Plan: | Partiële herziening snippergroen Nunspeet Noord en Oost 2018 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01160-vg01 |
Nunspeet is een groene gemeente en dat wordt door de bewoners gewaardeerd. Denk aan het grote aantal bomen, het groen, de waardevolle wijk- en buurtparken en de lommerrijke straten. Er zijn echter ook strookjes groen (snippergroen), die weinig betekenis hebben voor deze groenbeleving. Ook vragen deze gronden veel onderhoud. Aangezien deze groenstroken veelal grenzen aan woonpercelen heeft het college in het collegeprogramma 2014-2018 de ambitie uitgesproken zoveel mogelijk in te willen zetten op de verkoop van deze strookjes groen aan particuliere aanwonenden. Voor Nunspeet Noord en Oost heeft de gemeente Nunspeet een kaart gepubliceerd met daarop de eventueel verkoopbare stukjes groen. Naar aanleiding hiervan hebben een aantal bewoners aangrenzende stroken groen gekocht van de gemeente. Deze stroken groen hebben nog geen bestemming 'Tuin' of 'Wonen'. Om dit planologisch te regelen is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan "Partiële herziening snippergroen Nunspeet Noord en Oost 2018", dat bestaat uit verscheidene losse delen, ligt binnen het plangebied van het vigerende bestemmingsplan Nunspeet Noord en Oost.
Het onderhavige plangebied bestaat uit kleine delen van de woonwijken ten noorden van de Elburgerweg en de woonwijken in Nunspeet-Oost. Op afbeelding 1.2A is het gebied te zien waar binnen de delen van het onderhavige bestemmingsplan zijn gelegen. Op afbeelding 1.2B zijn de locaties van het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan "Partiële herziening snippergroen Nunspeet Noord en Oost 2018" weergegeven (Zie ook de afbeeldingen 2A en 2B).
Afbeelding 1.2A Gebied waarbinnen de delen van het onderhavige bestemmingsplan zijn gelegen
Afbeelding 1.2B Locaties plangebied onderhavig bestemmingsplan Partiële herziening snippergroen Nunspeet Noord en Oost 2018 (rode lijn is plangrenslijn vigerend bestemmingsplan)
Ter plaatse van het onderhavige plangebied geldt het vigerende bestemmingsplan "Nunspeet Noord en Oost" met plan ID-nummer NL.IMRO.0302.BP01095-vg02. Dit bestemmingsplan is op 12 juni 2013 vastgesteld.
Afbeelding 1.3 Vigerend bestemmingsplan Nunspeet Noord en Oost
Het bestemmingsplan "Partiële herziening snippergroen Nunspeet Noord en Oost 2018" (NL.IMRO.0302.BP01160-vg01) bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden in het plangebied aangegeven.
In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan is vergezeld met deze toelichting, waarin nader wordt ingegaan op:
Het bestemmingsplan bevat planregels en een verbeelding (NL.IMRO.0302.BP01160-vg01), en wordt beschreven en onderbouwd in deze toelichting. De toelichting is als volgt opgebouwd:
Dit bestemmingsplan bestaat uit stukjes groen en/of verharding waarvan de gemeente heeft aangegeven deze te willen verkopen. Dit betreft zogeheten 'snippergroen'. De stukken snippergroen die verkocht zijn hebben veelal de bestemming 'Groen' of 'Verkeer'. De nieuwe eigenaren willen deze gronden aan hun woonbestemming toevoegen. Om een passend gebruik van de gronden mogelijk te maken en planologisch juridisch vast te leggen, is dit bestemmingsplan opgesteld. De gronden zullen de bestemming 'Tuin' en/of 'Wonen' krijgen.
Het onderhavige snippergroen ligt verspreid in het gebied Nunspeet Noord en Oost. De locaties van het snippergroen en het plangebied zijn weergegeven op de afbeeldingen 2A en 2B.
Op de volgende locaties vindt een wijziging van de bestemming plaats.
