direct naar inhoud van Regels
Plan: Hullerweg 120
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01217-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Hullerweg 120 met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01217-vg01 van de gemeente Nunspeet;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een boom- en/of sierkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een bollenteeltbedrijf;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijf

een bedrijfseconomische eenheid; onder eenheid worden ook verstaan rechtspersonen die ruimtelijk als één bedrijf optreden. Onder bedrijf - buitengebied gerelateerd wordt begrepen een bedrijf dat vanwege de aard van de bedrijfsvoering past in het buitengebied;

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfsmatig

gericht op het behalen van winst;

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor beheer of toezicht, met dien verstande dat bij een agrarische bedrijfswoning sprake mag zijn van inwoning van de rustende boer en familieleden tot de 2e graad;

1.12 bestaande:

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.16 boerderijwinkel

een winkel bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht;

1.17 boom- en/of sierkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, sierheesters en overige sierbeplanting, een en ander in de vorm van vollegrondteelt dan wel containerteelt;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 extensief recreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;

1.27 extensieve (dag)recreatie:

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 hoofdgebouw

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.30 inwoning

twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;

1.31 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.32 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.33 mantelzorg

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;

1.34 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.35 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.36 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.37 paardenbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.38 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:

het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;

  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.39 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.40 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.41 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); of
  • d. het voorkomen van schade door vorst;
1.43 verbeelding
  • a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Hullerweg 120;
  • b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan Hullerweg 120 met legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0302.BP01217-vg01;
1.44 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.45 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.46 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.47 zorgboerderij

het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een werkgemeenschap van sociaaltherapeutische aard en in de vorm van dagopvang, met overnachtingsgelegenheid voor de begeleiding;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.2 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een oversteek van meer dan 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (°).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Kwekerij

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Kwekerij" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een boom- en/of sierkwekerij;
  • b. het telen van gewassen - niet in een volkstuin of volkstuincomplex -;

met daarbijbehorende bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:

  • c. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "water" een waterbassin is toegestaan;
  • e. detailhandel niet is toegestaan.

3.2 Bouwregels

Op de voor "Agrarisch - Kwekerij" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken

Voor alle bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een reëel of volwaardig bedrijf.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, en met inachtneming van het bepaalde in Artikel 8 (Algemene bouwregels);
    • 2. een pomphuisje ten behoeve van het waterbassin ook buiten het bouwvlak mag worden gebouwd, waarbij:
      • de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van kassen mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
  • f. het bebouwingspercentage van de gebouwen als bedoeld in artikel mag, gerekend over alle (drie) de bouwvlakken niet groter zijn dan 90%:
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen;

en waarbij rekening moet worden gehouden met de voorwaardelijke verplichting in artikel 3.1.

3.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag een bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien tevens bedrijfsgebouwen worden gebouwd ten behoeve van een reële of volwaardige bedrijfsvoering;
  • c. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • f. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder het hoofdgebouw tot een diepte van niet meer dan 3 m;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder het gebouw tot een diepte van niet meer dan 3 m;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer dan 10 m bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 3.5, mits dit in overeenstemming is met de in 3.5 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 3.2.2 onder b in die zin dat de goothoogte voor bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6 m, met dien verstande dat dit voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 3.2.2 onder e in die zin dat een afwijkende dakvorm wordt toegepast, met dien verstande dat en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 3.2.2 onder g, 3.2.3 onder g en 3.2.4 onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. 3.2.3 onder e in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. 3.2.4 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 2. voorzover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 8 (Algemene bouwregels);
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.3.2 Voorwaardelijke verplichting
a Voorwaarde

Binnen 1 jaar na inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan dienen de gronden ingericht te worden zoals aangegeven op bladzijde 20 van het Ruimtelijke kwaliteitsplan voorwat betreft element 8, 9 en 10, zoals is te vinden in bijlage 1 bij deze regels. Vervolgens dient deze inrichting in stand te worden gehouden. Het niet voldoen aan deze verplichting is een vorm van strijdig gebruik van de bepalingen in artikel 3.1.

b Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3.2 onder a voor een langere termijn en / of een andere inrichting met dien verstande dat de termijn niet langer mag zijn dan 4 jaar en dat het inrichtingsplan dient te voldoen aan een goede landschappelijke inpassing.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

