden belemmerd.

Rondom de veehouderij aan de Oude Zeeweg 2 is een 'milieuzone - geurzone' opgenomen. Ook hierbinnen zijn woningen slechts mogelijk als is aangetoond dat er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en de veehouderij niet worden belemmerd.

Regels parapluplannen

De regels van de geldende parapluplannen zijn voor zover van toepassing overgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.

6.2 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het plan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan de relevante belanghebbende instanties. Van de provincie en waterschap zijn reacties ontvangen. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de provincie zijn aanpassingen gedaan op de onderwerpen waardevol open landschap, woningbouw en de molenbiotoop. Met de reactie van het waterschap is rekening gehouden in de watertoets.

6.3 Verslag inspraak ex artikel 3.1.6 Bro

Voor dit plan wordt geen formele inspraakprocedure georganiseerd. Het bestemmingsplan gaat direct als ontwerp ter inzage. De omwonenden zijn op de hoogte gesteld van het plan tijdens informatieavonden en middels een digitale enquête. Een verslag van de omgevingsdialoog is opgenomen in bijlage 14.

6.4 Verslag zienswijzen

In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.