direct naar inhoud van Regels
Plan: HERONTWIKKELING LANDGOED DE GROTE BUNTE - CHW
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01192-ow01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan HERONTWIKKELING LANDGOED DE GROTE BUNTE - CHW met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01192-ow01 van de gemeente Nunspeet;

1.2 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het oppervlakte dat hiervoor gebruikt wordt is maximaal 40% van het oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2. Detailhandel is niet toegestaan en reclame-uitingen alléén na een vergunning;

Onder een aan huis gebonden beroep wordt tevens verstaan:

  • een kleinschalige bedrijf zoals deze gevoerd wordt door een elektricien, loodgieter of schilder en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijf en waarbij een kleine voorraad van kleine producten en / of grondstoffen inpandig aanwezig is en waarbij, beperkt en incidenteel, werkzaamheden worden uitgevoerd;
  • een internetwinkel type A1 en A2;
1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.10 bed & breakfast

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.11 bedrijf/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.12 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 bedrijfsmatig

gericht op het behalen van winst;

1.14 beganegrondverdieping

de eerste bouwlaag;

1.15 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een bouwwerk;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, waaronder zijn begrepen internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een sexinrichting;

1.30 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.31 evenement

een verplaatsbare, voor het publiek toegankelijke, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.34 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.36 houtopstand:

één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhot, een houtwal, een groetere (lint) begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg;

1.37 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.38 internetwinkel:

een (bedrijfsmatige) dienst bestaande uit een keten van activiteiten gericht op het maken, onderhouden en exploiteren van een website met een afhaalcentrum*. Ondersteunend aan de website kan tevens een fysieke bezoekmogelijkheid aanwezig zijn gericht op het showen en informeren (etc.) van klanten. Er wordt onderscheid gemaakt in 4 type internetwinkels:

A1. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid op locatie. Indien een fysieke bezoekmogelijkheid elders aanwezig is dient deze aldaar passend bestemd te zijn. Dit geldt ook voor het elders aanwezige afhaalcentrum;

A2. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum. Indien een fysieke bezoekmogelijkheid elders aanwezig is dient deze aldaar passend bestemd te zijn;

B1. Met fysieke bezoekmogelijkheid. Het afhaalcentrum is elders gevestigd en aldaar passend bestemd;

B2. Met fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum.

*: Een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;

1.39 kap:

een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.40 maatschappelijke voorzieningen:

culturele, educatieve, medische, sociale, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.41 monumentale boom:

bijzondere beschermwaardige houtopstand, zoals een herdenkingsboom of een houtopstand met een bijzondere leeftijd, schoonheid- of zeldzaamheidswaarde of een bijzondere functie voor de omgeving;

1.42 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.43 ondergeschikte bouwdelen:

hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

1.44 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.45 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand;

1.46 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.47 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.48 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien de onder a tot en met b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.49 recreatief medegebruik:

vormen van recreatief gebruik van het agrarisch gebied en/of bossen en natuurterreinen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.50 recreatieve voorzieningen:

Bezigheden, tijdverdrijf of lichamelijke activiteiten die door mensen en dieren worden ondernomen met als enig doel de activiteit zelf, of ter ontspanning en vermaak;

1.51 sexinrichting:

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  • a. sexbioscoop:

Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  • b. sexclub:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht;

  • c. sexautomaat:

een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  • d. sexwinkel:

een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

  • e. prostitutiebedrijf:

een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen;

1.52 uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.53 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.54 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.55 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een afzonderlijk huishouden;

1.56 zolder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat direct onder de kap is gelegen en dat niet voor bewoning is bestemd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten. Luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van bos ten behoeve van aldaar voorkomende natuur- en landschapswaarden;
  • b. natuur- en landschapsbeheer;
  • c. behoud, herstel, en bescherming van houtopstanden;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • e. recreatief medegebruiik;
  • f. parkeren op de plaats waar de gebiedsaanduiding 'parkeerterrein' op de verbeelding is aangegeven.