Het onderhavige bestemmingsplan "Partiële herziening snippergroen Nunspeet Noord en Oost 2018" vervangt kleine delen van het bestemmingsplan "Nunspeet Noord en Oost". De bestemmingen 'Tuin' of 'Wonen' in het nieuwe bestemmingsplan zijn ook reeds aanwezig in het vigerende bestemmingsplan, en zijn identiek aan elkaar. Aangezien het nieuwe onderhavige bestemmingsplan een inpassing is, zijn exact dezelfde bestemmingen en bestemmingsregels gehanteerd als in het aangrenzende en vigerende bestemmingsplan.
Afbeelding 2A Locaties onderhavig snippergroen en plangebied in Nunspeet Noord
Afbeelding 2B Locaties onderhavig snippergroen en plangebied in Nunspeet Oost
In dit hoofdstuk wordt voor zover van belang, kort ingegaan op het rijksbeleid, provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie worden accenten geplaatst op het gebied van ruimtelijke ordening en bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het betekent een decentralisatie van rijkstaken en -bevoegdheden en actualisatie van het Nationaal Ruimtelijk Beleid.
Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel.
Het Rijk richt zich op bereikbaarheidsvraagstukken van nationale betekenis zoals (spoor)wegen, (buis)leidingen en mainports als Schiphol en de (zee)havens. Verder richt het Rijk zich op (water)veiligheidsprojecten.
De SVIR richt zich op vraagstukken die van invloed zijn op het nationaal functioneren. Het betreft hier onder andere het infrastructuurnetwerk van wegen, spoor, buisleidingen en water. Het voorliggend plan voorziet niet in ontwikkelingen die van invloed zijn op het nationaal belang. Het Barro geeft geen regels voor het plangebied.
In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie Gelderland denkt dat de omgeving er in de toekomst uit moet zien. Het gaat over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening en om een duurzame economie en een veilige leefomgeving van hoge kwaliteit. De inhoud is samen met inwoners, bedrijven en waterschappen bedacht. Naast de Omgevingsvisie is er de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Dit bestemmingsplan is niet in strijd met het beleid van de provincie.
De gemeente Nunspeet heeft in 2013 de Integrale Toekomstvisie Nunspeet 2030 (ITV) vastgesteld. In de ITV 2030 wordt uitgesproken hoe de gemeente Nunspeet er in 2030 uit zou moeten zien en vormt voor de gemeente de koers voor het te ontwikkelen beleid.
Nunspeet manifesteert zich in de ITV 2030 als een gemeente met vele gezichten met veel kwaliteiten. De belangrijkste daarvan zijn:
Het gaat er om de bestaande kwaliteiten te behouden en waar mogelijk te versterken.
Vanuit de ITV 2030 heeft de gemeente zich ten doel gesteld te blijven streven naar een goede balans tussen dynamiek en rust, tussen wonen, bedrijvigheid en infrastructuur enerzijds en natuur en landschap anderzijds. Daarnaast maken autonome en economische ontwikkelingen en maatschappelijke trends het noodzakelijk mee te bewegen en te blijven werken aan kwaliteit en leefbaarheid, zodat in 2030 Nunspeet nog altijd de vitale gemeente is die ze nu is.
De ambitie is om door middel van nieuwbouw, herstructurering, transformatie bestaande bebouwing en stedelijke vernieuwing voldoende mogelijkheden te bieden voor de doelgroepen om hun specifieke woonstappen te kunnen doorlopen. De doelgroepen zijn jongeren, starters, ouderen en gezinnen (in genoemde volgorde). Verder moet uitbreiding, inbreiding, verdichting en herstructurering bijdragen aan het behoud en waar mogelijk versterking van waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke kenmerken van de kernen.
In februari 2017 heeft de gemeente de 'Beleidsregel Verkoop onrendabel groen' vastgesteld.
Voor uitleg van het begrip ‘onrendabel groen’ wordt in deze beleidsregel de volgende definitie gehanteerd: "stroken openbaar gemeentelijk grond, over het algemeen van geringe afmetingen en beheersmatig onrendabel en van ondergeschikte betekenis, die geen duidelijke functie (meer) hebben in de openbare ruimte en meestal grenzen aan percelen van woningen."
