direct naar inhoud van Regels
Plan: Kroonlaan Nunspeet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01158-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Begrippen algemeen
1.1.1 plan:

het bestemmingsplan Kroonlaan Nunspeet met identificatienummer NL.IMRO.0302.BP01158-vg01 van de gemeente Nunspeet.

1.1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.2 Begrippen functies
1.2.1 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op het gebied van administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebieden (uitgezonderd prostitutie). Deze diensten worden uitgeoefend in of bij een woonhuis, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het oppervlakte dat hiervoor gebruikt wordt, is maximaal 40% van het oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2. Detailhandel is niet toegestaan en reclame-uitingen alléén na een vergunning;

Onder een aan huis gebonden beroep wordt tevens verstaan

  • een kleinschalige bedrijf(je) zoals deze gevoerd wordt door een elektricien, loodgieter of schilder en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijf en waarbij een kleine voorraad van kleine producten en / of grondstoffen inpandig aanwezig is en waarbij, beperkt en incidenteel, werkzaamheden worden uitgevoerd;
  • een internetwinkel type A1 en A2;
1.2.2 aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf niet zijnde een aan huis gebonden beroep dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten (uitgezonderd prostitutie). Een bedrijf dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het oppervlakte dat hiervoor gebruikt wordt is maximaal 40% van het oppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2. Detailhandel is niet toegestaan en reclame-uitingen alléén na een vergunning.

1.2.3 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een intensieve veehouderij, een glastuinbouwbedrijf, een boom- en/of sierkwekerij, een intensieve kwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een bollenteeltbedrijf;

1.2.4 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.2.5 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.2.6 bed & breakfast:

een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;

1.2.7 bedrijf/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.2.8 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.2.9 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie dat in de logiesverblijven daadwerkelijke recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.2.10 bodemingreep

grondwerkzaamheden, waartoe onder meer worden gerekend:

  • a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. woelen, mengen, diepploegen, ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden,
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
1.2.11 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.2.12 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, waaronder zijn begrepen internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een sexinrichting;

1.2.13 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.2.14 extensief recreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: boerengolf, paintball, gemotoriseerde sport;

1.2.15 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.2.16 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.2.17 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.2.18 internetwinkel

een (bedrijfsmatige) dienst bestaande uit een keten van activiteiten gericht op het maken, onderhouden en exploiteren van een website met een afhaalcentrum*. Ondersteunend aan de website kan tevens een fysieke bezoekmogelijkheid aanwezig zijn gericht op het showen en informeren (etc.) van klanten. Er wordt onderscheid gemaakt in 4 type internetwinkels:

  • A1. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid op locatie. Indien een fysieke bezoekmogelijkheid elders aanwezig is dient deze aldaar passend bestemd te zijn. Dit geldt ook voor het elders aanwezige afhaalcentrum;
  • A2. Zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum. Indien een fysieke bezoekmogelijkheid elders aanwezig is dient deze aldaar passend bestemd te zijn;
  • B1. Met fysieke bezoekmogelijkheid. Het afhaalcentrum is elders gevestigd en aldaar passend bestemd;
  • B2. Met fysieke bezoekmogelijkheid en met een afhaalcentrum.


*: Een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;

1.2.19 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf;

1.2.20 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en prostitutie zijnde, waarvan de omvang zodanig is, dat het woonhuis of de bedrijfswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.2.21 lichte horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.2.22 maatschappelijke voorzieningen:

culturele, educatieve, medische, sociale, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.2.23 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.2.24 normaal agrarisch gebruik:

het regulier gebruik dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.2.25 normaal bosbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden en landgoederen;

1.2.26 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.2.27 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.2.28 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.2.29 parkeervoorzieningen

parkeerplaatsen t.b.v. (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen;

1.2.30 perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

1.2.31 praktijkruimte:

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar;

1.2.32 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.2.33 recreatief medegebruik:

vormen van recreatief gebruik van het agrarisch gebied en/of bossen en natuurterreinen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.2.34 recreatieve overnachting:

de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);

1.2.35 recreatieve voorzieningen:

bezigheden, tijdverdrijf of lichamelijke activiteiten die door mensen en dieren worden ondernomen met als enig doel de activiteit zelf, of ter ontspanning en vermaak.