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen zoals bestaande paden, palen, masten, kunstobjecten, technische installaties en erf- en terreinafscheidingen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen, algemeen
  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mag uitsluitend bij de bestemming behorende bebouwing worden gebouwd.
  • b. Gebouwen zijn niet toegestaan binnen het gebied met de bestemming 'Bos', overeenkomstig de bestemmingsomschrijving volgens lid 3.1.
3.2.2 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwenzijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in de vorm hekken en omheiningen tussen het gebied met de bestemming "Bos" en het openbaar toegankelijk gebied, aan de west-, oost-, en noordzijde van het landgoed, mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. tussen de zijdelingse perceelgrensen van de kavels van de boswoningen (de kavels 1 t/m 10 van de kavelpaspoorten volgens het "Beeldkwaliteitplan met Kavelpaspoorten De Grote Bunte Nunspeet d.d. 8 december 2023, volgens Bijlage 2 bij deze Regels), zijn uitsluitend erfafscheidingen, uitgevoerd in paal en draad, toegestaan van maximaal 0,80 meter hoog. Overige erf- en terreinafscheidingen, zoals hekken, omheiningen en schuttingen zijn niet toestaan als erf- en terreinafscheidingen bij deze kavels binnen de bestemming "Bos";
  • c. de hoogte van een erf- en terreinafscheiding rond het gebied ten noorden van de te realiseren maatschappelijke voorziening, dat volgens de bestemming "Maatschappelijk" kan worden gebouwd overeenkomstig artikel 5, lid 5.1, onder a, en onder b, en dat in het Inrichtingsplan van Baljon Landschapsarchitecten (Paragraaf 4.1, blz. 29 t/m 33) volgens Bijlage 3 bij deze Regels is aangeduid met "Bostuin", mag maximaal 1,20 meter zijn;
  • d. de hoogte van lichtmasten binnen het gebied met de aanduiding "parkeerterrein" mag maximaal 4 meter zijn;
  • e. voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwhoogtes:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
kunstobjecten     3 meter  

3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden om op de gronden met de bestemming "Bos" tuinen aan te leggen of aan te doen leggen en/of deze gronden te gebruiken en/of te doen gebruiken voor tuinen bij woningen.
  • b. Het is verboden zonder omgevingsvergunning nieuwe wegen en paden aan te leggen op de gronden met de bestemming "Bos".

3.4 Afwijking van de gebruiksregels
  • a. Van artikel 3, lid 3.3, lid b kan worden afgeweken door Burgemeester en Wethouders met een omgevingsvergunning voor het aanleggen van nieuwe (wandel)paden voor het gebruik door de maatschappelijke voorziening ten behoeve van dementerende / hulpbehoevende ouderen die mogelijk wordt gemaakt volgens artikel 5, lid 5.1, onder a, en onder b.
  • b. De paden, zoals genoemd onder a, kunnen uitsluitend mogelijk worden gemaakt in het deel van de bestemming "Bos" dat is gelegen ten noorden van de bestemming "Maatschappelijk" dat volgens het Definitief Ontwerp-Inrichtingsplan Landgoed De Grote Bunte. Boekwerk d.d. 20 november 2023. van Baljon Landschapsarchitecten (Paragraaf 4.1, blz. 29 t/m 33), volgens Bijlage 3 bij deze Regels is aangeduid met "Bostuin".

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningsplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 3.5.2, en sublid 3.5.3, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in lid 3.1 bedoelde gronden de hierna aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van bomen, houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos.
  • b. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • d. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.5.2 Uitzondering vergunningsplicht

Het in sublid 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. andere werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. andere werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 3.5.1 onder e, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
  • c. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheerplan.
3.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de afschermende werking van de beplanting en de natuurlijke en landschappelijke waarden.

3.6 Regels voor Monumentale bomen

Met betrekking tot de Monumentale bomen gelden aanvullend aan de regels in dit artikel voor de bestemming "Bos", de regels van artikel 16, lid 16.2.1 Monumentale bomen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, waaronder bomen en overige beplantingen;
  • b. paden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - openheid', het behoud, herstel en bescherming van de openheid van het landschap;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. kunstobjecten
  • f. fiets- en wandelpaden;
  • g. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen.

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, kunstobjecten, technische installaties en erf- en terreinafscheidingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen, algemeen
  • 1. Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mag uitsluitend bij de bestemming behorende bebouwing worden gebouwd.
  • 2. Gebouwen zijn niet toegestaan binnen het gebied met de bestemming "Groen" overeenkomstig de bestemmingsomschrijving volgens lid 4.1.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgende regels:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
palen, en masten     6 meter  
lichtmasten     4 meter  
kunstobjecten     3 meter  
erf- en terreinafscheidingen     2 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde     3 meter  

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningsplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 4.3.2, en sublid 4.3.3 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in lid 4.1 bedoelde gronden de hierna aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van bomen, houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijen, boomgroepen en bos.
  • b. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • d. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
4.3.2 Uitzondering vergunningsplicht

Het in sublid 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. andere werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. andere werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.3.1 onder e, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
  • c. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheerplan.
4.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 4.3.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de afschermende werking van de beplanting en de natuurlijke en landschappelijke waarden.