Binnen een dorp zijn verschillende schaalniveaus te onderscheiden: wijk-, buurt- en straatniveau. Elk niveau wordt gevormd door eigen ruimtelijke eenheden. Deze ruimtelijke eenheden zijn bijvoorbeeld een woonbuurt, winkelcentrum, park etc. en zijn begrensd door een grote infrastructurele, groene of water scheidend lijnen. De ruimtelijke eenheden zijn vaak in één periode gebouwd en laten daarmee een eigen tijdsbeeld zien. Een dorp bestaat uit wijken en gebiedsontsluitingswegen met een bijbehorende groenstructuur.
Deze wijken zijn vervolgens weer opgedeeld in kleinere buurten. En buurten bestaan uit woningen en straten met een bijbehorende groenstructuur. Op het gebied van groen zijn deze niveaus ook te onderscheiden. Er zijn wijkparken, buurtparken of pleintjes. Dit betreffen plekken om te verblijven, maar dit heb je ook op structuurniveau.
Deze groenstructuur vormt de wijk en bepaalt daarbij ook een deel van de beleving van de wijk. Op straatniveau kan een bomenlaan essentieel zijn voor de beleving, waardoor deze ook als groenstructuur kan worden gezien maar dan op straatniveau.
Bij de analyse wordt onder andere gekeken of de strook een samenhang met andere groenstroken in de straat heeft. Dit geldt zowel voor gebiedsontsluitingswegen als voor erftoegangswegen.
Uitgangspunten die gehanteerd zijn bij de selectie van de onrendabele groenstroken om al dan niet tot verkoop van het groen over te gaan zijn:
Wettelijk kader
Op grond van het bepaalde in artikel 160, lid e van de Gemeentewet is het college bevoegd tot verkoop van onrendabel groenstroken en om daarvoor beleid op te stellen.
De beslissingen over het toe- en afwijzen van een verzoek tot verkoop van onrendabele groenstroken zijn vanwege privaatrechtelijke aard niet vatbaar voor bezwaar of beroep.
Bestemmingswijziging
Over het algemeen kan men ervan uitgaan dat op de meeste onrendabele groenstroken, die worden verkocht, de bestemming ligt van 'groen' of 'verkeer'. De groenstrook wordt na verkoop door de koper bij zijn eigendomsperceel getrokken en gaat over het algemeen deel uitmaken van de tuin. De consequentie is dat de eigendomssituatie niet meer met het bestemmingsplan overeenstemt.
De gronden die worden verkocht zijn kunnen in gebruik worden genomen als de bestemming is gewijzigd. In de verkoopovereenkomst is dit vastgelegd. Het is weinig zinvol om bij elke verkoop een herziening van het bestemmingsplan door te voeren.
Illegaal grondgebruik
Groenstroken die in gebruik zijn genomen en niet voor verkoop in aanmerking komen zullen worden teruggevorderd. Groenstroken die in gebruik zijn genomen, maar die wel voor verkoop in aanmerking komen worden te koop aangeboden. Indien de gebruiker de gronden niet wil kopen zal de grond alsnog worden teruggevorderd.
Dit bestemmingsplan is in lijn met het gemeentelijke beleid en sluit goed aan op de uitgangspunten genoemd in de Beleidsregel Verkoop onrendabel groen.
Voor het plangebied en de omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen is een onderbouwing met betrekking tot de omgeving en omgevingsaspecten gegeven en zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten gegeven. De beschrijving van de omgevingsaspecten voor dit bestemmingsplan is grotendeels gebaseerd op het voorgaande bestemmingsplan.
Toetsingskader en beleid
Met de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 19 december 2006 is aangenomen door de Eerste Kamer, is het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta, tot stand gekomen op 16 januari 1992 in Valletta, is een Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed. Afgesproken is dat er bij ruimtelijke plannen meer rekening wordt gehouden met archeologie. In de Wet op de archeologische monumentenzorg is geregeld wat dit concreet betekent.
De Wet op de archeologische monumentenzorg (onderdeel van de Monumentenwet) legt de zorgplicht voor het archeologische erfgoed bij de gemeenten. De wet bepaalt, dat archeologie binnen het instrumentarium van de ruimtelijke ordening dient te worden meegewogen. Inmiddels is, per 1 juli 2016, de Monumentenwet (1988) vervangen door de Erfgoedwet.