1.2.36 recreatiewoning

een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.2.37 reëel agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat gericht is op duurzame instandhouding van het bedrijf en dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één (gedeeltelijke) arbeidskracht die in duurzaam (neven)beroep aan het bedrijf verbonden is;

1.2.38 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.2.39 sexinrichting:

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht; onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

  • a. sexbioscoop:

Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  • b. sexclub:

een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar sexuele handelingen worden verricht;

  • c. sexautomaat:

een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

  • d. sexwinkel:

een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

  • e. prostitutiebedrijf:

een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie, zijnde het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen;

1.2.40 tuincentrum:

een detailhandelsvestiging met daarbij behorende kwekerij in kwekerijprodukten, zoals bomen, (kamer-)planten, bollen en bloemen, alsmede in artikelen voor tuinaanleg, -inrichting en -onderhoud;

1.2.41 verblijfsrecreatie:

elke vorm van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaats vindt in een recreatief nachtverblijf;

1.2.42 volumineuze detailhandel:

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten en caravans. In dit bestemmingsplan wordt de detailhandel in keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en bouwmarkten hier niet onder begrepen;

1.2.43 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.2.44 wooneenheid

een complex van ruimten in een woning dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.3 Begrippen bouwmassa
1.3.1 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.3.2 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw of een bijbehorend bouwwerk zijnde;

1.3.3 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.3.4 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.3.5 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.3.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.3.7 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.3.8 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.3.9 bedrijf/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.3.10 beganegrondverdieping:

de eerste bouwlaag;

1.3.11 bestaande

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.3.12 bestaande splitsing

twee woningen die zijn toegestaan binnen de bestaande bouwmassa van een woonhuis;

1.3.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.3.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.3.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.3.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.3.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.3.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.3.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.3.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.3.21 dak:

iedere bovenbeëindiging boven de goothoogte van een bouwwerk;

1.3.22 daknok:

hoogste punt van een schuin dak;

1.3.23 dakvoet:

laagste punt van een schuin dak;

1.3.24 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.3.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.3.26 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.3.27 inwoning:

twee huishoudens in een woning waarbij er sprake is van een hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft en waarbij er sprake blijft van één aansluiting op de nutsvoorzieningen;

1.3.28 kampeermiddel:

een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een wagonette of een huifkar;

1.3.29 kap:

een dak dat loodrecht geprojecteerd voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.3.30 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.3.31 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.3.32 ondergeschikte bouwdelen:

hieronder wordt verstaan plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken. (Schotel)antennes voor zover gelegen aan het voorerf vallen hier niet onder;

1.3.33 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.3.34 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met twee wanden, waarvan maximaal één wand tot de constructie behoort;

1.3.35 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.3.36 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.3.37 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.3.38 praktijkruimte:

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een vrij beroep, zoals dat van accountant, advocaat, architect, arts of kunstenaar;

1.3.39 recreatiewoning

een gebouw dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.3.40 stacaravan:

een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is. De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;

1.3.41 standplaats

een locatie gelegen op of aan de weg, plein, (gras)veld, water of aan een andere voor het publiek toegankelijk ruimte waar vanuit / vanaf een middel zoals een gebouw, (open) voertuig, een kraam of tafel of hiermee vergelijkbaar middel handel wordt gedreven en / of informatie wordt verstrekt en / of dienstverlening wordt bedreven. Bij het middel, en onderdeel van de standplaats, kan bijbehorend meubilair voorkomen zoals een terras, statafels, parasols en afvalbakken. Het al dan niet incidenteel of vast voorkomen van het middel op de standplaats is hierbij niet van belang;