4.4 Regels voor Monumentale bomen

Met betrekking tot Monumentale bomen gelden aanvullend aan de regels in dit artikel voor de bestemming "Groen", de regels van artikel 16, lid 16.2.1 Monumentale bomen.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorgappartementen voor dementerende/zorgbehoevende ouderen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgappartementen';
  • b. ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen, zoals genoemd in lid 5.1, onder a, mogen maximaal 36 zorgappartementen worden gerealiseerd';
  • c. 1 bedrijfswoning/dienstwoning ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd in lid 5.1, onder a, en onder b, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. kantoor, met andere faciliterende voorzieningen, ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd in lid 5.1, onder a, en onder b, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • e. terrassen ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd onder lid 5.1, onder a, en onder b;
  • f. fietsenstallingen;
  • g. bergingen voor rolcontainers voor afval.

met daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, fietsparkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, kunstobjecten, technische installaties, en erf- en terreinafscheidingen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwen, algemeen
  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mag uitsluitend bij de bestemming behorende bebouwing worden gebouwd.
  • b. Er mag alleen een omgevingsvergunning voor de "activiteit bouwen" worden verleend indien kan worden voldaan aan de "Rapportage Stikstofberekening Landgoed De Grote Bunte te Nunspeet, zorg, kantoor en woningen" d.d. 30 november 2023. De volgende voorwaarde dient aan de omgevingsvergunning(en) te worden toegevoegd:

"In de realisatiefase, zijnde de bouw- en aanlegwerkzaamheden van het project, dient in overeenstemming met paragraaf 2.2 Realisatiefase waaronder tabel 2.2 van de "Raportage Stikstofberekening Landgoed de Grote Bunte te Nunspeet, zorg, kantoor en woningen" van GRAS Advies d.d. 30 november 2023 gebruik te worden gemaakt van:

      • Biologische brandstof, zijnde HVO diesel;
      • De in de genoemde tabel 2.2 vermelde mobiele werktuigen;

met dien verstande dat de inzet van extra en/of ander materieel en/of een hoger aantal draaiuren dan in tabel 2.2 vermeld voor het project niet tot een overschrijding van 0,00 mol N/ha/jaar op Natura 2000-gebieden (stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden) leidt."

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van 36 zorgappartementen voor dementerende/zorgbehoevende ouderen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgappartementen' worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgappartementen' mogen maximaal 36 zorgappartementen voor dementerende/zorgbehoevende ouderen worden gebouwd.
  • d. er mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' 1 bedrijfswoning/dienstwoning ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd onder artikel 5, lid 5.1, onder a, en onder b, worden gebouwd.
  • e. er mag ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' een kantoorfunctie, met andere faciliterende voorzieningen, ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd onder artikel 5, lid 5.1, onder a, en onder b, worden gebouwd.
  • f. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding zijn aangegeven;
  • g. fietsenstallingen mogen maximaal 3 meter hoog zijn, deze fietsenstallingen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
palen, en masten     6 meter  
lichtmasten     4 meter  
kunstobjecten     3 meter  
bergingen voor rolcontainers voor afval   2,50 meter   2,50 meter  
erf- en terreinafscheidingen     1,20 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde     3 meter  

5.3 Monumentale bomen

Met betrekking tot Monumentale bomen gelden aanvullend aan de regels in dit artikel voor de bestemming "Maatschappelijk, de regels van artikel 16, lid 16.2.1 Monumentale bomen.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, met bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. in- en uitritten.

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals masten, kunstobjecten, technische installaties, en erf- en terreinafscheidingen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen, algemeen
  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 mag uitsluitend bij de bestemming behorende bebouwing worden gebouwd.
  • b. Gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan binnen het gebied met de bestemming "Tuin", overeenkomstig de bestemmingsomschrijving volgens lid 6.1.
  • c. Ter plaatse waar de dubbelbestemming "Leiding - Gas" is aangegeven op de verbeelding bij de bestemming "Tuin" is geen bebouwing toegestaan.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
masten     6 meter  
erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van de woning     1 meter  
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de woning     1,80 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde     2 meter  

  • b. Ter plaatse waar de 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' bij de bestemming "Tuin" is aangegeven (bij de "poortwoningen") mogen geen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd.