De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) heeft terreinen waar bewoningssporen zijn aangetroffen, aangewezen als terreinen van archeologische waarde. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn alle archeologisch waardevolle terreinen in de gemeente weergegeven. Een aantal terreinen van archeologische waarde zijn aangewezen als archeologisch monument. Deze terreinen zijn beschermd ingevolge de Monumentenwet 1988. Alle archeologisch waardevolle terreinen zijn aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK).
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het onderhavige bestemmingsplan heeft geen invloed op cultuurhistorische waarden (in de omgeving).
De gemeente Nunspeet heeft een archeologische kaart laten opstellen door bureau RAAP. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan liggen alleen gebieden met Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3.
Hiervoor geldt het volgende:
Conclusie
In het onderhavige bestemmingsplan zijn regels opgenomen ter bescherming van (mogelijke) archeologische waarden. Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader en beleid
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij moet worden aangetoond dat, als gevolg van de geplande activiteiten, de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de EHS).
Soortenbescherming
Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod op het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en de vaste rust- of verblijfplaatsen van die dieren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor (een aantal) algemene diersoorten gelden vrijstellingen.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Gezien het beperkte karakter van dit bestemmingsplan is niet of nauwelijks invloed van het plan op de ecologie te verwachten. Ten aanzien van eventuele soorten die zich in het plangebied bevinden, vormt het onderhavige bestemmingsplan geen belemmering omdat het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt die relevante invloed hebben op beschermde soorten. In het snippergroen zijn geen beschermde plantensoorten te verwachten. Het onderhavige snippergroen maakt geen onderdeel uit van groenstructuren met een natuurwaarde en heeft geen belangrijke ecologische functie.
Conclusie
Het aspect ecologie is geen belemmering voor dit bestemmingsplan. De zorgplicht is, voor zover van belang, wel van toepassing.
Toetsingskader en beleid
Van belang voor de ruimtelijke-ordeningspraktijk is de 'watertoets'. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat de waterhuishouding in kaart moet worden gebracht voor ruimtelijke plannen. Daarom dient een watertoets te worden verricht. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Vallei en Veluwe.
In de Hemelwatervisie van de gemeente Nunspeet, vastgesteld in juni 2016, is beleid voor het afkoppelen van regenwater opgenomen. Het afkoppelen van het riool houdt in dat (andere) berging van regenwater moet worden gerealiseerd, zoals via infiltratie. Het afkoppelbeleid heeft betrekking op nieuwbouwprojecten.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
De gemeente streeft samen met het waterschap een duurzaam waterbeheer na. Dit houdt onder andere in dat nieuwe functies niet worden toegestaan op plaatsen die hiervoor niet geschikt zijn of dat ingrepen moeten worden gecompenseerd door bijvoorbeeld ruimte te maken voor waterberging.
Bij nieuwbouwprojecten mag de regenwaterafvoer met betrekking tot het nieuwe verhard oppervlak (daken, maar ook terreinverharding) niet worden aangesloten op de riolering. Binnen het gebied van de ontwikkeling moet bergings- en infiltratiecapaciteit worden gerealiseerd.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft geen betrekking op nieuwbouwprojecten en maakt op enkele locaties nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken van geringe omvang mogelijk. In het plangebied kunnen hooguit, ter plaatse van de bestemming 'Wonen', kleine bouwwerken worden gerealiseerd, omdat de oppervlakte van de deelgebieden van het plangebied klein zijn. De af te voeren hoeveelheid regenwater in het plangebied zal dus zeer beperkt zijn. Er is geen aanleiding om af te koppelen of waterberging te realiseren. Tevens is, in samenhang met het aangrenzende bestemmingsplan, een maximale bebouwingsoppervlakte voor een perceel van toepassing.