  • a. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • b. het gebruik van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde huishouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 ten behoeve van nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en landschapsbeheer, zoals fietsenverhuur, kanoverhuur, boerengolf, boerderijwinkel, ijsboerderij, imkerij, theeschenkerij, en zorgboerderij, met dien verstande dat:
    • 1. de nevenactiviteiten uitgevoerd dienen te worden door degene die het kwekerijbedrijf uitoefent, ze onderdeel dienen uit te maken van de algehele kwekerijbedrijfsvoering en ondergeschikt dienen te zijn aan de kwekerij activiteiten;
    • 2. voor zover producten worden verkocht - al dan niet voor consumptie ter plaatse - het in hoofdzaak producten moeten betreffen die op een agrarisch bedrijf zijn vervaardigd, waarbij de oppervlakte die voor verkoop wordt aangewend niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
    • 3. de nevenactiviteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend in bestaande gebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte die voor de nevenactiviteiten wordt aangewend niet meer mag bedragen dan 25% van de bestaande bebouwde oppervlakte (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 500 m2;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. 3.1 ten behoeve van de stalling van caravans, campers en boten, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2, met dien verstande dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. 3.1 ten behoeve van de realisatie van een (recreatief) voet-/fietspad ter plaatse van de aanduiding "pad"met dien verstande dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. 3.4.1 onder d ten behoeve van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:
    • 1. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
    • 2. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. 3.4.1 onder f in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde (huishouden van een) persoon;
    • 2. de bestaande bouwmassa van de bedrijfswoning niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
    • 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang en één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
    • 4. er geen sprake is van kadastrale splitsing van het perceel.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. een binnen een bestemmingsvlak gelegen bouwvlak vergroten, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet meer zal bedragen dan 1 hectare;
    • 2. de noodzaak voor vergroting is aangetoond;
    • 3. de landschappelijke inpassing is aangetoond;
    • 4. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 5. de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
    • 6. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de verkeersveiligheid en de woonsituatie.
  • b. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en:
    • 1. daarbij bij sloop van bedrijfsbebouwing de volgende regeling hanteren, indien het bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van een reële bedrijfsvoering:
      • bij sloop van alle maar minimaal 500 m² bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden minimaal 350 m² geldt, mag een woonhuis worden teruggebouwd;
      • bij sloop van alle maar minimaal 1.000 m² bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden minimaal 700 m² geldt, mag een twee aaneen gebouwd woonhuis worden teruggebouwd;
      • bij sloop van alle maar minimaal 1.500 m² bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden minimaal 1.050 m² geldt, mogen twee woonhuizen worden teruggebouwd;
      • er een inrichtingsplan wordt opgesteld op kosten van de initiatiefnemer en door een in overleg aan te wijzen deskundige;
      • dit geen beperkingen voor omliggende bedrijven oplevert;
      • de overige gronden van het voormalige bestemmingsvlak worden bestemd tot een agrarisch of natuurbestemming;
      • een overeenkomst is gesloten aangaande sloop, inrichting, planschade en instandhouding;
    • 2. indien niet kan worden voldaan aan de voorwaarde opgenomen onder 1., kan de bestemming gewijzigd worden in de bestemming Wonen en aansluitende gebiedsbestemmingen zonder daarbij een extra woning toe te staan;
    • 3. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de "Notitie Ruimtelijke kwaliteit, Functieverandering agrarische bebouwing naar wonen in de gemeente Nunspeet", zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting als toetsingskader van toepassing is;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de bestemming wijzigen ten behoeve van aan het buitengebied gerelateerde maatschappelijke functies, agrarisch aanverwante bedrijvigheid en opslagbedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. deze functies dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande bebouwing op een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2, waarbij geldt dat overige opstallen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 bij landschappelijke verbetering - hetgeen moet blijken uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren erfinrichtingsplan - vervangende nieuwbouw mag plaatsvinden voor een oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de bestemming wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
    • 1. het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van de (te realiseren) ecologische hoofdstructuur;
    • 2. de ontwikkeling niet mag leiden tot beperkingen voor agrarische bedrijven en op aangrenzende landbouwgronden;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Natuur - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, houtwallen, solitaire bomen, heide, zandverstuivingen, vennen en houtproductie;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde en de landschappelijke waarde;
  • c. een duurzame landschappelijke afscherming door middel van een houtwal/ houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • d. bestaande wegen, wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • f. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
  • g. voorzieningen ten behoeve van educatieve natuurdoeleinden en extensieve (dag)recreatie;
  • h. kantoor, werkplaats, opslagterrein en kantine ten behoeve van werkzaamheden gericht op het beheer, behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden en landschappelijke waarden welke ten dienste staan van natuurbeheer;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en terreinen.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Natuur - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan binnen deze bestemming.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 4.3.1 ten behoeve van onderhouds- en beheersgebouwen en jacht- en vogelkijkhutten, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. ten behoeve van de bouw van veldschuren ten behoeve van een schaapskooi, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 400 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