6.3 Monumentale bomen

Met betrekking tot Monumentale bomen gelden aanvullend aan de regels in dit artikel voor de bestemming "Tuin", de regels van artikel 16, lid 16.2.1 Monumentale bomen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, en paden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. kunstobjecten;
  • f. fiets- en wandelpaden;
  • g. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • i. bergingen voor rolcontainers voor afval.

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, kunstobjecten, technische installaties, en erf- en terreinafscheidingen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwen, algemeen
  • 1. Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1 mag uitsluitend bij de bestemming behorende bebouwing worden gebouwd.
  • 2. Gebouwen zijn niet toegestaan binnen het gebied met de bestemming "Verkeer" overeenkomstig de bestemmingsomschrijving volgens lid 7.1.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
palen, en masten, en verkeerstekens     6 meter  
lichtmasten     4 meter  
bergiingen voor rolcontainers voor afval   2,50 meter   2,50 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde     3 meter  

7.3 Monumentale bomen

Met betrekking tot Monumentale bomen gelden aanvullend aan de regels in dit artikel voor de bestemming "Verkeer", de regels van artikel 16, lid 16.2.1 Monumentale bomen.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen, waterpartijen en oeverstroken;
  • d. groenvoorzieningen.

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, kunstobjecten, technische installaties, en erf- en terreinafscheidingen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwen, algemeen
  • 1. Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1 mag uitsluitend bij de bestemming behorende bebouwing worden gebouwd.
  • 2. Gebouwen zijn niet toegestaan binnen het gebied met de bestemming "Water", overeenkomstig de bestemmingsomschrijving volgens lid 8.1.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
bruggen en dammen     3 meter  
     

8.3 Monumentale bomen

Met betrekking tot Monumentale bomen gelden aanvullend aan de regels in dit artikel voor de bestemming "Water", de regels van artikel 16, lid 16.2.1 Monumentale bomen.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning;
  • b. per bouwvlak is 1 vrijstaande woning toegestaan;

en in samenhang daarmee:

  • c. de uitoefening van aan huis gebonden beroep;
  • d. tuinen en erven.

met daarbij behorende bouwwerken, en voorzieningen zoals wegen, paden, bermen, tuinen, erven, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals palen, masten, kunstobjecten, technische installaties, en erf- en terreinafscheidingen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwen, algemeen
  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1 mag uitsluitend bij de bestemming behorende bebouwing worden gebouwd.
  • b. Alle gebouwen (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • c. Ten behoeve van omgevingsvergunningen voor de "activiteit bouwen" voor hoofdgebouwen, die worden verleend binnen de gebieden waarop de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' is aangegeven, waar drie woningen kunnen worden gebouwd, dient aanvullend archeologisch onderzoek te worden verricht voordat met de "activiteit bouwen" wordt begonnen. Dit archeologisch onderzoek zal bestaan uit een archeologische begeleiding van het uitgraven van de drie bouwputten, die binnen het aangegeven gebied worden uitgegraven. Hiervoor dient gebruik gemaakt te worden van het opgestelde "Programma Van Eisen. Archeologische Opgraving. Variant Archeologische Begeleiding. Plangebied De Grote Bunte". Rapport RAAP d.d. 20-11-2022 (zie Bijlage 1 bij deze Regels). Het hiervoor genoemde dient als specifieke voorwaarde in de omgevingsvergunning(en) voor deze drie woningen te worden opgenomen.
  • d. Voor de overige locaties, dan onder c. genoemd, waar omgevingsvergunningen voor de "activiteit bouwen" ten behoeve van de hoofdgebouwen worden verleend, dient een voorwaarde in de omgevingsvergunningen te worden opgenomen. Deze voorwaarde behelst het tijdig op de hoogte stellen van de regioarcheoloog van het moment van het ontgraven van de bouwputten.
  • e. Er mag alleen een omgevingsvergunning voor de "activiteit bouwen" worden verleend indien kan worden voldaan aan de Rapportage Stikstofberekening Landgoed De Grote Bunte te Nunspet, zorg, kantoor en woningen van GRAS Advies d.d. 30 november 2023. De volgende voorwaarde dient aan de omgevingsvergunning(en) te worden toegevoegd:

"In de realisatiefase, zijnde de bouw- en aanlegwerkzaamheden van het project, dient in overeenstemming met paragraaf 2.2 Realisatiefase waaronder tabel 2.2 van de "Rapportage Stikstofberekening Landgoed de Grote Bunte te Nunspeet, zorg, kantoor en woningen" van GRAS Advies d.d. 30 november 2023 gebruik te worden gemaakt van:

      • Biologische brandstof, zijnde HVO diesel;
      • De in de genoemde tabel 2.2 vermelde mobiele werktuigen;

met dien verstande dat de inzet van extra en/of ander materieel en/of een hoger aantal draaiuren dan in tabel 2.2 vermeld voor het project niet tot een overschrijding van 0,00 mol N/ha/jaar op Natura 2000-gebieden (stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden) leidt."

  • f. Ter plaatse waar de dubbelbestemming "Leiding - Gas" is aangegeven op de verbeelding bij de bestemming "Wonen" is geen bebouwing toegestaan.

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 9.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • b. de woningen dienen met een kap te worden gebouwd;
  • c. de hellingshoek van de kap op de hoofdmassa bedraagt ten minste het aantal graden zoals op de verbeelding is aangeduid;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van de hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduidingen is aangeduid;
  • e. in afwijking van lid 9.2.2, onder d, dient daar waar de specifieke bouwaanduiding 'poortwoningen' is aangegeven op de verbeelding, het volgende in acht te worden genomen: de bouwhoogte van het hoofdgebouw is 11 meter; de goothoogte van het hoofdgebouw is voornamellijk, voor minimaal 60%, niet hoger dan 3,50 meter; de goothoogte van de resterende 40% is maximaal 6,50 meter;
  • f. hoofdgebouwen mogen een maximale diepte hebben van 12 meter;
  • g. de bebouwingsoppervlakte van een hoofdgebouw (footprint) mag maximaal 120 m2 bedragen;
  • h. de voorgevels van de hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd in de voorgevelrooilijn op de plaats waar deze op de verbeelding aangegeven;
  • i. een erker is toegestaan mits deze maximaal 1,5 meter diep is, maximaal 3 meter hoog is, en een maximale breedte heeft van 2/3 van de voorgevel;

9.2.3 Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorende bouwwerken   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte  
bijbehorende bouwwerken   3,50 m   5 m  
     

  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag per hoofdgebouw niet meer dan 60 m2 bedragen;
  • c. een erker, als onderdeel van het hoofdgebouw, is toegestaan mits deze maximaal 1,5 meter diep is, maximaal 3 meter hoog is, en een maximale breedte heeft van 2/3 van de voorgevel;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • 1. Voor het bouwen van bouwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde     maximale bouwhoogte  
masten     6 meter  
luifels en andere overkappingen met een open constructie     3 meter  
kunstobjecten     3 meter  
erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van een hoofdgebouw:     1 meter  
overige erf- en terreinafscheidingen     1,80 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     2 meter  

  • e. Bij de bestemmingen "Wonen" ter plaatse waar de 'specifieke bouwaanduiding - boswoningen' is aangegeven zijn geen erf- en terreinafscheidingen toegestaan; er zijn alleen erf- en terreinafscheidingen bij de 'boswoningen' toegestaan binnen de bestemming "Tuin" (zie artikel 6 Tuin).

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. Het bepaalde in sublid 9.2.2, onder g, ten behoeve van een diepte van 15 m, mits:
    • 1. het een vrijstaand hoofdgebouw betreft;
    • 2. het woongenot van de naaste buren niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de natuurwaarden en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. de stedenbouwkundige structuur niet onevenredig wordt aangetast.

9.4 Monumentale bomen

Met betrekking tot Monumentale bomen gelden aanvullend aan de regels in dit artikel voor de bestemming "Wonen Water", de regels van artikel 16, lid 16.2.1 Monumentale bomen.

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding.

10.2 Bouwregels

Op en in gronden als bedoeld in lid 10.1 mag, in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen, niet worden gebouwd, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van het leidingenbeheer met, indien het een gebouw betreft, een maximale bebouwde oppervlakte van 30 m².

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Vergunningsplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 10.3.3 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in lid 10.1 bedoelde gronden de hierna aangegeven werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande beplanting;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het ophogen van gronden;
  • e. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,3 m;
  • f. het vergraven van oevers en het verlagen van de waterstand van waterlopen;
  • g. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist, en het egaliseren van gronden;
  • h. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand.
10.3.2 Voorwaarden aan het verlenen van een omgevingsvergunning

Burgemeester en Wethouders kunnen de omgevingsvergunning slechts verlenen indien door de in sublid 10.3.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de bescherming van de aardgastransportleiding niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens Buremeester en Wethouders de vergunning verlenen, winnen zij advies in bij de leidingbeheerder.