Conclusie
Het aspect water(huishouding) is geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke-ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een betekende bijdrage kunnen hebben op de luchtverontreiniging. Het onderhavige plan valt binnen de hiervoor aangegeven categorie van projecten waarvoor sprake is van een 'niet in betekenende mate' invloed op de luchtkwaliteit.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader en beleid
Op grond van de Wet geluidhinder geldt een geluidzone voor wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken''. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Als niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor gelden bepaalde maximale waarden. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Ten aanzien van andere geluidsbronnen of activiteiten dient in het kader van de goede ruimtelijke ordening te worden beoordeeld of sprake kan zijn van onevenredige geluidhinder bij geluidgevoelige objecten.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor de realisering van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals nieuwe woningen. Daarnaast biedt het bestemmingsplan geen mogelijkheid voor bedrijvigheid anders dan kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. In het plangebied vinden geen wezenlijke veranderingen plaats. Van relevante geluidhinder is geen sprake.
Conclusie
Het aspect geluid is geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader en beleid
Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Of er sprake is van bodemverontreiniging kan worden nagegaan middels het Bodeminformatiesysteem. De snippergroen gronden zijn op basis van het informatiesysteem onverdachte locaties.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader en beleid
Voor een goede ruimtelijke ordening moet aandacht worden besteed aan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Om dit te voorkomen moet tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige bestemmingen (zoals woningen) voldoende afstand in acht genomen worden. Voor het bepalen van deze afstanden wordt getoetst conform:
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, worden in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Het onderhavige bestemmingsplan biedt geen ruimte voor de realisatie van nieuwe woningen of van milieubelastende functies. Ten aanzien van de afstand tussen bestaande woningen en bedrijven vinden geen (relevante) veranderingen plaats.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is geen belemmering voor eventuele bedrijven in de directe omgeving.
Toetsingskader en beleid
Externe veiligheid gaat over de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Om het transport van gevaarlijke stoffen te reguleren is het Basisnet opgezet en vastgesteld.
Externe veiligheidsrisico's worden in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico (PR) gaat over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger. Dit is de overlijdenskans voor een persoon die op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent (onbeschermd) aanwezig is. Het groepsrisico (GR) geeft de kans op een groep dodelijke slachtoffers (van een bepaalde omvang) door een ongeval met een gevaarlijke stof, afgezet tegen de oriëntatiewaarde.
De (hoofd)regels zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Deze besluiten hanteren dezelfde risicobenadering en schrijven de methode voor het bepalen van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) voor. Voor het plaatsgebonden risico en de veiligheidszone geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het ruimtelijk besluit.
Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt en er is dus ook geen sprake van een mogelijke toename van risico's. In het kader van het onderhavige bestemmingsplan is een verantwoording van risico's niet nodig.
Conclusie
Externe veiligheid is geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de Verbeelding, de Toelichting en de Regels. Hierbij geven de Regels de juridische bepalingen van het bestemmingsplan en geeft de Verbeelding de locaties en aanduidingen van die juridische bepalingen weer.
De Regels van het onderhavige bestemmingsplan zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012, ondergebracht in vier hoofdstukken:
Het bestemmingsplan bevat de gebruiks- en bebouwingsbepalingen en regelt derhalve de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding met de bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de (locaties van de) verschillende bestemmingen vastgelegd. In de regels zijn de bestemmingen opgenomen en zijn (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden gegeven.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status wat betreft de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden, maar is belangrijk voor de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
Voor dit bestemmingsplan zijn de regels overgenomen van het voorgaande bestemmingsplan, voor zover het onderhavige bestemmingsplan dezelfde bestemmingen bevat en dezelfde algemene regels daarbij zijn te betrekken. Vanaf Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de artikelen vernummerd. In Hoofdstuk 1 van de Regels is artikel 1 Begrippen aangepast, in zoverre dat de niet relevante begrippen niet in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. In Hoofdstuk 4 van de Regels zijn geen algemene aanduidingsregels opgenomen.
De volgende bestemmingen zijn opgenomen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van de Regels van dit bestemmingsplan.
Tuin (Artikel 3)
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Binnen deze bestemming is het oprichten van bebouwing (c.q. gebouwen en bijbehorende bouwwerken) niet toegestaan. Erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van een woning en/of grenzend aan openbaar gebied mogen maximaal 1 meter hoog zijn.