1.3.42 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); of
  • het voorkomen van schade door vorst;
1.3.43 veldschuur:

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, en/of de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;

1.3.44 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.3.45 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.3.46 voorgevelrooilijn:

voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;

1.3.47 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.3.48 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.4 Wijze van meten bouwmassa

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

1.4.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

1.4.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

1.4.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

1.4.4 de dakhelling:

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden;

1.4.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

1.4.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de dakhelling:

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met bijbehorende voorzieningen, zoals paden, in- en uitritten, bermen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, geluidswerende voorzieningen, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, nutsvoorzieningen en terreinafscheidingen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Er mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde van een hoofdgebouw, zoals erkers, ingangspartijen en daarmee vergelijkbare bijhorende bouwwerken, mogen worden gebouwd, mits de:

    • 1. diepte ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 2. diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde voortuin ten minste 2,5 meter bedraagt;
    • 3. breedte niet groter is dan 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
    • 4. bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.

3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt:

    • 1. erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 1 m;
    • 2. bij palen, (vlaggen)masten, kunstwerken en reclame- en andere tekens tot maximaal 9 m;
    • 3. nutsvoorzieningen tot maximaal 3 m hoog en een oppervlakte van maximaal 10 m2;
    • 4. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Binnen dit artikel gelden alleen de algemene afwijkingsregels voor het bouwen zoals omschreven in artikel 9.2.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van de gronden en bouwwerken zoals omschreven in artikel 7.1.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen tot het bestaand aantal woningen tenzij op de verbeelding een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, waarbij maximaal het aangegeven aantal is toegestaan;
  • b. nevenfuncties bij het wonen zoals omschreven in artikel 7.2;

met bijbehorende gebouwen en voorzieningen zoals paden, in- en uitritten, bermen, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, geluidswerende voorzieningen, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, nutsvoorzieningen en terreinafscheidingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

De hoofdgebouwen van woningen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • b. ondergronds bouwen is toegestaan tot maximaal het oppervlak wat op basis van de regels bovengronds is toegestaan, waarbij een maximale bouwdiepte van 3 m is toegestaan en waarbij de ondergrondse inhoud niet meetelt bij een eventuele maximale inhoudsbepaling;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient het hoofdgebouw in deze lijn te worden gebouwd dan wel maximaal 2 meter daarachter;
  • d. het bestaand aantal woningen mag niet toenemen behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar het aangeduide aantal als maximum mag worden gebouwd;
  • e. het bestaande woningtype mag niet veranderen behalve ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'specifieke bouwaanduiding - bouwmassa - vrijstaand' waarbij een vrijstaande woning is toegestaan;
  • f. voor vrijstaande woningen gelden de volgende regels voor het hoofdgebouw:
    • 1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is aan beide zijden minimaal 3 m;
    • 2. de maximale diepte is 15 meter ten opzichte van de aangeduide 'gevellijn';
    • 3. de maximale frontbreedte van de voorgevel is 15 m;
    • 4. de afstand tot de achterste bouwperceelsgrens is minimaal 7 m;

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de goothoogte is maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte is maximaal 5 m;
  • d. afwijkend van de bepalingen onder:
    • 1. b en c geldt dat de goothoogte 5 m mag bedragen en de bouwhoogte 7 m als ten minste 15 m van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebleven en ten minste 15 m van het hoofdgebouw mits het hoofdgebouw ten minste 9 m hoog is;
    • 2. b geldt, daar waar de kapconstructie in het verlengde ligt van het hoofdgebouw, als maximale bouwhoogte de hoogte van het hoofdgebouw minus 1,5 m;
  • e. het gezamenlijke maximaal oppervlakte in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. 60 m2 in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2;
    • 2. 70 m2 in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 maar kleiner dan of gelijk aan 150 m2;
    • 3. 80 m2 in geval van een bebouwingsgebied groter dan 150 m2 maar kleiner dan of gelijk aan 200 m2;
    • 4. 90 m2 in geval van een bebouwingsgebied groter dan 200 m2 maar kleiner dan of gelijk aan 250 m2;
    • 5. 100 m2 in geval van een bebouwingsgebied groter dan 250 m2 maar kleiner dan of gelijk aan 300 m2;
    • 6. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2 maar kleiner dan 1.500 m2: 100 m2 vermeerderd met 10% van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2 tot een maximum van 200 m2;
    • 7. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 1.500 m2: 200 m2 vermeerderd met 5% van het bebouwingsgebied dat groter is dan 1.500 m2 tot een maximum van 300 m2;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen' geldt de aangegeven maximale gezamenlijke oppervlakte.
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonwagenstandplaats' is maximaal één bijgebouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal 12 m2;
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:

  • a. bij erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 2 m;
  • b. bij palen, (vlaggen)masten, kunstwerken en reclame- en andere tekens tot maximaal 9 m;
  • c. bij overkappingen met een open constructie tot maximaal 3 m;
  • d. nutsvoorzieningen tot maximaal 3 m hoog en een oppervlakte van maximaal 10 m2;
  • e. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Binnen dit artikel gelden alleen de algemene afwijkingsregels voor het bouwen zoals omschreven in artikel 9.2.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van de gronden en bouwwerken zoals omschreven in artikel 7.1.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Binnen dit artikel gelden alleen de algemene afwijkingsregels voor het gebruik zoals omschreven in artikel 9.1.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

6.2 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, percentage en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

6.3 Ontbreken maatvoeringsaanduidingen

In die gevallen dat op de verbeelding een noodzakelijke maatvoeringsaanduiding ontbreekt gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik
7.1.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval het volgende gerekend, tenzij dit expliciet is toegestaan in de gebruiks- en/of specifieke regels van de hoofdfuncties:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van meer dan 40 m2;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • g. het gebruik van een (bedrijfs)woning ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde huishouden.
7.1.2 Afwijken strijdig gebruik

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1.1 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden ten behoeve van zwembaden met een oppervlakte van niet meer dan 60 m2, met dien verstande dat het bouwperceel ten minste 1000 m2 groot moet zijn.

Bij de vergunningverlening worden de aspecten in artikel 9.3 betrokken.

7.2 Algemene gebruiksbepalingen functies
7.2.1 Parkeren

Bij het gebruiken en/of bebouwen van gronden conform artikel Artikel 4 Wonen dient voldaan te worden aan de parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein. Het hebben en in stand houden van voldoende parkeervoorzieningen is een voorwaardelijk verplichting op basis van de Wro.

7.2.2 Aan huis gebonden beroep

het gebruik van een (bedrijfs)woning en de bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de (bedrijfs)woning met de bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2,
  • b. de uitstraling als (bedrijfs)woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • f. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;


Onder een aan huis gebonden beroep wordt tevens verstaan:

  • een kleinschalige bedrijf(je) zoals deze gevoerd wordt door een elektricien, loodgieter of schilder en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijf en waarbij een kleine voorraad van kleine producten en / of grondstoffen inpandig aanwezig is en waarbij, beperkt en incidenteel, werkzaamheden worden uitgevoerd;
  • een internetwinkel type A1 en A2.
7.2.3 Bestaande afmetingen, afstanden, oppervlaktes en percentages

In die gevallen dat de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken of erfgrens op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de regels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Waardevolle boom

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Waardevolle boom' geldt het volgende:

8.1.1 Kapverbod

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Waardevolle boom' is het verboden om zonder omgevingsvergunning bomen te kappen met een stamomtrek van 90 centimeter of meer (gemeten op 1,30 m boven maaiveld).

8.1.2 Uitzondering

Het verbod als beschreven in artikel 8.1.1 geldt niet voor:

  • a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;
  • b. bomen op gronden in bezit bij overheden;
  • c. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;
  • d. fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
  • e. kweekgoed;
  • f. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
  • g. houtopstand ten aanzien waarvan bij een geldend bestemmingsplan of bij een geldend voorbereidingsbesluit is bepaald dat het verboden is deze te vellen zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders;
  • h. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are ofwel bestaat uit een rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
  • i. houtopstand welke moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in die aanschrijving.