10.3.3 Uitzondering vergunningsplicht

De in sublid 10.3.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden die:

  • reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • het normale onderhoud betreffen;
  • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m2 waarbij voor de gehele oppervlakte werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
11.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 11.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.3.2 Uitzondering voor de vergunningplicht

Het bepaalde in 11.3.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden worden verricht op of in gronden onder bestaande gebouwen dan wel op of in gronden die 5 m rondom bestaande gebouwen zijn gelegen;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:
    • 1. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
    • 2. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
    • 3. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord;

danwel

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten-zorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
  • b. het werken betreft op een geringere diepte dan 0,50 m onder maaiveld;
  • c. het werken betreft op een groter diepte dan 0,50 m onder maaiveld maar met een kleiner oppervlakte dan 2500 m2.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 waarbij voor de gehele oppervlakte werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:

  • d. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • e. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • f. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
12.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
12.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 12.3.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de werken of werkzaamheden worden verricht op of in gronden onder bestaande gebouwen dan wel op of in gronden die 5 m rondom bestaande gebouwen zijn gelegen;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek naar het oordeel van het van het bevoegd gezag is aangetoond dat:
    • 1. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
    • 2. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
    • 3. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord;

danwel

  • c. op basis van archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag is bepaald dat bescherming van archeologisch materiaal afdoende kan plaatsvinden door aan de omgevingsvergunning een van de volgende voorwaarden te verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten-zorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.
  • d. het werken betreft op een geringere diepte dan 0,50 m onder maaiveld;
  • e. het werken betreft op een groter diepte dan 0,50 m onder maaiveld maar met een kleiner oppervlakte dan 2500 m².

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Algemeen gebruiksverbod
  • 1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving is verleend. Tot een strijdig gebruik met de bestemmingen wordt, tenzij anders bepaald in de betreffende bestemming, in ieder geval gerekend:

  • a. gebruik ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

onbebouwde gronden:

  • c. als stand- of ligplaats van onderkomens;
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
    • 1. een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

  • 2. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onder 2º van de Wet op de economische delicten.

15.2 Specifieke gebruiksregels ten behoeve van een bed en breakfast
15.2.1 Verbodsbepaling voor nieuwbouw ten behoeve van een bed en breakfast
  • 1. Nieuwbouw ten behoeve van een bed en breakfast is niet toegestaan binnen het bestemmingsplangebied.
  • 2. Artikel 15.2.1, lid 1, is niet van toepassing indien er nieuwbouw in de vorm van herbouw plaatsvindt.
15.2.2 Verbodsbepaling voor het gebruiken van een gebouw voor een bed en breakfast en voor het verbouwen van een gebouw tot een bed en breakfast
  • 1. Het is verboden een gebouw te gebruiken voor een bed en breakfast, en het is verboden een gebouw te verbouwen tot een bed en breakfast, binnen het bestemmingsplangebied.
  • 2. Met de afwijkingsmogelijkheden, zoals omschreven in artikel 15.3 kan het college van Burgemeester en Wethouders afwijken van de verbodsbepaling volgens artikel 15.2.2, lid 1.

15.3 Afwijking bed & breakfast binnen de bebouwde kom

Ter plaatse van het bestemmingsplangebied kan het college van Burgemeester en Wethouders afwijken van het bepaalde in artikel l15.2.2, lid 1, door een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van en het verbouwen tot een bed en breakfast overeenkomstig de volgende regels:

  • 1. Een bed en breakfast mag gerealiseerd worden in een woning of in een bedrijfswoning bij de bestemmingen Wonen, Dienstverlening, Gemengd, Horeca en Maatschappelijk. Binnen de bestemming Tuin is een bed en breakfast nadrukkelijk niet toegestaan. Ook in een niet-vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij de woningen of bedrijfswoningen binnen deze bestemmingen kan onder voorwaarden een bed en breakfast worden gerealiseerd.
  • 2. Er mag voor de bed & breakfast niet meer dan 40% van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning/bedrijfswoning en een niet-vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebruikt met een maximum van 120 m2. Onder de toegestane oppervlakte van een bed en breakfast vallen de volgende ruimten:
  • slaapkamer(s);
  • bad-, douche-, en toiletruimten die niet gedeeld worden met de bewoner(s);
  • een gemeenschappelijke ruimte;

Gemeenschappelijke verkeersruimtes hoeven niet bij de toegestane oppervlakte te worden meegerekend.