De regels voor de bestemming Tuin zijn overgenomen van de regels van de bestemming Tuin in het voorgaande bestemmingsplan. Hiervoor is gekozen om geen verschillen te hebben tussen dezelfde bestemmingen in de aan elkaar grenzende bestemmingsplannen ter plaatse van de woningen en tuinen waar het snippergroen bij wordt/is betrokken.
Wonen (Artikel 4)
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan. Bijbehorende bouwwerken moeten 3 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd. Bij het oprichten van bebouwing moet een bepaalde afstand worden gehouden tot de zijdelingse perceelsgrenzen.
De regels voor de bestemming Wonen zijn overgenomen van de regels van de bestemming Wonen in het voorgaande bestemmingsplan. Hiervoor is gekozen om geen verschillen te hebben tussen dezelfde bestemmingen in de aan elkaar grenzende bestemmingsplannen ter plaatse van de woningen en tuinen waar het snippergroen bij wordt/is betrokken. Daarmee zijn er in het onderhavige bestemmingsplan in de regels aanduidingen en bepalingen opgenomen die niet op (één of meer van) de locaties van het plan van toepassing zijn.
Waarde - Archeologie 2 (Artikel 5)
De buffer rondom bekende vindplaatsen wordt bestemd als Waarde - Archeologie 2. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek nodig is als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m². De gemeente kan hier overigens van afwijken. Deze dubbelbestemming is overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan, en heeft een relatie met het aangrenzende bestemmingsplan.
Waarde - Archeologie 3 (Artikel 6)
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 wordt gebruikt voor gebieden met een middelmatige archeologische verwachting. Voor deze gebieden is archeologisch onderzoek nodig als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m². De gemeente kan hier overigens van afwijken. Deze dubbelbestemming is overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan, en heeft een relatie met het aangrenzende bestemmingsplan.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken de gemeenten over mogelijkheden voor kostenverhaal. Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op kleine stukken grond waaraan een nieuwe planologische regeling is verbonden, en heeft geen betrekking op bouwplannen waarvoor (nadere) kosten moeten worden verhaald. De gemaakte kosten voor dit bestemmingsplan worden gedekt door de verkoopopbrengst van de snippergroen gronden.
Het bestemmingsplan is afgestemd op het vigerende bestemmingsplan, is perceelsgebonden van karakter en is kleinschalig van aard. Het plan voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij maatschappelijke belangen geschaad kunnen worden.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Het vooroverleg met de wettelijke adviseurs is voor het onderhavige bestemmingsplan, gezien de aard van het bestemmingsplan, niet nodig. Er is zes weken de mogelijkheid voor burgers en belanghebbenden om hun zienswijze op het plan te geven.
Het ontwerp-bestemmingsplan wordt volgens de gebruikelijke procedure voor de bestemmingsplannen zes weken ter inzage gelegd. Eenieder kan in die periode eventueel zijn zienswijze op het bestemmingsplan kenbaar maken. Naar aanleiding van deze ronde kunnen wijzigingen in het bestemmingsplan worden verwerkt. Het plan wordt daarna vastgesteld. Na de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zal het bestemmingsplan opnieuw zes weken ter inzage worden gelegd voor de beroepstermijn. Een belanghebbende die op het ontwerp-bestemmingsplan een zienswijze naar voren heeft gebracht, kan tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan beroep instellen.
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 27 juni t/m 7 augustus 2018 ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen.
Er is één zienswijze ingediend. De zienswijze heeft betrekking op de locatie Oenenburgweg 115. De strekking van de zienswijze is dat het betreffende snippergroen in het geheel de bestemming 'Wonen' moet krijgen. Naar aanleiding van deze zienswijze is het bestemmingsplan aangepast. Omdat de aanpassing van de in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen bestemming 'Tuin' naar de bestemming 'Wonen' geen onaanvaardbare gevolgen heeft of kan hebben voor de omgeving, is de bestemming op de onderhavige locatie aangepast in dit bestemmingsplan. Enkel de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan is aangepast, voor de betreffende locatie.