8.1.3 Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het verbod in artikel 8.1.1. De volgende belangen dienen afgewogen te worden:

  • a. natuurwaarde van de houtopstand;
  • b. landschappelijke waarde van de houtopstand;
  • c. waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  • d. beeldbepalende waarde van de houtopstand;
  • e. cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
  • f. waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;
  • g. de veiligheidssituatie bij het niet verlenen van de vergunning;
  • h. de motivatie en het belang van de aanvrager.

Bij het verlenen van de vergunning kunnen voorschriften worden gesteld aan de vergunning.

8.2 Verbod verrichten bodemwerkzaamheden
8.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Waardevolle boom';

  • a. een bodemingreep uit te voeren;
  • b. in het gebied vanaf 7,5 m vanaf de stam van de boom / bomen een bodemingreep uit te voeren dieper dan 20 cm.

8.2.2 Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden afgeweken van het verbod in artikel 8.2.1. De volgende belangen dienen afgewogen te worden:

  • a. de natuur- en landschappelijke waarde van de houtopstand;
  • b. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  • c. cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
  • d. waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;
  • e. het effect van de werkzaamheden op de houtopstand en, daarmee, op bovengenoemde waarde;
  • f. de motivatie en het belang van de aanvrager.

Bij het verlenen van de vergunning kunnen voorschriften worden gesteld aan de vergunning.

8.2.3 Uitzonderingen

Het onder 8.2.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.
8.3 Bouwverbod
8.3.1 Verbod

Het is, ongeacht andere bepalingen in dit plan, verboden om zonder omgevingsvergunning te (ver)bouwen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Waardevolle boom'.

8.3.2 Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden afgeweken van het verbod in artikel 8.3.1. De volgende belangen dienen afgewogen te worden:

  • a. de natuur- en landschappelijke waarde van de houtopstand;
  • b. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  • c. cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
  • d. waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;
  • e. het effect van het bouwen op de houtopstand en, daarmee, op bovengenoemde waarde;
  • f. de motivatie en het belang van de aanvrager.

Bij het verlenen van de vergunning kunnen voorschriften worden gesteld aan de vergunning.

18.3.3 Uitzonderingen

Het onder 8.3.1 vervatte verbod geldt niet voor (ver)bouwwerkzaamheden:

  • a. welke behoren tot het normale onderhoud;
  • b. voor verbouwingen aan bestaande (legale) bebouwing;
  • c. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • d. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemene afwijkingsregels gebruik
9.1.1 Bed & breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van Hoofdstuk 2 ten behoeve van bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • e. bed & breakfast uitsluitend mag plaatsvinden in een legaal aanwezige (bedrijfs)woning, waarbij geldt dat ook de deel van een (voormalige) boerderij wordt geacht deel uit te maken van de (bedrijfs)woning;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte voor bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de (bedrijfs)woning en tevens niet meer dan 120 m2, waarbij onder de oppervlakte voor bed & breakfast worden begrepen:
    • 1. slaapkamers;
    • 2. bad-, douche- en toiletruimten, die niet gedeeld worden met bewoners;
    • 3. een gemeenschappelijke ruimte van niet meer dan 30 m2;
  • g. niet meer dan vier slaapkamers met elk maximaal twee bedden (exclusief kinderbedjes) zijn toegestaan;
  • h. een kookvoorziening niet is toegestaan;
  • i. de maximum verblijfsduur per recreant niet meer dan tien dagen achtereen mag bedragen;
  • j. parkeervoorzieningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste gelijk niet zijn aan het aantal slaapkamers dat voor bed & breakfast wordt aangewend;
  • k. bed & breakfast uitsluitend mag worden geexploiteerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning;

Bij de vergunningverlening worden de aspecten in artikel 9.3 betrokken.