  • 3. Voor het realiseren van een bed en breakfast in maximaal één vrijstaand bijbehorend bouwwerk kan vergunning worden verleend als:
  • a. deze bijdraagt aan de doelstellingen zoals deze genoemd worden in Thema 3 van de Omgevingsvisie Nunspeet;
  • b. niet meer dan 50 m2 van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk hiervoor wordt ingericht. Hierbij dient wel het maximum aan m2 voor een bed en breakfast van in totaal 120 m2, volgens lid 2 van dit artikel, in acht te worden genomen.
  • c. het desbetreffende vrijstaande bijbehorende bouwwerk op minimaal 1 meter van de erfgrens staat.
  • 4. Degene die de bed en breakfast exploiteert, dient ingeschreven te staan in de BRP (Basisregistratie Personen) op het desbetreffende adres.
  • 5. Een bed en breakfast mag eveneens worden gerealiseerd in een uniek object, niet zijnde een woning of bijbehorend bouwwerk. Het gaat dan om karakteristieke gebouwen en/of varende constructies. Voorwaarde is dat het gebouw en/of de varende constructie voldoet aan de eisen zoals deze genoemd worden in het Bouwbesluit. Dergelijke initiatieven worden per geval beoordeeld. Omdat hier niet altijd sprake is van een inschrijving van de bewoner(s) in de BRP (Basisregistratie Personen), wordt een afweging per geval gemaakt.
  • 6. In de bed en breakfast mag geen zelfstandige kookvoorziening aanwezig zijn.
  • 7. Er moet een parkeergelegenheid aanwezig zijn of worden aangelegd op het perceel waarop de bed en breakfast wordt aangeboden. Het aantal parkeerplaatsen voor de bed en breakfast moet minimaal overeenkomen met het aantal slaapkamers van de bed en breakfast boven op het aantal parkeerplaatsen dat bij de bestemming hoort.
  • 8. Ter beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning vindt een belangenafweging plaats, waarbij de volgende aspecten worden getoetst en meegewogen:
  • a. de belangen van de gebruikers of van de eigenaren van de aanliggende gronden en nabijgelegen woningen en bedrijven;
  • b. de afstand van de bed en breakfast tot een woning op een naastgelegen perceel moet minimaal 10 m bedragen; Bij knelpunten vanwege deze 10 meter-eis kan het college van B&W hiervan afwijken waarbij aan de overige letters van dit sublid (letters a, c, d, e, f, en g) wel moet worden voldaan;
  • c. de milieusituatie (aan de bedrijfsvoering van agrarische en niet-agrarische bedrijven in de nabije omgeving mag door een en breakfast geen beperking ontstaan);
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • f. het straatbeeld;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en naastgelegen woningen.
  • 9. Degene die de gelegenheid biedt tot het houden van nachtverblijf is belastingplichtig op grond van de geldende Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting. De exploitant is verplicht hiervoor een eigen nachtverblijfregister bij te houden, die door de gemeente kan worden gecontroleerd.
  • 10. Het aantal overnachtingen waarbij in een bed en breakfast mag worden overnacht mag maximaal 14 nachten achtereen bedragen.
  • 11. Op het perceel van de bed en breakfast mag maximaal één reclameaanduiding in de vorm van een bord met een opschrift voor de bed en breakfast worden geplaatst. Dit bord dient te voldoen aan de eisen die aan reclame worden gesteld in de “Reclameverordening 1994” en in de “Welstandsnota (2015)”.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Geluidszone - industrie
16.1.1 Omschrijving

De gonden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (geluidhinderlijke inrichtingen).

16.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde elders in dit bestemmingsplan mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd op de gronden met de aanduiding als bedoeld in 16.1.1.

16.1.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunnning afwijken van het bepaalde in 16.1.2 voor het bouwen van nieuwe geluidgevoelige objecten, overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidbelasting vanwege de industrie niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende maximaal toelaatbare waarde, dan wel de verleende hogere waarde.