  • a. de aanleg van nieuwe wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • b. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en/of bos ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel'. Selectieve dunning en regulier onderhoud is wel toegestaan.

4.4.2 Uitsluiting omgevingsvergunning tijdelijke afwijking

In verband met het belang ter bescherming waarvan deze bestemming is opgenomen, is het verlenen van een omgevingsvergunning waarmee tijdelijk van het bestemmingsplan wordt afgeweken niet toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 4.4.1 in die zin dat nieuwe wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden aangelegd dan wel de tracés van bestaande wandel-, fiets- en/of ruiterpaden worden gewijzigd, met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe paden en/of het verleggen van bestaande paden ten behoeve van de verbetering van natuurwaarden vanuit beheerinrichting;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verwijderen van landschaps- en/of natuurelementen;
  • b. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • c. de wijziging van de waterhuishouding of van waterstanden beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het aanleggen van nieuwe waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en vennen;
  • g. het ophogen van gronden en aanleggen van geluid- en/of grondwallen;
  • h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • i. het vellen of rooien van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos.

4.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 4.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die;

  • a. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden en/of normaal bosbeheer betreffen;
  • b. worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.

4.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 4.6.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer en het vervoer over de weg;
  • b. bermen;
  • c. watergangen;

met daarbijbehorende gebouwen, zoals bushaltes, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals fietspaden, taluds, ongelijkvloerse kruisingen, faunapassages, carpoolplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • d. de verkoop van motorbrandstoffen niet is toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op de voor "Verkeer" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw in casu een bushalte of een andere wachtruimte gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de oppervlakte van bushaltes en andere wachtruimtes mag niet meer bedragen dan 30 m2.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

Artikel 6 Water - Waardevolle beken

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waardevolle beken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waardevolle beken en vennen;
  • b. oeverstroken;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarde , de landschappelijke waarde, de geomorfologische waarde en de cultuurhistorische waarde;
  • d. extensief recreatief medegebruik;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen, sluizen en beschoeiingen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Water - Waardevolle beken' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouw van aanlegsteigers en vissteigers is niet toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Geluidszones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  • a. 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  • b. 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd of vervangen met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde, behoudens voor zover artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing is.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden renbaan of menterrein, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van recreatiewoningen, groepsaccommodaties, chalets, stacaravans, trekkershutten, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en andere recreatieobjecten voor niet recreatieve overnachtingen;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m².
9.2 Toegestaan gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

  • a. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels
9.3.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.1 onder g in die zin dat gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van niet meer dan 60 m², met dien verstande dat:

  • deze afwijking uitsluitend wordt toegestaan op percelen met een omvang van minimaal 1000 m² met villa-achtige bebouwing.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid
10.1.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • e. de bestemmingsregels in die zin dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  • f. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
  • g. de bestemmingsregels ten behoeve van het toestaan van evenementen;
  • h. de bestemmingsregels ten behoeve van het toestaan van een natuurijsbaan.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming "Natuur - Landschap" wijzigen in de bestemming "Verkeer" ten behoeve van incidentele verbeteringen, passagemogelijkheden of aanpassingen ten behoeve van een inrichting als 60 km/uur-gebied, met dien verstande dat:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid onder artikel 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 12.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 12.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid onder artikel 12.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Hullerweg 120" van de gemeente Nunspeet.

Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d.

, Voorzitter

, Griffier