9.1.2 Inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van Hoofdstuk 2 en de regels van 7.1.1 onder sub g in die zin dat een (bedrijfs)woning wordt gebruikt voor meer dan een huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:

deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde (huishouden van een) persoon;

de bestaande bouwmassa van de (bedrijfs)woning niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere (bedrijfs)woningen;

er sprake blijft van een hoofdtoegang en een aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;

  • l. er geen sprake is van kadastrale splitsing van het perceel.

Bij de vergunningverlening worden de aspecten in artikel 9.3 betrokken.

9.1.3 Aan huis verbonden beroep en bedrijf

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van 7.2.2, ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden beroep of bedrijf tot een oppervlakte van 100 m2.

Bij de vergunningverlening worden de aspecten in artikel 9.3 betrokken.

9.2 Algemene afwijkingsregels bouwmassa
9.2.1 Afwijken hoofdgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 Hoofdgebouwen ten behoeve van het:

  • a. bouwen tot aan de zijdelingse perceelgrens;
  • b. overschrijden van de bebouwingsdiepte van woningen tot niet meer dan 5 m;
  • c. verhogen van de toegelaten goot- en bouwhoogte met niet meer dan 3 m;

Bij de vergunningverlening worden de aspecten in artikel 9.3 betrokken.

9.2.2 Afwijken bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 en 4.2.2 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  • a. ter plaatse van de bestemming 'Wonen' voor:
    • 1. het bouwen tot (het verlengde van de) voorgevelrooilijn;
    • 2. verhogen van de toegelaten goot- en bouwhoogte met niet meer dan 2 m;
    • 3. vergroten van het oppervlakte tot niet meer dan 100 m2.
  • b. ter plaatse van de bestemming Tuin' voor
    • 1. het bouwen van bijhorende bouwwerken:
      • tot maximaal 40 m2;
      • goothoogte en bouwhoogte maximaal 3,5 respectievelijk 5 meter;

Bij de vergunningverlening worden de aspecten in artikel 9.3 betrokken.

9.2.3 Afwijken bouwwerken geen gebouwen zijnde

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 en 4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  • a. ter plaatse van de bestemming 'Wonen' verhogen van de toegelaten bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde met 1 m;
  • b. ter plaatse van de bestemming 'Tuin' voor het verhogen van de toegelaten bouwhoogte met 1,5 m.

Bij de vergunningverlening worden de aspecten in artikel 9.3 betrokken.

9.2.4 Afwijken bouwwerken openbaar nut

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, van welke bouwwerken de oppervlakte niet meer dan 45 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. ten behoeve van het bouwen van ondergrondse bergbezinkbassins met een maximale oppervlakte van 2.500 m², maximaal 3 meter diep, maximaal 1 meter hoog, met een regelkast van 2 meter hoog en een oppervlakte van 6 vierkante meter.

Bij de vergunningverlening worden de aspecten in artikel 9.3 betrokken.

9.2.5 Afwijken bouwgrenzen en maten

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

  • a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden, bebouwingsgrenzen en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages.

Bij de vergunningverlening worden de aspecten in artikel 9.3 betrokken.

9.3 Voorwaarden voor afwijken

Bij de afweging in alle voorkomende gevallen om, al dan niet, tot afwijking over te gaan worden in elk geval de volgende aspecten betrokken:

  • a. het belang van de aanvrager;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden;
  • c. de stedenbouwkundige, milieukundige, planologische en verkeerskundige belangen;
  • d. de vraag of een zekerheidstelling nodig is m.b.t. de (plan)kosten;
  • e. de vraag of er eisen gesteld moeten worden aan het plan met betrekking tot bijvoorbeeld de perceels)inrichting, sloop, situering, gebruik, termijnen, vormgeving, materiaal- en kleurgebruik etc.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het wijzigen van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kroonlaan Nunspeet' van de gemeente Nunspeet.

Behorend bij het besluit van ...