16.2 Overige zones
16.2.1 Monumentale bomen
  • I. Ter plaatse van de aanduiding "monumentale bomen" zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en het beheer van monumentale bomen.
  • II. Voor de bescherming en het beheer van deze "monumentale bomen" zijn de volgende regels van toepassing:
  • 1. Het is verboden "monumentale bomen" te vellen of te doen vellen.
  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het in het eerste lid gestelde verbod.
  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:
    • a. bomen die moeten worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college van Burgemeester en Wethouders.
    • b. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud.
    • c. het periodiek knotten of kandalaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandalabeerde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.
    • d. bomen ten aanzien waarvan bij en geldend bestemmingsplan of bij een geldend voorbereidingsbelsut is bepaald dat het verboden is deze te vellen zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid b, van de Wabo van het bevoegd gezag, met dien verstande dat de afwegingscriteria die in artikel 5 van deze verordening zijn genoemd. mogen worden meegewogen bij de beslissing over de verlening van deze vergunning.
    • e. bomen die als gevolg van verwezenlijking van een bestemmingsplan zullen moeten verdwijnen en die daartie in de plantoelichting uitdrukkelijk als zodanig zijn aangewezen.
  • 4. Een omgevingsvergunning voor het vellen van monumentale bomen kan, indien alternatieven voor behoud zijn onderzocht, worden verleend:
    • a. indien naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade of:
    • b. indien sprake is van een monumentale boom in eigendom van de gemeente, en een bergumenteerde motivatie opweegt tegen het duurzaam behoud van de monumentale boom of:
    • c. indien sprake is van een monumentale boom in eigendom van een particulier, en een beargumenteerd individueel belang van niet-tijdelijke aard, opweegt tegen het duurzaam behoud van de Monumentale boom.
  • 5. Aan een omgevingsvergunning zoals bedoeld bij 4. kan het college van Burgemeester en Wethouders voorschriften verbinden.
  • 6. Het college van Burgemeester en Wethouders kan bepalen dat door de aanvrager van de omgevingsvergunning bij de aanvraag een Bomeneffect-analyse moet worden overgelegd.
  • 7. Het college van Burgemeester en Wethouders indien een boom direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit waaraan voorwaarden kunnen worden verbonden, wordt daarna en na veiling zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages;

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt: het wijzigen van bestemmingsgrenzen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Artikel 19 Overige regels

19.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

19.2 Aanvullende werking welstandscriteria

De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering, de maatvoering en de vormgeving van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria, zoals opgenomen in de gemeentelijke "Welstandsnota".

19.3 Parkeren
19.3.1 Parkeerregels algemeen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en/of voor het wijzigen van het gebruik van een gebouw dan wel voor het wijzigen van het gebruik van een onbebouwd terrein wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw of het terrein in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor:
  • 1. het parkeren of stallen van auto's en fietsen;
  • 2. het laden of lossen van goederen;
  • 3. het realiseren van parkeervoorzieningen voor invaliden.

  • b. De onder a genoemde voorzieningen voor parkeren en laden of lossen worden gerealiseerd op eigen terrein, in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort respectievelijk op of onder het onbebouwde terrein waarvan het gebruik wordt gewijzigd.

19.3.2 Afwijken van de parkeerregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.3.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. of voor zover aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

19.3.3 Voorwaarden voor het afwijken van de parkeerregels

De in artikel 19.3.2 genoemde omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • het woon- en leefklimaat;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

19.3.4 Parkeerfonds
  • a. Van de parkeerregels genoemd in artikel kan, indien er geen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, en de parkeerplaatsen niet voldoende in het openbaar gebied aanwezig (kunnen) zijn, door het college van Burgemeester en Wethouders ook worden afgeweken met een omgevingsvergunning, door de aanvrager van een omgevingsvergunning een financiële bijdrage te doen storten in het parkeerfonds.
  • b. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid a, komt tot stand volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).
  • c. De financiële bijdrage voor het parkeerfonds wordt berekend volgens Hoofdstuk 3 van de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014).

19.3.5 Beleidsregels

Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 19.3.1, 19.3.2, 19.3.3, en 19.3.4 wordt getoetst aan de beleidsregel Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014) dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende, beleidsregel.

19.4 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

19.5 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden op het moment van vaststelling van het plan. Deze zijn niet leesbaar op ruimtelijke plannen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
20.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

20.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

20.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 20.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld 20.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
20.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 20.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan HERONTWIKKELING LANDGOED DE GROTE BUNTE - CHW van de gemeente Nunspeet.